ALLES DRAAIT OM MOEDER" Moet de grond „open" gemaakt worden? Veel fabels maken de slang tot een gevreesd reptiel SMIDJE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST LANDBOUW en VEETEELT <L >an (iwnintfnl oil 'EEDE blad TEXELSE COURANT DINSDAG 12 MEI 1970 jbriek voor «",lw Wc zouden niet graag beweren, dat Ie „oude gewoonten" verkeerd zijn. lkcas blijkt, dat er zaken zijn, die op t moment nog even „waar" zijn als jaar geleden. Een goede verzorging n gewassen leidt ook nu, net als tij- ns de periode waarin onze overgroot- ders leefden tot de beste opbreng- £1. Intussen is er in het begrip „goede rzorging" wel wat verandering geko- en. Onze vaders en grootvaders moes- n om het onkruid in de gewassen de te worden veel gebruik maken van erktuigen en gereedschappen. De taak n die werktuigen en gereedschappen voor een zeer groot deel overgeno- n door een andere methode van on- uidbestrijding, nl. de chemische on- uidbestrijding. atii ids Het blijkt echter telkens, dat wat in xjfdzaak bedoeld was als middel om it onkruid te bestrijden ook bekeken erd als een middel om de grond in n goede conditie ,te houden of te engen. De stoppelbewerking in de herfst erd niet alleen gezien als een middel n onkruid op te ruimen, maar tevens 5 een mogelijkheid om structuur in de •ond te brengen. Tegenwoordig hoort en beweren, dat met bewerkingen de ructuur alleen maar „uit" de grond worden verdreven. Het eggen van gewassen in het voor- iar werd naast een mogelijkheid van ikruidbestrijding ook een middel om grond „open" te maken. Er moest imers lucht in de grond kunnen ko- iïï. Is dit nodig Nu het onkruid in de gewassen voor jna 100% door chemische middelen ordt bestrefden kan het „eggen" van gewassen voor dit hoofddoel achter- ge blijven. Dit voorjaar is ons geble- i, daf er akkerbouwers zijn, die de veede bedoeling van het eggen, nl. het Dpen" maken van de grond als zo be- ngnjk zien, dat ze blijven vasthouden in de methode van het eggen van de wassen. In één geval zagen we een vrij zware l aan het werk in wintertarwe, waar- ij zoveel grondverzet plaats had, dat eel wat wortels van het graan werden loot getrokken. We zijn van mening, it dit beslist verkeerd is. Het komt ons voor, dat het voor gra- en, die boven de grond staan vrijwel ntijd schade betekent om met de eg te irden bewerkt. Mogelijk kan het los taken van de bovenlaag in een enkel eval voordeel geven vóór de opkomst an een gewas om een korst te breken, ie de opkomst tegen houdt. Uit proeven, die genomen zijn door 30 et Instituut voor Rationele Suikerbie- inteelt is gebleken, dat zelfs bij de erbouw van suikerbieten het „open" aaken van de grond geen voordelen eeft. En dat terwijl de bieten de naam uj lakvrucht" hebben gekregen. De sui- q« er zou naar het oordeel van onze va- ers en grootvaders „in de biet gehakt a loeten worden". Maar zelfs voor dit ewas zou volgens de genoemde proe- ie| en gelden, dat wanneer het voor de f nkruidbestrijding niet nodig is de hak q f wiedmachine in de schuur kan blij- nen. WEL SNELLE VERBETERING, MAAR Het wonder is weer gebeurd. In en- ele dagen tijd zijn we van de winter li het voorjaar, om niet te zeggen in le zomer gekomen. Daarmee is ook Ie stemming onder de akkerbouwers n veehouders aanmerkelijk verbeterd. Het is niet onze bedoeling „roet in iet eten" te gooien, maar we menen ''at het toch goed is om er aan te blij- niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM iiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii FEUILLETON door TOM LODEWIJK 25. Haar anders zo bleek gezicht was ebruind, haar blonde haar bijna zil- er wit. Met haar ellebogen op haar srJaieèn geleund, keek ze naar beneden 1 het dal. Ze zag op de bergweiden de oeien, hoorde het zachte klingelen van Ie koeienklokken. In het dorp beneden fas een bruiloft, ze hoorde de kerk- 'sr® ilokken. Op de witte, slingerende weg net de vele haarspeldbochten reed ieel in de diepte een autootje, als een :h b tleine rode kever. Ze dacht glimlachend au „spuit elf" van Bert Hazelaar, en die gedachte warmde haar hart. Ze aocht hem erg graag. Ze had zich in 'ol vertrouwen aan hem overgegeven, 'r ging een rust van hem uit, zo jong et t fe hij was, een grote zekerheid. Ze Ijg 'erlangde er naar weer eens met hem e praten. Ze begon eindelijk alweer beetje te verlangen naar Terwoerd. iv8 fear, met een week was ze weer thuis! Leuk gezicht was dat, zo'n wagentje egen de berg te zien opkoersen. Als lerman de familie soms met de wa len kwam halen, zat ze ook meestal 'P de Drei-eck uit te kijken. Eerst een dein zwart torretje, dat wegkroop ach- de berg, bij de volgende bocht was Ü1 al weer groter. Dit was geen gro te wagen en ze had er plezier in, zo hpper als 't karretje de ene haarspeld en ^t na de andere nam. Misschien, 'acht ze, was dat wel de visite, waar ^'hnte Mies over gesproken had. ven herinneren, dat de groei dit voor jaar veel te laat is begonnen. En dat het daarom, ondanks de omslag van het weer nodig blijft het korte groei seizoen zo goed mogelijk te gebruiken. Hoewel het ook voor de akkerbouw bedrijven geldt, dat alles wat de boer er aan kan doen om de voorwaarden voor een goede opbrengst zo goed mo gelijk te maken moet worden gedaan, denken we toch in de eerste plaats aan de veehouderijbedrijven. De akkerbouwers zullen hoc voor een groot gedeelte moeten nemen, dat een aantal gewassen niet meer de ma ximale opbrengst kan geven omdat de groeiperiode daarvoor nu eenmaal te kort is. Dit behoeft bovendien voor en kele gewassen nog met eens een grote schadepost te betekenen Het lijkt er op dat de oppervlakte suikerbieten nog weer groter is dan vorig jaar. Bij een hoge opbrengst zou dit zeker weer tot gevolg hebben, dat er 'n flinke hoeveel heid zg. „magere suiker" komt. Daar Wordt de akkerbouwer weinig beter van. Ook de oppervlakte aardappelen lijkt hier en daar weer flink te zijn uitgebreid en dat zou bij een hoge op brengst ook voor dit gewas overpro- duktie kunnen betekenen. En wat dat betekent hebben de aardappelverbou wers in 1967 en 1968 „aan den lijve" ondervonden. Maar het grasland We zijn van mening, dat de veehou der meer dan de akkerbouwer de mo gelijkheid heeft om de achterstand in te halen. Zoals we vorige week al ver telden zal dit vooral een kwestie zijn van het gebruik van de stikstof. We moeten er daarbij rekening mee houden, dat een gedeelte van de vroeg gezaaide stikstof dit jaar zeker niet voor 100% zijn werk zal doen. We heb ben bij het bezoek aan de bedrijven de indruk gekregen, dat niet alleen van de in de eerste helft van maart ge strooide stikstof, maar ook van de later in maart gestrooide een deel „verloren" is gegaan. Het lijkt er inderdaad op, dat de veehouders, die de datum, waarop de temperatuursom van 200 gr. C. was bereikt hebben afgewacht dit jaar wel ongeveer in de roos hebben geschoten. Dat was in de laatste dagen van maart het geval. Voor de veehouders, die dus een flink gedeelte van de stikstof vroeg gestrooid hebben geldt het dubbel, dat er in dit seizoen meer stikstof gebruikt zal moe ten worden dan men normaal doet. We willen e'r nogmaals op wijzen, dat voor alle bedrijven, die het niveau van 300 kg zuivere stikstof per bunder nog niet hebben bereikt de mogelijkheid aanwezig is om door een extra gift van 300 kg kalkammon per bunder om 1000 kg hooi per bunder extra te win nen Die mogelijkheid zal voor veel be drijven tevens een noodzaak zijn. Als u van mening bent, dat u ondanks een extra gift van stikstof er toch niet in slagen zult om voldoende ruwvoer te winnen, dan is het zaak nu al te gaan uitkijken naar een mogelijkheid om straks hooi te kopen. O.L.S. OUDESCIIILD TAFELTENNISKAMPIOEN BIJ DE MEISJES Zaterdag 2 mei j.l. zijn in de gymzaal van de Thijsseschool de laatste wed strijden gespeeld voor mei9jes m.b.t. het scholentournooi. De uitslag was: O.L.S. Oudeschild C 3x gewonnen Thijsseschool C 2x gewonnen Landbouwhuishoudschool A lx gewon nen. Landbouwhuishoudschool B Ox gewon nen. Na afloop van de wedstrijden werden door de voorzitter de prijzen uitgereikt. VERMOEDELIJK is er geen dierdat zo op de verbeelding van de mens heeft gewerkt als de slang. Dit vindt waarschijnlijk mede zijn oorzaak in het feit, dat het grootste deel der mens heid een afkeer heeft van slangen, ja, er bang voor is. Dit schijnt een instinc tieve neiging te zijn, die niet zo een voudig is te verklaren, maar die wij maar zullen accepteren. Een en ander is oorzaak geweest van veel fabeltjes die over slangen de ronde doen en zekerdoor kinderen, maar ook door heel veel volwassenen worden geloofd. Het grootste deel van deze wonderlijke verhalen is niet waar en de slang wordt er door in een on verdiend ongunsig daglicht gesteld. Om te beginnen denken veel men sen, dat elke slang giftig is en zelfs zij die beter weten, menen toch dat het grootste deel der slangen over giftan den beschikt. Niets is minder waar! Wanneer wij weten, dat er ongeveer 2.000 tot 3.000 slangesoorten zijn en dat hiervan tweehonderd slangen giftig zijn dan komen we wel tot andere gedach ten. Ons land is wat dat betreft nog on gunstig bedeeld, want van de drie slan gesoorten die hier voorkomen, zijn de ringslang en de gladde slang ongevaar lijk en slechts de sporadisch voorko mende adder is giftig, zodat wij hier een verhouding hebben van één op drie. Indonesië, het tropische gebied waar veel meer slangen voorkomen, is op dat gebied niet zo gevaarlijk als men denkt. Van de ongeveer ruim honderd slan gesoorten die er voorkomen, zijn er ongeveer tien giftig. Fabeltjes ER DOEN verhalen de ronde, waarin beweerd wordt, dat een slang soms zijh staart in de bek neemt en dan als een hoepel voortrolt. Het dier zou op die manier trachten zich sneller voort te bewegen. Stel u gerust, er is geen slang op onze wereld die dit kunststukje kan volbrengen. Ook wordt wel beweerd, dat wanneer een gifslang in een boom bijt, deze boom afsterft. Ook dit is een van die wonderlijke verhalen, die niet op waarheid berusten. Heeft een slang geel bloed? Ook al niet. De slang heeft gewoon rood blped, zoals alle andere dieren. it g- an ient Velen menen, dat een slang zeer snel is. Dat is betrekkelijk. Inderdaad kan een slang zeer snel reageren, maar wan neer het dier zich voortbeweegt, halen de meeste slangen geen grotere snel heid, dan ongeveer 5 kilometer per uur. De verhalen over reuzeslangen, waar bij men göochelt met afmetingen boven de tien kilometer, dienen we met een korreltje zout te nemen. De grootste slang die voorkomt, is de python en de grootste hiervan wordt niet meer dan ruim tien meter. Er doen nog veel meer verhalen over slangen de ronde, maar om ze kort af te doen: er zijn geen slangen die koeien melken, hun vijan den doden door te steken niet hun staart, gehele koeien verslinden of iets dergelijks. Het zijn allemaal fabeltjes. Alleen de python kan (met moeite) een piepjonge big verwerken, omdat de slangenkaak niet scharniert, maar even wijdig van elkaar beweegt. Slangenbezweerders WIJ HEBBEN allen wel eens gehoord van slangenbezweerders en we weten, dat deze mensen een slang laten dan sen, terwijl zij op een fluit of toeter blazen. Deze hele geschiedenis is puur bedrog, want de slang kan het geluid van de fluit niet horen omdat hij doof is. Hoe reageert het dier dan op die fluit? Wel, tijdens de training heeft de bezweerder het dier met de fluit geïrri teerd en wanneer het wilde aanvallen, kreeg het een flinke klap met het in strument, zodat het er bang voor is ge worden. Tijdens de voorstelling blaast de slangenbezweerder op zijn instrument, terwijl hij het langzaam wiegend heen en weer beweegt. De slang maakt zich kwaad, richt zich op en zou eigenlijk willen aanvallen, maar de ervaringen hebben hem geleerd, dat hij het beter niet kan doen. Zodoende blijft hij tot op zekere afstand van het instrument. Volkomen natuurlijk volgt het dier wel elke beweging van de fluit en zwaait daardoor met hel wiegen van de fluit mee, waardoor men de indruk krijgt, dat het dier danst. In veel gevallen neemt de bezweerder geen risico en zijn de giftanden van de slang uitgetrokken, ofhij heeft vlak voor de voorstelling de slang in een doek laten bijten, zodat het gif uit de tandèn is en dan duurt het geruime tijd alvorens weer voldoende voorraad is gevormd. Bovendien zijn verschillen de van deze bezweerders ongevoelig voor het gif, daar zij zich tijdens hun werkzaamheden door toendiening van kleine hoeveelheden, die niet dodelijk zijn, immuun hebben gemaakt. Hun li chaam heeft zoveel weerstand gekre gen tegen het gif, dat zij niet het slacht offer zullen worden, wanneer door een ongelukje een beet wordt veroorzaakt. SCHOOLVOETBAL De School met de Bijbel uit Ooster end trok zaterdag 9 mei met een grote schare supporters naar Alkmaar om deel te' nemen aan het kampioenschap van Noordholland. Ze hebben het daar uitstekend gedaan. De eerste wedstrijd tegen de kampioen van Den Helder werd met 10 gewonnen, door een mooi doelpunt van aanvoerder Louis v. d. Vis. De tweede wedstrijd leverde wel kansen op maar geen doelpunten. De Oosterenders eindigden hierdoor gelijk op de bovenste plaats in hun pool met de school uit Hoorn. Strafschoppen moesten nu de beslissing brengen, wie er naar de finale-pool overging. Hierbij trok de school uit Oosterend helaas aan het kortste eind. Er werd slechts één van de drie strafschoppen benut. Maar al met al hebben de jongens van de School met de Bijbel een uitstekende indruk gemaakt. OPLOSSING KRUISWOORDPUZZEL Horizontaal: 1. droog; 6. renet; 10. Leo; 11. pastoor; 14. gat; 16. anno; 17. g.t.; 18. p.m.; 19. vete; 20. Heerlen; 23. e.p.; 25. pa; 26. K.M.A; 27. nl.; 29. ho; 30. Nora; 32. se;; 33. gr.; 34. Omar; 36. sire; 38. lee; 40. tram; 41. Ie; 42. ode; 43. rug; 44. s.g.; 45. rede; 47. t.z.t.; 49. inkt; 51. Deli; 52. ja; 53. uk; 54. eren; 56. on; 57. er; 59. som; 61. at; 62. r.o., 64. onthuld; 68. Elbe; 70. oe; 71 li; 72. kepi; 74. roe; 75. venster; 78. die; 79. traan; 80. rakel. Verticaal: 1. den; 2. rond; 3. op; 4. gage; 5. ut; 6. Rome; 7. er; 8. egel; 9. t.a.t.; 10. laken; 12. stekel; 13. oplage; 15. tenor; 20. ha; 21. r.m.; 22. nn; 24. poseren; 25. parodie; 28. lorgnet; 29. hamster; 31. r.i.; 35. ma; 37. Ede; 39. enz; 40. tui; 46. el; 47. tasten; 48. tu mult; 50. kr; 51. Dover; 55. notie; 58. r.o.; 60. oh; 61. ad; 63. ober; 65. noen; 66. lier; 67. rede; 69. lot; 73. .pil; 75. va; 76. s.s.; 77. ra. rjggje 53. „Niet zo schreeuwen, agentjes", riep Platvink-Jantje terug. „Kom maar rustig binnen en doe net of je thuis bent. De deur is helemaal niet op slot en we hebben niks te verbergen". Meteen stormden er twee grote agen ten naar binnen, die een gewichtig pa pier in de hand hadden. „Och, och, och, kijk me die onschuldige schatjes toch eens aan", smaalde een van de agenten. ,,Je zou werkelijk denken, dat ze geen vlieg kwaad konden doen de boeven!" Maar Jantje reageerde slechts met een vriendelijk: „Kennen we u mis schien ergens mee van dienst wezen, meneer de agent? Zeg u 't maar, hoor". „Ken jij deze vent soms", vroeg de agent met het papier. „Hij is vanavond weggevlucht uit de gevangeniscel van het politiebureau te Aarpelo. Daarbij heeft-ie geweldpleging gepleegd op de dienstdoende brigadier". „Is het werkelijk waar, meneer de agent?" vroeg Platvink-Jantje poeslief. „Heeft deze schurk wat gedaan? Och toch, och toch, je zou toch zeggen! Nee ik ken hem niet. Ik heb hem nooit gezien. Ken jij hem soms, meneer Zemelmans?" Smidje Verholen keek over de schou der van Platvink-Jantje mee en zag zijn eigen portret op het papier afge drukt staan. Hij schrok er natuurlijk wel een beetje van, maar antwoordde toch ijskoud: „Welnee, za'k maar zeg gen. Nooit gezien, za'k maar zeggen. Ik heb geen vrinden in dat soort kringen, za'k me.ar zeggen. Maar ik beloof u, me neer de agent, dat ik hem meteen kom aanwijzen, als ik hem soms ergens ont moet. Foei, foei, wat een onbetrouw baar koppie, za'k maar zeggen". „Hm....," gromde nu de andere agent ongelovig. „We hadden anders zo'n idee, dat die kerel wel eens hier kon zijn. Hij is namelijk vanavond in de bus gesignaleerd. Hij is hier in de stad uitgestapt". „OoeiU" dacht de smid. „Dat weten ze dus ook al!" Maar Platvink-Jantje zei; „Nee hoor, wij kermen die smakker niet. Maar als ik de agenten misschien een plezier ken doen met een leuke huiszoeking of zo. Ze magge hun gang gaan. Me vrind Zacharias Zemelmans ^al jullie wel ef- fe de weg wijze (wordt vervolgd) ^aiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iii)iiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiunBiiiiiiiiuiiiiiiiiuililll]lllllllllllllllUllllllUlllillllllllUllllllillllinillllllli|llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllHI Ze was gaan staan, haar belangstel ling gewekt. De auto was nu aart haar oog onttrokken, maar ze hoorde de mo tor ronken. Hij had er een hele toer aan dat was duidelijk. En opeens, op het laatste gedeelte zag ze hem recht op zich' af komen. Met een schok zag ze: een kleine rode wagen, een lelijk eend jeeen blauw nummerbord met witte cijfers, een Hollander! Maar dat was.nee, dat kon niet. die zat in Terwoerd! En toen stopte het autootje, 'n hoofd stak naar buiten. „Fraulein, bitte, das Haus von Herr Dokter „Gerade aus, herr dokter", zei ze. „Wel potstausendAnneke!" Het portier vloog open en de lange benen van Bert Hazelaar staken uit het por tier. ..Jij! Ik herkende je niet eens!" „Bert!" En opeens stond hij voor haar, zijn handen omklemden haar armen. „An neke!" Ze kon niets zeggen, haar ogen staar den hem aan. Haar hart bonkte. En toen waren zijn armen om haar heen en ze wist niets meer dan dat hij hier was, Bert, en dat ze veel meer naar hem verlangd had, dan dat ze zichzelf durfde bekennen en dat het zijn armen waren die ze om zich voelde. Verschrikt liet hij haar los. ,0"; zei hij verlegen, „ik. „Ja", zei ze zacht, „zeg het maar". „O Anneke nu ik je weer zie nu weet ik het opeens zo heel zeker. Ik hou van jou. Anneke toe zeg het: geef je ook een beetje om mij?" „Een heel klein beetje?" zei ze. „Dacht je dat ik me door een man liet omhelzen, waar ik maar een heel klein beetje om gaf?" „Denk om je wagen" zei ze vijf mi nuten later, „hij staat daar zo gevaar lijk, straks toLt hij achteruit de berg af". „Geen nood", zei Bert technisch, „hij staat in z'n één Spuit Elf laat me niet in de steek. Zeg, ik herkende je niet eens, je ziet er uit, néé maar" en hij hield haar op armslengte afstand, „Je bent een schat om te zien!" „Misschien om te zien", lachte ze, „maar ik kon je wel eens tegenvallen". „Dat risico neem ik". „Zeg Bertus, alles goed en wel, maar tante Mies zit op haar zalm te wach ten. Zo, dus jij was de visite. Ze wou het me niet zeggen". „Nee, net iets voor haar. Altijd vol verrassingen". „Hoe kun je zo hier komen?" „Ik heb zolang een waarnemer. Ik was ook wel hard aan een week va kantie toe. En toen ben ik hier naartoe gekard". „Allemaal in die eend?" „Jawel, allemaal in die eend. Hij heeft me over bergen en dalen gevoerd en hij wist dat hij me niet in de steek mocht laten, want ik moest naar jou toe, zon der stoppen!" „Zullen we dan eerst maar naar huis toe gaan?" „Dat doen we. Stap in mijn limou sine". Ze zat naast Bert. Zoals ze eens had gezeten naast de jonge dokter Haze laar, die nu voor haar „Bert" was, haar Bert. Ze kon het niet bevatten. Ze rilde. „Wat is het, heb je het koud?" vroeg hij bezorgd. „Ik ril van geluk", zei ze. „Bert, het is gewoon te véél. Ik ben tóch al zo gelukkig deze laatste dagen, ik weet niet waarom". „Misschien had je een voorgevoel". „Ik durfde geen voorgevoelens te hebben. Ik was niet meer gewend, er gens op te hopen en ergens naar te ver langen". Klets! Je leven begint nu pas". „Ja", zei ze en het leek of ze zong, „mijn leven begint nu pas. Ons leven!" Tante Mies stond al op de uitkijk. „Dat dacht ik wel", zei ze bestraf fend, „jij hebt natuurlijk uit zitten kij ken om tóch eerst te weten wie we op visite kregen". „Mag ze", vroeg Bert gestreng, „als jeblieft uit zitten kijken of haar ver loofde er al aankomt?" „Haar ver tante Mies was niet gauw om woorden verlegen, maar nu stotterde ze. „Wat zeg je jongen? Hoor ik goed? Anneke, is dat zo?" „Ja tante Mies", zei Anneke stralend. „Hoe lang is dat dan „Nou", berekende Bert, „sinds een kwartier zowat". „Kinderen", zei tante Mies, „kinderen wat ben ik daar verschrikkelijk blij om. Voor jou, lieve meid", en ze omhelsde Anneke hartelijk, „en voor jou ook, Bert. Je krijgt een vrouw uit duizen den". wDat wist ik", zei Bert, „ik heb er natuurlijk alleen veel te lang over ge daan om het te merken". Dokter Broers kwam op de herrie naar buiten. „Wat is hier aan de hand! Ha neef! Zo heb je het gered? Anneke, wat sta jij te kijken als verwezen lo- wietje? Ben je wagenziek geworden van zijn slee?" „Houd je mond Karei", bestrafte tan te Mies, „en feliciteer het jonge paar". „Het jonge paar? Kerel Bert, heb je eindelijk je verstand gekregen? Dus je hebt toch wel ogen in je hoofd? Ik was al bang dat je zo blind was als een mol". „Nou oom, gaat u er mee akkoord?" „Of ik er mee akkoord ga of niet daar zullen jullie je wat van aantrek ken. Of ik er blij om ben? Reuzeblij. Voor jou en voor Anneke. Ik heb jou altijd beschouwd als de zoon, die ik zelf moest missen, en Anneke is voor ons een dochter geworden. Wij zijn dus min of meer jullie schoon-ouwelui". „Honoris causa", lachte Bert. „Ja, en het is me de eer wèl. Anneke, lieverd, hier, geef je ouwe oom Karei een zoen. Bert, kerel, je weet wat ik zeggen wil. Hèhè, wat is die wind scherp". En hij veegde langs zijn ogen. Anneke glimlachte. De vlag hing slap aan de vlagemast. (wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1970 | | pagina 5