DE BOER EN DE NATUUR
Waarom geen mannelijke
verplegers in ziekenhuizen?
MET DE ZILVEREN LEPEL
BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER
voor
LANDBOUW en VEETEELT
Ongunstige verwachting is vooroordeel
Brand2066
tweede blad
TEXELSE COURANT
DINSDAG 20 MEI 1969
Onil^c mlflWif
>an Gr«hipjii'ti
Van bepaalde kanten wordt nog al
eens qesuggereerddat agrarische
werkers alleen belangstelling hebben
voor „de natuur", voorzover zij daar
zakelijk belang bij hebben. Dit dan in
tegenstelling met natuurliefhebbers,
die stad en land afreizen om bepaalde
plantjes te zien of vogels met verrek ij-
kers waar te nemen. „Een boer ziet
van al deze dingen niets" is dan de
ledenering.
We zouden niet graag beweren* dat
ei geen plattelandsmensen zijn voor
wie „alles wat groeit en bloeit" zuive-
ie zakelijke aangelegenheden zijn. Ze
verdienen er hun brood mee en daar
mee uit. Maar ik vermoed, dat er ook
hij hen, die aandoenlijk kunnen spre
ken over het belang van het behoud
van dit landschap meermalen zuivere
zakelijke motieven een rol spelen.
Waar uiteindelijk ook de portemonnee
nummer één is.
Zorg voor de vogels
Aan het bovenstaande moest ik den
ken toen ik op mijn zwerftochten door
het gras- en bouwland op diverse per
celen de bewijzen vond, dat diverse'
agrariërs iets over hebben voor het be
houd van „de natuur". Op bedoelde
percelen vond ik nl. de plaatsen, waar
kieviten, scholeksters, grutto's hun nes
ten hadden gemaakt duidelijk gemar
keerd met stokjes of takken. Hiermee
„ONGEMAKKEN" OP HET
AKKERBOUWBEDRIJF
De laatste dagen kregen we al weer
diverse verzoeken van akkerbouwers
om eens te komen „kijken" naar een
gewas, dat het plaatselijk niet deed
In dit artikeltje geven we hiervan e'en
kort overzicht.
Tc diep gezaaid graan
Het komt vrijwel ieder jaar voor,
vooral na een periode met koud weer.
Vooral het gewas zomergerst heeft er
nog al eens van te lijden. Plekken,
waar de gerst een gele kleur heeft. Be
kijkt men de planten beter, dan blijken
op het blad gele en groene banen el
kaar af te wisselen.
Men vindt deze plekken vooral op
die gedeelten van het .perceel, waar de
grond het lichtste is. De zaaipijpen heb
ben hier dieper gelopen dan op plek
ken, die' iets zwaarder zijn en de kleur
van het gewas illustreert dit duidelijk.
Neemt men de moeite om zowel een
bosje gele als groene plantjes uit te
trekken, dan valt direkt het verschil
in zaaidiepte op Bij de groene planten
is dit niet meer dan 2-3 cm, bij de
gele planten zijn er die 5-7 cm diep
zitten. „De „kwaal" verdwijnt na enige
tijd vanzelf.
Zure ziekte
Ook deze afwijking komt vrijwel al-
lijd plaatselijk voor. Veelal zijn de
plekken sterk begrensd. Deze ziekte
komt het meest voor in zomergerst. De
kleur van het gewas is ook in dit ge
val duidelijk minder groen dan van de
gezonde planten. De plantjes zijn bo
vendien veel sprietiger. Ook bij win
tertarwe vinden we meestal een gele
kleur van het gewas. Bij zomertarwe
is dit minder he't geval, maar het sprie-
tige van het gewas is ook hier duide
lijk aanwezig.
Er is nog altijd geen direkt genees
middel voor zure ziekte. Het meeste re
sultaat op korte termijn is nog te krij
gen met een gift chilisalpeter. Vooral
als het lichte gevallen betreft kan met
een hoeveelheid van 200 - 300 kg chili
salpeter per ha het gewas over het dode
punt worden geholpen.
Het geneesmiddel is een gift kalk,
maar op korte termijn krijgen we hier
mee weinig verbetering. Toch raden we
7. Af en toe zagen ze elkaar, met name
op moeders verjaardag of met nieuw
jaar, dan kwam Reindert alleen, want
Mag zat daar helemaal als een kat in
een vreemd pakhuis en werd door de
vrouwen aangekeken alsof ze een soort
filmster was.
Het leek of ze hem niet konden ver
geven, dat hij de familietraditie van
hard moeten werken voor je broodje en
weinig verdienen ontrouw geworden
was. Zijn broer Henk was kwitantie
loper bij de gemeente, Gerrit was, in het
voetspoor van zijn vader, kantonnier bij
de rijkswaterstaat, Truus was getrouwd
met een vrachtwagenchauffeur en Ca-
trien met een monteur. Beste mensen
allemaal, maar je kon niet meer met
elkaar praten, en ze zochten dan hun
toevlucht maar in jeugdherinneringen
van weet-je-nog-wel, bij die zeldzame
gelegenheden dat ze elkaar ontmoetten.
Merkwaardig genoeg lag het minder
aan Rein dan aan de broers en zusters
zelf. Rein scheerde alle mensen over één
kam, of ze in de mest werkten of minis
ter waren, als ze maar goed waren voor
hun werk, eerlijk, en liefst ook nog een
beetje gezellig. Wanneer hij in het
schaftuur bij de arbeiders in de keet
zat, was dat geen aanstellerij van „kijk
es hoe goed ik met mijn personeel kan
omgaan". Hij was dan hunner één, wist
er evenveel af als zij, had veel van hun
werk vroeger zelf gedaan. Maar in de
familie was hij nu eenmaal de goudvink
wordt voorkomen, dat bij het bewerken
van het land de nesten worden ver
nield. Deze boeren hebben er iets voor
over om vogels, die echt niet bekeken
moeten worden als kippen met gouden
eieren, ongestoord hun werk te laten
doen.
Waar het ons om gaat
Het bovenstaande heeft vooral tot
doel de .agrariërs (van een bepaalde
blaam te zuiveren. Maar dat niet al
leen! Het wil ook een opwekking zijn
aan agrariërs, die deze zorg nog niet
kennen om het goede voorbeeld na te
volgen. Het valt me nogal eens op, dat
Texelaars, die vastelander worden er
ever klagen, dat ze in hun nieuwe1
woonplaats de vogels missen. Toen ze
er middenin leefden hadden ze dit niet
in de gaten.
Maar als dan de vertrouwde vogel
geluiden er niet meer zijn bemerkt men
dat er iets weg gevallen is. Ik geloof,
dat het goed is om er ook als agra
riërs aan mee te werken, dat Texel in
dit opzicht zijn aantrekkelijkheid be
houdt.
wel aan om een gift kalk te geven, om
dat op dit moment duidelijk kan wor
den vastgesteld waar de kalk moet ko
men. Het is nl. in diverse gevallen zo,
dat de rest van het perceel geen kalk-
bemesting nodig heeft.
Vreterij van emeltcn
Speciaal voor de akkerbouwers op
het oude gedeelte van Texel waren rit-
naalden in het verleden een bekende
en gevreesde verschijning. Ze waren de
schrik van akkerbouwers met veel
nieuw bouwland, ofwel gescheurd gras
land. De „wetenschap" heeft ons van
die schrik verlost. Er zijn zeer goede
middelen om vreterij van ritnaalden te
voorkomen.
Een insect, dat op Texel veel minder
bekend is, is de emelt. Lang niet alle
akkerbouwers kennen dit inscet. En het
komt bijna ieder jaar wel één of meer
keren voor, dat we bij een perceel
graan of bieten worden gehaald, waar
de akkerbouwers de' minder goede
groei van het gewas niet kan verkla
ren. Vrijwel altijd betreft het percelen,
die één of meer jaren in gras hebben
gelegen. Weet je de leefwijze van de
emelt, dan is het niet zo moeilijk om de
boosdoener te ontdekken.
Er is een goede mogelijkheid om de
emelten te bestrijden. Maar men moet
er dan op tijd bij zijn. Vooral in een
gewas bieten is men heel gauw te laat,
omdat het aantal planten hier betrek
kelijk klein is.
Onkruid in bieten
De omstandigheden voor een goede
werking van Pyramin, het onkruidbe
strijdingsmiddel voor bieten, zijn dit
jaar zeer gunstig geweest. We zijn al
heel wat percelen bieten tegen geko
men, die dank zij Pyramin „brand
schoon" zijn.
Voor de gevallen, waar de werking
van Pyramin tegenvalt, of het er door
omstandigheden bij over geschoten is
om dit middel te gebruiken, kan zo no
dig nog een chemische onkruidbestrij-
ding worden uitgevoerd.
We denken hierbij in de eerste plaats
aan het middel Betanal. Hiermee kan
het onkruid in de bieten worden be
streden van een paar weken na op
komst van de bieten tot vrij ver in het
seizoen. Betanal is voor de bieten nl.
onschadelijk. Het moment om te spui
ten wortd bepaald door de ontwikke
ling van het onkruid. Dit moet niet te
groot zijn.
Een bezwaar van Benatal is, dat het
geen nawerking heeft. Later kiemende
onkruiden ondervinden van dit middel
geen tegenwerking meer. Daarom raadt
men wel aan om nog 2 kg Pyramin aan
Benatal toe te voegen. Zoals bekend
werkt Pyramin nl. nog geruime tijd na
in de grond.
tussen de spreeuwen, en de spreeuwen
wenden er niet aan. Zijn moeder infor
meerde naar Magda, die ze wel erg lief
vond, maar waartegen ze in haar hart
opzag en waar ze nooit helemaal ver
trouwelijk mee werd, en naar de kin
deren. „Ik kom u vandaag of morgen
wel weer es een dagje halen", beloofde
Rein, „dan ziet u ze allemaal, als het
weer een beetje zachter is". „Ik heb in
de krant gelezen dat Herman ge ge
promoveerd is of zoiets. Wat is ie nou?"
„Doctor".
„Dat was ie toch al".
Rein legde het verschil tussen dokter
en doctor uit.
„Ben je zeker wel trots op".
„Ach, u weet, ik had hem liever in de
zaak gezien".
„En Johan?" Dat was Hans, maar zijn
moeder zei altijd Johan. Voor dit klein
kind had ze een zwak plekje en Rein
wist, dat Hans wel tijdens een fietstocht
bij grootmoeder aantufte om een bakkie
te drinken, een boterhammetje te blij
ven eten, hij vond het bij oma lekkerder
smaken, notabene! en met de grootste
aandacht te luisteren naar oma's verha
len uit de goeie ouwe tijd.
„Tja, die wil óók al niet in de bollen".
„Verwondert me niks, ik vind het he
lemaal geen bollenman. Hij is heel an
ders dan jij".
„Hij lijkt meer op Magda"
„D'r zit geen kwaad haar bij die jon
gen. En hij kan zo prachtig tekenen".
In 1964 werkten er 36.046 werk
krachten als verplegend personeel in
een Nederlands ziekenhuis. Slechts 4°/o
van deze arbeidsplaatsen werd bezet
door mannen (1337). Sinds 1964 is dit
percentage verplegers ongetwijfeld ge
groeid en het ziet er naar uit dat deze
stijging van het aantal manlijke ver-
plegenden zich de komende jaren ver
der zal doorzetten.
Het woord „verpleger" is nogal belast
en voor veel mannen is het daarom geen
aantrekkelijke betrekking. Maar toch is
het niet onmogelijk dat deze vooroor
delen op de duur zullen verdwijnen.
Dat verpleging „een bij uitstek vrouwe
lijk beroep" is, is een stelling, die men
gewoonlijk niet met sterke argumenten
kan rechtvaardigen. In verschillende
ziekenhuizen heeft men bijzonder gun
stige ervaringen opgedaan met manlijke
verpleegkrachten en wat zijn toekomst
mogelijkheden betreft, zal de man in de
verpleging evenveel kansen moeten
krijgen om een leidinggevende functie
te veroveren dan zijn vrouwelijke col
legae.
In de naaste toekomst zal het aantal
manlijke verpleegkrachten stellig toe
nemen Deze ontwikkeling is trouwens
reeds op gang gekomen. Wie de demo
grafisch ontwikkeling bestudeert zal tot
de conclusie komen, dat de verpleegsec-
tor ook niet langer een terrein kan
blijven, dat vrijwel uitsluitend gere
serveerd is voor vrouwelijke krachten.
Wij waren in Nederland lange tijd ver
trouwd met het vooroorlogse beeld van
een niet onaanzienlijk vrouwenover
schot.
Eind december 1945 waren er in de
leeftijdsklasse van 0 tot 39 jaar 3.166.305
mannen en 3.108.513 vrouwen in Ne
derland. Eind 1967 waren er in deze
leefijdsklasse 4.169.969 mannen en
3.960.387 vrouwen. Het mannenover-
schot is dus in ruim twintig jaar al
drastisch gegroeid. Men verwacht dat
het mannenoverschot in genoemde leef
tijdsklasse nu al ongeveer 210.000 be
loopt en wanneer deze ontwikkeling
zich voortzet zal het mannenoverschot
218. Brigadier Piet leek dus voorlopig
uitgeschakeld. Maar gelukkig was er
een andere figuur, die zich nu mei de
zaken ging bezig houden. Een héél hoge
figuur; niemand minder namelijk dan
Koning Dagobert I. Op een gegeven mo
ment ratelde de telefoon in de troon
zaal en natuurlijk nam Dagobert dit
apparaat dadelijk op. Staatszaken eisen
immers dat er snel gehandeld wordt,
ook al zou je dat aan de Kamers niet
altijd zeggen. Maar goed, Koning
Dagobert I nam dus de telefoon van de
haak en wie zal nu in staat zijn 's Ko-
nings verbazing te kenschetsen, toen hij
bemerkte, dat Ruurd Hagelkorrel aan
„Dat is't em juist. Hij wil heleméél
die kant op".
„Nou, je hebt er toch centen voor?
Laat hem leren".
Rein zuchtte. Bij zijn moeder vond
hij ook al geen medeleven. Ze bekeek
de dingen vanuit haar eigen kleine we
reldje vond hij. En toch had ze altijd
een scherpe blik gehad. Janna Stok was
als jonge, struise meid verliefd ge
weest op een onderwijzer, en het leek
wel wat te worden tot ze er door een
toeval achter kwam dat hij in de stad
ook nog een vriendinnetje had zitten,
resoluut had ze het uitgemaakt en het
vertrouwen in de mannen verloren tot
ze Hannes Stok, een eenvoudige werk
man in overheidsdienst, ontmoette.
Hannes was een goedhartige jongen,
hunkerend naar een beetje hartelijkheid
en gezelligheid, die hij nooit vond in hel
gezin waar een tyrannieke vader, een
gemakzuchtige moeder, en altijd kibbe
lende broers en zusters hem verlangend
maakten er zo gauw mogelijk uit te
trekken. Janna was een pientere meid.
Hadden haar ouders er het geld voor
gehad, dan was ze vast onderwijzeres
geworden, maar het geld was er niet en
toen leerde ze maar naaien. Door een
toeval leerde ze Hannes kennen, en in
een opwelling van wat meer moederlijk
gevoel dan echte liefde was, had ze
hem getrouwd. Diepere belangstelling
had hij met Dat was gebleken toen ze,
eenmaal met hem getrouwd, ontdekte
dat ze met haar man niet kon praten
over wat haar interesseerde, en dat was
veel, want ze las de krant van a tot z,
haalde boeken uit de bibliotheek en
ging zelfs naar winterlezingen. Hannes
was wel de heer der huizes, maar Janna
was de baas. Ze dreigde de kinderen als
tegen het einde van deze eeuw opge
lopen zijn tot circa 350.000 a 370.000
Het is duidelijk dat gezien deze ont
wikkeling het niet mogelijk zal zijn
om in de toekomst onze ziekenhuizen
geheel met vrouwelijk personeel te „be
mannen". Er zullen meer manlijke ver
pleegkrachten moeten worden aange
steld om de veelvoud van taken, welke
in een ziekhuis worden verricht, naar
behoren uit te voeren.
Vooroordeel
Verplegen is eeuwenlang als een ty
pisch vrouwelijk beroep gezien, zonder
dat degenen die deze mening zijn toege
daan eigenlijk precies kunnen verklaren
waarom zij dit menen. Waarom heeft
men niets tegen een verpleger in een
psychiatrische inrichting en waarom
wel tegen een „broeder" in een gewoon
ziekenhuis?
Bij velen heerst de mening dat man
nen, die de verpleging als beroep kie
zen, halfzachte" mannen, „mietjes"
zijn. Óf om het maar ronduit te stellen,
bij een bepaald deel van het publiek
leeft de gedachte dat onder de manlijke
verpleegkrachten een groot aantal ho
mofielen voorkomt. Deze veronderstel
ling berust evenwel niet op bewezen
feiten, doch alleen op onbewezen voor
oordelen.
De geneesheer-directeur van een
groot ziekenhuis zei ons niet zonder
ironie: „Het zou wel eens kunnen zijn
dat onder de vrouwelijke verpleeg
krachten meer gevallen van homofilie
voorkomen dan onder de manlijke. Dat
is in elk geval wel de ervaring, die ik in
mijn periode als ziekenhuisdirecteur
heb opgedaan".
Knap of bekwaam
Het eigenaardige is dat mannen in be
paalde ziekenhuisfuncties wél werden
geaccepteerd Zij zijn voor het grote pu
bliek wel acceptabel in een functie bij
de transportdienst, de operatiekamer of
de polikliniek, maar weer niet in een
functie in het behandelende of verzor
gende deel van de verpleging, dat ge
woonlijk op de ziekenzalen geschiedt.
Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat
vele manlijke verpleegden liever een
knap zustertje aan hun bed zien dan
een verpleger, maar dat zegt helemaal
niets over de bekwaamheid van de ver
pleegkrachten.
de telefoon was, Ruurd Hagelkorrel, de
opperhoutvester der Koninklijke Do
meinen. „Majesteit", zei Ruurd, „Al da
gen loop ik ermee rond, en nou moet
het er maar eens uit ook! Dat leger van
je oefent in het bos en blaast een taptoe
in Rijkhuyzen En dat ken echt niet,
hoor, want al het vliegend, lopend, krui
pend wild gaat pleiten!"
„Ik weet niet precies wat pleiten is",
snoof Dagobert. „Verklaar je nader".
„Pleitendat is zoveel als hem
smeren, weglopen, vluchten, de plaat
poetsen", legde Ruurd uit. „Weet je wat
dat betekent, Majesteit? Dat betekent
geen reerugje, geen zwijneboutje en
het nodig was met het vaderlijk gezag,
en de twee konden het best met me
kaar vinden, want met een man als
Hannes kreeg je geen ruzie. Maar als
moeder praten wilde, praatte ze met
haar oudste zoon Rein.
Rein, als oudste, was vroeg wijs.
Hij had zijn vader en moeder gebukt
zien gaan onder de zorgen, vooral in de
jaren van de eerste wereldoorlog, toen
iedereen dik geld verdiende en vader
met zijn schamel loon thuiskwam Hij
had meegemaakt dat de kinderen met
een winterwortel naar school werden
gestuurd, omdat er geen brood op de
plank was, hij zag zijn moeder worste
len met de z.g. aardappelcake, allemaal
wind en water, zei ze, maar het vult
de maag, en vooral toen zijn vader nog
aan de grens lag, was het barre armoe
in het huisje waar een vrouw probeerde
haar vier kinderen in leven te houden
en om er zelf niet onderdoor te gaan.
In die tijd was het, dat Rein de
armoe was gaan haten en vastbesloten
was, daarboven uit te komen Hij moest
natuurlijk op zijn dertiende jaar naar
een baas, maar 's avonds ging hij naar
avondschool. Hij kwam terecht in de
bollenstreek, waar een scherpziend za
kenman al gauw ontdekte dat Rein Stok
niet alleen „geen luie draad aan z'n lijf
had" maar ook goed uit z'n doppen
keek, z'n praatje wist te maken en be
schikte over een goede neus voor za
kendoen. Rein spaarde gierig elke cent,
rookte zondags één sigaar, deed in z'n
vrije tijd nog klusjes en alles ging in 't
potje. Toen ging hij ook al in z'n vrije
tijd voor zichzelf wat bolletjes telen,
scherp speculerend, maar met geluk.
Met groot lef begon hij voor zichzelf,
leefde zo gevaarlijk dicht langs de rand
In verschillende ziekenhuizen heeft
men zeer gunstige ervaringen opgedaan
met manlijke verpleegkrachten, zoals
kortgeleden in het tijdschrift „Zieken
huiswezen" nog eens werd vastgesteld.
Zo werd geconstateerd dat de aanwezig
heid van de man op diverse posten in
een overwegend uit vrouwen bestaande
gemeenschap stimulerend werkt op een
goede werksfeer en de prestaties. Som
mige prestaties op de verpleeg- en be
handelafdelingen kunnen beter door
mannen dan door vrouwen worden ver
richt. Men denke hier bijvoorbeeld aan
allerlei organisatorische werkzaamhe
den (operatiekamer, röntgenafdeling) de
bediening van de apparatuur op de af
deling sterilisatie en anesthesie.
Mentaliteit
Het verwachtingspatroon van de pa
tiënt omtrent een verblijf in een zieken
huis zal dus de nodige wijzigingen die
nen te ondergaan. Men zal afstand moe
ten doen van de gedachte, dat men in
een ziekenhuis beter door vrouwen dan
door mannen wordt geholpen, maar ook
bij de directies en de hogere personeels-
geledingen zal men een mentaliteitsver
andering moeten aankweken.
Waarom zou aan het hoofd van de af
deling verpleegkrachten altijd een ver
pleegster (hoofdverpleegster) moeten
staan? Zou een ervaren verpleger dat
niet kunnen? Hij zal waarschijnlijk
minder verstrikt raken in de conflict
situaties, die in vele ziekenhuizen de
verhouding tussen hoofdverpleegster en
(leerling)verpleegsters vertroebelen.
Gelukkig zijn in verschillende zie
kenhuizen de leidinggevende rangen
niet meer alleen gereserveerd voor non
nen en verpleegsters. Hier en daar
krijgt de verpleger al volledige en ge
lijke kansen. Maar over de gehele linie
zal de promotiemogelijkheid voor ver
plegers nog aanzienlijk moeten groeien.
Pas dan zal de toeloop van manlijke
verpleegkrachten aanzienlijk groter
worden dan ze nu is. En die toeloop zal
nodig zijn om in de naaste toekomst alle
taken in het ziekenhuis goed te kunnen
uitvoeren.
ZON, MAAN EN HOOG WATER
Hoog water ter rede van Oudeschild:
20 mei 10.46 en 23.00; 21 mei 11 18 en 23.38;
22 mei 11.51 en 23 mei 0.14 en 12.24;
24 mei 0.50 en 13.03.
Aan het strand ongeveer een uur eerder
hoog water.
In geval van brand altijd bellen
(02220) 2066. Dit geldt zowel voor over
dag als 's avonds en voor alle dorpen.
geen gevogelte meer op je tafel!"
Koning Dagobert stond paf! Een tap
toe en een geoefend leger waren belang
rijk, doch nóg belangrijker was 's Ko-
nings dis...., en dus!
„Ik zal maatregelen nemen, Ruurd.
beloofde de Koning.
Intussen was dikke Sacha Jansonius,
alias Sjakie Jansen, erin geslaagd een
grote menigte onbegrepen kunstenaars
met stenen, stokken en brandende fak
kels trok deze artistieke troep op naar
achter zich aan te krijgen. Gewapend
Rijkhuyzen om de taptoe in de war te
sturen
(wordt vervolgd)
van het minimum, dat alleen zijn ijzer-
sterk gestel hem er bovenop hield, en
door zijn opvallend scherpe kijk op de
markt stond zijn bescheiden zaak stevig
op de benen toen de crisisjaren begon
nen. Ook daar kwam hij doorheen, en
toen dr. Heckenrath stierf, kon Magda
door haar erfdeel hem een financiële
steun in de rug geven. Hij kon dat te
meer aanvaarden, omdat hij wist, dat
enige gedachte daaraan hem vreemd
geweest was, toen hij Magda vroeg. Hij
kon zijn vrouw alles geven wat haar
hart begeerde, en al hield ze van mooie
dingen, verkwistend was ze zeker niet.
Ze mocht dan geen bollenvrouw zijn,
maar van haar vader erfde ze het za-
kenmansinstinkt van diens ras, en Rein
was ervan overtuigd, in haar ook de
deugdelijke huisvrouw te hebben ge
vonden waarvan, zoals zijn moeder
placht te zeggen, „de waardij kostelijker
was dan die van robijnen".
Vader en moeder Stok hadden on
danks alle noden en zorgen kans gezien
hun kinderen „met God en met ere"
groot te brengen, ze waren allemaal
„knap" getrouwd. Vader Hannes was
overleden en moeder Janna bleef in
haar eigen kleine huisje vol herinne
ringen, met de buurtjes van zovele ja
ren, haar leveranciers die goeie kennis
sen van zovele jaren waren geworden.
Af en toe haalde Rein haar af, om eens
een dagje in zijn grote huis door te
brengen. De kinderen vonden het altijd
leuk als oma kwam, want ze was goed
bij de tijd en vol humor, ze kende nog
allerlei heerlijke liedjes van vroeger, en
ze zong ze met haar al een beetje ge
kraakte stem „Toen ik op neerlands
bergje stond" en „Er staat een slot met
muur en toren".
1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
FEUILLETON door TOM LODEWIJK
lllllllillilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllilllilllllllllllllllllllllll^