„Eens komt het geluk BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTEI rubriek voor I Oq<irr «-iiawi.- LANDBOUW en VEETEELT Feuilleton: W'W/WMl tui DE INVLOED VAN HET MILIEU Als het over de vraag gaat wat er uiteindelijk uit een mens, dier of iplant groeit, zijn er duidelijk twee meningen. De ene groep is van oordeel, dat dit in hoofdzaak een kwestie is van aanleg en karakter. En deze dingen liggen al vast in de baby, het jonge dier en de kiemplant. Je kunt daar met een goede of minder goede verzorging maar wei nig aan veranderen. Deze groep van mensen leeft bij de waarheid van „een aartje naar z'n vaartje". Er zal uiter aard ook wel enig begrip zijn voor de waarheid, dat ook opvoeding en ver zorging een rol spelen, maar nummer één blijven „aanleg en karakter". De andere groep hecht veel meer waarde aan milieu-invloeden. Wat er uit een wezen uiteindelijk groeit is vooral te danken aan verzorging, op voeding, of met andere woorden het geheel van levensomstandigheden, waaronder dat schepsel opgroeit. Deze laatste mening kwam wat de mensen wereld betreft heel sterk naar voren in de uitspraak van een hooggeleerde uit de vorige eeuw, die de stelling naar voren bracht, dat, wanneer er maar voldoende scholen gebouwd werden de gevangenissen gesloten konden worden. In de plantenwereld Het is al heel wat jaren geleden, dat iemand mij wees op de uitspraak van een Leidse hoogleraar; „Alles is over al, maar het milieu selecteert". Hier wordt aan het milieu wel een enorme waarde toegekend. Er wordt hierin nl. niet minder gezegd dan dat alles over al aanwezig is, maar de groeiomstan- digheden bepalen of de ene of de an dere plant de kans krijgt om te gaan groeien. Vrij zeker zal deze uitspraak aan eenzijdigheid lijden, zoals heel veel stellige uitspraken. Toch moet ik zeggen, dat ik in mijn werk steeds meer tot de ontdekking kom, dat in de uitspraak van deze hoogleraar heel veel waarheid zit. Op een bepaald moment kom je voor de vraag te staan: „Hoe is het moge lijk, dat die plant, dat onkruid, die parasiet nu opeens naar voren komt?" En het antwoord is vaak te vinden in het „alles is overal, maar het milieu selecteert". Een paar praktijkwaarnemingen Bij de chemische onkruidbestrijding heeft men te maken met het feit, dat er onkruiden zijn, die voor een bepaald middel ongevoelig zijn. En nu doet men telkens de ervaring op, dat on kruiden, die op bepaalde percelen niet aanwezig zijn te voorschijn komen als andere onkruiden, die wel thuis waren op dat perceel bestreden worden. Die bepaalde onkruiden, die nl. niet ge voelig zijn voor dat chemische middel, krijgen nu hun kans. Deze week 'bezocht ik een paar be drijven, waar in het grasland iets der gelijks was te zien. Op beide bedrijven waren door de ruilverkaveling delen van verschillende percelen samenge voegd tot één perceel. Op het ene bedrijf zag je in een kunstweide van Italiaans raaigras een gedeelte waar overal pollen minder waardig gras de kop opstaken. Toch was dit deel op dezelfde wijze behan deld als de rest van het perceel. Bij onderzoek bleek het gedeelte met de slechte grassen veel kalkarmer te zijn dan de rest. Het Italiaans raaigras on dervond daarvan nadeel en direct is er dan wel een grassoort, dat z'n kans waarneemt. Waar dat zaad vandaan komt? Het is er En het milieu zorgt er voor, dat het z'n 'kans krijgt. Op het andere bedrijf lag het iets anders. Daar was een nieuwe weide ingezaaid met een mengsel voor blij vend grasland. Door het perceel liep duidelijk een grens, waarbij het opval lende vooral was, dat op het ene ge deelte ook de klaver, die in het meng sel zat zich duidelijk ontwikkeld had. Op het andere gedeelte was geen kla ver te vinden en duidelijk bleek, dat een aantal grassoorten minder vlot groeiden. Onderzoek van de grond leerde ook hier, dat op het deel, waar de klaver ruim vertegenwoordigd was de kalk- toestand van de grond in orde was, terwijl op het deel, waar geen klaver aanwezig was de grond flink zuur rea geerde. Hier heeft het milieu van de grond bepaald, welke soorten een kans kregen en welke niet. Welke les Het is voor de boer van belang te zorgen voor een goed milieu, waarin planten en dieren zich vlot kunnen ontwikkelen. Bij afwijkingen is het zaak om daar niet aan voorbij te lopen met de redenering: „Dat behoort er nu eenmaal bij", of „Dat zijn dingen, waar toch niets aan te doen is", maar om alles in het werk te stellen die afwij king ongedaan te maken. ERVARINGEN IN EEN OOGSTWEEK Maandagmorgen. In de dagopening voor de radio wordt gesproken over een bouwboer. Hij heeft een rijke oogst en we mogen aannemen, dat hij dit voor een deel ook te danken heeft aan eigen werk en inzicht. Het is een flinke boer. Hij heeft durf en initiatief, want als blijkt dat z'n oogst zo groot is, dat hij die niet in z'n schuren kan bergen, heeft hij zijn besluit spoedig genomen. De oude schuren worden afgebroken en er komen grotere schuren, die voldoende ruimte bieden. Ik geloof, dat een voor lichter met zo'n boer in zijn rayon ge lukkig zou zijn. Hij kan een voorbeeld zijn voor anderen. In het oude verhaal is deze man ook een voorbeeld. Maar niet ter navolging, maar als een waarschuwijd voorbeeld. Niet omdat hij een goede boer is en op het juiste moment zijn besluiten weet te nemen. De fout van deze man was het „ik" en het „mijn". Hij had alleen aandacht voor zijn oogst, zijn eigen goed verzorgde leven. „De ander" kwam in zijn woordenboek niet voor. Maandagmiddag. Een gesprek met de bouwboer. Hij is van plan die dag zijn tarwe te oogsten. Op mijn vraag of daarvoor al een maaidorser beschikbaar is omdat er nog een flinke oppervlakte zomergerst moet worden geoogst, is zijn antwoord: „Daar heb ik toch niets mee nodig, mijn tarwe moet er af. En dan heeft de loonwerker maar te zorgen, dat hij komt. Want anders, Het is voor mij echt geen toer om de gedachtengang van deze boer te volgen. Hij is net als de boer van hier voor een goede boer. En hij kan zich voor zijn zienswijze zelfs beroepen op de landbouwvoorlichters. Die zeggen immers telkens weer, dat je geen risico moet nemen. Het graan is rijp en uit stel zou onnodig risico geven En daar om een telefoontje naar de loonwerker: „Onmiddellijk komen!" Ik heb op dat moment niets gezegd. Ik zou ook niet weten wat ik zeggen moest. Wel heb ik even gedacht aan die boer uit dat oude verhaal. Dinsdag tot donderdag. In deze dagen ontmoet ik een drietal boeren, die „gebroken" hebben met het loonwerkbedrijf, dat tot nu toe het werk op hun bedrijven deed. Werd het werk niet goed uitgevoerd? Dat bleek de oorzaak niet te zijn. Wat dan wel? Ze hadden tijdig aan de loonwerker opgegeven, dat op hun bedrijf zomer gerst moest worden geoogst. Maar on danks dit tijdige verzoek was de gerst nog niet geoogst. Hun grief? Terwijl op andere bedrijven de winter- en zo- mertarwe al geoogst is, moeten zij het risico nemen de overrijpe gerst nog en kele dagen te laten staan. Er wordt een andere loonwerker gevraagd. Ik 'ben er van overtuigd, dat deze boeren dit niet gemakkelijk hebben ge daan. Ze hebben een aantal dagen ge duldig gewacht. Ik kan hun besluit be grijpen. Ik heb ook begrip voor de moeilijkheden van de loonwerkers. Zij hebben in een dergelijke tijd een „hon- denbaan". En zakelijk geredeneerd is een bouwboer met 20 ha. graan voor 59 door Henk van Heeswijk 27. Angstig keek ze rond en een zucht van verlichting steeg uit haar op, toen ze bemerkte, dat ze veilig en wel in bed lag en naast haar de zware adem haling van de man in de kamer er naast hoorde. Het klamme zweet parel de op haar voorhoofd en ze knipte de bedschakelaar aan om te zien hoe laat het was. De wekker wees zes uur en ze besloot om nog maar een uurtje te slapen; het was nog volslagen donker. Ze bleef echter wakker liggen en ten slotte besloot ze dan om toch maar op te staan. Van slapen zou niet veel meer komen. Ze kleedde zich en begaf zich naar beneden, waar ze eerst theewater opzette. Dan ging ze de gelagkamer binnen, waar ze de gordijnen open schoof en de deuren ontsloot. De koude lucht deed haar weldadig aan en ver friste weldra de bedompte, met alco hol- en tabakslucht bezwangerde ruim te, Ze keek een tijdje naar buiten over de straat, die in de morgenschemering nog geheel verlaten was. Achter een enkel raam verried een zwak geel schijnsel, dat de bewoners reeds op waren en in de verte zag ze de rookpluim van de vertrekkende boot naar het. vasteland. Dichtbij kraaide een enkele haan, wiens roep weldra beantwoord werd door anderen. Een late nachtvogel vloog met bijna onhoorbaar geklapwiek naar z'n nest. Anders verbrak niets de vredige stilte van de morgen. Hoe heerlijk was het toch altijd 's morgens vroeg, zelfs in deze tijd van het jaar. Innerlijk rustig toog ze aan de ar beid. Ze zette de stoelen, die nog schots en scheef door elkaar stonden, netjes aan de kant en ruimde de lege bier glazen op. Die zou ze straks wel af wassen. In de 'keuken begon het water te ra zen; ze zette thee, sneed wat boter hammen en ze besloot zelf alvast maar te gaan eten. Ze luisterde nog even onder aan de trap, maar Geert bleek nog te slapen. Het zou nog wel een paar uurtjes duren voor hij wakker werd. Buiten sloeg de torenklok zeven slagen, doch ze lette er ternauwernood op. Ze schonk zich thee in en begon traag te eten. Het smaakte niet erg. Haar gedachten verwijlden maar steeds bij haar man en dan herinnerde ze zich de droom. Maar dromen waren immers bedrog? Onzin, daar moest je niet te veel aan denken. Wat een sombere bui en dat op de eenste morgen van je hu welijk. Weg er mee! Aris had toch im mers gezegd, dat ze 't best met mekaar zouden rooien? En waarom ook niet? Ze hield toch van haar man en Geert hield toch van haar? Wat wilden twee mensen, die beloofd hadden samen voortaan in het leven lief en leed te delen nog meer verlangen? Ze hadden een flinke boterham in de zaak en bo- hen veel belangrijker dan een bedrijf, waar de oppervlakte ieder jaar maar een paar bunder is. Vrijdag Weer een ander bedrijf. Een goede ondernemer, die al z'n best doet om uit zijn bedrijf te halen wat er in zit. Ik informeer naar de opbrengsten van de granen. Net als op veel bedrijven is de opbrengst van de tot dat moment ge oogste gewassen goed tot zeer goed. De zomertarwe is nog niet geoogst. Op mijn vraag of deze tarwe nog niet rijp is kwam dit antwoord. „Och, dat wel, maar ik kon nog wel wat anders doen en je kunt de loonwerker toch met aan hun hoofd gaan zeuren als je weet, dat er nog heel wat zomergerst vast staat". Nu moet U niet denken, dat deze boer een philantroop is. Het „ik" en het „mijn" zullen zeker op bepaalde momenten ook in zijn leven een flinke rol spelen. Maar hij kan daar ook eens een keer overheen kijken. Er zijn ook „anderen". Gelukkig, dat de loonwer kers ook zulke klanten hebben. Zaterdag In de lectuur, die ik doorneem is een artikel over „samenwerking op land bouwbedrijven". Dit artikel betoogt, dat de noodzaak van samenwerking steeds groter wordt. Diverse mogelijk heden worden genoemd. Enkele bedrijven kunnen samen een flink aantal werktuigen aanschaffen om die samen te gebruiken. Opgemerkt wordt, dat hiervoor wederzijds begrip nodig is. Een tweede mogelijkheid is, dat een groep van bedrijven een overkomst aangaat met een loonwerkbedrijf om alle werkzaamheden op hun bedrijven te verrichten. Daarbij wordt een com missie nodig geacht, die samen met de loonwerker de volgorde van het werk vaststelt. Bedrijven, die niet in de gelegenheid zijn om één van deze twee „systemen" te volgen zullen moeten zorgen voor tijdige afspraken met de loonwerker. Tenslotte U kunt misschien begrijpen, dat ik na de ervaringen van deze week het artikel over samenwerking met ge mengde gevoelens heb gelezen. CONSULTATIEBUREAU VOOR ZUIGELINGEN Woensdag 30 augustus a.s. worden de moe ders van Oudeschild en Den Burg verwacht Oudeschild van 13.00 - 13.45 uur; daarna Den Burg tot 16.00 uur. OPSLAG BRANDSTOFFEN IN DE LANDBOUW Naar mate de motorisering in de landbouw verder voortgaat, komt ook de vraag aan de orde, welke brandstof wordt opgeslagen. Bij de inventarisatie in december 1965 is die vraag gesteld. Het antwoord daarop is onlangs door het CBS gepubliceerd. De totale opslagcapaciteit bedraagt op Texel 231 hl., waarvan 205 hl. op 157 landbouwbedrijven, de overige 26 hl. komt voor bij 13 loonbedrijven. Er zijn 5 landbouwbedrijven, die blijkens de inventarisatie benzine op slaan, 15 die petroleum gebruiken, ter wijl het merendeel met opslagcapaci teit de voorkeur geeft aan dieselolie. Van de 13 loonbedrijven hebben 12 diesel opgeslagen, één heeft petroleum opgeslagen. Slechts op 1 landbouwbe drijf wordt stookolie gebruikt. EEN ANDERE TROMP In het verslag van de laatstgehouden raadsvergadering meldden wij, dat een der raadsleden informeerde naar de stand van zaken in de „affaire Tromp". Met deze term doelden wij op de kwes tie, die destijds is ontstaan tussen de heer Tromp uit Purmerend en de ge meente Texel. De gemeente achtte een huisje van de heer Tromp op Texel on geschikt om als recreatieobject te wor den geëxploiteerd, een mening, die door hogere instanties werd gedeeld, zodat de betrokkene het huisje na dit seizoen niet langer mag verhuren. Om dat indertijd veel over deze zaak te 'doen is geweest, dachten wij met de aanduiding „affaire Tromp" te kunnen volstaan, maar vele Texelaars zijn blijkbaar van mening dat met Tromp de te De Cocksdorp woonachtige wachtmeester van politie met deze naam werd bedoeld. Hij en zijn fami lieleden hebben er heel wat opmerkin gen over te horen gekregen en het werd tenslotte zo vervelend, dat hij ons verzocht het bovenstaande te vermel den. TERECHTWIJZING DE KOOG Een hotelhoudstcr in De Koog, die, zoals het behoort, bij zonsondergang gewoonlijk de voor haar bedrijf wapperende Nederlandse vlag neerhaalt, liet dit donderdagavond bij vergissing achterwege. Op merk waardige wijze werd zij door een nachtelijke voorbijganger voor dit ver zuim „gestraft": de volgende ochtend bleek het dundoek halfstok te hangen. Wat tot gevolg had, dat men bij de eigenaresse meelevend informeerde, welke tragische gebeurtenis in het ho tel had plaatsgevonden. COMPETITIE-INDELING VAN DE TEXELSE ELFTALLEN VOOR HET SEIZOEN 1967-1 4de klasse A KNVB: DTS, Flev Hollandia T.; LSVV, MFC, Succt Texel, WW, de Valken, Watervogel West-Frisia en Zwaagdijk. Afdeling Noordholland 2e klasse B: Bergen, Vesdo, Ooste end, N. Niedorp, JVC, Callantsoo Texelse Boys, Wiron, ZDH, VZV Winkel. Res. 2e klasse F: Geelzwart 2. Pett€ 2. Succes 2, SRC 2. Texel 2, Watèf vogels 2, Wieringerwaard 2, Vesdo 2 ZAP 3. «ft Res. 3e klas K. BKC 2, Cocksdoi Helder 4, Hollandia T. 2, JVC 2, Kaa vogels 2, De Koog, Zeemacht 2. Res. 3e klas L; Flevo 3, Helder HRC 5, JVC 3, Oudesiuis 2, Succes Texelse Boys 2, WIGW 3, ZAP 5, SRC 4e klas CC: BKC 3, Callantsoog DWOW 2, Flevo 4, Geelzwart 3, HR 6, Schagen 3, Sint Boys 2, Texel 3 ZAP 6. 4e klas DD: Helder 6, HRC 7, Kaï vogels 3. Schagen 4, Sint Boys 3, Su' ces 4, Texel 4, Watervogels 4 en ZAP 4e klas EE: Geelzwart 4, Helder HRC 8, Kaagvogels 4, Oudesiuis Schagen 5, Tex. Boys 3, Vesdo 3, ZAP 4e klas FF. DWOW 3, Helder 8, J\J 4, De Koog 2, Oudesiuis 4, Schagen SRC 4, Vesdo 4 en ZAP 9. 4e klas GG- Callantsoog 3, Helder. Oosterend 2, Petten 3, Vesdo 5, Wate: vogels 5, WGW 4, Wieringerwaard en Zeemacht 3. 4e klas HH: Helder 10, Oudesiuis Petten 4, Vesdo 6, Watervogels WGW 5, Wieringerwaard 4, ZDH 2 Zeemacht 4. Junioren 1 B: BKC, Geelzwaï HOSC, Helder 2, HRC 2, Schage SRC, Watervogels, WGW, Texel, ZAI Junioren 2V: HCSC 2, HRC 3, JV( Ocsterend, Petten, Succes 2, Waterv. gels 2, WGW 2, ZAP 2, Zeemacht. Junioren 2W: Cocksdorp, Geelzwa 2, HCSC 3, Helder 3, HRC 4, Wate vogels 3, ZAP 3, ZDH en Zeemacht 2, Adspiranten 1 U: HCSC a, Helder LSVV a, Schagen a, SRC a, Succes Texel a, Watervogels a, WGW a ZAP a. Adspiranten 1 V: 'HCSC b, Helder LSW b, Schagen b, SRC b, Succes Texelse Boys a, Watervogels b, WG! b en ZAP b. Adspiranten 2 A: Cocksdorp a, D Koog a, Oosterend a, Texel b, Texeli Boys b en ZDH a. COPYRIGHT STUDIO AVAN 101. Eelco Eelkema was niet in staat uit te maken in welke richting hij moest gaan om de open lucht weer te bereiken. Het mag dus geen verbazing wekken, dat hij nog een beetje suf fig niet naar buiten kroop, maar juist naar binnen. Nu was op dat zelfde ogenblik ook de kleine Yokito de tun nel ingekropen om achter de inbreker aan te gaan. Voor de tweede maal vond er dus een 'krakende botsing plaats: pats.daar vlogen Eelco en de klei ne uitvinder met de koppen tegen el kaar. „Vooruit, mee naar de smidse, schurk!!" krijste Yokito. Eelco was niet dadelijk in staat hier iets tegenin te brengen en ging dus gehoorzaam mee. Nu begrepen Smidje Verholen en dr. Yokito er heleméal geen snars meer van. „Nou breekt mijn klomp!" riep smidje Verholen uit. „Was jij dat, Eelco, die we zojuist door de tunnel zagen wegvluchten?" „Ik wist niks van een tunnel af", mopperde Eelco, bij wie de aardkluiten nog op de uniformpet lagen. „Ik sting buut'n te kiek'n naar een tentje van gemeenewenk'n, toen d'r plotseling een vreemde manskerel uut naar buut'n kwam stormen. Die liep mien zó hard met de kop in de maagstreek, da'k een •paar tell'n onmogelijk in staat was adem te haal'n. En voorda'k van schrik bekoom'n was greep die mac ■kerel mien beet en gooit mien de tui nel in! Toch kon ik noe eev'n opneem dat hij gekleed was in het uniform v de lijndienst van de P.P.T.! Afijn, wou weer uut de tunnel kruip'n wat gebeurt er? Ik vlieg pardoes m dee kop teeg'n de Japanse buut'nla: der op. En nou moet'n jullie me mai 'es eev'n vertell'n wat dat te betekent heeft, die tunnel van de straat na< de smidse hier. „Dat betekent inbrekers, Eelco", an woordde de smid ernstig. „Ze achter een uitvinding van dr. Yoki aan. vendien had ze nog een aardig centje opgespaard gedurende de laatste paar jaren. Neen, financiële zorgen zouden ze voorlopig niet hebben. Ze waren al lebei goed gezond, recht van lijf en leden en Geert was een handige jon gen, die immers van aanpakken wist. En zelf was ze ook niet lui; ze waren allebei graag gezien in het dorp wat wilde je nog meer? Er was geen reden om somber te zijn of met zorg de toekomst tegemoet te zien. En toch, een onbestemde vrees beving haar als van een naderend onheil. Zou er thans opnieuw weer iets haar geluk ver duisteren? Ze huiverde, 't Was een koude mor gen en ze pookte het fornuis wat op. Toen toog ze naar voren om de zaal schoon te maken, want Geert zou wel een kater hebben en dan kwam er van werken gedurende de rest van de och tend niet veel. De morgen was al half verstreken, toen Geert beneden kwam. Ze zag hem vanuit de gelagkamer midden in de keuken staan, zich telkens met de hand over het voorhoofd wrijvend. Ja, m'n jongen, dacht ze, dat zijn de gevolgen. Je zult natuurlijk wel weer aardig hoofdpijn hebben. Ze hoorde, hoe hij naar de pomp in het achterhuis ging en zich waste. Weldra was hij aange kleed en kwam naar haar toe. „Mögge", zei hij afwezig, terwijl hij naar buiten over het spaarzaam door de winterzon beschenen straatje tuur de. „Dag Geert", antwoordde ze en toen hij zonder meer bleef staan: „Krijg ik niets?" Hij draaide zich naar haar toe en gaf haar een zoen, maar zij sloeg beide armen om zijn hals en zei; „Weet je wel, dat we op het ogenblik juist 24 uur getrouwd zijn?" Hij keek haar afwezig aan. „Hè, o ja, da's waar ook. Nog wel gefeliciteerd". „Hoofdpijn?" vroeg ze, z'n antwoord negerend. „Nou", mopperde hij, „en niet zo'n beetje ook. Zou dat van de lucht hier komen?" „Van de lucht?" Ze schaterde het uit. „Ben je zot, jongens, de lucht hier is wel in orde, maar jij hebt gisteravond weer te veel «bier gedronken". „Bier? Onzin. Die paar glaasjes". „Ja, ja", meesmuilde z'n vrouw, „een half vat zal beter uitkomen". „Zoveel zal hét wel niet geweest zijn", verweerde Geert luchtig af. „In ieder geval was het tè veel, meer dan je verdragen kunt", ant woordde Nel resoluut, „en als je zo blijft doorgaan „Och, houd toch op", viel hij haar korzelig in de rede. „Je schijnt wel een pretttig humeur te hebben vanmorgen" De vrouw liet de handen van hem afglijden en haalde de schouders op. „Mijn humeur is 'best en onder alle omstandigheden ongeveer hetzelfde. Ik zei het tenslotte voor je eigen bestwil. En ga nu maar naar binnen brood eten. Neem eerst een hoofdpijnpoeder in en ga dan straks een uurtje buiten wandelen, wellicht ben je dan van middag wat opgeknapt". „Moet ik je niet helpen met het werk?'r informeerde hij. „Nee, doe dat maar niet; trouwens, ik ben al een heel eind klaar. Doe nu maar wat ik zei, dan heb ik vanmiddag wel een karweitje voor je te verrich ten". Geert vond het in de gegeven or standigheden wel de beste remed voor z'n hoofdpijn. Hij at een .pa: sneden brood, dronk een kop thee i ging met het ochtendblad naar haven, waar hij ergens op een dijk ging zitten lezen. Na een paar uurtji voelde hij zich aanmerkelijk beter tegen twaalf uur toog hij weer nsi huis. Daar vond hij de tafel al gedek „Je komt alsof je geroepen bent", i z'n vrouw. „De aardappelen zijn bijl gaar. Hoe gaat het nu met je?" „O, al heel wat beter, hoor. Onkru vergaat niet". Onder het eten zei ze «met va0 stem: „Geert, je moet geen bier me< drinken". „Waarom niet?" vroeg hij, half ve wonderd. „Omdat je er niet tegen kunt". „O, al goed, hoor. Ik zal wel van bierpomp afblijven en als een klant n voortaan een biertje presenteert, zal zeggen: 't Spijt me wel, mijnheer, ma ik mag niet van m'n vrouw!" „Dat is onzin, Geert", zei de vrou zacht, „zo bedoel ik het niet". „Het lijkt er toch anders veel op meesmuilde de man, „als je op de ee ste de beste dag, dat we getrouwd zij al begint met: Geert, je mag dit niet Geert, je mag dat niet. Het heeft er< schijn van alsof je van plan bent tot pantoffelheld te bombarderen". „Dat is helemaal m'n bedoelli niet", verweerde ze zich. „En dat zou je heus niet zo gemal kelijk gelukken!" (Wordt vervolgd) fostl pl V hut Doi zijn hin der zeg dit len ««ge met niel en sch- dro Vee kee rus wee din. zan staf Doe ber zelf met bij slag vor mei lopi zaa afg vee dwi ges bad dit de mei den ook Sch voo I bet: het pe tie\ den toej zoe gev ren bad Hei toei wa; ter Noe hee sen vee kus effe ten tho bot troi twe den mo; kar om een Die het vel wei var gol hei wa: bov inz:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1967 | | pagina 4