Het kraaieseumertje Drink louter Kabouter DE MILJOENENERFENIS SMIDJE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST VERHUISD Vogels, wel en wee ft ;,./vV c"': &ÊÉI r Herman Jansen N.V. Schiedam Anno 1777. tweede blad TEXELSE COURANT VRUDAG 31 OKTOBER 1969 door A. J. Binsbergen Het Kraaieseumertje dat we nu be leven duurt langer dan ooitmaar de Haaien blijven weg. Waarschijnlijk weten de echte Texelaars allemaal wel wat met een kraaieseumer be doeld wordt; voor de „import", die loch ook iets van het Texels dialekt moet leren fiend ik zal ik me even nader verklaren: met kraaieseu mer wordt een mooie nazomer be doeld, tijdens welke de kraaien op de berfsttrek ons eiland passeren. Waar blijven de bonte kraaien De grootste trekker onder de kraaien- soorten, die in ons land voorkomen, is de bonte kraai. Vroeger kwam deze soort op Texel in de wintermaanden in grote aantallen voor, maar tegenwoor dig zijn ze niet algemener dan de zwarte kraaien, die hier nooit bijzonder talrijk zijn geweest. Deze achteruitgang zal waarschijnlijk wel het gevolg zijn van de achtervolging, waarin de bonte kraaien in hun broedgebieden (Skandi- navië, Oost-Europa en Italië) bloot staan, zoals hier met de zwarte kraaien het geval is. Kraaien staan n.l. door hun roofzuchtige aard bij de mens nogal in een kwade reuk. De bonte kraai zal in zijn broedgebied zonder twijfel menig ei of jonge vogel roven, doch in de tijd dat hij hier verblijft is hij niet schade lijk te noemen. Zijn voedsel is n.l. bij zonder gevarieerd en bestaat uit dood gedierte, vogels zowel als zoogdieren (de zwarte kraai wordt door de Engelsen niet voor niets „aas-kraai" genoemd), schelpdieren, insekten, wormen en plantaardig voedsel. Daarom bestaat er eigenlijk weinig reden voor het plaatsen van de bonte kraai onder het „schade lijk wild" van de jachtwet. Er zijn dan ook vogelbeschermers die dat graag veranderd zouden willen zien om de achteruitgang van de bonte kraai tot staan te brengen. Zwart en bont, één soort Door de ornithologen worden de zwarte en de bonte kraai tegenwoordig tot dezelfde soort gerekend. Niet alle vogelkundigen zijn het daarmee eens. Zo wordt de bonte kraai in sommige boeken Corvus corone comix genoemd en in andere handwerken Corvus cor- nix. Ter verduidelijking vermeld ik hier dat de eerste naam altijd het ge slacht (familie) aanduidt, de tweede naam de soort en de derde naam de on dersoort. Sommige ondersoorten zijn slechts te herkennen als je de vogels in de hand hebt en bijv. de lengte van de vleugel kunt meten. Andere ondersoor ten zijn makkelijker te herkennen, zoals de z.g. Engelse gele kwikstaart, die geen grijze kop heeft zoals de onze. De bon te en de zwarte kraai zijn zonder moeite van elkaar te onderscheiden. Een eigen schap van ondersoorten is o.a. dat ze makkelijk met elkaar paren, hoewel dat geen kritenum is, getuige de kruising van zilvermeeuwen en kleine mantel meeuwen, die geregeld voorkomt (over de gedwongen kruisingen van vogels in volières zullen we het hier niet hebben). 6. Grootendorst vroeg inlichtingen over een nieuwe emissie onder aantrek kelijke voorwaarden, geadverteerd. Wat dacht meneer Heyblom daarvan? Heyblom zag er wel wat in. Noemde de verbindingen van de maatschappij die de emissie uitschreef. Zozo, ge lieerd met een Amerikaans bedrijf, met ondernemingen in België en Frankrijk. Dus geen eendagsvlieg. Hij luisterde met welgevallen naar de duidelijke uit eenzetting van Heyblom. Die man wist waarover hij praatte. „U hoort er nog wel van", zei hij knikkend, „als ik nou nog even me neer Wieringa mag?'' Heyblom ging de direkteur halen en Grootendorst keek naar zijn nog rechte rug in het nette donkergrijze pak. Een man die niet opviel. Een stille in den lande. Je hoefde niet bang te zijn, dat je die op een goeie avond in de „Lucky Stricke" in Amsterdam zou zien zitten met een blondje op iedere knie en de hele zaak trakterend. Hij deed zijn zaken met Wieringa vlug af. Het had hem trouwens enige moeite gekost, een niet al te doorzich tige smoes te bedenken voor een bezoek aan de bank. En hij wandelde terug naar huis, zo diep in gedachten dat de mensen zeiden: „Al is die ouwe Groo tendorst uit zaken, geloof maar dat ie nog genoeg aan zijn kop heeft". En dat was net de bedoeling. ,,'t Valt nog wel te repareren", zei de Voor het overige wijken de gedragingen van de bonte kraai niet of weinig van die van de zwarte af. Het dichtstbijzijnde broedgebied van de bonte kraai is Denemarken. Ik heb ze op het eiland Samsö vrij veel gezien; wat me toen opviel is dat ze daar nogal in troepjes rondzwierven, wat de zwar te kraai bij ons in het voorjaar niet doet.. Ook op Texel heeft de bonte kraai enige keren gebroed, n.l. in 1945, 1946 en 1954. Ik meen dat het hier in deze gevallen steeds zuiver bonte paren betrof. Als de bonte kraai in ons land broedt, dan is dat meestal gepaard met de zwarte. Ik heb al verscheidene keren in de buurt van Oudeschild een kraai gezien, die duidelijk een kruising van bont met zwart is. Het grijs stak nauwe lijks af bij het zwart van vleugels en kop, maar was toch duidelijk te zien. De laatste keer dat ik het beest zag was een week of drie geleden. In het gebied waar de broedgebieden van zwarte en bonte kraai elkaar overlappen, komen kruisingen veel meer voor. Slimmeriken Van alle kraaiachtigen is bekend dat ze intelligent ziin. Denk maar aan de „wijze" raaf. Het stelen van blinkende lepeltjes dook eksters, kauwen en ande re kraaiachtigen is een bekend ver schijnsel. Ze bezitten echter ook het vermogen om te tellen en zijn in staat om mensen te herkennen. Deze intelli gentie is de reden waarom veel mensen een kraai tot huisgenoot maken. Toen ik als schoolgaand jongetje aan de rand van de Dennen woonde, hebben we ook een tamme kauw gehad; na verloop van tijd vloog die weg, omdat we hem niet vasthielden en hij niet bestand was te gen de roep van de kraaien, die in de herfst en winter in grote troepen over ons huis vlogen op weg naar hun slaapplaats in het bos. Het grootste ple zier wat we deze kauw konden doen, was samen met hem het grasveld af te zoeken naar sprinkhanen. U moet in de nazomer (daar bedoel ik dan eind augustus mee) maar eens letten op troe pen kauwen in het duin. Maar om op die intelligentie terug te komen, mijn vader heeft ons geprobeerd een zwarte kraai op zijn nest ergens in een boom in de Beemster te fotograferen. Het is hem uiteindelijk wel gelukt, maar pas nadat hij de vogels om de tuin had geleid. In zijn boek „Uit Neerlands vogelleven" beschrijft hij zijn ervaringen met deze vogels. Zo bleek dat de vogels rustig op het nest bleven zitten, ookal kwamen er nog zoveel auto's en fietsers langs de weg dichtbij het nest. Maar zodra mijn vader er aan kwam, vlogen ze van het nest af. Uiteindelijk is het toch gelukt om de vogels te fotograferen door met een stel helpers de ladder een paar maal te verplaatsen en te beklimmen, zodat het net leek of iedereen weer vertrok' ken was. Bij andere vogels is het genoeg om met zijn tweeën naar de schuilhut te gaan en er in achter blijven, terwijl de ander terug gaat; vrijwel alle vogels kunnen nog met tot twee tellen Van kraaien is bekend, dat ze wel tot vier of vijf komen, waarmee ze in feite de gelijken zijn van de mens. Vijf is nl. het aantal dat wij in één oogopslag kunnen meubelmaker tot Suus Heyblom. „Maar is 't de moeite?" „We hebben die fauteuil al zo'n twin tig jaar", vertelde Suus. „Van ons trou wen af". „Dan kunt u toch beter eens een nieuw ameublementje aanschaffen", zei de meubelmaker. Suus lachte. „Kost nogal niks". „Dat valt best mee mevrouw. U moest es een dagje meegaan naar Rot terdam, gaan we kijken in de toonza len. Dan krijgt u iets moderns". „Al te modern moet ik niet". „O nee, dat snap ik best, geen gas buizen en vensterglas". Maar die' moderne houtsoorten en be- kledingsstoffen, mevrouw. ,t Maakt uw huis nieuw". „Ik vrees", zei Suus Heyblom be dachtzaam, „dat we 't er nog wel een tijdje mee moeten doen. Minstens tot de zilveren bruiloft". „Dat kon wel es anders uitdraaien", zei de meubelmaker veelbetekenend, maar zijn toon ontging Suus. „Het geld van de bank is niet het geld van mijn man", lachte ze. Anders zou ik die stoel niet meer laten repa reren". „We spreken mekaar binnenkort nog wel", zei de meubelmaker, „trouwens, als u zin heeft, koopt u". „En het geld?" „Dacht u dat ik daar bang voor was?" De heer Andri Binsbergen is verhuisd naar Rijswijk. Als gevolg van de daarmee gepaard gaande beslommeringen is de rubriek „Vogels wel en wee" enige tijd niet in onze krant verschenen, maar de serie wordt nu voortge zet. Het nieuwe adres van onze vogelredacteur: Prinses Irenelaan 323, Rijswijk (Z.-H.), telefoon (070) 995711. Wie tips, verzoeken en waarnemingen op het gebied van vogels op Texel wil doorgeven, weet dus waar hij terecht kan. Uit reacties van veel lezers is geble ken dat de rubriek „Vogels wel en wee" zeer wordt gewaardeerd, zo dat het ons een genoegen is de draad weer te kunnen opnemen. Red. herkennen, zonder gebruik te maken van ons telsysteem. Zangvogels De kraaiachtigen worden tot de zang vogels gerekend. Dat is voor velen mis schien een lachertje, maar ze weten wel meer geluid voort te brengen dan al leen een paar rauwe kreten. Er zijn verschillende kreten, maar bovendien komt ook een soort zang voor. Hoewel de kraaien in staat zijn te imiteren, komt dit toch niet zoveel tot uiting als bijvoorbeeld bij spreeuwen. Het schijnt zelfs mogelijk kraaien te leren praten. Naast de zwarte en de bonte kraai komen op Texel als broedvogels voor de kauw. de ekster en de vlaamse gaai. De roek verschijnt hier alleen 's win ters; dit is een echte kolonievogel. Als je nu het enorm grote aantal kauwen op Texel ziet, zou je niet willen geloven dat ze pas een 25 jaar geleden voor het eerst op het eiland broedden. De kau wen (op Texel worden ze meestal kraaien of torenkraaien genoemd) broedden eerst in konijnenholen in het duin, verschenen pas later in de dorpen en hebben zich allengs over het hele eiland verspreid. Ze broeden nu zelfs al in open boomnesten in de Dennen. Een bewijs dat het ze bepaald niet aan aan- „Ik heb dus crediet?" lachte Suus. „Onbeperkt, mevrouw", zei de meu belmaker gedienstig. „Bedankt voor het vertrouwen", zei Suus. „Neemt u 'em meteen mee of laat u 'em halen?" „Ik neem 'em meteen mee, m'n auto staat voor de deur. Nou mevrouw, denk er nog es over. En als het zo ver is, loop mij dan niet voorbij". „Als het zover is zal ik aan je den ken", beloofde Suus lachend. Ze keek de meubelmaker na, toen hij met een klap de deur van zijn bestelwagentje dicht sloeg achter de stoel met de man ke poot. Wat héd die man? Dacht ie soms dat ze de honderdduizend getrok ken had? „En wie komen er zoal", vroeg me vrouw Aalbers, de vrouw van de bur gemeester, aan haar dochter Jeanne, die uitgebreid zat op te sommen welk programma ze zich voor haar verjaar dag had gedacht. Jeanne, hevig gedachten fronsend, produceerde namen. Trix -van Haer- sma, en Julie Vermoeien, en Hannie Schmitz, en Thea van Loorme vrouw knikte. Allemaal bekende na men. Namen van mensen die iects wa ren in Drechtermond. En hun dochters waren natuurlijk vriendinnen met de 'burgemeestersdochter. „Meer niet?" „Ach ja, d'r zijn er nog wel een paar. Die zitten eigenlijk niet in onze club, maar ze zijn wel geschikt. Kun je mee lachen. Bets Mispelblom en Mieke Hey blom „Mieke Heyblom, is dat die van de bank?" passingsvermogen ontbreekt. Alleen over de kauw valt al een heel boek te schrijven, getuige o.a. het Verkade's al bum „Hans de torenkraai"; Prof. Lorenz heeft in zijn bijzonder interessante boekje „Over vogels, vissen en zoog dieren" vele pagina's aan deze grappige, zeer sociaal ingestelde vogels verteld. Rijm Tot slot een rijmpje dat ik in het „D'r vader is aan de bank ja". Mevrouw Albers dacht na. „Nou, waarom vraag je die kinderen niet? Omdat ze niet in zulke grote hui zen wonen als die anderen? Als ze toch leuk zijn? Als je later wilt studeren zul je wel merken, dat de leukste lui soms geen rooie cent hebben'. Mevrouw Aal bers vond zichzelf zeer democratisch. Haar dochter, vond ze, moest maar le ren de mensen naar hun innerlijke waarde te schatten. Maar het was de naam van Mieke Heyblom, die haar op het iede had gebracht. Haar man had niet veel gezegd, maar de rest kon ze wel raden. Als 't een beetje wou, was Heyblom over een paar weken miljo nair. Enig erfgenaam van een man, die in Amerika een bloeiend bedrijf had gesticht! „Nou, Miek is best leuk", vond Jeanne, „ik moest het maar doen". En zo kon Mieke haar moeder ver tellen dat ze op de verjaarspartij van Jeanne Aalbers was gevraagd. „Zozo", zei Suus, „je groeit je ouwe lui boven 't hoofd, meisje". Jaap Heyblom glimlachte stil voor zich heen. En Suus dacht opeens aan de meu belmaker. Wat was er aan de hand? Simon Boesman zat bij Grootveld, bestuurslid van de Boerenleenbank, kwam nog es praten over die verlich ting van de Bethanielaan, daar moest wat aan gedaan worden, 't was een schandaal. Hij dacht over een verzoek schrift van de bewoners, zou hij 't wel opstellen, hij wou wel de huizen langs, 't ging om 't algemeen belang. Als me neer Grootveld als eerste tekende Texels woordenboek van Dr. S. Keyser vond, zelf nooit gehoord, maar bij de Tesselaars waarschijnlijk wel bekend Kraai, kraai, ülekepóót, Je mem is dóód, Je kiendertjes lóópe te graaie. Soete mellek en wittebróód, Dót luste olie kraaie. Ik begriep d'er zellef niks fön, maar dót komt meer voor bee dergelijk riimpies. Grootveld luisterde. Hij had er wel oren naar. Die Boesmans sloofde zich uit. Moest hij weten. „Kopje koffie meneer Boesmans?" vroeg mevrouw Grootveld. Ze was een van die vrouwen die nog „Vrouw" ge noemd wensten te worden. Mevrouw was de vrouw van de burgemeester, de juffrouw was de juffrouw van 't school en zij was gewoon „Vrouw Grootveld". Zo had haar moeder het haar geleerd en zo dacht zij er nog over. En het gaf haar een zeker gevoel van trots dat zij, de boerin, die er even warmpjes bijzat als haar man, Vrouw genoemd werd, terwijl die kakmadammen die zich me vrouw lieten noemen nog niet zo veel aan waarde in haar hele huis hadden, als zij in de kast met het ouwe porse lein. Boesmans stemde gretig toe. Die ver lichting was maar een aanloopje. De koffie gaf hem verlof, het gesprek over een andere boeg te gooien. Met veel beleid bracht hij het op de binnenkort te verwachten vacature bij de bank. Geurt Grootveld trok eens aan zijn sigaar. Hij zag er zeer slaperig uit, zijn oogleden half gesloten, maar die hem kenden pasten dan op. Als Geurt er op z'n stomst uitzet, zeiden ze, hou hem dan in de1 gaten. Maar Boesmans wist dat nog niet. Hij vond Geurt Grootveld een stinkende rijke boer die je te vrind moest houden, maar ook niet meer dan een boer, die v^n koeien en varkens wist en anders niet. Een man die je zo van de sokken praatte. Had niet eens in de gaten, dat al die drukte over dat laantje moest leiden naar een bepaald doel! (wordt vervolgd) :^r I 15. Smidje Verholen liep op die boom af, maar zorgde er netjes voor, dat hij buiten de stalenreeks bleef. De Zwarte Kludde zou hem nu met meer te pak ken nemen! En wat hij gedacht had, bleek de waarheid te zijn. In de be doelde boom zat een ontvangertje ver boren. Aan de andere kant van die boom zat weer een gat met een zend- lamp, en honderd meter verder was wéér een ontvangertje opgesteld. „Nu hoef ik niet verder te zoeken", mompel de hij. „Ik heb die Kludde door. Ik zal eens een schetsje maken van de situa tie." Hij ging op de grond zitten, haalde zijn notitieboekje uit de zak en tekende precies, wat er op het plaatje te zien is. In het midden zette hij het oude ka steel en daar rondomheen tekende hij het Knekelwoud. En daar weer rond omheen bracht hij een krans van bo men aan. Aan beide kanten kwamen er gaten in die bomen en ook zette hij er lettertjes bij. Z betekende Zender en O was Ontvanger. Nu nog pijltjes van Z naar O en voor iedereen kon het nu duidelijk zijn hoe de stralen liepen. „Zo zo", mompelde de smid tevreden. „Dit is dus het alarmsysteem van me neer Kludde. Iedereen, die het bos in loopt, moet ergens de stralenreeks on derbreken. Maar nu zal smidje Verho len toch eens laten zien, dat hij slim mer is dan de Kludde!" Hij borg zijn boekje weer op wierp zich plat op de grond en kroop voorzichtig op zijn buik onder de stralenreeks door. Tien meter verder stond hij weer op en lachte: „Zie zo, Zwarte Kludde! Smidje Verho len is in het Knekelwoud en jij weet er niets van! En nu zal diezelfde smid je Verholen eens trachten uit te zoeken waarom jij die malle fratsen allemaal uithaald, want daar steekt wat achter!" Hij zette er nu flink de pas in en wan delde lijnrecht naar het oude slot van Balderik de Woeste toe. Eerst moest immers de trouwe pijp gevonden wor den. Maar bij het oude slot was ook iets vreemds aan de hand. „Wet sak kerloot!" mompelde de smid. „Gister avond zag ik duidelijk licht branden achter de raampjes, en nu zijn alle ven sters met luiken afgesloten! Hoe kan dat?" (wordt vervolgd) FEUILLETON door TOM LODEWIJK

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1969 | | pagina 5