Hoeveel
blijvers
wijkers en
op Texel?
Drie maanden brutosalaris
voor nabestaanden
3
oorpagina
OVERLIJDENSUITKERING
SMIDJE VERHOLEN EN DE RARE ALCHIMIST
ANDBOUW en VEETEELT Z
OEM
u t
ïl"
Niet de „goegemeente"
VERHAAL UIT DE KRANTENWERELD
in
J brick VOOr Omln- rciluKlii'
Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 27 november 1970
oor
slfshi
;huic
98
225
ent u de termen, die in de kop van
artikel gebruikt worden al? Weet u
er met een „wijker" en wat met
„blijver" wordt bedoeld? Mogelijk
ken de lezers, die een beetje thuis
in de fruitteelt aan het plantsy-
m, dat gevolgd wordt by de aan-
van een fruittuin. Men gaat dan
1 vaak afwisselend een boom plan
die na een aantal jaren weer ge-
id wordt (een wijker) en een andere,
bestemd is om vele jaren z'n plaats
)ehouden (een blijver).
ils u op het moment echter de woor-
wijker en blijver tegenkomt in een
dbouwblad wordt meestal aan ande
zaken gedacht. Men heeft het dan
stal over bedrijven, die óf te klein
óf waar een opvolger ontbreekt
i wijker) en bedrijven, die wat de
otte en de overige omstandigheden
reft ook in de toekomst zullen blij-
bestaan (een blijver).
[et is de laatste jaren enkele malen
eurd, dat aan landbouwvoorliohters
raagd werd voor hun gebied een
deel te geven over het aantal wij-
s en blijvers. Niet zo'n eenvoudige
Iracht. Er zijn gevallen, die vrij een-
idig liggen, maar in andere gevallen
het heel goed zo zijn, dat het oor-
van de ene „deskundige" anders
iralt dan van de andere even „des-
ïdige".
99
198
9,
24
mid
37
kun:
VI.
g-ha
iur
ur
Welke maatstaven
Velke „meetlatten" moet men ge-
liken als een oordeel wordt gevraagd
een bepaald bedrijf ook in de toe-
nst zal blijven bestaan, of dat het
Irijf gedoemd is te verdwijnen?
len eerste maatstaf is die van het al
niet aanwezig zijn van een opvol-
Als de boer op het bedrijf in kwes-
de vijftig al ruim gepasseerd is en
n zoon- of schoonzoonopvolger aan-
zig is, terwijl ook in de naaste fami-
geen opvolgers aanwezig zijn, dan
men aannemen, dat er een flinke
is aanwezig is, dat zo'n bedrijf over
jaar of tien als zelfstandig bedrijf
•dwijnt.
)p het moment is de kans, dat een
•eemde" zo'n bedrijf koopt om het
dezelfde voet voort te zetten vrij
in. Ook in ons gebied blijkt, dat de
is, dat zo'n bedrijf in z'n geheel of
gedeelten bij een ander bedrijf te-
ht komt veel groter is.
:en tweede „meetlat" is die van het
Irijf zelf en de bedrijfsvoering. Als
oppervlakte van het bedrijf nu al
de krappe kant is, of de bedrijfs-
iring zodanig is, dat het bedrijf nu
nauwelijks een inkomen oplevert,
moet er ernstig rekening mee wor-
gehouden, dat zo'n bedrijf het in
toekomst niet zal redden. Er is dan
heel grote kans, dat een eventueel
mvezige oplvolger de mogelijkheid
tbreekt om zo'n bedrijf voort te zet-
of er niets voor zal voelen om dit
doen.
nig echte kleine bedrijven voorkomen.
Het zijn voor een flink gedeelte bedrij
ven van 20 ha en groter.
Als ik nu de toekomstmogelijkheden
van deze bedrijven ga beoordelen met
de maatstaven, die ik zo juist heb ge
noemd, dan is mijn conclusie, dat de
kans heel groot is, dat van de 44 be
drijven over een periode van 10 - 16
jaar er 16 verdwenen zullen zijn. Het
aantal van 44 zou dan dus terugge
bracht moeten zijn tot 28.
Deze selectie kon in dit geval alleen
al met de maatstaf „geen opvolger aan
wezig" gemaakt worden. In aoht van de
gevallen heeft de boer geen zoon, die
hem opvolgen kan in de andere acht
gevallen zijn er wel één of meer jon
gens, maar ze hebben een andere rich
ting gekozen.
Bij de 16 bedrijven zijn er een flink
aantal, waar op dit moment goede be
drijfsresultaten worden verkregen, een
klein gedeelte zou waarschijnlijk ook
als een opvolger aanwezig was toch in
de toekomst afvallen.
Waar moet deze
grond blijven
Je hoort nogal eens de opmerking,
dat regelingen, die er alleen op gericht
zijn om boeren, die het bedrijf moeten
stoppen, aan een inkomen te helpen
niet voldoende zijn. Er moet een min
stens even grote aandacht zijn voor be
drijven, die tot de blijvers gerekend
kunnen worden. Dit laatste wil ik on
derstrepen.
Als ik voor het gebied in kwestie
naga welke blijvende bedrijven finan
cieel in staat zullen zijn om door aan
koop van de vrijkomende grond die
grond aan hun bedrijf toe te voegen,
dan ben ik niet optimistisch. Zeker niet
als de prijzen van de grond en de land-
bouwprodukten zullen blijven, zoals ze
nu zijn.
Ik zou niet graag beweren, dat er
onder de 28 blijvers niet enkele bedrij
ven zijn, die dit met de tegenwoordige
financieringsmogelijkheden zullen red
den. Maar het aantal bedrijven, waar
dit niet gelukken zal is naar mijn me
ning veel groter.
Vanmorgen vertelde een optimisti
sche boer mij, dat men er aan denkt
om de vrijkomende grond aan naburige
goede ondernemers over te doen op
ruilverkavelingsvoorwaarden. Dat wil
dus zeggen tegen een 30-jarige annuï
teit van 5°/o van de koopsom. Het is
bijna te mooi om waar te zijn.
Maar wel zijn we van mening, dat er
in ieder geval gunstige regelingen no
dig zullen zijn in de vorm van een
Grondbank of het in erfpacht krijgen
van de grond. Zonder een dergelijke
gunstige regeling zal ons inziens de
vergroting van bedrijven ook bij het
vrijkomen van grond heel moeilijk
klaar komen.
In de Texelse Courant van dinsdag
24 november stond een ingezonden stuk
van Bob Stolk, dat met een omweg via
sexuele voorlichting weer op de kwes
tie van het „Texelse Naturistenstrand"
terecht kwam.
Het naturistenstrand waar de Texelse
„goegemeente" nog niet aan toe was,
volgens Stolk.
Beste vriend, het was niet de „goe
gemeente", maar de gemeenteraad die
de aanvraag afwees. Dit gebeurde vol
gens de democratische spelregels, waar
we ons bij neer moeten leggen. Of
schoon veel naturisten daar zomers an
ders over schijnen te denken.
De houding van de goegemeente leest
u misschien af aan de handtekeningen-
aktie, destijds door mej. Timmer c.s.
gevoerd.
Het zou echter een koud kunstje zijn
om op Texel ook 3000 handtekeningen
vóór een naturistenstrand bij elkaar te
krijgen.
Tot zover ons verschil van mening.
Waarschijnlijk zijn wij het er beiden
over eens, dat het Texelse naturisten
strand er toch komt. Misschien nog
vlugger dan wij denken.
Wim van 't Noordende
De Cocksdorp
Dankzij een initiatief wetsontwerp
van de Kamerleden Boot en Van Schaik
zullen nabestaanden van overleden
werknemers, voorzover zij deel uit
maakten van diens gezin, voortaan
recht kunnen doen gelden op een be
drag van drie keer het maandsalaris
van de overledene. Op dit bedrag wordt
niet een door de dood van de werkne
mer ontstaan pensioen gekort. Een we
duwe bijvoorbeeld kan dezelfde rechten
op een weduwepensiocn krachtens de
A.WW. laten gelden als nu het geval is.
De overlijdensuitkering verandert daar
aan niets.
3 maanden salaris netto
Gesteld dat meneer A. op 15 decem
ber komt te overlijden. Zijn echtgenote
heeft dan recht op drie maanden sala
ris en zij moet dit bij de werkgever van
haar man aanvragen. Zij ontvangt dan
over de maanden december, januari en
februari nog het salaris van haar man.
Zij ontvangt dit salaris zelfs netto, er
wordt op de overlijdensuitkering geen
loonbelasting of premies voor de sociale
verzekeringen ingehouden.
Het doel van deze uitkering is vrij
duidelijk. Door het overlijden van een
van de werkende gezinsleden komt het
gezin niet zelden voor hoge kosten te
staan, die uit de begrafenis voort
vloeien. Juist op het moment dat men
extra geld nodig kan hebben, moet men
een belangrijke inkomstenderving on
dergaan. Door de invoering van de
overlijdensuitkering, die geen gunst,
maar een recht is, kunnen deze eerste,
vaak zeer hoge kosten geheel of groten
deels worden opgevangen.
Niet alleen weduwen
De overlijdensuitkering is overigens
niet alleen gecreëerd ten behoeve van
weduwen. Ook een weduwnaar kan er
voor in aanmerking komen, indien zijn
echtgenote vóór haai' overlijden in loon
dienst werkzaam was. Hij ontvangt dan,
eveneens zonder aftrek van belasting
en verzekeringspremies, drie maal haar
laatste maandsalaris.
Ook minderjarige kinderen kunnen
voor de overlijdensuitkering in aanmer
king komen. Dit is bijvoorbeeld het ge
val, wanneer de overleden ouder wedu
we of weduwnaar of gescheiden is. In
dat geval ontvangen de kinderen drie
it zijn eea paar maatstaven, die
mensen, die goed in de streek be
id zijn gebruikt kunnen worden om
oordeel te geven over wij kers en
(vers.
Op do zeef
)ezer dagen hebben we voor ons zelf
bedrijven op een bepaald gedeelte
ons eiland eens op de zeef van wij-
en blijvers genomen. Het betreft
aaneengesloten gebied, waar op het
iment 44 boerenbedrijven liggen.
ik meen kan ik wel zeggen, dat
bij deze 44 bedrijven maar heel wei-
93. „Zeker, zeker!" zei de heer met de
sigaar. „Mijn vriend Anne Pier is be
reid u dit beeld te verkopen".
Anne Pier knikte sloom van ja en de
heer met de sigaar vervolgde; „Aarzelt
niet beste De Wael. Ge zult geen twee
de keer de kans krijgen op zo'n kunst
werk, want Anne Pier wil geen han
delsreiziger in kunst zijn. Het is dus
een kwestie van nu of nooit".
„Van nu!" zei Anne Pier.
„Tast snel in de beurs, De Wael",
vervolgde sigaarmans. „Eilaas, de hoge
prijs, die Anne Piet wil ontvangen, zult
ge wel niet kunnen betalen, denk ik.
Kom, Anne Piet, ga even naar buiten,
want het schaamrood zou u naar de
kaken stijgen, als ge de schamele aal
moes hoort, die meneer De Wael voor
dit beeld ter beschikking heeft".
Met enige aandrang schoof sigaar-
mans Anne Piet de kamer uit en mr.
De Wael van Nimkeeghen vroeg; „Wat
stelt het eigenlijk voor? Ik zie natuur
lijk de nawerking wel van expressieve
levensdriften, vol vreugde in steen uit
gehakt. Het werk is groots, uitgespro
ken groots, maar toch...., tja...., de
betekenis ontgaat mij.
„Hahaha! Eerlijkheid siert de ken
ner!" riep sigarenmans. „Laat het je
een troost zijn, dat ik het zelf ook niet
dadelijk in de smiezen had! Het beeld
stelt een godin voor die wijsgerige ge
dachten koestert aan de bron der ver
getelheid".
„Waaratje! Nu zie ik het ook!" jubel
de mr. De Wael. „Typisch een godin, die
die gedachten koesterd aan een bron!
Ik zal u er dertig duizend gulden voor
betalen!"
„Dat kunt u niet menen", smaalde
sigaarmans. „Dat is beledigend".
„Veertig duizend dan, maar geen
cent meer", sprak mr. De Wael Hij
opende een geldkistje, haalde er een
stapel bankbiljetten uit en overhandig
de ze aan sigaarmans, die ze zuchtend
opborg. „Jammer, dat edele kunst be
taald moet worden met het stinkende
slijk der aarde", zuchtte deze droef.
maal het laatstverdiende salaris van de
overleden ouder.
Zou een werknemer overlijden en
noch een vrouw, noch minderjarige
kinderen achterlaten,, dan kan de over-
lijdensuitkring worden uitgekeerd aan
andere nabestaanden, voorzover die van
de overledene als kostwinner afhanke
lijk waren. Men kan hier bijvoorbeeld
aan minderjarige pleegkinderen denken
en dit voorbeeld is nog wel met en
kele andere uit te breiden.
Ziektewet
Weduwen- of wezenpensioenen blij
ven in het geval van een overlijdensuit
kering onaangetast. Dit is zonder meer
billijk. De uitkering dient onder meer
om de kosten, die door het overlijden
van het gezinslid ontstaat, op te vangen
en dit effekt zou natuurlijk voor een
deel weer te niet worden gedaan, in
dien de pensioenen op latere datum
zouden ingaan.
De overlijdensuitkering moet bij de
werkgever worden aangevraagd en deze
geeft het verzoek door aan de bedrijfs
vereniging. Deze betaalt in het kader
van de ziektewet de uitkering uit aan
de nabestaande.
Of een en ander konsekwenties zal
hebben voor de premiehoogte van de
ziektewet valt nu nog niet precies te
bezien, maar denkbeeldig is een pre
mieverhoging geenszins. Maar geluk
kig is dat geen beletsel geweest om de
ze regeling in te voeren. Ons inziens
heeft de overlijdensuitkering niet alleen
een sociaal-economische betekenis, doch
ook een niet onbelangrijk psychologisch
effekt. Het afscheid van een overledene
valt de meeste mensen moeilijk, men is
door tal van herinneringen met hem
(haar) verbonden. Door nog drie maal
zijn (haar) maandsalaris te ontvangen
ziet men nog eens onderstreept dat de
overledene zijn (haar) verdiensten voor
de samenleving heeft gehad. Het is als
het ware een posthume hulde aan de
werkzaamheden die de overledene tij
dens zijn (haar) leven verrichtte en die
niet zelden een belangrijke plaats in
zijn (haar) leven hadden ingenomen.
Wie mocht veronderstellen dat met
deze regeling de voltooiing van ons
perfekte sociale voorzieningenstelsel
wel bereikt is, vergist zich echter. Ge
dacht wordt nu ook nog aan een pen
sioenregeling voor gescheiden vrouwen,
die ongeveer op dezelfde leest zal wor
den geschoeid als de huidige weduwe-
uitkering. Nu zijn die vrouwen niet
zelden afhankelijk van de bijstandswet,
maar terecht wint de mening veld dat
een bij de wet geregelde bodemvoorzie
ning hier de voorkeur verdient.
Mr. A. Bronsbergen
rexe
Bi
ibe
Dokter Haersma was een huis-
lend van de Van Doorens, maar ook
ark kende hem goed, wanneer hij, op
wekt als steeds, het redaktiebureau
van binnenstappen en zei „Schrikt
aar niet, meer dan twee kolom heb ik
t nodig!" Dan had hij weer een
tukje" nodig voor een van zijn hob-
zoals hij ze zelf noemde.
En zo'n mannu in één slag
ïdat een vent met een stuk in z'n
aag achter het stuur was gaan zitten.
Een vreugdeloze glimlach kwam op
irks gezicht.
Jk zal niet veel moeite hebben Van
wren er van te overtuigen, dat de
ondpost met de kruistocht beginnen
>et", dacht hij.
[Het verslag van Huisman vertelde
alles wat hij weten wilde.
Dokter Haersma liep op de Burgwal
weg naar het ziekenhuis. Een auto
stuurder, die de wagen moeilijk op
weg kon houden, kwam in botsing
?t een vrachtwagen, verloor de macht
er het stuur, vloog het trottoir op.
lichaam van de dokter vond men,
kneld tussen de auto en de muur. Hij
as onmiddelijk dood geweest.
De man, die de auto bestuurd had
heette Bernard van Basten, deed sa
men met een zekere Visser in verzeke
ringen. Reeds eerder was hem zijn rij
bewijs ontnomen geweest, en deze dag
had hij in een café met 'n paar vrien
den zitten drinken.
Dit alles hoorde Mark van inspecteur
De Baat.
„De agent die er het eerst bij was,
constateerde de gewone verschijnselen:
dran'kadem, wartaal, waggelende gang.
De man was wezenloos, en niet alléén
van de schrik. We hebben nagegaan
waar hij zich vóór het ongeluk heeft
opgehouden: vóór het eten geborreld in
het Rode Hert, bij het diner nog een
paar glazen wijn gedronken, en daarna
is hij met een paar vrienden naar De
Kroon gegaan en heeft daar nog diver
se potjes bier gehad. Een van die vrien
den heeft hem gewaarschuwd niet te
gaan rijden, maar Van Basten zei dat
al had hij een heel vat op, hij nog wel
rijden kon! De vrienden waren natuur
lijk ook niet brandschoon. Het bureau
was al opgebeld door een taxichauffeur
die Van Basten op de markt in zijn wa
gen zag stappen en vreesde dat hij on
der invloed was. De motorbrigade ging
er achteraan en zat hem vlak op de
hielen. Ook daar viel zijn onzeker rijden
op en het staat wel vast dat ze hem uit
de wagen zouden hebben gehaald. Maar
nèt toen ze aanstalten maakten om hem
te passeren, moesten ze stoppen voor
die tegenligger, daar reed hij tegenop
en de rest weet u".
„Dus", zei Mark, er is geen twijfel
mogelijkde man was onder invloed
van sterke drank".
„De rechtbank zal uitspraak moeten
doen", antwoordde de inspecteur, „het
zal wel dood door schuld worden. Maai'
wij kunnen nie anders doen dan rap
porteren, en diverse getuigenverklarin
gen ondersteunen dat, dat de man ken
nelijk onder invloed was van sterke
drank en niet in staat een auto te be
sturen".
,;Donk u", zei Mark met een strak ge
zicht, „dan weet ik genoeg".
De Avondpost wijdde bijzonder veel
aandacht aan het ongeval dat dokter
Haersma het leven had gekost. In een
treffend „in memoriam" herdacht Van
Dooren zijn oude vriend, die voor de
gemeenschap zo ontzaglijk veel gedaan
had. Het verslag van hei; ongeval ver
scheen op de voorpagina, met een foto
van de op het trottoir geschoven wagen
en van het slachtoffer.
Maar fel, bijzonder fel gezien de ge
woonlijk matige toon van de Avond
post was het hoofdartikel, door Weeda
geschreven, waarin de Avondpost een
onvermoeide kruistocht aankondigde
tegen alle wegpiraten. „Aan de schand
paal" luidde het opschrift en 't artikel
kondigde aan, dat de Avondpost alle
weggebruikers die door gebruik van al
cohol het leven van hun medemensen
in gevaar brachten, aan de schandpaal
der publiciteit zou nagelen.
Dat gebeurde trouwens prompt in het
verslag. De Avondpost was van z'n ge
bruikelijke, omzichtige reserve afge
weken. Meestal volstond men mei om
schrijvingen als „een jeugdige metaal
bewerker" of „een 50-jarige Amster
dammer". Nu stond het er voluit: De
bestuurder, de 43-jarige verzekerings
agent B. van Basten, wonende alhier.
De Avondpost was begonnen, de al
coholisten langs de weg aan de schand
paal te kijk te zetten.
Overigens was de felheid van Mark
Weeda niet geheel zonder oorzaak.
Die morgen was een zekere meneer
Visser, assuradeur, bij hem aangediend.
„U begrijpt zeker wel waarover ik
kom", zei de man.
„Nee", antwoordde Weeda vlak, Het
type stond hem niet aan.
„Over die aanrijding. Op de Burg
wal".
„U bedoelt.... waarbij dokter Haer
sma doodgereden werd".
„Eh.ja. Dat liep een beetje onge
lukkig af, niet?"
„Als u dat een beetje ongelukkig
noemt".
„Nou ja, ik bedoel voor allebei. M'n
compagnon kon er toch ook niets aan
doen, dat daar toevallig iemand liep?
Het was de schuld van de vrachtwagen
chauffeur".
„Het was de schuld van de man, die
te veel borrels ophad", gaf Weeda
scherp terug.
„Dat moet de rechtbank nog uitma
ken", antwoordde de bezoeker slim.
„Maar eh.wat ik u wou vragen,
meneer, maakt u d'r erg veel ophef van,
in de krant?"
„Wat gaat u dat aan?"
„Nou ja, ik ben de compagnon van
Van Basten, van die bestuurder, en het
is voor ons, voor mij, zakelijk gezien
natuurlijk niet leuk, als-ie straks met
naam en toenaam in de krant staat".
„Dat is helemaal mijn zaak", stelde
Mark vast.
„U kunt het net zo mooi of lelijk
voorstellen als u wilt".
„Als ik de simpele feiten geef, is het
al lelijk genoeg".
„Nou ja, kijk es meneer klim nou
es van dat hoge paardje af. We moe
ten allemaal leven, nietwaar?"
„Een passende opmerking in dit ge
val", spotlachte Mark.
.„Nou ja.kijk es, je hoeft toch een
ander het brood niet uit zijn mond te
stoten? Als u nou zegt: ik zet dit hele
geval gróót-op in de krant en ik zeg:
dan scheien wij uit met adverteren in
jullie krant.
„Is dat een dreigement?" vroeg Mark
en stond op.
zwerend handgebaar. „Ik zei het maar
bij wijze van spreken. Zoals ik zei: le
ven en laten leven. Die Van Basten is
toch verder een keurige nette vent, en
hij heeft een gezin, meneer...."
„Daar wijst zijn gedrag wel op", zei
Mark bitter, „hij zal wel veel voor dat
gezin overhouden, wanneer-ie 't alle
maal in de kroeg verdoet. En als ie
straks de bak indraait, wat vrijwel ze
ker is
„Nou ja meneer, dat is dan al erg
genoeg. Moet je 'm nou in de krant
óók nog es voor schut zetten?"
In ieder ander geval zou dit laatste
argument Mark wellicht nadenkend ge
maakt hebben. Maar het hele optreden
van Visser ging hem „precies tegen 't
zere been", zoals hij later erkende.
(wordt vervolgd)
„Welnee", zei de ander met een be-