De belasting is lager
als u (na)denkt!
DE MILJOENENERFENIS
Voorlichting voor veehouders
SMID JE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST
LANDBOUW en VEETEELT Z
SPORTPROGRAMMA
Cursus veebeoordeling
De reputatie van
agrarisch Nederland
!l
tweede blad
TEXELSE COURANT
VRIJDAG 9 JANUARI 1970
HET DENKEN is een van de meest
weerstand oproepende bezigheden, die
ie mens kent. Dit wordt nog erger,
vanneer hij zijn gedachten op papier
moet zetten om ze op een medemens
over te brengen, zodat zij, om mis-
erstanden uit te sluiten, ook nog zijn
jedwongen tot een zekere precisie en
ordelijkheid bij dat denken.
Het weerstand op roepende kan
■jaan grenzen aan het weerzinwekken-
le, wanneer ook het onderwerp van
]ei denken op zich reeds weerstand
oproept. Het is daarom geen wonder,
iat een niet-onaanzienlijk deel van de
yelastingplichtigen niet onaanzienlijke
oedragen teveel betaalt door een ze-
gebrek aan attentie voor de af-
rekmogelijkheden die er zijn.
Dat dit niet goed is zal een ieder
oegeven, die bedenkt dat onze gehele
velvaart te danken is aan diegenen,
lie in verleden en heden hun geeste-
ijke traagheid hebben weten te over
winnen.
DIT EUVEL doet zich het meest voor
>p het gebied van de zo persoonlijke
>elastingen als die op het loon en het
nkomen, en daarbij dan het meest bij
le kleine man, die alleen loonbelasting
ietaalt en die niet in de inkomstenbe-
asting valt. Dit zijn in het algemeen
legenen die minder dan ƒ15.000,loon
..enieten en minder dan J 400,neven-
nkomsten hebben; en dat is driekwart
ran onze bevolking.
Laten zij echter, voordat zij klagen
ver een gebrek aan democratie of an-
lere edele beginselen, eerst de „Aan
wijzingen voor de Werknemer" die hun
erstrekt worden eens aandachtig lezen
n dan zien of zij ditmaal niet de hand
n eigen boezem moeten steken. Ook bij
legenen met hogere lonen komt het
chter voor, ondanks dat hen door de
iscus bij het jaarlijkse aangiftebiljet
en uitvoerige toelichting wordt opge-
rongen.
Het komt het minst voor bij zaken-
eden en huns gelijken, die voor hun
angiften gebruik maken van de dien
ten van de welig tierende fiscale be-
oepsdenkers. Het komt voor bij de
limmenken, die door hebben dat ze
et zelf wel kunnen; en natuurlijk bij
e dommeriken, die denken dat ze het
elf wel kunnen. Het komt zelfs voor
ij de belastingambtenaren.
Wat te doen
EERST MOETEN we weten voor wel-
uitgaven aftrek mogelijk is. Bijvoor-
-eeld; kosten van verwerving van in-
omsten, zoals van sommige sociale
erzekeringspremies, reiskosten en an-
lere kosten bij lonen en pensioenen;
vaste lasten, onderhoud, hypo-
leekrenten en afschrijvingen bij op-
rengsten uit roerende en onroerende
oederen; kosten van het genieten van
ividenden, renten en andere inkomsten
it vermogen; van persoonlijke ver
lichtingen, zoals a.o.w.-premie, schuld-
nten (andere dan van hypotheek) en
erige kosten van geldlening, lijfren-
.premies, premies voor periodieke uit
dringen bij ziekte of ongeval, uitbe-
alde pensioenen, echtsche'idingsuitke-
ngen e.d.; van buitengewone lasten,
ials kosten van ziekte en overlijden,
.derhoud van naaste familie, kosten
n studie yoor een beroep e.d.; van
ane giften, kerkelijke bijdragen, enz.
Met klem willen wij u wijzen op de
•lichtingen die de fiscus verstrekt,
'at zijn eerbare stukjes proza, die er
jiet op uit zijn u op een dwaalspoor te
engen. En ze zijn intussen ook heel
wat leesbaarder dan vroeger. Daar
leest u voorts over kinderaftrek, ouder-
doms- en invaliditeitsaftrek, aftrek
voor de bijverdiensten der gehuwde
vrouw, e.d.
Wie schrijft, die blijft
VERVOLGEND dient men orde op
zaken te stellen en ergens een hoekje
te reserveren, waar men aantekeningen
houdt van aftrekbare of misschien af
trekbare posten en waar men de daar
op betrekking hebbende papieren be
waart. Dit klinkt wat schoolmeester
achtig en overbodig, maar de praktijk
wijst uit, dat maar al te vaak zo'n
hoekje ontbreekt of niet goed wordt
bijgehouden en dat het later bij elkaar
zoeken van de gegevens soms op on
overwinbare weerstanden stuit.
Vooral als met bij voorbaat vaststaat
dat voldoende uitgaven achterhaald
kunnen worden om de minima, die voor
aftrek vereist zijn, te halen. Men komt
dan te spoedig met een groots gebaar
van: laat maar zitten, wat tegenover de
minister van financiën wel wat poe
nerig aandoet.
In onze papieren welvaartsstaat
wordt de hierboven aangehaalde oude
wijsheid nog met de dag wijzer.
Hoe krijgen we aftrek?
VOOR DE inkomstenbelasting lijkt
dat eenvoudig: we kunnen al onze aan
spraken op aftrek geldend maken op
het aangiftebiljet dat we krijgen toe
gezonden.
Voor de loonbelasting ligt dat anders,
door de andere heffingswij ze en door
dat de loonbelasting minder nauwkeu-
rig de draagkracht van de belasting
plichtigen benadert, daar zij alleen het
loon treft, en geen rekening houdt met
overige positieve of negatieve inko
mensbestanddelen. In opzet is er geen
verschil in zwaarte tussen beide belas
tingen, zodat het in beginsel geen ver
schil maakt of we al dan niet in de
loonbelasting vallen.
De inkomstenbelastingwet gaat er in
principe van uit dat iedereen in de in
komstenbelasting valt en dat de loonbe
lasting daarop een vooruitbetaling is,
zoals de dividendbelasting en de voor
lopige aanslag. Voor een grote massa
loontrekkers, globaal genomen al de
genen die beneden de loongrens van
ƒ15.000,blijven en beneden een saldo
van neveninkomsten van ƒ400,be
paalt de wet vervolgens dat aan hen
geen aanslag zal worden opgelegd. Dit
kan voor hen gunstig en ongunstig wer
ken, doordat het tarief van de loonbe
lasting op sommige punten, bijv. voor
de bijzondere beloningen of voor dienst
betrekkingen, die niet het gehele jaar
van de inkomstenbelasting kunner,
bestaan, niet zuiver op de jaartabellen
worden afgestemd.
Twee wegen
IN VERBAND hiermede zijn er twee
wegen om de aftrekmogelijkheden te
verwezelijken. In de eerste plaats kun
nen we aan de inspecteur een beschik
king vragen, op grond waarvan de
werkgever dan minder loonbelasting
moet berekenen en inhouden. Daartoe
dienen we zo vroeg mogelijk, en liefst
nog vóór de aanvang van het desbe
treffende kalenderjaar een zo goed mo
gelijk geschatte opgave» te doen van de
aftrekposten waarop we recht hebben.
We krijgen dan een beschikking voor
aftrek voorzover we aannemelijk ma
ken dat er meer loonbelasting zou wor
den ingehouden dan er anders aan in
komstenbelasting verschuldigd zou zijn.
Zou deze mogelijkheid geen effect
meer kunnen hebben, doordat we bijv.
in december van enig jaar onverwachts
hoge ziektekosten moeten betalen, dan
komt dat nog goed doordat daarnaast
ieder, die niet verplicht een aanslag
inkomstenbelasting krijgt, er op ver
zoek een kan krijgen indien dit voor
hem tot een, boven een zeker minimum
liggende» teruggave leidt. Dus onder het
motto: baat het niet, het schaadt in
geen geval. Daartoe moeten we dan een
zg. aangiftebiljet T aanvragen en in
vullen.
In het kort
WE KUNiNEN dus voor het lopende
jaar en voor de toekomst een beschik
king vragen en we kunnen voor de af
gelopen jaren een aanslag vragen. We
kunnen ook allebei doen en ook degene
die verplicht een aanslag krijgt, kan
een beschikking van te voren vragen,
opdat hij aan loonbelasting niet meer
betaalt dan hij uiteindelijk aan inkom
stenbelasting verschuldigd is. Hebben
we voor de loonbelasting eenmaal af
trek gehad, dan geldt die niet automa
tisch voor de inkomstenbelasting over
dat zelfde jaar.
Dan moeten we dus weer opnieuw
op het aangiftebiljet vragen. Of eisen,
zo u wilt, want u hebt er recht op.
Nederlanders, let op uw saeck!
rubriek voor i omi.-r m.v
Het zal niet uitsluitend voor verga
deringen van agrariërs gelden, dat je
op deze vergaderingen veelal een gro
te kern van dezelfde mensen ziet. We
zouden niet graag beweren, dat je uit
sluitend de „betere" boeren op deze
bijeenkomsten ziet. Ook niet, dat het
de boeren zijn, die nog al ruim in de
tijd zitten. We zien er ook regelmatig
agrariërs, waarvan je geneigd bent
om de opmerking te maken: „Hoe spe
len ze het klaar om telkens weer aan
wezig te zijn".
Waarom is die grote kern van zelfde
mensen toch telkens weer aanwezig
Om dingen te horen, die ze nooit eer
der hebben gehoord? Laten we maar
nuchter vaststellen, dat het aantal bij
eenkomsten, waar je werkelijk volko
men nieuwe dingen hoort niet <zo heel
groot is. Meestal gaat het over zaken,
waarvan we al eerder iets gehoord of
gelezen hebben. En toch hoor je van
deze trouwe bezoekers meermalen na
een bijeenkomst, dat ze blij waren er
te zijn.
Ik geloof, dat het nodig is, dat er ook
over dingen, die wel min of meer be
kend zijn, wordt gesproken. In de
eerste plaats om het feit, dat meer des
kundigen dan wij zelf daarover hun
oordeel geven. In de tweede plaats is
het nuttig om in de discussie de mening
van collega-boeren daarover te horen.
We zijn van mening, dat daarom
ook de Voorlichtingsbijeenkomst, die
wordt gehouden op dinsdag 13 januari
met als inleiders de heren J. Kruizenga
ZONDAG 11 JANUARI 1970
4dc klasse A KNVB
DTS-Texel, 14.30 uur
(boot 13.00 uur)
Aldeling Noordholland
Tex. Boys-VZV, 14.30 uur
ZDH-Hauwert, 14 30 uur
Cooksdorp-Uitgeest, 14.30 uur
De Koog-Oosterend, 14.30 uur
Texel 2-BKC 2, 14.30 uur
Texel 3-VZV 3, 12.15 uur
MEDEDELINGEN
ZDH
Voor zondag staat de wedstrijd ZDH-
Hauwert op het programma. Hauwert
staat op de 2e plaats. Hopelijk zegt dit
de ZDH-spelers genoeg. De P.
3-27
27. Sm id je Verholen ging er dus wel
een beetje plotseling vandoor, maar dat
kwam omdat hij zich eensklaps herin
nerde, dat hij nog een afspraak had
met die sympathieke geleerde heer
Nosco. Met deze professor zou hij im
mers een onderzoekingstocht gaan ma
ken door het Knekelwoud. „Sakker
loot", gromde de smid. „Ik heb geen
notie van de tijd. Gauw mijn schoenen
van onder de slotbrug vandaan en dan
als een haas er vandoor!"
In snelle ren liep de smid het Kne
kelwoud nu uit en hij bekommerde
zich geen zier om de alarminstallatie.
„Ik loop dwars door de stralenbundels
heen", grijnsde hij. „'Dan wordt die
Kludde gewaarschuwd en hij denkt dan
natuurlijk dat er iemand het bos in
loopt. Hahaha! Dan gaat-ie natuurlijk
gauw zoeken in zijn zwarte maskerade
pakje! Maar hij zal niemand vinden,
want er loopt niemand het bos in! Nee
nee, de smid loopt er juist uit!"
Zich verkneukelend van plezier
kwam hij bij de herberg aan en daar
had de waard juist een paar tafeltjes
en stoeltjes naar buiten gezet omdat
het zulk mooi weer was. „Heeft me
neer prettig gewandeld?" vroeg de her
bergier..
„Héél prettig", antwoordde de smid.
„En ik heb er honger van gekregen ook.
Brengt u mij daarom maar eens gauw
een paar broodjes met ham en een kop
je koffie. En wat ik vragen wou? Is
professor Nosco hier nog geweest?''
„Nee, die heb ik nog niet gezien",
antwoordde de herbergier. „Ik zal u
gauw de bestelling brengen, meneer".
Even later was de brave man alweer
met de broodjes en de koffie terug.
Smidje Verholen liet zich dat alles na
tuurlijk goed smaken en terwijl hij
daar heerlijk in het zonnetje zat te
eten, zag hij dat er in de» verte iemand
kwam aanlopen. Die iemand zwaaide
met zijn arm. Dat kon dus professor
Nosco wel eens zijn
(wordt vervolgd)
en H. B de Vries over arbeidsbespa
ring in zomer en winter geanimeerd en
nuttig kan worden. Iedereen is welkom
dinsdag half twee in „De Lindeboom-
Texel".
Mogelijk is door alle drukte rondom
de feestdagen het bericht over de voor
genomen cursus Veebeoordeling wat in
het vergeetboek geraakt. Op dit mo
ment is het aantal deelnemers nog niet
voldoende. De cursus zal, zoals werd
medegedeeld, gegeven worden door de
heer De Waal, technisch adviseur van
de K I.-vereniging Sijbekarspel. Een
enthousiaste veekenner.
De cursus bestaat in totaal uit een
vier- of vijftal lessen, waarvan de
eerste enigszins theoretische les in de
avond wordt gegeven. De overige les
sen in de voor- of namiddag op Texel
se bedrijven. De kosten zullen zeer
laag zijn, zodat deze voor niemand een
bezwaar kunnen zijn. De tot nu toe bin
nengekomen opgaven zijn vooral van
nog niet zelfstandige boerenzoons en
enkele jongere veehouders.
Het is de bedoeling om maandag 12
januari a.s. te besluiten of de cursus al
of niet zal doorgaan. Als U er voor
voelt, maar het er tot nu toe niet van
gekomen is U op te geven, doe het dan
direct. Dit kan gebeuren bij J. Koolhof,
tel. (02220) 336, of bij C. van Groningen
tel. (02220) 2380.
C1
De kop van dit artikeltje is het on
derwerp, dat de heer Wilbers van de
Stichting Public Relation zal inleiden
op de Algemene Vergadering van de
Bedrijfsvereniging op donderdag 29
januari. Het zal dus gaan over het
„aanzien" en de „reputatie" van de
boeren in ons land. Hoewel het be
slist niet meer zo is, dat alle stedelin
gen de boeren uitsluitend kennen als
„soortgenoten", die duidelijk herken
baar zijn aan de 'blauwe kiel, de rode
zakdoek, de klompen en de pet, is het
toch wel zeker, dat er nog altijd veel
wanbegrip over de agrariërs bestaat.
Persoonlijk ondervond ik dit tijdens
een excursie naar een gebied, waarvan
bekend is, dat de boeren een niet al te
beste naam hebben. Op die excursie be
zochten we o.m. een pottenbakkerij. Het
bakken van potten gebeurde hier vol
ledig fabrieksmatig. Volledig lopende-
band-werk. Op één plaats in de fabriek
stond een man, die de hele dag niet
anders deed dan een spuit met glazuur
even op de vrijwel gereed gekomen
pot te richten. Dat was zijn aandeel in
het produktieproces.
Toen ik de opmerking maakt, dat het
mij een hele opgave leek om dag in
dag uit niet anders te doen dan dit
werk, reageerde de rondleider met: ,,U
zit misschien de hele dag op het kan
toor hetzelfde werk te doen". Toen ik
hem vertelde, dat ik wel eens op kan
toor zat, maar voor de rest bezoeken
bracht aan boeren was zijn volgende
reactie „Dat lijkt me ook geen baan
tje. Bent U wel eens een goede boer
tegen gekomen?"
Toen ik deze vraag oprecht en vol
mondig met „ja" beantwoordde, was
zijn laatste reactie: „Dan wil ik met U
wel eens mee, want ik heb nog nooit
een goeie boer ontmoet".
Mogelijk verstond hij onder het be
grip „goeie boer" iets anders dan wij
er meestal mee bedoelen als we het
over een „goede boer" hebben. Maar
ook in de betekenis, die hij op het oog
had, kon ik zijn vraag bevestigend be
antwoorden.
De heer Wilbers zal U zeker in zijn
inleiding op 29 januaari a.s. duidelijk
op de hoogte stellen van de reputatie
van de Nederlandse boeren bij de rest
van onze bevolking.
FEUILLETON
door TOM LODEWIJK
llllllllllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllR
Diiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir
j 22. Gek, dacht hij, ik dacht dat zij
uder was dan ik, maar dat kwam om-
^t ik me zo'n broekje voelde. Nu krijg
zo'n beetje het gevoel dat je met
en twintig tóch al wel iemand
fent.
jAnke keek op haar horloge. „Zeg, we
iltten hier zowat de hele avond te ver-
Jetsen, maar ik ben hier gast, ik kan
beneden niet laten zitten".
„Je lijkt me veel meer huisgenoot",
|i hij.
„Zo voel ik me hier ook wel. Ik ben
raag bij jullie".
„Dus je komt nog wel eens wéér".
„Ik hoop van wel, ja", lachte ze en
(fond op.
„Zeg Ank, die tips van jou, die zal ik
óch eens met de baas doornemen. Ben
e er nog in geïnteresseerd wat hij er
»n zegt?"
'„Natuurlijk", zei ze, „hou me op de
iogte!"
Ze stonden tegenover elkaar. Ze is
fet zo lang als ik, dacht hij.
i „Jij houdt van je vak, niet?" zei ze.
|„Ja", bevestigde hij enthousiast. „Net
jij van de jouwe".
„Daar vinden we mekaar dan in. Dan
Jaat het zo gezellig, vind ik".
„Vond je het gezellig?"
|„0 ja. Lekker bomen".
Lik hoop dat we dat nog es vaker
fcnnen doen", waagde hij.
Ze zag hem peilend aan.
„Als je weet wat je aan elkaar hebt,
kan dat altijd", zei ze rustig.
„Weet jij dan wat je aan mij hebt?"
Weer die peilende blik.
„Jawel", zei ze. „Daarom zullen wij
nog wel es vaker bomen samen".
„Nou graag", zei hij.
Ze ging hem voor, de trap af, hij
keek op haar blonde haren. En de ver
liefde jongen die zo schichtig achter
Jeanne de Hoogh had aangedraafd, liep
rustig en zelfverzekerd de trap af ach
ter Anke de Jong. Het leven, dat zo
zwart en uitzichtloos had geschenen,
leek opeens weer goed.
„Daar hebben we de.bouwkundigen",
zei Lies, „nou gezellig zijn jullie wel,
moet ik zeggen. We zitten al een paar
uur met smart op jullie te wachten".
„Die zich gewenst weten, kunnen
zich laten wachten, wat jij Ank?" zei
Jaap Heyblom.
Suus keek naar haar zoon.
Die was de laatste dagen zo stuurs en
zwijgzaam geweest. Ze wist wat er aan
schortte, ze wilde er niet over praten,
want hij zou het zelf moeten uitvech
ten.
Hij zag er naar uit dat hij het uit
gevochten had.
Zou Anke daar debet aan zijn?
En zoals alle moeders, verdiepte Suus
Heyblom zich in speculaties over de
toekomst van haar kroost.
HOOFDSTUK XII
De overval
Jaap Heyblom staarde diep in ge
dachten voor zich uit. Het was rustig
in het kantoor van de bank, want alle
personeelsleden waren naar huis. Het
was avond.
Meermalen ging Jaap in de avond
uren naar de bank om daar nog wat te
werken. Geen telefoontjes, geen onver
wacht bezoek. Die a/vonduren waren
gewijd aan de dingen waaraan hij over
dag niet toekwam. Dan kon hij zich
rustig bezig houden met problemen die
inderdaad rustige overweging verdien
den, en die niet kregen in het toch wel
drukke leven van iedere dag. Concen
tratie was dan vaak moeilijk.
Maar ook déze avond was de concen
tratie moeilijk. Het Weekblad voor de
Effectenhandel lag al een kwartier voor
hem en hij staarde op de eerste pagina
zonder iets te zien.
In Drechtermond heette het, dat je
aan Jaap Heyblom nooit iets kon zien.
Hij was altijd en voor iedereen dezelf
de, vriendelijk zonder uitsloverigheid,
opgewekt zonder dikdoenerigheid, za
kelijk zonder het idee te geven van
wat-heb-ik-het-druk.
Nieuwsgierige mensen hadden zijn
gezicht bespied om na te gaan, of de
tegenvaller van de hem door de neus ge
boorde miljoenenerfenis zijn gelaat zou
stempelen, maar daarin werden ze te
leurgesteld. Er waren toespelingen ge
maakt, er waren voorzichtige zowel als
impertinente vragen gesteld, en Jaap
Heyblom had met een glimlachje alles
van zich afgeschoven.
Hadden zij zijn gezicht kunnen zien,
dan hadden ze tot de conclusie moeten
komen dat dit gezicht toch inderdaad
wel zorg en bekommernis uitdrukte.
Maar nu was hij dan ook met zichzelf
alleen, veilig tussen de vier muren;
niemand kon hem zien.
En het was niet de erfenis, die hem
deze bezorgde uitdrukking gaf. Het wa
ren de gevolgen van het bericht, dat in
derdaad al heel snel in Drechtermond
de ronde gedaan had, dat he»t met die
erfenis niets werd.
Jacob Heyblom kon een strak gezicht
houden en zich van niets of niemand
onder de indruk tonen, hij was een té
gevoelig mens dan dat wat rondom hem
plaats vondA hem niet zou raken. En nu
in de eenzaamheid, zat hij daar over te
piekeren.
De mensen waren hard en onbillijk,
vond hij. Hij zelf had over de erfenis
met geen mens gepraat. Het verwon
derde hem niet, dat nochtans in Drech
termond een week later iedereen het
wist. Daar was het Drechtermond voor.
Het verwonderde hem evenmin, dat
thans ook iedereen het naadje van de
kous wist. Daar had hij zelf toe bijge
dragen. Aan mensen die er naar infor
meerden had hij ronduit gezegd, dat
er nooit iets had vastgestaan en dat
nu bleek, dat er ook niets van kwam.
Daar was voor hem de kous mee af.
■Hij kwam tot de conclusie, dat het
gerucht van de miljoenen-erfenis een
zeker aureool om hem heen had gewe
ven, en dat juist het feit dat hij er zo
onaandoenlijk onder bleef daartoe had
bijgedragen.
Het leek nu wel of ze er hém op aan
zagen, dat het niet was doorgegaan, of
zij waren teleurgesteld, terwijl hij het
niet eens was, want hij had er nooit
op durven rekenen.
Hij was er nog niet aan gewend, dat
veel mensen maar al te gauw geneigd
zijn tot jaloersheid op hen die het iets
verder hebben geschopt, dan wie hoog
staat de meeste wind vangt. Hij was (en
dat viel ongelukkig samen met die er
feniskwestie) in korte tijd nogal een
stapje omhoog gegaan op de maat
schappelijke ladder. Hij was directeur
van de bank geworden, hij was lid van
de gemeenteraad, ze hadden hem in de
Rotaryclub in de stad gehaald, hij was
bestuurslid geworden van de Indu
striestichting en secretaris-penning
meester van het nieuwe, moderne
streekziekenhuis.
En dat alles zonder dat hij, zoals zijn
collega Boesman, zich uitgesloofd had
in allerlei bestuursbaantjes, door inge
zonden stukken in de krant, zonder dat
hij iets gedaan had om zich populair te
maken.
Hij had er niet over nagedacht hoe
dat allemaal gekomen was. Hij nam
aan dat ze in die besturen en colleges
mensen nodig hadden die ter zake kun
dig waren, en dat ze hem daarom had
den gevraagd. Zonder zelfingenomen te
zijn, wist hij wat hij waard was. Zijn
werk was hem lief, had zijn volle be
langstelling, hij hield zich goed op de
hoogte van allelei problemen ook van
bestuurlijke aard Dan was 't toch niet
nodig, dacht Jacob, je uit te sloven om
een wit voetje te halen bij Jan Publiek.
Als de mensen die er op aan kwamen,
maar wisten wat je waard was.
(wordt vervolgd)