„Eens komt het geluk
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTEI
rubriek voor I Oq<irr «-iiawi.-
LANDBOUW en VEETEELT
Feuilleton:
W'W/WMl
tui
DE INVLOED VAN HET MILIEU
Als het over de vraag gaat wat er
uiteindelijk uit een mens, dier of iplant
groeit, zijn er duidelijk twee meningen.
De ene groep is van oordeel, dat dit in
hoofdzaak een kwestie is van aanleg
en karakter. En deze dingen liggen al
vast in de baby, het jonge dier en de
kiemplant. Je kunt daar met een goede
of minder goede verzorging maar wei
nig aan veranderen. Deze groep van
mensen leeft bij de waarheid van „een
aartje naar z'n vaartje". Er zal uiter
aard ook wel enig begrip zijn voor de
waarheid, dat ook opvoeding en ver
zorging een rol spelen, maar nummer
één blijven „aanleg en karakter".
De andere groep hecht veel meer
waarde aan milieu-invloeden. Wat er
uit een wezen uiteindelijk groeit is
vooral te danken aan verzorging, op
voeding, of met andere woorden het
geheel van levensomstandigheden,
waaronder dat schepsel opgroeit. Deze
laatste mening kwam wat de mensen
wereld betreft heel sterk naar voren
in de uitspraak van een hooggeleerde
uit de vorige eeuw, die de stelling naar
voren bracht, dat, wanneer er maar
voldoende scholen gebouwd werden de
gevangenissen gesloten konden worden.
In de plantenwereld
Het is al heel wat jaren geleden, dat
iemand mij wees op de uitspraak van
een Leidse hoogleraar; „Alles is over
al, maar het milieu selecteert". Hier
wordt aan het milieu wel een enorme
waarde toegekend. Er wordt hierin nl.
niet minder gezegd dan dat alles over
al aanwezig is, maar de groeiomstan-
digheden bepalen of de ene of de an
dere plant de kans krijgt om te gaan
groeien. Vrij zeker zal deze uitspraak
aan eenzijdigheid lijden, zoals heel
veel stellige uitspraken. Toch moet ik
zeggen, dat ik in mijn werk steeds
meer tot de ontdekking kom, dat in de
uitspraak van deze hoogleraar heel
veel waarheid zit.
Op een bepaald moment kom je voor
de vraag te staan: „Hoe is het moge
lijk, dat die plant, dat onkruid, die
parasiet nu opeens naar voren komt?"
En het antwoord is vaak te vinden in
het „alles is overal, maar het milieu
selecteert".
Een paar praktijkwaarnemingen
Bij de chemische onkruidbestrijding
heeft men te maken met het feit, dat
er onkruiden zijn, die voor een bepaald
middel ongevoelig zijn. En nu doet
men telkens de ervaring op, dat on
kruiden, die op bepaalde percelen niet
aanwezig zijn te voorschijn komen als
andere onkruiden, die wel thuis waren
op dat perceel bestreden worden. Die
bepaalde onkruiden, die nl. niet ge
voelig zijn voor dat chemische middel,
krijgen nu hun kans.
Deze week 'bezocht ik een paar be
drijven, waar in het grasland iets der
gelijks was te zien. Op beide bedrijven
waren door de ruilverkaveling delen
van verschillende percelen samenge
voegd tot één perceel.
Op het ene bedrijf zag je in een
kunstweide van Italiaans raaigras een
gedeelte waar overal pollen minder
waardig gras de kop opstaken. Toch
was dit deel op dezelfde wijze behan
deld als de rest van het perceel. Bij
onderzoek bleek het gedeelte met de
slechte grassen veel kalkarmer te zijn
dan de rest. Het Italiaans raaigras on
dervond daarvan nadeel en direct is er
dan wel een grassoort, dat z'n kans
waarneemt. Waar dat zaad vandaan
komt? Het is er En het milieu zorgt
er voor, dat het z'n 'kans krijgt.
Op het andere bedrijf lag het iets
anders. Daar was een nieuwe weide
ingezaaid met een mengsel voor blij
vend grasland. Door het perceel liep
duidelijk een grens, waarbij het opval
lende vooral was, dat op het ene ge
deelte ook de klaver, die in het meng
sel zat zich duidelijk ontwikkeld had.
Op het andere gedeelte was geen kla
ver te vinden en duidelijk bleek, dat
een aantal grassoorten minder vlot
groeiden.
Onderzoek van de grond leerde ook
hier, dat op het deel, waar de klaver
ruim vertegenwoordigd was de kalk-
toestand van de grond in orde was,
terwijl op het deel, waar geen klaver
aanwezig was de grond flink zuur rea
geerde. Hier heeft het milieu van de
grond bepaald, welke soorten een kans
kregen en welke niet.
Welke les
Het is voor de boer van belang te
zorgen voor een goed milieu, waarin
planten en dieren zich vlot kunnen
ontwikkelen. Bij afwijkingen is het
zaak om daar niet aan voorbij te lopen
met de redenering: „Dat behoort er nu
eenmaal bij", of „Dat zijn dingen, waar
toch niets aan te doen is", maar om
alles in het werk te stellen die afwij
king ongedaan te maken.
ERVARINGEN IN EEN OOGSTWEEK
Maandagmorgen.
In de dagopening voor de radio
wordt gesproken over een bouwboer.
Hij heeft een rijke oogst en we mogen
aannemen, dat hij dit voor een deel
ook te danken heeft aan eigen werk en
inzicht. Het is een flinke boer. Hij
heeft durf en initiatief, want als blijkt
dat z'n oogst zo groot is, dat hij die
niet in z'n schuren kan bergen, heeft
hij zijn besluit spoedig genomen. De
oude schuren worden afgebroken en er
komen grotere schuren, die voldoende
ruimte bieden. Ik geloof, dat een voor
lichter met zo'n boer in zijn rayon ge
lukkig zou zijn. Hij kan een voorbeeld
zijn voor anderen.
In het oude verhaal is deze man ook
een voorbeeld. Maar niet ter navolging,
maar als een waarschuwijd voorbeeld.
Niet omdat hij een goede boer is en op
het juiste moment zijn besluiten weet
te nemen. De fout van deze man was
het „ik" en het „mijn". Hij had alleen
aandacht voor zijn oogst, zijn eigen
goed verzorgde leven. „De ander"
kwam in zijn woordenboek niet voor.
Maandagmiddag.
Een gesprek met de bouwboer. Hij is
van plan die dag zijn tarwe te oogsten.
Op mijn vraag of daarvoor al een
maaidorser beschikbaar is omdat er
nog een flinke oppervlakte zomergerst
moet worden geoogst, is zijn antwoord:
„Daar heb ik toch niets mee nodig,
mijn tarwe moet er af. En dan heeft de
loonwerker maar te zorgen, dat hij
komt. Want anders,
Het is voor mij echt geen toer om
de gedachtengang van deze boer te
volgen. Hij is net als de boer van hier
voor een goede boer. En hij kan zich
voor zijn zienswijze zelfs beroepen op
de landbouwvoorlichters. Die zeggen
immers telkens weer, dat je geen risico
moet nemen. Het graan is rijp en uit
stel zou onnodig risico geven En daar
om een telefoontje naar de loonwerker:
„Onmiddellijk komen!"
Ik heb op dat moment niets gezegd.
Ik zou ook niet weten wat ik zeggen
moest. Wel heb ik even gedacht aan
die boer uit dat oude verhaal.
Dinsdag tot donderdag.
In deze dagen ontmoet ik een drietal
boeren, die „gebroken" hebben met het
loonwerkbedrijf, dat tot nu toe het
werk op hun bedrijven deed. Werd het
werk niet goed uitgevoerd? Dat bleek
de oorzaak niet te zijn. Wat dan wel?
Ze hadden tijdig aan de loonwerker
opgegeven, dat op hun bedrijf zomer
gerst moest worden geoogst. Maar on
danks dit tijdige verzoek was de gerst
nog niet geoogst. Hun grief? Terwijl
op andere bedrijven de winter- en zo-
mertarwe al geoogst is, moeten zij het
risico nemen de overrijpe gerst nog en
kele dagen te laten staan. Er wordt een
andere loonwerker gevraagd.
Ik 'ben er van overtuigd, dat deze
boeren dit niet gemakkelijk hebben ge
daan. Ze hebben een aantal dagen ge
duldig gewacht. Ik kan hun besluit be
grijpen. Ik heb ook begrip voor de
moeilijkheden van de loonwerkers. Zij
hebben in een dergelijke tijd een „hon-
denbaan". En zakelijk geredeneerd is
een bouwboer met 20 ha. graan voor
59
door Henk van Heeswijk
27. Angstig keek ze rond en een zucht
van verlichting steeg uit haar op, toen
ze bemerkte, dat ze veilig en wel in
bed lag en naast haar de zware adem
haling van de man in de kamer er
naast hoorde. Het klamme zweet parel
de op haar voorhoofd en ze knipte de
bedschakelaar aan om te zien hoe laat
het was. De wekker wees zes uur en
ze besloot om nog maar een uurtje te
slapen; het was nog volslagen donker.
Ze bleef echter wakker liggen en ten
slotte besloot ze dan om toch maar op
te staan. Van slapen zou niet veel meer
komen. Ze kleedde zich en begaf zich
naar beneden, waar ze eerst theewater
opzette. Dan ging ze de gelagkamer
binnen, waar ze de gordijnen open
schoof en de deuren ontsloot. De koude
lucht deed haar weldadig aan en ver
friste weldra de bedompte, met alco
hol- en tabakslucht bezwangerde ruim
te, Ze keek een tijdje naar buiten over
de straat, die in de morgenschemering
nog geheel verlaten was.
Achter een enkel raam verried een
zwak geel schijnsel, dat de bewoners
reeds op waren en in de verte zag ze
de rookpluim van de vertrekkende
boot naar het. vasteland. Dichtbij
kraaide een enkele haan, wiens roep
weldra beantwoord werd door anderen.
Een late nachtvogel vloog met bijna
onhoorbaar geklapwiek naar z'n nest.
Anders verbrak niets de vredige stilte
van de morgen. Hoe heerlijk was het
toch altijd 's morgens vroeg, zelfs in
deze tijd van het jaar.
Innerlijk rustig toog ze aan de ar
beid. Ze zette de stoelen, die nog schots
en scheef door elkaar stonden, netjes
aan de kant en ruimde de lege bier
glazen op. Die zou ze straks wel af
wassen.
In de 'keuken begon het water te ra
zen; ze zette thee, sneed wat boter
hammen en ze besloot zelf alvast maar
te gaan eten. Ze luisterde nog even
onder aan de trap, maar Geert bleek
nog te slapen. Het zou nog wel een
paar uurtjes duren voor hij wakker
werd. Buiten sloeg de torenklok zeven
slagen, doch ze lette er ternauwernood
op. Ze schonk zich thee in en begon
traag te eten. Het smaakte niet erg.
Haar gedachten verwijlden maar steeds
bij haar man en dan herinnerde ze zich
de droom. Maar dromen waren immers
bedrog? Onzin, daar moest je niet te
veel aan denken. Wat een sombere bui
en dat op de eenste morgen van je hu
welijk. Weg er mee! Aris had toch im
mers gezegd, dat ze 't best met mekaar
zouden rooien? En waarom ook niet?
Ze hield toch van haar man en Geert
hield toch van haar? Wat wilden twee
mensen, die beloofd hadden samen
voortaan in het leven lief en leed te
delen nog meer verlangen? Ze hadden
een flinke boterham in de zaak en bo-
hen veel belangrijker dan een bedrijf,
waar de oppervlakte ieder jaar maar
een paar bunder is.
Vrijdag
Weer een ander bedrijf. Een goede
ondernemer, die al z'n best doet om uit
zijn bedrijf te halen wat er in zit. Ik
informeer naar de opbrengsten van de
granen. Net als op veel bedrijven is de
opbrengst van de tot dat moment ge
oogste gewassen goed tot zeer goed. De
zomertarwe is nog niet geoogst. Op
mijn vraag of deze tarwe nog niet rijp
is kwam dit antwoord. „Och, dat wel,
maar ik kon nog wel wat anders doen
en je kunt de loonwerker toch met aan
hun hoofd gaan zeuren als je weet, dat
er nog heel wat zomergerst vast staat".
Nu moet U niet denken, dat deze
boer een philantroop is. Het „ik" en
het „mijn" zullen zeker op bepaalde
momenten ook in zijn leven een flinke
rol spelen. Maar hij kan daar ook eens
een keer overheen kijken. Er zijn ook
„anderen". Gelukkig, dat de loonwer
kers ook zulke klanten hebben.
Zaterdag
In de lectuur, die ik doorneem is een
artikel over „samenwerking op land
bouwbedrijven". Dit artikel betoogt,
dat de noodzaak van samenwerking
steeds groter wordt. Diverse mogelijk
heden worden genoemd.
Enkele bedrijven kunnen samen een
flink aantal werktuigen aanschaffen
om die samen te gebruiken. Opgemerkt
wordt, dat hiervoor wederzijds begrip
nodig is.
Een tweede mogelijkheid is, dat een
groep van bedrijven een overkomst
aangaat met een loonwerkbedrijf om
alle werkzaamheden op hun bedrijven
te verrichten. Daarbij wordt een com
missie nodig geacht, die samen met de
loonwerker de volgorde van het werk
vaststelt.
Bedrijven, die niet in de gelegenheid
zijn om één van deze twee „systemen"
te volgen zullen moeten zorgen voor
tijdige afspraken met de loonwerker.
Tenslotte
U kunt misschien begrijpen, dat ik
na de ervaringen van deze week het
artikel over samenwerking met ge
mengde gevoelens heb gelezen.
CONSULTATIEBUREAU VOOR
ZUIGELINGEN
Woensdag 30 augustus a.s. worden de moe
ders van Oudeschild en Den Burg verwacht
Oudeschild van 13.00 - 13.45 uur; daarna Den
Burg tot 16.00 uur.
OPSLAG BRANDSTOFFEN
IN DE LANDBOUW
Naar mate de motorisering in de
landbouw verder voortgaat, komt ook
de vraag aan de orde, welke brandstof
wordt opgeslagen. Bij de inventarisatie
in december 1965 is die vraag gesteld.
Het antwoord daarop is onlangs door
het CBS gepubliceerd.
De totale opslagcapaciteit bedraagt
op Texel 231 hl., waarvan 205 hl. op
157 landbouwbedrijven, de overige 26
hl. komt voor bij 13 loonbedrijven.
Er zijn 5 landbouwbedrijven, die
blijkens de inventarisatie benzine op
slaan, 15 die petroleum gebruiken, ter
wijl het merendeel met opslagcapaci
teit de voorkeur geeft aan dieselolie.
Van de 13 loonbedrijven hebben 12
diesel opgeslagen, één heeft petroleum
opgeslagen. Slechts op 1 landbouwbe
drijf wordt stookolie gebruikt.
EEN ANDERE TROMP
In het verslag van de laatstgehouden
raadsvergadering meldden wij, dat een
der raadsleden informeerde naar de
stand van zaken in de „affaire Tromp".
Met deze term doelden wij op de kwes
tie, die destijds is ontstaan tussen de
heer Tromp uit Purmerend en de ge
meente Texel. De gemeente achtte een
huisje van de heer Tromp op Texel on
geschikt om als recreatieobject te wor
den geëxploiteerd, een mening, die
door hogere instanties werd gedeeld,
zodat de betrokkene het huisje na dit
seizoen niet langer mag verhuren. Om
dat indertijd veel over deze zaak te
'doen is geweest, dachten wij met de
aanduiding „affaire Tromp" te kunnen
volstaan, maar vele Texelaars zijn
blijkbaar van mening dat met Tromp
de te De Cocksdorp woonachtige
wachtmeester van politie met deze
naam werd bedoeld. Hij en zijn fami
lieleden hebben er heel wat opmerkin
gen over te horen gekregen en het
werd tenslotte zo vervelend, dat hij ons
verzocht het bovenstaande te vermel
den.
TERECHTWIJZING
DE KOOG Een hotelhoudstcr in
De Koog, die, zoals het behoort, bij
zonsondergang gewoonlijk de voor
haar bedrijf wapperende Nederlandse
vlag neerhaalt, liet dit donderdagavond
bij vergissing achterwege. Op merk
waardige wijze werd zij door een
nachtelijke voorbijganger voor dit ver
zuim „gestraft": de volgende ochtend
bleek het dundoek halfstok te hangen.
Wat tot gevolg had, dat men bij de
eigenaresse meelevend informeerde,
welke tragische gebeurtenis in het ho
tel had plaatsgevonden.
COMPETITIE-INDELING
VAN DE TEXELSE ELFTALLEN
VOOR HET SEIZOEN 1967-1
4de klasse A KNVB: DTS, Flev
Hollandia T.; LSVV, MFC, Succt
Texel, WW, de Valken, Watervogel
West-Frisia en Zwaagdijk.
Afdeling Noordholland
2e klasse B: Bergen, Vesdo, Ooste
end, N. Niedorp, JVC, Callantsoo
Texelse Boys, Wiron, ZDH, VZV
Winkel.
Res. 2e klasse F: Geelzwart 2. Pett€
2. Succes 2, SRC 2. Texel 2, Watèf
vogels 2, Wieringerwaard 2, Vesdo 2
ZAP 3.
«ft
Res. 3e klas K. BKC 2, Cocksdoi
Helder 4, Hollandia T. 2, JVC 2, Kaa
vogels 2, De Koog, Zeemacht 2.
Res. 3e klas L; Flevo 3, Helder
HRC 5, JVC 3, Oudesiuis 2, Succes
Texelse Boys 2, WIGW 3, ZAP 5, SRC
4e klas CC: BKC 3, Callantsoog
DWOW 2, Flevo 4, Geelzwart 3, HR
6, Schagen 3, Sint Boys 2, Texel 3
ZAP 6.
4e klas DD: Helder 6, HRC 7, Kaï
vogels 3. Schagen 4, Sint Boys 3, Su'
ces 4, Texel 4, Watervogels 4 en ZAP
4e klas EE: Geelzwart 4, Helder
HRC 8, Kaagvogels 4, Oudesiuis
Schagen 5, Tex. Boys 3, Vesdo 3, ZAP
4e klas FF. DWOW 3, Helder 8, J\J
4, De Koog 2, Oudesiuis 4, Schagen
SRC 4, Vesdo 4 en ZAP 9.
4e klas GG- Callantsoog 3, Helder.
Oosterend 2, Petten 3, Vesdo 5, Wate:
vogels 5, WGW 4, Wieringerwaard
en Zeemacht 3.
4e klas HH: Helder 10, Oudesiuis
Petten 4, Vesdo 6, Watervogels
WGW 5, Wieringerwaard 4, ZDH 2
Zeemacht 4.
Junioren 1 B: BKC, Geelzwaï
HOSC, Helder 2, HRC 2, Schage
SRC, Watervogels, WGW, Texel, ZAI
Junioren 2V: HCSC 2, HRC 3, JV(
Ocsterend, Petten, Succes 2, Waterv.
gels 2, WGW 2, ZAP 2, Zeemacht.
Junioren 2W: Cocksdorp, Geelzwa
2, HCSC 3, Helder 3, HRC 4, Wate
vogels 3, ZAP 3, ZDH en Zeemacht 2,
Adspiranten 1 U: HCSC a, Helder
LSVV a, Schagen a, SRC a, Succes
Texel a, Watervogels a, WGW a
ZAP a.
Adspiranten 1 V: 'HCSC b, Helder
LSW b, Schagen b, SRC b, Succes
Texelse Boys a, Watervogels b, WG!
b en ZAP b.
Adspiranten 2 A: Cocksdorp a, D
Koog a, Oosterend a, Texel b, Texeli
Boys b en ZDH a.
COPYRIGHT STUDIO AVAN
101. Eelco Eelkema was niet in staat
uit te maken in welke richting hij
moest gaan om de open lucht weer te
bereiken. Het mag dus geen verbazing
wekken, dat hij nog een beetje suf
fig niet naar buiten kroop, maar
juist naar binnen. Nu was op dat zelfde
ogenblik ook de kleine Yokito de tun
nel ingekropen om achter de inbreker
aan te gaan. Voor de tweede maal vond
er dus een 'krakende botsing plaats:
pats.daar vlogen Eelco en de klei
ne uitvinder met de koppen tegen el
kaar.
„Vooruit, mee naar de smidse,
schurk!!" krijste Yokito.
Eelco was niet dadelijk in staat hier
iets tegenin te brengen en ging dus
gehoorzaam mee. Nu begrepen Smidje
Verholen en dr. Yokito er heleméal
geen snars meer van. „Nou breekt mijn
klomp!" riep smidje Verholen uit.
„Was jij dat, Eelco, die we zojuist door
de tunnel zagen wegvluchten?"
„Ik wist niks van een tunnel af",
mopperde Eelco, bij wie de aardkluiten
nog op de uniformpet lagen. „Ik sting
buut'n te kiek'n naar een tentje van
gemeenewenk'n, toen d'r plotseling een
vreemde manskerel uut naar buut'n
kwam stormen. Die liep mien zó hard
met de kop in de maagstreek, da'k een
•paar tell'n onmogelijk in staat was
adem te haal'n. En voorda'k van
schrik bekoom'n was greep die mac
■kerel mien beet en gooit mien de tui
nel in! Toch kon ik noe eev'n opneem
dat hij gekleed was in het uniform v
de lijndienst van de P.P.T.! Afijn,
wou weer uut de tunnel kruip'n
wat gebeurt er? Ik vlieg pardoes m
dee kop teeg'n de Japanse buut'nla:
der op. En nou moet'n jullie me mai
'es eev'n vertell'n wat dat te betekent
heeft, die tunnel van de straat na<
de smidse hier.
„Dat betekent inbrekers, Eelco", an
woordde de smid ernstig. „Ze
achter een uitvinding van dr. Yoki
aan.
vendien had ze nog een aardig centje
opgespaard gedurende de laatste paar
jaren. Neen, financiële zorgen zouden
ze voorlopig niet hebben. Ze waren al
lebei goed gezond, recht van lijf en
leden en Geert was een handige jon
gen, die immers van aanpakken wist.
En zelf was ze ook niet lui; ze waren
allebei graag gezien in het dorp
wat wilde je nog meer? Er was geen
reden om somber te zijn of met zorg
de toekomst tegemoet te zien. En toch,
een onbestemde vrees beving haar als
van een naderend onheil. Zou er thans
opnieuw weer iets haar geluk ver
duisteren?
Ze huiverde, 't Was een koude mor
gen en ze pookte het fornuis wat op.
Toen toog ze naar voren om de zaal
schoon te maken, want Geert zou wel
een kater hebben en dan kwam er van
werken gedurende de rest van de och
tend niet veel.
De morgen was al half verstreken,
toen Geert beneden kwam. Ze zag hem
vanuit de gelagkamer midden in de
keuken staan, zich telkens met de hand
over het voorhoofd wrijvend. Ja, m'n
jongen, dacht ze, dat zijn de gevolgen.
Je zult natuurlijk wel weer aardig
hoofdpijn hebben. Ze hoorde, hoe hij
naar de pomp in het achterhuis ging
en zich waste. Weldra was hij aange
kleed en kwam naar haar toe.
„Mögge", zei hij afwezig, terwijl hij
naar buiten over het spaarzaam door
de winterzon beschenen straatje tuur
de.
„Dag Geert", antwoordde ze en toen
hij zonder meer bleef staan: „Krijg ik
niets?"
Hij draaide zich naar haar toe en
gaf haar een zoen, maar zij sloeg beide
armen om zijn hals en zei; „Weet je
wel, dat we op het ogenblik juist 24
uur getrouwd zijn?"
Hij keek haar afwezig aan. „Hè, o ja,
da's waar ook. Nog wel gefeliciteerd".
„Hoofdpijn?" vroeg ze, z'n antwoord
negerend.
„Nou", mopperde hij, „en niet zo'n
beetje ook. Zou dat van de lucht hier
komen?"
„Van de lucht?" Ze schaterde het uit.
„Ben je zot, jongens, de lucht hier is
wel in orde, maar jij hebt gisteravond
weer te veel «bier gedronken".
„Bier? Onzin. Die paar glaasjes".
„Ja, ja", meesmuilde z'n vrouw, „een
half vat zal beter uitkomen".
„Zoveel zal hét wel niet geweest
zijn", verweerde Geert luchtig af.
„In ieder geval was het tè veel,
meer dan je verdragen kunt", ant
woordde Nel resoluut, „en als je zo
blijft doorgaan
„Och, houd toch op", viel hij haar
korzelig in de rede. „Je schijnt wel een
pretttig humeur te hebben vanmorgen"
De vrouw liet de handen van hem
afglijden en haalde de schouders op.
„Mijn humeur is 'best en onder alle
omstandigheden ongeveer hetzelfde. Ik
zei het tenslotte voor je eigen bestwil.
En ga nu maar naar binnen brood
eten. Neem eerst een hoofdpijnpoeder
in en ga dan straks een uurtje buiten
wandelen, wellicht ben je dan van
middag wat opgeknapt".
„Moet ik je niet helpen met het
werk?'r informeerde hij.
„Nee, doe dat maar niet; trouwens,
ik ben al een heel eind klaar. Doe nu
maar wat ik zei, dan heb ik vanmiddag
wel een karweitje voor je te verrich
ten".
Geert vond het in de gegeven or
standigheden wel de beste remed
voor z'n hoofdpijn. Hij at een .pa:
sneden brood, dronk een kop thee i
ging met het ochtendblad naar
haven, waar hij ergens op een dijk
ging zitten lezen. Na een paar uurtji
voelde hij zich aanmerkelijk beter
tegen twaalf uur toog hij weer nsi
huis. Daar vond hij de tafel al gedek
„Je komt alsof je geroepen bent", i
z'n vrouw. „De aardappelen zijn bijl
gaar. Hoe gaat het nu met je?"
„O, al heel wat beter, hoor. Onkru
vergaat niet".
Onder het eten zei ze «met va0
stem: „Geert, je moet geen bier me<
drinken".
„Waarom niet?" vroeg hij, half ve
wonderd.
„Omdat je er niet tegen kunt".
„O, al goed, hoor. Ik zal wel van
bierpomp afblijven en als een klant n
voortaan een biertje presenteert, zal
zeggen: 't Spijt me wel, mijnheer, ma
ik mag niet van m'n vrouw!"
„Dat is onzin, Geert", zei de vrou
zacht, „zo bedoel ik het niet".
„Het lijkt er toch anders veel op
meesmuilde de man, „als je op de ee
ste de beste dag, dat we getrouwd zij
al begint met: Geert, je mag dit niet
Geert, je mag dat niet. Het heeft er<
schijn van alsof je van plan bent
tot pantoffelheld te bombarderen".
„Dat is helemaal m'n bedoelli
niet", verweerde ze zich.
„En dat zou je heus niet zo gemal
kelijk gelukken!"
(Wordt vervolgd)
fostl
pl
V
hut
Doi
zijn
hin
der
zeg
dit
len
««ge
met
niel
en
sch-
dro
Vee
kee
rus
wee
din.
zan
staf
Doe
ber
zelf
met
bij
slag
vor
mei
lopi
zaa
afg
vee
dwi
ges
bad
dit
de
mei
den
ook
Sch
voo
I
bet:
het
pe
tie\
den
toej
zoe
gev
ren
bad
Hei
toei
wa;
ter
Noe
hee
sen
vee
kus
effe
ten
tho
bot
troi
twe
den
mo;
kar
om
een
Die
het
vel
wei
var
gol
hei
wa:
bov
inz: