Stichting Recreatie tegen invoering van toeristenbelasting Rijk moet gemeenten helpen lasten van toerisme op te vangen 't Is ook op Wereldspaardag goed sparen bij de NMB Maar Raad van Texel lieeft al beslist.... de bank waar ook zich thuis voelt derde blad TEXELSE COURANT VRIJDAG 31 OKTOBER 1969 De Sfirtiing Recreatie te Den Haag heeft zich uitgesproken tegen invoering van toeristenbelasting in Nederland. Dit gebeurde na een langdurige studie in opdracht van het ministerie van Cultuur, Re creatie en Maatschappelijk werk. De resultaten daarvan werden neergelegd in een bijna dertig pagina's tellend rapport waarin vóór en tegen van de toeristenbelasting nauwkeurig tegenover elkaar worden afgewogen. De stichting Recreatie komt tot de conclusie dat de toeristenbelasting moet worden afgewezen, omdat de ver moedelijke opbrengst in geen verhouding staat tot de kosten van openluchtrecreatie en toerisme voor de gemeenten, omdat de belasting niet van alle recreanten kan worden gevraagd, omdat de toeristenbelasting zowel bij het publiek als bij de logiesverstrek- kende bedrijven verre van populair zal zijn, waardoor het de toch al moeilijke concurrentiepositie van de Nederlandse recreatieoorden nog ongunstiger zal worden. Mensen, die om zakelijke redenen in hotels en pensions verblijven zullen om technische redenen niet kunnen worden vrijgesteld. Bovendien zullen de bewoners van ten ten, tenthuisjes e.d. relatief het zwaarst worden belast; het betreft hier voor een belangrijk deel de economisch zwakkeren. In plaats van toeristenbelasting pleit de Stichting Recreatie voor het beschikbaar stellen van voldoende geldmiddelen door de Rijks overheid, waarbij wordt gewezen op het feit dat diezelfde Rijksover heid toch ook profiteert van de zeer grote fiscale opbrengsten van de toeristenindustrie. De Stichting Recreatie werd in het leven geroepen door de departementen maar staat volkomen los van overheid of bedrijfsleven. Zij is te beschouwen als een onafhankelijk gezaghebbend ad viesorgaan. Aan het negatieve oordeel over de toeristenbelasting kan derhal ve niet zomaar voorbij worden gegaan. De conclusies in het rapport moeten gemeentebestuur en gemeenteraad van Texel pijnlijk in de oren klinken. On langs werd nl. in principe besloten tot invoering van toeristenbelasting op Texel, waarbij men denkt aan een kwartje per persoon per nacht. Uitvoerig schetst de Stichting Recre atie de moeilijke toestand waarin voor al de zg. recreatiegemeenteen zijn ge raakt Tegenover de enorm hoge kosten die ten behoeve van het toerisme moe ten worden gemaakt, staan slechts wei baten. Daarom pleiten de gemeen ten al jaren voor een wetswijziging waardoor invoering van toeristenbelas ting mogelijk wordt en tevens voor verruiming van het zg. retributiestelsel (onder retributie moet worden verstaan een tegenprestatie voor door de over heid verstrekte diensten en/of voor ge bruik van door de overheid ter be schikking gestelde voorzieningen, dus entrees, parkeergelden, e.d.). Wetsontwerp Het wetsontwerp voor verruiming van de gemeentelijke belastingen, waardoor invoering van toeristenbelas ting mogelijk wordt, is vorig jaar in gediend en het zie er naar uit dat het binnenkort wordt aangenomen. Dat is overeenstemming met de wens van velen, ook van de Vereniging van Ne derlandse gemeenten die het billijk vindt dat de door de recreatie veroor zaakte extra lasten voornamelijk door de recreanten moeten worden gedragen. In 1966 liet de staatssecretaris van Economische Zaken blijken geen groot voorstander te zijn van toeristenbelas ting. Hij vond dat deze belasting niet san de populariteit van logiesverstrek kende bedrijven bij toeristen tegemoet zou komen. De bedrijven waren het daarmee eens. Van de zijde van de or ganisaties van exploitanten van logies- verstrekkende bedrijven kwamen tal an protesten, ook van de ANVV. In het nu verschenen rapport wordt het dan ook ongelukkig genoemd dat in het voorstel tot verruiming van het ge meentelijk belastinggebied de toeristen belasting nu toch weer aan de orde is gekomen. Recreatie melkkoe voor overheid Toerisme en openluchtrecreatie leve- Jen een belangrijke bijdrage tot het in komen van de overheid, aldus het rap port. In 1966 bedroegen de fiscale inkom en van het Rijk uit toerisme en open luchtrecreatie ƒ1.085 miljoen gulden en jj® van de gemeenten ca 40 miljoen. °ij een totale besteding voor open- 'Uchtrecreatie en toerisme van ca ƒ4,4 miljard (1966) kan dus gesteld worden 'at van elke gulden die uitgegeven lordt een kwartje in de Rijksschatkist in de provinciale en gemeentelijke ien vloeit. Rechtstreeiks gaat van dat kwartje ruim 96% naar het Rijk en nog geen 4% naar de gemeenten. Verwacht wordt dat in 1970 de totale bestedingen voor openluchtrecreatie en toerisme in Nederland ca ƒ7 miljard zullen bedragen hetgeen bij een belas tingpercentage van ongeveer 25% een fiscale opbrengst van ca ƒ1.750 miljoen zou betekenen. Sedert de verschijning van het rapport Tideman zijn echter al weer verschillende prijsverhogende fac toren bekend geworden, waardoor dit belastingpercentage hoger zal liggen en bij gelijkblijvende bestedingen, de fis cale opbrengst dus ook. 1. Op 1-1-1969 is de BTW ingevoerd. Een groot deel van de goederen en diensten op het gebied van de va kantiebesteding, het toerisme en de openluchtrecreatie valt onder het 12%-tarief. Voor enkele goederen betekent dit een verlaging in verge lijking met de oude omzetbelasting (bijv. caravans, grote zeilboten, film apparatuur, terwijl de O.B. op de kampeerovernachtingsprijs van 4,8% vervangen is door 4% BTW), over 't geheel moet echter rekening gehou den worden met een relatief hogere opbrengst van de BTW in vergelij king met de oude OB. 2. De verhoging van de motorrijtuigen belasting. 3. De verhoging van de accijnsen. 4. De verhoging van leges op grensdo- cumenten en kampeervergunningen etc. 5. Het effect van de progressieschaal inkomstenbelasting. Hoewel wellicht een aantal heffingen verlaagd zullen worden of zullen ver dwijnen is het toch te verwachten dat de fiscale opbrengst van openluchtre creatie en toerisme in 1970 méér dat 25% van de bestedingen zal bedragen en waarschijnlijk dicht bij de ƒ2 mil jard zal liggen. Opbrengst toeristenbelasting Van toeristenbelasting zijn twee vor men denkbaar: een bepaald vast bedrag per overnachting en een percentage van de overnachtingsprijs. Het aantal overnachtingen bij logiesverstrekkende bedrijven bedroeg in 1968 ongeveer 35 miljoen, waarvan 20 miljoen op campings en bungalowbedrijven, een half miljoen in jeugdherbergen en 11 miljoen in hotels en pensions. In 1970 kan op totaal ongeveer 37 miljoen overnachtingen worden gerekend. Indien de heffing van een vast be drag per overnachting op ƒ0,25 gesteld wordt (over dit bedrag wordt tenmin ste voortdurend gesproken) dan zou in 1970 een maximum bruto-opbrengst van ca 9l/4 miljoen gulden aan toeris tenbelasting te verwachten zijn. In werkelijkheid zal dit bedrag ech ter lager liggen: 1. Niet in alle gemeenten bestaat een nauwkeurige administratie van het aantal overnachtingen bij logiesver strekkende bedrijven; dit betreft vooral de „kamers zonder pension". Diegenen die „kamers zonder pen sion" verhuren kunnen meestal niet als eigenlijke exploitanten van lo giesverstrekkende bedrijven worden beschouwd, het betreft hier veelal meer een bijverdienste in het sei zoen. Niettemin boeken zij een aan zienlijk aantal overnachtingen. 2. Niet alle gemeenten zullen overgaan tot het invoeren van de toeristenbe lasting. Een groot deel van de ver- blijfsrecreatie in Nederland is be perkt tot een relatief klein aantal gemeenten. Daarnaast bestaan een groot aantal niet-recreatie-/toeristengemeenten met per gemeente slechts een klein aantal „toeristische enij recreatieve" over nachtingen. Mede in verband met de perceptiekosten is het waarschijnlijk, dat een nog aanzienlijk aantal gemeen ten niet zal overgaan tot deze heffing. (Het valt te verwachten, dat een aan tal categorieën overnachters vrijgesteld zal worden van het betalen van toe ristenbelasting. Hierbij kan gedacht worden aan jeugdherbergbezoekers, etc. Perceptiekosten Daarnaast moet rekening gehouden worden met een aanzienlijk bedrag aan perceptiekosten. Immers, de toeristen belasting is een gemeentelijke belas ting en zal per gemeente geïnd wor' den. Elke gemeente zal dus een eigen innings- en controleapparaat moeten opbouwen en financieren. Niet altijd zal dit in verhouding hoge kosten mee brengen, soms echter ook wel, hetgeen o.a. afhankelijk zal zijn van het aantal logiesverstrekkende bedrijven. Hoewel de netto-opbrengst van de toeristenbelasting in de vorm van een heffin^ per overnachting niet nauw keurig is aan te geven in verband met de onzekerheid van de bovenstaande factoren, kan in ieder geval worden aangenomen, dat bij een „eenheidsta rief" van ƒ0,25 per overnachting deze opbrengst de tien miljoen gulden niet zal overschrijden en gemiddeld per ge meente ongeveer l%o van de gemeen telijke inkomsten zal uitmaken. In een aantal typische recreatie-/toeristenge- meenten zal dit percentage zeker wel hoger liggen, maar in slechts enkele gemeenten zal het meer dan 1% van de inkomsten betekenen. Buitenlanders Buitenlandse bezoekers in Nederland gaven ongeveer de helft van de beste dingen bij horecabedrijven uit aan lo gies; houden wij dit ook voor Neder landers aan, dat levert dit een bedrag op van ca ƒ200 miljoen. Hierbij moe ten nog enkele miljoenen guldens ge teld worden voor overnachtingen op weekendtochten. Buitenlanders op va kantie in Nederland gaven in 1966 on geveer 90 miljoen uit aan logies. Een derde van de hotelgasten ver blijft echter in een hotel vanwege za kelijke redenen. De buitenlandse toe risten in Nederland besteedden onge veer 20% van hun totale uitgaven aan logies. Een groot deel van de toeristen overnacht echter op campings e.d. Het valt te verwachten, dat buitenlanders die Nederland om zakelijke redenen bezochten niet van een camping ge bruik maakten, maar van een hotel. De totale uitgaven van buitenlanders in Nederland, die niet als toerist kwa men, bedroegen in 1966 ongeveer 210 miljoen. Gesteld, dat hiervan 40% aan logies werd uitgegeven, dan bete kent dit ca ƒ80 miljoen aan logiesuit- gaven. In 1966 ontliep het aantal overnach tingen van Nederlanders en buitenlan ders in hotel en pension elkaar niet veel. Verwacht kan worden, dat Neder landers die vanwege zakelijke redenen in een hotel logeerden met wat een voudiger behuizing genoegen namen dan buitenlanders. Een raming van ƒ60 miljoen aan bestedingen voor lo gies door Nederlanders in eigen land die om zakelijke redenen in een hotel logeerden is o.i. wel reëel (1966). De totale omzet aan logies bij logies verstrekkende bedrijven in 1966 kan derhalve geraamd worden op: Nederlanders op vakantie in eigen land ƒ200 miljoen Buitenlanders op vakantie in Nederland 90 miljoen Nederlanders op weekendtocten 10 miljoen Overnachtingen vanwege zakelijke redenen Buitenlanders in Nederland Nederlanders in eigen land perceptiekosten zullen vermoedelijk wat hoger liggen, omdat dit stelsel wat ingewikkelder is. Gemeenten zwaar belast Het rapport geeft voorts een over zicht van de huidige en toekomstige uitgaven van de overheid voor toeris me en openluchtrecreatie, waarbij men tot de conclusie komt dat de gemeenten relatief zeer veel moeten opbrengen om hun recreatieve voorzieningen te kun nen bekostigen. Dan worden de volgen de argumenten aangevoerd vóór invoe ring van toeristenbelasting: 1 De toerist/openluchtrecreant belast de gemeentelijke begroting in aan zienlijke mate: De gemeente heeft hoge kosten ten aanzien van de voorzieningen voor openluchtrecreatie en toe risme. Dit betreft zowel de inves teringen, het onderhoud als het beheer. Behalve van de typische voorzie ningen voor toerisme en open luchtrecreatie maakt de recre ant/toerist ook gebruik van ande re voorzieningen, die met direkt als toeristische en recreatievoor zieningen aangemerkt kunnen worden, maar onontbeerlijk zijn voor een goed functioneren van een object. Dit maakt een over capaciteit noodzakelijk hetgeen tot belangrijk extra kosten kan leiden {straatverlichting, riole ring, vuilwaterverwerking, ver- keersvoorzieningen etc.) Recreanten en toeristen profite ren van gemeentelijke diensten, waardoor het ambtelijk apparaat extra belast wordt (politietoe zicht, brapdweer etc.) In feite heeft een recreatie-/toeris- tengemeente in de zomermaanden (veel) meer inwoners dan het offi ciële inwonertal suggereert. Het Ge meentefonds houdt hiermee echter geen rekening, de uitkering hieruit wordt v.n. bepaald door het aantal werkelijke inwoners. 2. De openluchtrecreatie en het toeris me leiden tot belangrijke fiscale op brengsten welke echter op enkele procenten na in de Rijksschatkist vloeien. Weliswaar ontvangen de ge meenteen via het Gemeentefonds een zeker percentage van de fiscale in komsten van het Rijk uit toerisme en openluchtrecreatie, maar dit is geen doeluitkering. De gemeentelij ke inkomsten zijn over het algemeen onvoldoende om de zeer zware last als gevolg van openluchtrecreatie en 80 miljoen 60 miljoen Totaal ƒ440 miljoen De omzet aan logies van logiesver strekkende bedrijven bedroeg in 1966 ongeveer 10% van de totale toeristi sche en recreatieve bestedingen in dat jaar. Bij een verwachte besteding van ƒ7 miljard in 1970 voor dit doel, kan gesteld worden, dat de omzet van lo giesverstrekkende bedrijven aan logies in 1970 ongeveer ƒ700 miljoen zal be dragen. Wellicht is dit iets minder in verband met het feit, dat het aantal overnachtingen bij de goedkope vakan tie-accommodaties in verhouding snel ler groeit dan het aantal overnachtin gen in hotel en pension. De omvang van de bruto-opbrengst van de toeristenbelasting bij heffing van een bepaald percentage van de overnachtingsprijs hangt uiteraard sa men met het heffingspercentage. De BERAADSGROEP De beraadsgroep die verant woordelijk is voor het rapport waarover het artikel op deze pa gina handelt bestaat uit de vol gende personen H. Molendijk, voorzitter (Stichting Recreatie); G. G. Bakker (Over legorgaan Vakcentrales); Drs. M. Boshart, rapporteur (Stichting Receatie); D. F. Daatselaar (REVAKO, organisatie van onder nemers en leidinggevenden in re creatie-, vakantie- en konferen- tieoorden); H. M. Haverkom van Rijswijk (ORKAVA, Organisatie van Kamp- en Vakantiebeste- dingsbedrijven); Drs. P. G. M. Mellema (Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk); J. J. Moes (Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB); Drs. C. H. L. Smits (Al gemene Nederlandse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer ANVV); J. Swart (Stichting Re creatie) en W. G. van Vliet (Be drijfschap Horeca). VOOR BABY'S HUIDJE toerisme te kunnen dragen Het moet redelijk geacht worden, dat de recreanten/toeristen bijdragen in de kosten die de gemeenten ten hunne gerieve moeten maken. 3. Door de snelle ontwikkeling van de vakantie, het dag- en het weekend- toerisme is een snelle verhoging van het voorzieningenniveau noodzake lijk. Uit eigen middelen zullen de gemeenten dit niet kunnen opbren gen; de steun van het Rijk wordt tot nu toe onvoldoende geacht. 4. In het buitenland worden reeds in vele gevallen de openluchtrecreatie en het toerisme belast, óf in de vorm van een verplichte bijdrage aan de plaatselijke organisatie voor vreem delingenverkeer, óf in de vorm van een z.g. „Kurtax". 5. De huidige mogelijkheden van de ge meenten om binnen het kader van de Gemeentewet toerisme en open- (zie voor vervolg ommezijde) Een waar spaarfestijn dat de NMB een week lang viert: een mooie gelegenheid om met sparen te beginnen. Vooral omdat bij uw eerste inleg van minimaal 10 gulden een premie van 5,- wordt bijgeschreven. Zo maar extra. Kom snel langs. Juist nu, met gunstige rentevergoedingen van 4'/2% tot 7%! Zelfs 8% behoort tot de mogelijkheden als u spaarbrieven van de Nederlandsche Middenstands Spaarbank koopt. NEDERLANDSCHE MIDDENSTANDSBANK Den Burg: Binnenburg 11. De Koog: Ruyslaan 21.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1969 | | pagina 9