De belasting is lager als u (na)denkt! DE MILJOENENERFENIS Voorlichting voor veehouders SMID JE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST LANDBOUW en VEETEELT Z SPORTPROGRAMMA Cursus veebeoordeling De reputatie van agrarisch Nederland !l tweede blad TEXELSE COURANT VRIJDAG 9 JANUARI 1970 HET DENKEN is een van de meest weerstand oproepende bezigheden, die ie mens kent. Dit wordt nog erger, vanneer hij zijn gedachten op papier moet zetten om ze op een medemens over te brengen, zodat zij, om mis- erstanden uit te sluiten, ook nog zijn jedwongen tot een zekere precisie en ordelijkheid bij dat denken. Het weerstand op roepende kan ■jaan grenzen aan het weerzinwekken- le, wanneer ook het onderwerp van ]ei denken op zich reeds weerstand oproept. Het is daarom geen wonder, iat een niet-onaanzienlijk deel van de yelastingplichtigen niet onaanzienlijke oedragen teveel betaalt door een ze- gebrek aan attentie voor de af- rekmogelijkheden die er zijn. Dat dit niet goed is zal een ieder oegeven, die bedenkt dat onze gehele velvaart te danken is aan diegenen, lie in verleden en heden hun geeste- ijke traagheid hebben weten te over winnen. DIT EUVEL doet zich het meest voor >p het gebied van de zo persoonlijke >elastingen als die op het loon en het nkomen, en daarbij dan het meest bij le kleine man, die alleen loonbelasting ietaalt en die niet in de inkomstenbe- asting valt. Dit zijn in het algemeen legenen die minder dan ƒ15.000,loon ..enieten en minder dan J 400,neven- nkomsten hebben; en dat is driekwart ran onze bevolking. Laten zij echter, voordat zij klagen ver een gebrek aan democratie of an- lere edele beginselen, eerst de „Aan wijzingen voor de Werknemer" die hun erstrekt worden eens aandachtig lezen n dan zien of zij ditmaal niet de hand n eigen boezem moeten steken. Ook bij legenen met hogere lonen komt het chter voor, ondanks dat hen door de iscus bij het jaarlijkse aangiftebiljet en uitvoerige toelichting wordt opge- rongen. Het komt het minst voor bij zaken- eden en huns gelijken, die voor hun angiften gebruik maken van de dien ten van de welig tierende fiscale be- oepsdenkers. Het komt voor bij de limmenken, die door hebben dat ze et zelf wel kunnen; en natuurlijk bij e dommeriken, die denken dat ze het elf wel kunnen. Het komt zelfs voor ij de belastingambtenaren. Wat te doen EERST MOETEN we weten voor wel- uitgaven aftrek mogelijk is. Bijvoor- -eeld; kosten van verwerving van in- omsten, zoals van sommige sociale erzekeringspremies, reiskosten en an- lere kosten bij lonen en pensioenen; vaste lasten, onderhoud, hypo- leekrenten en afschrijvingen bij op- rengsten uit roerende en onroerende oederen; kosten van het genieten van ividenden, renten en andere inkomsten it vermogen; van persoonlijke ver lichtingen, zoals a.o.w.-premie, schuld- nten (andere dan van hypotheek) en erige kosten van geldlening, lijfren- .premies, premies voor periodieke uit dringen bij ziekte of ongeval, uitbe- alde pensioenen, echtsche'idingsuitke- ngen e.d.; van buitengewone lasten, ials kosten van ziekte en overlijden, .derhoud van naaste familie, kosten n studie yoor een beroep e.d.; van ane giften, kerkelijke bijdragen, enz. Met klem willen wij u wijzen op de •lichtingen die de fiscus verstrekt, 'at zijn eerbare stukjes proza, die er jiet op uit zijn u op een dwaalspoor te engen. En ze zijn intussen ook heel wat leesbaarder dan vroeger. Daar leest u voorts over kinderaftrek, ouder- doms- en invaliditeitsaftrek, aftrek voor de bijverdiensten der gehuwde vrouw, e.d. Wie schrijft, die blijft VERVOLGEND dient men orde op zaken te stellen en ergens een hoekje te reserveren, waar men aantekeningen houdt van aftrekbare of misschien af trekbare posten en waar men de daar op betrekking hebbende papieren be waart. Dit klinkt wat schoolmeester achtig en overbodig, maar de praktijk wijst uit, dat maar al te vaak zo'n hoekje ontbreekt of niet goed wordt bijgehouden en dat het later bij elkaar zoeken van de gegevens soms op on overwinbare weerstanden stuit. Vooral als met bij voorbaat vaststaat dat voldoende uitgaven achterhaald kunnen worden om de minima, die voor aftrek vereist zijn, te halen. Men komt dan te spoedig met een groots gebaar van: laat maar zitten, wat tegenover de minister van financiën wel wat poe nerig aandoet. In onze papieren welvaartsstaat wordt de hierboven aangehaalde oude wijsheid nog met de dag wijzer. Hoe krijgen we aftrek? VOOR DE inkomstenbelasting lijkt dat eenvoudig: we kunnen al onze aan spraken op aftrek geldend maken op het aangiftebiljet dat we krijgen toe gezonden. Voor de loonbelasting ligt dat anders, door de andere heffingswij ze en door dat de loonbelasting minder nauwkeu- rig de draagkracht van de belasting plichtigen benadert, daar zij alleen het loon treft, en geen rekening houdt met overige positieve of negatieve inko mensbestanddelen. In opzet is er geen verschil in zwaarte tussen beide belas tingen, zodat het in beginsel geen ver schil maakt of we al dan niet in de loonbelasting vallen. De inkomstenbelastingwet gaat er in principe van uit dat iedereen in de in komstenbelasting valt en dat de loonbe lasting daarop een vooruitbetaling is, zoals de dividendbelasting en de voor lopige aanslag. Voor een grote massa loontrekkers, globaal genomen al de genen die beneden de loongrens van ƒ15.000,blijven en beneden een saldo van neveninkomsten van ƒ400,be paalt de wet vervolgens dat aan hen geen aanslag zal worden opgelegd. Dit kan voor hen gunstig en ongunstig wer ken, doordat het tarief van de loonbe lasting op sommige punten, bijv. voor de bijzondere beloningen of voor dienst betrekkingen, die niet het gehele jaar van de inkomstenbelasting kunner, bestaan, niet zuiver op de jaartabellen worden afgestemd. Twee wegen IN VERBAND hiermede zijn er twee wegen om de aftrekmogelijkheden te verwezelijken. In de eerste plaats kun nen we aan de inspecteur een beschik king vragen, op grond waarvan de werkgever dan minder loonbelasting moet berekenen en inhouden. Daartoe dienen we zo vroeg mogelijk, en liefst nog vóór de aanvang van het desbe treffende kalenderjaar een zo goed mo gelijk geschatte opgave» te doen van de aftrekposten waarop we recht hebben. We krijgen dan een beschikking voor aftrek voorzover we aannemelijk ma ken dat er meer loonbelasting zou wor den ingehouden dan er anders aan in komstenbelasting verschuldigd zou zijn. Zou deze mogelijkheid geen effect meer kunnen hebben, doordat we bijv. in december van enig jaar onverwachts hoge ziektekosten moeten betalen, dan komt dat nog goed doordat daarnaast ieder, die niet verplicht een aanslag inkomstenbelasting krijgt, er op ver zoek een kan krijgen indien dit voor hem tot een, boven een zeker minimum liggende» teruggave leidt. Dus onder het motto: baat het niet, het schaadt in geen geval. Daartoe moeten we dan een zg. aangiftebiljet T aanvragen en in vullen. In het kort WE KUNiNEN dus voor het lopende jaar en voor de toekomst een beschik king vragen en we kunnen voor de af gelopen jaren een aanslag vragen. We kunnen ook allebei doen en ook degene die verplicht een aanslag krijgt, kan een beschikking van te voren vragen, opdat hij aan loonbelasting niet meer betaalt dan hij uiteindelijk aan inkom stenbelasting verschuldigd is. Hebben we voor de loonbelasting eenmaal af trek gehad, dan geldt die niet automa tisch voor de inkomstenbelasting over dat zelfde jaar. Dan moeten we dus weer opnieuw op het aangiftebiljet vragen. Of eisen, zo u wilt, want u hebt er recht op. Nederlanders, let op uw saeck! rubriek voor i omi.-r m.v Het zal niet uitsluitend voor verga deringen van agrariërs gelden, dat je op deze vergaderingen veelal een gro te kern van dezelfde mensen ziet. We zouden niet graag beweren, dat je uit sluitend de „betere" boeren op deze bijeenkomsten ziet. Ook niet, dat het de boeren zijn, die nog al ruim in de tijd zitten. We zien er ook regelmatig agrariërs, waarvan je geneigd bent om de opmerking te maken: „Hoe spe len ze het klaar om telkens weer aan wezig te zijn". Waarom is die grote kern van zelfde mensen toch telkens weer aanwezig Om dingen te horen, die ze nooit eer der hebben gehoord? Laten we maar nuchter vaststellen, dat het aantal bij eenkomsten, waar je werkelijk volko men nieuwe dingen hoort niet <zo heel groot is. Meestal gaat het over zaken, waarvan we al eerder iets gehoord of gelezen hebben. En toch hoor je van deze trouwe bezoekers meermalen na een bijeenkomst, dat ze blij waren er te zijn. Ik geloof, dat het nodig is, dat er ook over dingen, die wel min of meer be kend zijn, wordt gesproken. In de eerste plaats om het feit, dat meer des kundigen dan wij zelf daarover hun oordeel geven. In de tweede plaats is het nuttig om in de discussie de mening van collega-boeren daarover te horen. We zijn van mening, dat daarom ook de Voorlichtingsbijeenkomst, die wordt gehouden op dinsdag 13 januari met als inleiders de heren J. Kruizenga ZONDAG 11 JANUARI 1970 4dc klasse A KNVB DTS-Texel, 14.30 uur (boot 13.00 uur) Aldeling Noordholland Tex. Boys-VZV, 14.30 uur ZDH-Hauwert, 14 30 uur Cooksdorp-Uitgeest, 14.30 uur De Koog-Oosterend, 14.30 uur Texel 2-BKC 2, 14.30 uur Texel 3-VZV 3, 12.15 uur MEDEDELINGEN ZDH Voor zondag staat de wedstrijd ZDH- Hauwert op het programma. Hauwert staat op de 2e plaats. Hopelijk zegt dit de ZDH-spelers genoeg. De P. 3-27 27. Sm id je Verholen ging er dus wel een beetje plotseling vandoor, maar dat kwam omdat hij zich eensklaps herin nerde, dat hij nog een afspraak had met die sympathieke geleerde heer Nosco. Met deze professor zou hij im mers een onderzoekingstocht gaan ma ken door het Knekelwoud. „Sakker loot", gromde de smid. „Ik heb geen notie van de tijd. Gauw mijn schoenen van onder de slotbrug vandaan en dan als een haas er vandoor!" In snelle ren liep de smid het Kne kelwoud nu uit en hij bekommerde zich geen zier om de alarminstallatie. „Ik loop dwars door de stralenbundels heen", grijnsde hij. „'Dan wordt die Kludde gewaarschuwd en hij denkt dan natuurlijk dat er iemand het bos in loopt. Hahaha! Dan gaat-ie natuurlijk gauw zoeken in zijn zwarte maskerade pakje! Maar hij zal niemand vinden, want er loopt niemand het bos in! Nee nee, de smid loopt er juist uit!" Zich verkneukelend van plezier kwam hij bij de herberg aan en daar had de waard juist een paar tafeltjes en stoeltjes naar buiten gezet omdat het zulk mooi weer was. „Heeft me neer prettig gewandeld?" vroeg de her bergier.. „Héél prettig", antwoordde de smid. „En ik heb er honger van gekregen ook. Brengt u mij daarom maar eens gauw een paar broodjes met ham en een kop je koffie. En wat ik vragen wou? Is professor Nosco hier nog geweest?'' „Nee, die heb ik nog niet gezien", antwoordde de herbergier. „Ik zal u gauw de bestelling brengen, meneer". Even later was de brave man alweer met de broodjes en de koffie terug. Smidje Verholen liet zich dat alles na tuurlijk goed smaken en terwijl hij daar heerlijk in het zonnetje zat te eten, zag hij dat er in de» verte iemand kwam aanlopen. Die iemand zwaaide met zijn arm. Dat kon dus professor Nosco wel eens zijn (wordt vervolgd) en H. B de Vries over arbeidsbespa ring in zomer en winter geanimeerd en nuttig kan worden. Iedereen is welkom dinsdag half twee in „De Lindeboom- Texel". Mogelijk is door alle drukte rondom de feestdagen het bericht over de voor genomen cursus Veebeoordeling wat in het vergeetboek geraakt. Op dit mo ment is het aantal deelnemers nog niet voldoende. De cursus zal, zoals werd medegedeeld, gegeven worden door de heer De Waal, technisch adviseur van de K I.-vereniging Sijbekarspel. Een enthousiaste veekenner. De cursus bestaat in totaal uit een vier- of vijftal lessen, waarvan de eerste enigszins theoretische les in de avond wordt gegeven. De overige les sen in de voor- of namiddag op Texel se bedrijven. De kosten zullen zeer laag zijn, zodat deze voor niemand een bezwaar kunnen zijn. De tot nu toe bin nengekomen opgaven zijn vooral van nog niet zelfstandige boerenzoons en enkele jongere veehouders. Het is de bedoeling om maandag 12 januari a.s. te besluiten of de cursus al of niet zal doorgaan. Als U er voor voelt, maar het er tot nu toe niet van gekomen is U op te geven, doe het dan direct. Dit kan gebeuren bij J. Koolhof, tel. (02220) 336, of bij C. van Groningen tel. (02220) 2380. C1 De kop van dit artikeltje is het on derwerp, dat de heer Wilbers van de Stichting Public Relation zal inleiden op de Algemene Vergadering van de Bedrijfsvereniging op donderdag 29 januari. Het zal dus gaan over het „aanzien" en de „reputatie" van de boeren in ons land. Hoewel het be slist niet meer zo is, dat alle stedelin gen de boeren uitsluitend kennen als „soortgenoten", die duidelijk herken baar zijn aan de 'blauwe kiel, de rode zakdoek, de klompen en de pet, is het toch wel zeker, dat er nog altijd veel wanbegrip over de agrariërs bestaat. Persoonlijk ondervond ik dit tijdens een excursie naar een gebied, waarvan bekend is, dat de boeren een niet al te beste naam hebben. Op die excursie be zochten we o.m. een pottenbakkerij. Het bakken van potten gebeurde hier vol ledig fabrieksmatig. Volledig lopende- band-werk. Op één plaats in de fabriek stond een man, die de hele dag niet anders deed dan een spuit met glazuur even op de vrijwel gereed gekomen pot te richten. Dat was zijn aandeel in het produktieproces. Toen ik de opmerking maakt, dat het mij een hele opgave leek om dag in dag uit niet anders te doen dan dit werk, reageerde de rondleider met: ,,U zit misschien de hele dag op het kan toor hetzelfde werk te doen". Toen ik hem vertelde, dat ik wel eens op kan toor zat, maar voor de rest bezoeken bracht aan boeren was zijn volgende reactie „Dat lijkt me ook geen baan tje. Bent U wel eens een goede boer tegen gekomen?" Toen ik deze vraag oprecht en vol mondig met „ja" beantwoordde, was zijn laatste reactie: „Dan wil ik met U wel eens mee, want ik heb nog nooit een goeie boer ontmoet". Mogelijk verstond hij onder het be grip „goeie boer" iets anders dan wij er meestal mee bedoelen als we het over een „goede boer" hebben. Maar ook in de betekenis, die hij op het oog had, kon ik zijn vraag bevestigend be antwoorden. De heer Wilbers zal U zeker in zijn inleiding op 29 januaari a.s. duidelijk op de hoogte stellen van de reputatie van de Nederlandse boeren bij de rest van onze bevolking. FEUILLETON door TOM LODEWIJK llllllllllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllHllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllR Diiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir j 22. Gek, dacht hij, ik dacht dat zij uder was dan ik, maar dat kwam om- ^t ik me zo'n broekje voelde. Nu krijg zo'n beetje het gevoel dat je met en twintig tóch al wel iemand fent. jAnke keek op haar horloge. „Zeg, we iltten hier zowat de hele avond te ver- Jetsen, maar ik ben hier gast, ik kan beneden niet laten zitten". „Je lijkt me veel meer huisgenoot", |i hij. „Zo voel ik me hier ook wel. Ik ben raag bij jullie". „Dus je komt nog wel eens wéér". „Ik hoop van wel, ja", lachte ze en (fond op. „Zeg Ank, die tips van jou, die zal ik óch eens met de baas doornemen. Ben e er nog in geïnteresseerd wat hij er »n zegt?" '„Natuurlijk", zei ze, „hou me op de iogte!" Ze stonden tegenover elkaar. Ze is fet zo lang als ik, dacht hij. i „Jij houdt van je vak, niet?" zei ze. |„Ja", bevestigde hij enthousiast. „Net jij van de jouwe". „Daar vinden we mekaar dan in. Dan Jaat het zo gezellig, vind ik". „Vond je het gezellig?" |„0 ja. Lekker bomen". Lik hoop dat we dat nog es vaker fcnnen doen", waagde hij. Ze zag hem peilend aan. „Als je weet wat je aan elkaar hebt, kan dat altijd", zei ze rustig. „Weet jij dan wat je aan mij hebt?" Weer die peilende blik. „Jawel", zei ze. „Daarom zullen wij nog wel es vaker bomen samen". „Nou graag", zei hij. Ze ging hem voor, de trap af, hij keek op haar blonde haren. En de ver liefde jongen die zo schichtig achter Jeanne de Hoogh had aangedraafd, liep rustig en zelfverzekerd de trap af ach ter Anke de Jong. Het leven, dat zo zwart en uitzichtloos had geschenen, leek opeens weer goed. „Daar hebben we de.bouwkundigen", zei Lies, „nou gezellig zijn jullie wel, moet ik zeggen. We zitten al een paar uur met smart op jullie te wachten". „Die zich gewenst weten, kunnen zich laten wachten, wat jij Ank?" zei Jaap Heyblom. Suus keek naar haar zoon. Die was de laatste dagen zo stuurs en zwijgzaam geweest. Ze wist wat er aan schortte, ze wilde er niet over praten, want hij zou het zelf moeten uitvech ten. Hij zag er naar uit dat hij het uit gevochten had. Zou Anke daar debet aan zijn? En zoals alle moeders, verdiepte Suus Heyblom zich in speculaties over de toekomst van haar kroost. HOOFDSTUK XII De overval Jaap Heyblom staarde diep in ge dachten voor zich uit. Het was rustig in het kantoor van de bank, want alle personeelsleden waren naar huis. Het was avond. Meermalen ging Jaap in de avond uren naar de bank om daar nog wat te werken. Geen telefoontjes, geen onver wacht bezoek. Die a/vonduren waren gewijd aan de dingen waaraan hij over dag niet toekwam. Dan kon hij zich rustig bezig houden met problemen die inderdaad rustige overweging verdien den, en die niet kregen in het toch wel drukke leven van iedere dag. Concen tratie was dan vaak moeilijk. Maar ook déze avond was de concen tratie moeilijk. Het Weekblad voor de Effectenhandel lag al een kwartier voor hem en hij staarde op de eerste pagina zonder iets te zien. In Drechtermond heette het, dat je aan Jaap Heyblom nooit iets kon zien. Hij was altijd en voor iedereen dezelf de, vriendelijk zonder uitsloverigheid, opgewekt zonder dikdoenerigheid, za kelijk zonder het idee te geven van wat-heb-ik-het-druk. Nieuwsgierige mensen hadden zijn gezicht bespied om na te gaan, of de tegenvaller van de hem door de neus ge boorde miljoenenerfenis zijn gelaat zou stempelen, maar daarin werden ze te leurgesteld. Er waren toespelingen ge maakt, er waren voorzichtige zowel als impertinente vragen gesteld, en Jaap Heyblom had met een glimlachje alles van zich afgeschoven. Hadden zij zijn gezicht kunnen zien, dan hadden ze tot de conclusie moeten komen dat dit gezicht toch inderdaad wel zorg en bekommernis uitdrukte. Maar nu was hij dan ook met zichzelf alleen, veilig tussen de vier muren; niemand kon hem zien. En het was niet de erfenis, die hem deze bezorgde uitdrukking gaf. Het wa ren de gevolgen van het bericht, dat in derdaad al heel snel in Drechtermond de ronde gedaan had, dat he»t met die erfenis niets werd. Jacob Heyblom kon een strak gezicht houden en zich van niets of niemand onder de indruk tonen, hij was een té gevoelig mens dan dat wat rondom hem plaats vondA hem niet zou raken. En nu in de eenzaamheid, zat hij daar over te piekeren. De mensen waren hard en onbillijk, vond hij. Hij zelf had over de erfenis met geen mens gepraat. Het verwon derde hem niet, dat nochtans in Drech termond een week later iedereen het wist. Daar was het Drechtermond voor. Het verwonderde hem evenmin, dat thans ook iedereen het naadje van de kous wist. Daar had hij zelf toe bijge dragen. Aan mensen die er naar infor meerden had hij ronduit gezegd, dat er nooit iets had vastgestaan en dat nu bleek, dat er ook niets van kwam. Daar was voor hem de kous mee af. ■Hij kwam tot de conclusie, dat het gerucht van de miljoenen-erfenis een zeker aureool om hem heen had gewe ven, en dat juist het feit dat hij er zo onaandoenlijk onder bleef daartoe had bijgedragen. Het leek nu wel of ze er hém op aan zagen, dat het niet was doorgegaan, of zij waren teleurgesteld, terwijl hij het niet eens was, want hij had er nooit op durven rekenen. Hij was er nog niet aan gewend, dat veel mensen maar al te gauw geneigd zijn tot jaloersheid op hen die het iets verder hebben geschopt, dan wie hoog staat de meeste wind vangt. Hij was (en dat viel ongelukkig samen met die er feniskwestie) in korte tijd nogal een stapje omhoog gegaan op de maat schappelijke ladder. Hij was directeur van de bank geworden, hij was lid van de gemeenteraad, ze hadden hem in de Rotaryclub in de stad gehaald, hij was bestuurslid geworden van de Indu striestichting en secretaris-penning meester van het nieuwe, moderne streekziekenhuis. En dat alles zonder dat hij, zoals zijn collega Boesman, zich uitgesloofd had in allerlei bestuursbaantjes, door inge zonden stukken in de krant, zonder dat hij iets gedaan had om zich populair te maken. Hij had er niet over nagedacht hoe dat allemaal gekomen was. Hij nam aan dat ze in die besturen en colleges mensen nodig hadden die ter zake kun dig waren, en dat ze hem daarom had den gevraagd. Zonder zelfingenomen te zijn, wist hij wat hij waard was. Zijn werk was hem lief, had zijn volle be langstelling, hij hield zich goed op de hoogte van allelei problemen ook van bestuurlijke aard Dan was 't toch niet nodig, dacht Jacob, je uit te sloven om een wit voetje te halen bij Jan Publiek. Als de mensen die er op aan kwamen, maar wisten wat je waard was. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1970 | | pagina 5