DE BOER EN DE NATUUR Waarom geen mannelijke verplegers in ziekenhuizen? MET DE ZILVEREN LEPEL BRIGADIER PIET EN DE SPORTCOMPUTER voor LANDBOUW en VEETEELT Ongunstige verwachting is vooroordeel Brand2066 tweede blad TEXELSE COURANT DINSDAG 20 MEI 1969 Onil^c mlflWif >an Gr«hipjii'ti Van bepaalde kanten wordt nog al eens qesuggereerddat agrarische werkers alleen belangstelling hebben voor „de natuur", voorzover zij daar zakelijk belang bij hebben. Dit dan in tegenstelling met natuurliefhebbers, die stad en land afreizen om bepaalde plantjes te zien of vogels met verrek ij- kers waar te nemen. „Een boer ziet van al deze dingen niets" is dan de ledenering. We zouden niet graag beweren* dat ei geen plattelandsmensen zijn voor wie „alles wat groeit en bloeit" zuive- ie zakelijke aangelegenheden zijn. Ze verdienen er hun brood mee en daar mee uit. Maar ik vermoed, dat er ook hij hen, die aandoenlijk kunnen spre ken over het belang van het behoud van dit landschap meermalen zuivere zakelijke motieven een rol spelen. Waar uiteindelijk ook de portemonnee nummer één is. Zorg voor de vogels Aan het bovenstaande moest ik den ken toen ik op mijn zwerftochten door het gras- en bouwland op diverse per celen de bewijzen vond, dat diverse' agrariërs iets over hebben voor het be houd van „de natuur". Op bedoelde percelen vond ik nl. de plaatsen, waar kieviten, scholeksters, grutto's hun nes ten hadden gemaakt duidelijk gemar keerd met stokjes of takken. Hiermee „ONGEMAKKEN" OP HET AKKERBOUWBEDRIJF De laatste dagen kregen we al weer diverse verzoeken van akkerbouwers om eens te komen „kijken" naar een gewas, dat het plaatselijk niet deed In dit artikeltje geven we hiervan e'en kort overzicht. Tc diep gezaaid graan Het komt vrijwel ieder jaar voor, vooral na een periode met koud weer. Vooral het gewas zomergerst heeft er nog al eens van te lijden. Plekken, waar de gerst een gele kleur heeft. Be kijkt men de planten beter, dan blijken op het blad gele en groene banen el kaar af te wisselen. Men vindt deze plekken vooral op die gedeelten van het .perceel, waar de grond het lichtste is. De zaaipijpen heb ben hier dieper gelopen dan op plek ken, die' iets zwaarder zijn en de kleur van het gewas illustreert dit duidelijk. Neemt men de moeite om zowel een bosje gele als groene plantjes uit te trekken, dan valt direkt het verschil in zaaidiepte op Bij de groene planten is dit niet meer dan 2-3 cm, bij de gele planten zijn er die 5-7 cm diep zitten. „De „kwaal" verdwijnt na enige tijd vanzelf. Zure ziekte Ook deze afwijking komt vrijwel al- lijd plaatselijk voor. Veelal zijn de plekken sterk begrensd. Deze ziekte komt het meest voor in zomergerst. De kleur van het gewas is ook in dit ge val duidelijk minder groen dan van de gezonde planten. De plantjes zijn bo vendien veel sprietiger. Ook bij win tertarwe vinden we meestal een gele kleur van het gewas. Bij zomertarwe is dit minder he't geval, maar het sprie- tige van het gewas is ook hier duide lijk aanwezig. Er is nog altijd geen direkt genees middel voor zure ziekte. Het meeste re sultaat op korte termijn is nog te krij gen met een gift chilisalpeter. Vooral als het lichte gevallen betreft kan met een hoeveelheid van 200 - 300 kg chili salpeter per ha het gewas over het dode punt worden geholpen. Het geneesmiddel is een gift kalk, maar op korte termijn krijgen we hier mee weinig verbetering. Toch raden we 7. Af en toe zagen ze elkaar, met name op moeders verjaardag of met nieuw jaar, dan kwam Reindert alleen, want Mag zat daar helemaal als een kat in een vreemd pakhuis en werd door de vrouwen aangekeken alsof ze een soort filmster was. Het leek of ze hem niet konden ver geven, dat hij de familietraditie van hard moeten werken voor je broodje en weinig verdienen ontrouw geworden was. Zijn broer Henk was kwitantie loper bij de gemeente, Gerrit was, in het voetspoor van zijn vader, kantonnier bij de rijkswaterstaat, Truus was getrouwd met een vrachtwagenchauffeur en Ca- trien met een monteur. Beste mensen allemaal, maar je kon niet meer met elkaar praten, en ze zochten dan hun toevlucht maar in jeugdherinneringen van weet-je-nog-wel, bij die zeldzame gelegenheden dat ze elkaar ontmoetten. Merkwaardig genoeg lag het minder aan Rein dan aan de broers en zusters zelf. Rein scheerde alle mensen over één kam, of ze in de mest werkten of minis ter waren, als ze maar goed waren voor hun werk, eerlijk, en liefst ook nog een beetje gezellig. Wanneer hij in het schaftuur bij de arbeiders in de keet zat, was dat geen aanstellerij van „kijk es hoe goed ik met mijn personeel kan omgaan". Hij was dan hunner één, wist er evenveel af als zij, had veel van hun werk vroeger zelf gedaan. Maar in de familie was hij nu eenmaal de goudvink wordt voorkomen, dat bij het bewerken van het land de nesten worden ver nield. Deze boeren hebben er iets voor over om vogels, die echt niet bekeken moeten worden als kippen met gouden eieren, ongestoord hun werk te laten doen. Waar het ons om gaat Het bovenstaande heeft vooral tot doel de .agrariërs (van een bepaalde blaam te zuiveren. Maar dat niet al leen! Het wil ook een opwekking zijn aan agrariërs, die deze zorg nog niet kennen om het goede voorbeeld na te volgen. Het valt me nogal eens op, dat Texelaars, die vastelander worden er ever klagen, dat ze in hun nieuwe1 woonplaats de vogels missen. Toen ze er middenin leefden hadden ze dit niet in de gaten. Maar als dan de vertrouwde vogel geluiden er niet meer zijn bemerkt men dat er iets weg gevallen is. Ik geloof, dat het goed is om er ook als agra riërs aan mee te werken, dat Texel in dit opzicht zijn aantrekkelijkheid be houdt. wel aan om een gift kalk te geven, om dat op dit moment duidelijk kan wor den vastgesteld waar de kalk moet ko men. Het is nl. in diverse gevallen zo, dat de rest van het perceel geen kalk- bemesting nodig heeft. Vreterij van emeltcn Speciaal voor de akkerbouwers op het oude gedeelte van Texel waren rit- naalden in het verleden een bekende en gevreesde verschijning. Ze waren de schrik van akkerbouwers met veel nieuw bouwland, ofwel gescheurd gras land. De „wetenschap" heeft ons van die schrik verlost. Er zijn zeer goede middelen om vreterij van ritnaalden te voorkomen. Een insect, dat op Texel veel minder bekend is, is de emelt. Lang niet alle akkerbouwers kennen dit inscet. En het komt bijna ieder jaar wel één of meer keren voor, dat we bij een perceel graan of bieten worden gehaald, waar de akkerbouwers de' minder goede groei van het gewas niet kan verkla ren. Vrijwel altijd betreft het percelen, die één of meer jaren in gras hebben gelegen. Weet je de leefwijze van de emelt, dan is het niet zo moeilijk om de boosdoener te ontdekken. Er is een goede mogelijkheid om de emelten te bestrijden. Maar men moet er dan op tijd bij zijn. Vooral in een gewas bieten is men heel gauw te laat, omdat het aantal planten hier betrek kelijk klein is. Onkruid in bieten De omstandigheden voor een goede werking van Pyramin, het onkruidbe strijdingsmiddel voor bieten, zijn dit jaar zeer gunstig geweest. We zijn al heel wat percelen bieten tegen geko men, die dank zij Pyramin „brand schoon" zijn. Voor de gevallen, waar de werking van Pyramin tegenvalt, of het er door omstandigheden bij over geschoten is om dit middel te gebruiken, kan zo no dig nog een chemische onkruidbestrij- ding worden uitgevoerd. We denken hierbij in de eerste plaats aan het middel Betanal. Hiermee kan het onkruid in de bieten worden be streden van een paar weken na op komst van de bieten tot vrij ver in het seizoen. Betanal is voor de bieten nl. onschadelijk. Het moment om te spui ten wortd bepaald door de ontwikke ling van het onkruid. Dit moet niet te groot zijn. Een bezwaar van Benatal is, dat het geen nawerking heeft. Later kiemende onkruiden ondervinden van dit middel geen tegenwerking meer. Daarom raadt men wel aan om nog 2 kg Pyramin aan Benatal toe te voegen. Zoals bekend werkt Pyramin nl. nog geruime tijd na in de grond. tussen de spreeuwen, en de spreeuwen wenden er niet aan. Zijn moeder infor meerde naar Magda, die ze wel erg lief vond, maar waartegen ze in haar hart opzag en waar ze nooit helemaal ver trouwelijk mee werd, en naar de kin deren. „Ik kom u vandaag of morgen wel weer es een dagje halen", beloofde Rein, „dan ziet u ze allemaal, als het weer een beetje zachter is". „Ik heb in de krant gelezen dat Herman ge ge promoveerd is of zoiets. Wat is ie nou?" „Doctor". „Dat was ie toch al". Rein legde het verschil tussen dokter en doctor uit. „Ben je zeker wel trots op". „Ach, u weet, ik had hem liever in de zaak gezien". „En Johan?" Dat was Hans, maar zijn moeder zei altijd Johan. Voor dit klein kind had ze een zwak plekje en Rein wist, dat Hans wel tijdens een fietstocht bij grootmoeder aantufte om een bakkie te drinken, een boterhammetje te blij ven eten, hij vond het bij oma lekkerder smaken, notabene! en met de grootste aandacht te luisteren naar oma's verha len uit de goeie ouwe tijd. „Tja, die wil óók al niet in de bollen". „Verwondert me niks, ik vind het he lemaal geen bollenman. Hij is heel an ders dan jij". „Hij lijkt meer op Magda" „D'r zit geen kwaad haar bij die jon gen. En hij kan zo prachtig tekenen". In 1964 werkten er 36.046 werk krachten als verplegend personeel in een Nederlands ziekenhuis. Slechts 4°/o van deze arbeidsplaatsen werd bezet door mannen (1337). Sinds 1964 is dit percentage verplegers ongetwijfeld ge groeid en het ziet er naar uit dat deze stijging van het aantal manlijke ver- plegenden zich de komende jaren ver der zal doorzetten. Het woord „verpleger" is nogal belast en voor veel mannen is het daarom geen aantrekkelijke betrekking. Maar toch is het niet onmogelijk dat deze vooroor delen op de duur zullen verdwijnen. Dat verpleging „een bij uitstek vrouwe lijk beroep" is, is een stelling, die men gewoonlijk niet met sterke argumenten kan rechtvaardigen. In verschillende ziekenhuizen heeft men bijzonder gun stige ervaringen opgedaan met manlijke verpleegkrachten en wat zijn toekomst mogelijkheden betreft, zal de man in de verpleging evenveel kansen moeten krijgen om een leidinggevende functie te veroveren dan zijn vrouwelijke col legae. In de naaste toekomst zal het aantal manlijke verpleegkrachten stellig toe nemen Deze ontwikkeling is trouwens reeds op gang gekomen. Wie de demo grafisch ontwikkeling bestudeert zal tot de conclusie komen, dat de verpleegsec- tor ook niet langer een terrein kan blijven, dat vrijwel uitsluitend gere serveerd is voor vrouwelijke krachten. Wij waren in Nederland lange tijd ver trouwd met het vooroorlogse beeld van een niet onaanzienlijk vrouwenover schot. Eind december 1945 waren er in de leeftijdsklasse van 0 tot 39 jaar 3.166.305 mannen en 3.108.513 vrouwen in Ne derland. Eind 1967 waren er in deze leefijdsklasse 4.169.969 mannen en 3.960.387 vrouwen. Het mannenover- schot is dus in ruim twintig jaar al drastisch gegroeid. Men verwacht dat het mannenoverschot in genoemde leef tijdsklasse nu al ongeveer 210.000 be loopt en wanneer deze ontwikkeling zich voortzet zal het mannenoverschot 218. Brigadier Piet leek dus voorlopig uitgeschakeld. Maar gelukkig was er een andere figuur, die zich nu mei de zaken ging bezig houden. Een héél hoge figuur; niemand minder namelijk dan Koning Dagobert I. Op een gegeven mo ment ratelde de telefoon in de troon zaal en natuurlijk nam Dagobert dit apparaat dadelijk op. Staatszaken eisen immers dat er snel gehandeld wordt, ook al zou je dat aan de Kamers niet altijd zeggen. Maar goed, Koning Dagobert I nam dus de telefoon van de haak en wie zal nu in staat zijn 's Ko- nings verbazing te kenschetsen, toen hij bemerkte, dat Ruurd Hagelkorrel aan „Dat is't em juist. Hij wil heleméél die kant op". „Nou, je hebt er toch centen voor? Laat hem leren". Rein zuchtte. Bij zijn moeder vond hij ook al geen medeleven. Ze bekeek de dingen vanuit haar eigen kleine we reldje vond hij. En toch had ze altijd een scherpe blik gehad. Janna Stok was als jonge, struise meid verliefd ge weest op een onderwijzer, en het leek wel wat te worden tot ze er door een toeval achter kwam dat hij in de stad ook nog een vriendinnetje had zitten, resoluut had ze het uitgemaakt en het vertrouwen in de mannen verloren tot ze Hannes Stok, een eenvoudige werk man in overheidsdienst, ontmoette. Hannes was een goedhartige jongen, hunkerend naar een beetje hartelijkheid en gezelligheid, die hij nooit vond in hel gezin waar een tyrannieke vader, een gemakzuchtige moeder, en altijd kibbe lende broers en zusters hem verlangend maakten er zo gauw mogelijk uit te trekken. Janna was een pientere meid. Hadden haar ouders er het geld voor gehad, dan was ze vast onderwijzeres geworden, maar het geld was er niet en toen leerde ze maar naaien. Door een toeval leerde ze Hannes kennen, en in een opwelling van wat meer moederlijk gevoel dan echte liefde was, had ze hem getrouwd. Diepere belangstelling had hij met Dat was gebleken toen ze, eenmaal met hem getrouwd, ontdekte dat ze met haar man niet kon praten over wat haar interesseerde, en dat was veel, want ze las de krant van a tot z, haalde boeken uit de bibliotheek en ging zelfs naar winterlezingen. Hannes was wel de heer der huizes, maar Janna was de baas. Ze dreigde de kinderen als tegen het einde van deze eeuw opge lopen zijn tot circa 350.000 a 370.000 Het is duidelijk dat gezien deze ont wikkeling het niet mogelijk zal zijn om in de toekomst onze ziekenhuizen geheel met vrouwelijk personeel te „be mannen". Er zullen meer manlijke ver pleegkrachten moeten worden aange steld om de veelvoud van taken, welke in een ziekhuis worden verricht, naar behoren uit te voeren. Vooroordeel Verplegen is eeuwenlang als een ty pisch vrouwelijk beroep gezien, zonder dat degenen die deze mening zijn toege daan eigenlijk precies kunnen verklaren waarom zij dit menen. Waarom heeft men niets tegen een verpleger in een psychiatrische inrichting en waarom wel tegen een „broeder" in een gewoon ziekenhuis? Bij velen heerst de mening dat man nen, die de verpleging als beroep kie zen, halfzachte" mannen, „mietjes" zijn. Óf om het maar ronduit te stellen, bij een bepaald deel van het publiek leeft de gedachte dat onder de manlijke verpleegkrachten een groot aantal ho mofielen voorkomt. Deze veronderstel ling berust evenwel niet op bewezen feiten, doch alleen op onbewezen voor oordelen. De geneesheer-directeur van een groot ziekenhuis zei ons niet zonder ironie: „Het zou wel eens kunnen zijn dat onder de vrouwelijke verpleeg krachten meer gevallen van homofilie voorkomen dan onder de manlijke. Dat is in elk geval wel de ervaring, die ik in mijn periode als ziekenhuisdirecteur heb opgedaan". Knap of bekwaam Het eigenaardige is dat mannen in be paalde ziekenhuisfuncties wél werden geaccepteerd Zij zijn voor het grote pu bliek wel acceptabel in een functie bij de transportdienst, de operatiekamer of de polikliniek, maar weer niet in een functie in het behandelende of verzor gende deel van de verpleging, dat ge woonlijk op de ziekenzalen geschiedt. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat vele manlijke verpleegden liever een knap zustertje aan hun bed zien dan een verpleger, maar dat zegt helemaal niets over de bekwaamheid van de ver pleegkrachten. de telefoon was, Ruurd Hagelkorrel, de opperhoutvester der Koninklijke Do meinen. „Majesteit", zei Ruurd, „Al da gen loop ik ermee rond, en nou moet het er maar eens uit ook! Dat leger van je oefent in het bos en blaast een taptoe in Rijkhuyzen En dat ken echt niet, hoor, want al het vliegend, lopend, krui pend wild gaat pleiten!" „Ik weet niet precies wat pleiten is", snoof Dagobert. „Verklaar je nader". „Pleitendat is zoveel als hem smeren, weglopen, vluchten, de plaat poetsen", legde Ruurd uit. „Weet je wat dat betekent, Majesteit? Dat betekent geen reerugje, geen zwijneboutje en het nodig was met het vaderlijk gezag, en de twee konden het best met me kaar vinden, want met een man als Hannes kreeg je geen ruzie. Maar als moeder praten wilde, praatte ze met haar oudste zoon Rein. Rein, als oudste, was vroeg wijs. Hij had zijn vader en moeder gebukt zien gaan onder de zorgen, vooral in de jaren van de eerste wereldoorlog, toen iedereen dik geld verdiende en vader met zijn schamel loon thuiskwam Hij had meegemaakt dat de kinderen met een winterwortel naar school werden gestuurd, omdat er geen brood op de plank was, hij zag zijn moeder worste len met de z.g. aardappelcake, allemaal wind en water, zei ze, maar het vult de maag, en vooral toen zijn vader nog aan de grens lag, was het barre armoe in het huisje waar een vrouw probeerde haar vier kinderen in leven te houden en om er zelf niet onderdoor te gaan. In die tijd was het, dat Rein de armoe was gaan haten en vastbesloten was, daarboven uit te komen Hij moest natuurlijk op zijn dertiende jaar naar een baas, maar 's avonds ging hij naar avondschool. Hij kwam terecht in de bollenstreek, waar een scherpziend za kenman al gauw ontdekte dat Rein Stok niet alleen „geen luie draad aan z'n lijf had" maar ook goed uit z'n doppen keek, z'n praatje wist te maken en be schikte over een goede neus voor za kendoen. Rein spaarde gierig elke cent, rookte zondags één sigaar, deed in z'n vrije tijd nog klusjes en alles ging in 't potje. Toen ging hij ook al in z'n vrije tijd voor zichzelf wat bolletjes telen, scherp speculerend, maar met geluk. Met groot lef begon hij voor zichzelf, leefde zo gevaarlijk dicht langs de rand In verschillende ziekenhuizen heeft men zeer gunstige ervaringen opgedaan met manlijke verpleegkrachten, zoals kortgeleden in het tijdschrift „Zieken huiswezen" nog eens werd vastgesteld. Zo werd geconstateerd dat de aanwezig heid van de man op diverse posten in een overwegend uit vrouwen bestaande gemeenschap stimulerend werkt op een goede werksfeer en de prestaties. Som mige prestaties op de verpleeg- en be handelafdelingen kunnen beter door mannen dan door vrouwen worden ver richt. Men denke hier bijvoorbeeld aan allerlei organisatorische werkzaamhe den (operatiekamer, röntgenafdeling) de bediening van de apparatuur op de af deling sterilisatie en anesthesie. Mentaliteit Het verwachtingspatroon van de pa tiënt omtrent een verblijf in een zieken huis zal dus de nodige wijzigingen die nen te ondergaan. Men zal afstand moe ten doen van de gedachte, dat men in een ziekenhuis beter door vrouwen dan door mannen wordt geholpen, maar ook bij de directies en de hogere personeels- geledingen zal men een mentaliteitsver andering moeten aankweken. Waarom zou aan het hoofd van de af deling verpleegkrachten altijd een ver pleegster (hoofdverpleegster) moeten staan? Zou een ervaren verpleger dat niet kunnen? Hij zal waarschijnlijk minder verstrikt raken in de conflict situaties, die in vele ziekenhuizen de verhouding tussen hoofdverpleegster en (leerling)verpleegsters vertroebelen. Gelukkig zijn in verschillende zie kenhuizen de leidinggevende rangen niet meer alleen gereserveerd voor non nen en verpleegsters. Hier en daar krijgt de verpleger al volledige en ge lijke kansen. Maar over de gehele linie zal de promotiemogelijkheid voor ver plegers nog aanzienlijk moeten groeien. Pas dan zal de toeloop van manlijke verpleegkrachten aanzienlijk groter worden dan ze nu is. En die toeloop zal nodig zijn om in de naaste toekomst alle taken in het ziekenhuis goed te kunnen uitvoeren. ZON, MAAN EN HOOG WATER Hoog water ter rede van Oudeschild: 20 mei 10.46 en 23.00; 21 mei 11 18 en 23.38; 22 mei 11.51 en 23 mei 0.14 en 12.24; 24 mei 0.50 en 13.03. Aan het strand ongeveer een uur eerder hoog water. In geval van brand altijd bellen (02220) 2066. Dit geldt zowel voor over dag als 's avonds en voor alle dorpen. geen gevogelte meer op je tafel!" Koning Dagobert stond paf! Een tap toe en een geoefend leger waren belang rijk, doch nóg belangrijker was 's Ko- nings dis...., en dus! „Ik zal maatregelen nemen, Ruurd. beloofde de Koning. Intussen was dikke Sacha Jansonius, alias Sjakie Jansen, erin geslaagd een grote menigte onbegrepen kunstenaars met stenen, stokken en brandende fak kels trok deze artistieke troep op naar achter zich aan te krijgen. Gewapend Rijkhuyzen om de taptoe in de war te sturen (wordt vervolgd) van het minimum, dat alleen zijn ijzer- sterk gestel hem er bovenop hield, en door zijn opvallend scherpe kijk op de markt stond zijn bescheiden zaak stevig op de benen toen de crisisjaren begon nen. Ook daar kwam hij doorheen, en toen dr. Heckenrath stierf, kon Magda door haar erfdeel hem een financiële steun in de rug geven. Hij kon dat te meer aanvaarden, omdat hij wist, dat enige gedachte daaraan hem vreemd geweest was, toen hij Magda vroeg. Hij kon zijn vrouw alles geven wat haar hart begeerde, en al hield ze van mooie dingen, verkwistend was ze zeker niet. Ze mocht dan geen bollenvrouw zijn, maar van haar vader erfde ze het za- kenmansinstinkt van diens ras, en Rein was ervan overtuigd, in haar ook de deugdelijke huisvrouw te hebben ge vonden waarvan, zoals zijn moeder placht te zeggen, „de waardij kostelijker was dan die van robijnen". Vader en moeder Stok hadden on danks alle noden en zorgen kans gezien hun kinderen „met God en met ere" groot te brengen, ze waren allemaal „knap" getrouwd. Vader Hannes was overleden en moeder Janna bleef in haar eigen kleine huisje vol herinne ringen, met de buurtjes van zovele ja ren, haar leveranciers die goeie kennis sen van zovele jaren waren geworden. Af en toe haalde Rein haar af, om eens een dagje in zijn grote huis door te brengen. De kinderen vonden het altijd leuk als oma kwam, want ze was goed bij de tijd en vol humor, ze kende nog allerlei heerlijke liedjes van vroeger, en ze zong ze met haar al een beetje ge kraakte stem „Toen ik op neerlands bergje stond" en „Er staat een slot met muur en toren". 1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH FEUILLETON door TOM LODEWIJK lllllllillilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllilllilllllllllllllllllllllll^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1969 | | pagina 5