„Ik zou hier graag willen blijven" A Dr. Keetje Rozemond: Uitgeverij in de oudheid Mensen en studie trekken mij gelijk NUTSSPAARBANK Snuif en wrijf Werkend volgens moderne principes Mensen in plaats van machines DERDE BLAD TEXELSE COURANT VRIJDAG 22 DECEMBER 1967 OOSTEREND Sinds 26 juli is Dr. Reetje Rozemond vicaris van de Her vormde Gemeenten van Oosterend en Oudeschild. In februari 1968 zal zi] worden bevestigd als predikant. Dit kon niet eerder qebeuren, omdat de Generale Synode pas vorige maand heeft besloten ook vrouwen tot het predikambt toe te laten, een zaak waarover jarenlang is gedebatteerd. De Nederlandse Hervormde Kerk ken de sinds 1958 al wel vrouwen, die als hulp-predikant (vicaris) fungeerden, maar zij konden niet beroepen wor den. Texel heeft dus straks een vrou welijke predikant. Afgezien van dat vrouw-zijn is dat toch een opmerke lijke zaak. Dr. Rozemond kan nl. wor den beschouwd als een vooraan staand theologe. Zij maakte bijvoor beeld een diepgaande studie van de Oosterse-orthodoxe kerk en promo veerde op dit onderwerp. Zij heeft jaren in Zwitserland, Frankrijk, Enge land en zelfs in de Sowjet-Unie ge werkt. Aanvaarding van het predi kantsambt op een eiland als Texel om daar een doodgewone dominee te kunnen zijn, dat is een hele verande ring. Wat zoekt zij in Oosterend en Oudeschild? Keetje Rozemond, een jonge harte lijke vrouw met een vertrouwenwek kend open gezicht, glimlacht als als we over deze overgang spreken. „Het is niet zo'n verschil. Mensen en studie trékken mij gelijk. Studeren zonder met de mensen bezig te zijn, geeft me geen voldoening. En andersom ook niet". Kennismaking Hoe kwam zij bij Texel? Ze vertelt •hoe ze in 1965 voor het eerst op ons eiland kwam, in gezelschap van haar zuster, die hoofd van de kinderpolitie te Den Helder is. „Ik logeerde bij haar. We zijn toen eens overgestoken, zo maar. Het was begin herfst. We kwa men ook in Oosterend. Mijn zusje ging naar de kapper en ik liep intussen wat door het dorp. Die eerste kennismaking viel erg positief uit, anders had ik 'hier nu niet gezeten". Gevraagd naar wat haar tijdens het opdoen van die eerste indrukken het meest boeide, zegt ze: „Een buitenge woon mooi dorp en een buitengewoon mooi eiland. En dan de mensen. Ik liep destijds de kerk binnen en werd daar ontvangen door koster Breman, die me het gebouw liet zien". Ze lacht. „Ja. de kerk en de koster hebben het toen ge daan!" Even lief Wij spreken over Keetje Rozemond als de aanstaande predikant van Oos terend, maar zij drukt ons op het hart Oudeschild niet te vergeten. „Beide dorpen zijn me even lief en ik zou geen andere indruk willen wekken. Ik ben voor twee gemeenten beroepen". Ze heeft het verschil tussen de ka rakters van de bewoners van beide dor pen al opgemerkt. De Oudeschilder trof haar door zijn spontaniteit, het uitspreken van al zijn gedachten, ter wijl de Oosterender meer bezonken, rustig is. Veel van Dr. Rozemonds ge meenteleden zijn visser of boer. Dat is een gunstige omstandigheid bij het on derricht, zo 'heeft zij ervaren. „Het Evangelie staat vol van landbouw en visvangst. Als je op school verhalen vertelt, merk je dat er geboeid geluis terd wordt, ook als ze niet bijzonder spannend zijn. Als gesproken wordt over landbouw en visvangst, dan slaat het aan. In de stad zou je niet met zulke verhalen hoeven aankomen. De kinderen geven hier soms zelf aanvul lingen". Keetje Ds. Beerthuis zei bij zijn afscheid in de Oosterender kerk: „Wat er komen gaat? Keetje sal wel sienVer schillende gemeenteleden fronsten de wenkbrauwen. Wie noemt een opvol gende predikant nu bij de voornaam! Maar de vrouwelijke vicaris noemt zichzelf ook voluit Kéétje. Dat is ont staan door haar boeken en andere pu- blikaties. Die kwamen merendeels in het buitenland uit en daar is het ge woonte, dat schrijvers hun naam voluit vermelden. Goed, Keetje dus. Zij werd op 1 juni 1930 geboren te Amsterdam. Óp 4-ja- rige leeftijd verhuisde ze naar Leiden, waar haar vader directeur van Sociale Zaken was. In dezelfde stad studeerde zij theologie, echt wel met de bedoeling om te zijner tijd predikant te worden. Die mogelijkheid leek toen nabij. Maai de meerderheid van de Generale Sy node wees de vrouw in het ambt af. Voor Keetje Rozemond was dat geen probleem; er waren andere richtingen genoeg. Haar trok in het bijzonder de Oosterse Orthodoxie en dat koos Dr. H. Kraemer ook voor haar als onderwerp voor doctorale studie. Dit stemde over een met haar verlangen om zich in een onderwerp te verdiepen, waarmee de gehele kerk gediend kan zijn. Bibliothecaresse Na haar promotie in 1959 werd zij wetenschappelijk ambtenaar voor de theologische afdeling, later onderdirec teur van de universiteitsbibliotheek. Deze tijd benutte zij intensief met het verzamelen van gegevens over de Oos- ters-orthedoxe Kerk. Dr. Rozemond pu bliceerde artikelen over de vondsten, die zij deed en schreef enkele boeken, in het Engels en het Frans. Haar be langstelling werd destijds gewekt, toen zij Russisch- Orthodoxen ontmoette, in Leiden, toen daar een Oosters-Ortho- doxe dienst werd gehouden. Waarom achtte zij de bestudering van dit onderwerp zinvol voor de kerk van nu? Ze zegt: „Er zijn verschillende grote oecumenische bijeenkomsten ge weest. In het begin mochten de kerken uit het Oosten daar helemaal niet aan meewerken, maar langzamerhand is dat veranderd. In het komende jaar zullen ze op de grote wereld-oecumenisdhe bijeenkomst zelfs de meerderheid vor- men. In het Westen weet men van die Oosterse wereld nog ontzaggelijk wei nig. Er moeten hier enkele mensen ko men, die daar wat meer weet/ van krijgen en die deze kennis weer aan anderen kunnen doorgeven". In Nederland zijn geen anderen, die deze materie hebben bestudeerd, maar in Amerika, Duitsland en Rome zitten er wel enkelen. Dr. Rozemond vertelt edhter dat haar contacten op dit punt via correspondentie over de hele we reld worden onderhouden. Ze schrijft met mensen in de Sowjet-Unie, Grie kenland, Italië, Duitsland, Frankrijk, België en Amerika. Nu dr. Rozemond op Texel werkt, kan dat gewoon door gaan. Oecumene Maakt dr. Rozemond, zoals vele pre dikanten, van de oecumene een soort hobby? Als ze antwoordt, formuleert zij 'haar zinnen extra zorgvuldig. Een teer onderwerp, waarbij men gauw wordt misverstaan. Natuurlijk is zij voor de eenheid der Kerken, maar ze waarschuwt tegen de oppervlakkige geest, die de verschillen die er wel degelijk zijnwil verdoezelen of weg wuiven. „Mijn ouders waren bezig met oecumene, ik was toen 16 - 18 jaar, toen nog niemand er zich voor interes seerde. Op het ogenblik is 'het een beetje mode geworden. Ik heb het ge voel dat we soms iets terughoudender zouden moeten zijn. Waar je kunt, moet je natuurlijk contacten met andere ker ken leggen, maar het gebeurt wel eens te oppervlakkig. Te gauw van: jongens we doen maar samen, terwijl het in wezen niet zoveel betekent. De kerken zouden ieder voor zich meer over deze zaak moeten praten alvorens het met elkaar te doen". En over de Kerstzang samenkomsten, door velen als dè oecu menische gebeurtenis van het jaar be schouwd, zegt zij: „Wij zouden graag een werkelijk oecumenische dienst heb ben, daar dan door de betrokken ker ken gedragen, dus door hun officiële organen. Dat is nu nog niet het geval. Ik hoop dat het er nog eens van komt. Zómaar bij elkaar komen, zonder dat er over nagedacht is wat dat eigenlijk be tekent en in hoeverre men samen kan gaan, heeft vaak niet zoveel zin. Het werpt dan ook niet veel vrucht af. Het samengaan is: van elkaar leren. Dat is heel belangrijk, de achtergronden van eikaars geloof leren kennen. Je maat weten waaróm de een het zus doet en de ander zo. Het gebeurt nu nog teveel met vermijding van de geschilpunten Dat is bovendien verwarrend". Niet alle Kerken staan even enthou siast achter de eenheidsidee. Ds. Roze mond vindt, dat juist de meest terug houdende Kerken, dus de Kerken, die hun eigen schatten niet graag prijs geven, het meest aan de ontwikkeling hebben bij te dragen. „Die vasthou- denden moeten erbij betrokken worden. Degenen, die vóór alles en ten koste van alles eenheid willen, zijn veel min der waardevol; daar hangt de oecu mene althans in veel mindere mate van af". Graag blijven Gevraagd naar het aantal jaren, dat zij in Oosterend denkt te zullen door brengen, zegt dr. Rozemond; „Ik zou graag lang willen blijven. Ik heb het gevoel dat het alleen maar zinvol is om in gemeenten als deze werkzaam te zijn als je heel langzaam, eventueel met een generatie en nog een volgende, iets op bouwt. Of dat van me gevraagd zal worden, kun je natuurlijk nooit hele maal voorzien. Men heeft tegen me gezegd: ga naar een stad. Maar ik heb bewust deze dorpen gekozen, omdat ik het gevoel heb dat je meer met het hele leven van de mensen te maken hebt. In de stad is het meer gespecia liseerd geworden, je hebt maar met een bepaald facet van het leven van de mensen te maken. Ja, ik zou hier graag willen blijven". Uw verkoudheid van neu*. keel of borst wer met AANTAL LEERLINGEN O.L. SCHOOL ZD.-EIERLAND DAALT NOG STEEDS Bij vorig jaar is het aantal leerlingen van de o 1. school te Zuid-Eierland weer aanzienlijk gedaald. Van gemid deld 39 naar 33 leerlingen. Sedert 1963 toen het gemiddelde 52 bedroeg is het leerlingental steeds gedaald. In 1956 telde de school nog 67 leerlingen Het aantal leerlingen bedraagt tegenwoor dig dus veel minder dan 50, zodat, in gevolge de Lager-Onderwijswet de school eigenlijk zou moeten worden op geheven, tenzij het voortbestaan om bijzondere redenen wordt verlangd. Deze redenen zijn aanwezig in dit ge val. Niettegenstaande de téruggang van de laatste jaren zal het leerlingental in de naaste toekomst mogelijk weer stij gen, op grond van de prognose, die in juni 1956 werd opgesteld. De bevolking ter plaatse stelt de school bovendien zeer op prijs. Bij alle verschil in „rich ting" der ouders bezoekt het merendeel der leerplichtige kinderen van Zuid- Eierland en omgeving de school sedert onheuglijke jaren. De gemeenteraad wordt daarom gevraagd te bepalen dat de instandhouding van de school wordt bevorderd. BILJARTEN OM DE COUPE JAN DE WIT De traditie getrouw wordt met de kerstdagen, 24, 25 en 26 december weer gespeeld om de Coupe Jan de Wit. Hieraan wordt deelgenomen door de vier sterkste spelers van Texel. Aan vangstijden 14.30 tot 18.00 uur. Toe gang vrij in Hotel De Graaf. TEXELAAR NAM HOTEL OVER IN LIMBURG De tot voor kort te De Koog woon achtige heer I. Bonne heeft in Mook (Noord-Limburg) het hotel „De Heuvel" gekocht. De overdracht had per 1 de cember j.l. plaats. De heer Bonne heeft het 6 kamers (16 bedden) tellende hotel laten restaureren. „De Heuvel" is ge legen aan de Maas op 15 km. van Nij megen. Mogelijkheden voor uitbreiding in de toekomst zijn er zeker, want het gebied trekt in toenemende mate toe risten. In de onmiddellijke nabijheid zal o.a. een jachthaven worden aangelegd. Voor de komende kerstdagen is het ho tel bespröken, o.a. door een aantal Texelaars, wat uiteraard niet geheel toevallig is. CONSULTATIEBUREAU VOOR ZUIGELINGEN Met ingang van woensdag 3 januari a.s. zal het consultatiebureau voor zuigelingen te Den Burg geopend zijn voor baby's van alle buitendorpen, dus ook Oudeschild. Voorts is men per dorp niet meer aan een vast uur gebonden. De moeders kunnen van 13.00-16.00 uur terecht. Dit in verband met het feit, dat eventuele taxikosten niet meer worden vergoed. Zoals bekend wordt het con sultatiebureau voor de buitendorpen om de veertien dagen gehouden, telkens op woensdagmiddag. Woensdag 27 december wordt geen zuigelingenbureau gehouden. INGEKOMEN PERSONEN Teunisje Stuivenberg ev. Langeveld, van Scherpenzeel, Nieuwstraat 62 naar De Koog, Dorpsstraat 4. Een boek lezen is voor iedere Neder lander de gewoonste zaak van de we reld en al naar gelang zijn belang stelling, vindt een ieder in de boek winkels oi in de bibliotheken uitge breide collecties boeken waarin on getwijfeld iets van zijn of haar gading te vinden zal zijn. Zo is het echter niet altijd geweest. Ten eerste kon het grootste deel van de mensen vroeger niet lezen of schrijven, aangezien zij nooit een school hadden bezocht of deze kunst op een andere manier machtig waren geworden. Er was slechts een kleine groep intellectuelen die lazen, maar dat was niet zo'n pro bleem, want er waren ook aanmerke lijk minder auteurs en uitgevers. Al thans in onze streken heeft het tot aan de uitvinding van de boekdrukkunst geduurd, alvorens hei lezen wat meer verbreiding kreeg. Het aantal lezen- den was vroeger in ons land zo klein, dat men in de middeleeuwen geen be hoefte had aan uitgevers in de zin zo als wij die nu kennen. Belangrijke ge schriften werden door monniken in de kloosters overgeschreven om daarna in de kloosterbibliotheek te worden bewaard. VRIENDENKRING KONINKLIJK GOEDGEKEURD Bij Koninklijk Besluit van 21 novem ber 1967 werd aan de vereniging Vrien denkring Texel, gevestigd te Amster dam, Koninklijke goedkeuring verleend cp de ingediende statuten. BEKENDMAKING VOOR DE SCHEEPVAART De 'hoofdingenieur-directeur van de rijkswaterstaat in de directie Noord- Holland te Haarlem brengt namens de minister van verkeer en waterstaat ter kennis van belanghebbenden, dat met ingang van de datum waarop deze be kendmaking wordt gepubliceerd in de „Berichten aan zeevarenden", ten be hoeve van de bootverbinding Den Hel- der-Texel een hoog en een laag geleide- licht in werking worden gesteld aan de zuidoostzijde van de veerhaven te Den Helder. Gegevens van de geleidelichten: a. positie hoog licht: 52-57,8N-4-46.750; b. afstand tussen de lichten: 50,70 m., c. richting OI6V20; d. karakter en kleur hoog licht: ISO W 2-sec„ synchroon onderbroken; e. sterkte bij dag: 80.000 cd; f. idem bij nacht: 8.000 cd; g. zijdelingse zichtbaarheid: tot 8° ter weerszijden van de lichtenlijn; h. hoogte hoog licht; 15 m. ten opzichte van middenstand; i idem laag licht: 11 m. ten opzichte van middenstand; j. gemiddelde zichtbaarheid: 8,5 zeemijl De lichtenlijn geeft geleiding naar de veerhaven te Den Helder. De hoge en lage lichtopstand bestaan uit een grijze stalen mast met een bordes. De lichten bestaan elk uit twee gele elektrische schijnwerpers, waarvan een reserve. Merkwaardig genoeg blijkt, dat de ontwikkeling van de massa in West- Europa tijdens de middeleeuwen achter lag op die van het oude Rome, van rond het begin van onze jaartelling. Het aantal mensen dat in het oude Rome de leeskunst machtig was, blijkt groter te zijn dan menigeen zou ver wachten. Het gevolg hiervan was, dat er een zekere behoefte aan boeken be stond en ook aan grotere aantallen van een bepaald boek, waardoor het nood zakelijk werd dat een werk ruim ver menigvuldigd werd, soms wel honderd voudig. Rollen Nu verschilden de „boeken" van de oude Romeinen wel in uiterlijk met die wij kennen. Men gebruikte geen boek met bladzijden, doch een lange strook papier die werd opgerold en die dik wijls aan de beide uiteinden was voor zien van stokjes, zodat het op- en af rollen, zonder beschadiging van de pa pyrus kon geschieden. In dit geval spreken we van boekrollen. Zeer be langrijke werken werden wel op per kament geschreven, aangezien dit ma teriaal duurzamer en sterker was. Maar het was ook aanmerkelijk duurder, dus werden minder belangrijke boeken op papyrus geschreven. In die tijd, toen de boekdrukkunst nog niet was uitgevonden, moest de auteur zijn boek zelf met de hand schrijven op een rol. De schrijver, die enigszins bemiddeld was, kon dit nare en vermoeiende werk laten doen door een ontwikkelde slaaf, die de schrijf kunst machtig was. In dat geval had hij niets anders te doen dan de tekst te dicteren en later een en ander te con troleren. Zo'n slaaf noemde men een secretaris, een schrijver. „Drukken" Bestond er belangstelling voor zijn boek, dan moest een auteur iemand zien te vinden, die het voor hem wilde vermenigvuldigen, opdat ook vele an deren van de inhoud van het boek zou den kunnen kennis nemen. De schrij ver ging dus op zoek naar een uitgever Deze antieke uitgevers gingen in we zen op onze moderne wijze te werk. Bij gebrek aan de moderne drukpersen, gebruikten zij voor dit werk grote aan tallen slaven, die de schrijfkunst uiteraard machtig moesten zijn. Maar verder verschilde het oude uitgevers bedrijf weinig met het moderne. Uiter aard las de uitgever of een van zijn medewerkers eerst het boek zelf om te beoordelen of het voor uitgave in aan merking zou komen. Was dat het geval, dan werd er dikwijls een soort markt onderzoek ingesteld om enige zekerheid te hebben hoe groot de oplage van „het boek" moest worden. Uiteraard waren het toen oplagen waar een moderne uitgever nu om zou lachen. Wanneer er zo'n honderd exemplaren moesten worden vervaardigd, dan was dat al veel. Maar dat neemt niet weg, dat het voor de oude uitgevers een forse op lage was, waarbij niet minder dan zo'n honderd schrijfslaven tegelijk aan het werk moesten worden gezet. Het manuscript werd dan door iemand voorgelezen en de schrijvers noteerden een en ander op hun rol op het gehoor. Deze schrijfslaven waren meesters in hun vak. Door het vele werk geoefend, konden zij enorm snel schrijven en daarbij waren de werkdagen zeer lang, zodat men per dag een flink stuk op schoot. Was het vermenigvuldigen eenmaal geschied, dan kwam eigenlijk het naar ste en wel de correctie. In onze tijd is dat wel wat simpeler. Een drukproef wordt gecontroleerd en wanneer alles in orde is, dan kan men desnoods mil joenen exemplaren afdrukken, maar men weet vooruit dat de tekst in orde is. In de oudheid lag dat wel iets an ders, want elke slaaf kon tijdens het schrijven andere fouten gemaakt heb ben, dus was men wel gedwongen elke boekrol apart na te lezen en te contro leren, hetgeen natuurlijk een verschrik kelijk werk was. Het gevolg hiervan zien we dan ook nog in deze oude werken, waar blijkt dat de controle niet al te nauwgezet is geweest en waar er nog behoorlijk wat fouten in de afschriften staan. Kostbaar Het ligt voor de hand, dat dergelijke met de hand geschreven boeken zeer kostbaar waren en slechts kapitaal krachtige lieden konden zich een exem plaar aanschaffen. Het vermogen te kunnen lezen was in het oude Rome en de omringende wereld echter niet be perkt tot de kapitaalkrachtigen. We za gen reeds dat veel slaven ook de lees- en schrijfkunst machtig waren en zo waren er wel meer onbemiddelden, die graag 'hun kennis wilden verrijken door het lezen van boeken. In die tijd zien we ook reeds de eer ste bibliotheken ontstaan, inrichtingen, waar men afschriften van bepaalde boeken bewaarde en waar de liefheb bers deze ter lezing konden krijgen. Het uitlenen, zoals wij dat kennen deed men toen nog niet, daarvoor waren de boekwerken te kostbaar en was het ri sico van beschadiging en vermissing te groot. De liefhebbers konden de boeken echter in de bibliotheek zelf lezen. Op zich al een prachtige mogelijkheid. Trouwens in diverse moderne biblio theken kent men deze regel ook voor bepaalde unieke werken en naslagwer ken, die in de leeszaal van de biblio theek moeten blijven en ter plaatse kunnen worden geraadpleegd. Dat we dergelijke bibliotheken van de oudheid niet moeten onderschatten, blijkt wel uit het feit, dat de zeer be roemde oude bibliotheek van Alexan- drië, die helaas door brand werd ver woest in deze Romeinse tijd over niet minder dan 700.000 boeken beschikte. Uiteraard een collectie die voor een liefhebber ongetwijfeld veel interes sante leesstof bevatte. Wanneer we dit alles bezien, dan zullen we moeten erkennen, dat er in wezen weinig nieuws onder de zon is, want de antieke uitgever ging in prin cipe volgens moderne lijnen te werk. Ook hij had te maken met zaken als manuscripten, oplagen, afzetgebieden en wat al niet meer, alleen miste hij de moderne machines, maar doorvoor in de plaats beschikte hij over een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1967 | | pagina 9