Bezwaren tegen waterfabriek met commentaren B en W Drink louter Kabouter Herman Jansen N.V. Schiedam Anno 1777. De bezwaarschriften tegen de elektriciteits- en waterfabriek, die gisteren in de raadsvergadering werden behandeld, waren afkom stig van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, Staats bosbeheer, drs. P. de Wilde (Texel), de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee, het Contact Natuurbescherming Noordholland te Bergen, een negental personen merendeels NIOZ-biologen en mej. M. Goënga en de heren L. J. en A. J. Dijksen. Een deel van deze bezwaren was praktisch woordelijk gelijk aan die welke in een eerder stadium werden geuit, maar er waren ook nieuwe geluiden en daarop zijn B. en W. in hun Dré-advies aan de gemeenteraad uitvoerig ingegaan. Om onze lezers een zo volledig mogelijk beeld te geven van de verwikkelingen rond dit voor Texel uiterst belangrijk project, geven wij op deze pagina de bezwaar schriften, die nieuwe elementen bevatten in extenso weer, alsmede het commentaar van B. en W. erop. De gemeenteraad heeft welis waar reeds een beslissing genomen, maar verwacht moet worden dat de reclamanten (weer) in beroep gaan bij Gedeputeerde Sta ten, waarbij zij dezelfde argumenten zullen hanteren. De Vereniging tot Behoud van Na tuurmonumenten in Nederland schrijft: Nu het ontwerp-bestemmingsplan .Oudeschild elektriciteits- en watercen trale" opnieuw ter visie is gelegd wil onze vereniging, mede namens de Con tact Commissie voor Natuur- en Land schapsbescherming, opnieuw bezwaren indienen tegen dit plan. Zoals u be kend is zijn onze bezwaren van Land schappelijke aard en gegrond op de si tuering van deze fabriek in het open weide gebied langs de Waddenzee, on- jeveer halverwege tussen de rand van de bebouwing van Oudeschild en de tuidgrens van het natuurmonument Dijkmanshuizen van onze vereniging. Het veertien meter hoge fabrieksge- jouw met zijn nog hogere schoorstenen :al in sterke mate domineren in het andschap en daardoor een hoogst ern- ige aantasting betekenen van dit open veide landschap langs de Waddenzee- lijk en tot op verre afstand zichtbaar :ijn. Met name ook het aspect van ons [rootste en vanouds befaamde natuur- nonument op Texel, Dijkmanshuizen net de onderdelen Thijsses Fienweid en ïurdets Hop zal door de fabriek wor- len overheersd. Gevreesd moet worden dat in de toe komst de ruimte tussen het dorp Oude- ichild en de centrale zal worden opge- •uld door industriële bebouwing, waar- loor een zeer langgerekt bebouwings- ront van Oudeschild lang de Wadden- :ee zal ontstaan, tot grote schade aan iet aspect van het eiland. Aan ons bezwaar zou in belangrijke late kunnen worden tegemoet geko- (ien door de centrale dichter bij Oude- child te bouwen. Aangezien ons is ge- 'leken dat een situering onmiddellijk egen de noordzijde van de ten dele eeds industriële bebouwing van Ou- eschild uit een oogpunt van milieu- ygiëne in het bijzonder geluidshinder ezwaren ontmoet, zouden wij akkoord unnen gaan met een situering van de ent rale en waterfabriek aan de korte ijde van de nog aan te leggen werk- aven van de Rijkswaterstaat met een itloop van het bijbehorende terrein tot an de Lage Waalderweg, zoals voor- ien is in een compromis-plan, dat is pgesteld door de Provinciale Planolo- ische Dienst. Dit zou betekenen dat de fabriek 250 300 meter meer zuidwestwaarts in de ichting van Oudeschild wordt gepro- icteerd, hetgeen een aanmerkelijke ermmdering van de schade van het lidschap zou betekenen De afstand >t ons natuurreservaat Thijsses Fien- 'eid zou hierdoor met ongeveer 30°/o 'orden vergroot en van grotere afstand azien vanuit het open landschap zou massa van de centrale belangrijk eer in verband worden gebracht met ie van het dorp Oudeschild. Bij de be- andcling van de bezwaren, die wij teds eerder tegen dit plan hebben in ziend, is ons gebleken dat de door de P.D. voorgestane situering geen tech- ische bezwaren van enige betekenis leebrengt. Wij menen daarom dat aan dit com- •omis-plan de voorkeur moet worden 'geven. Onze vereniging heeft volledig 'grip voor de noodzaak om op zo kort ogelijke termijn in de drinkwater- •orziening van Texel verbetering te 'engen, maar zij meent dat er geen re- n bestaat om zich neer te leggen bij f thans wederom ter visie gelegde stemmingsplan, aangezien hier grote ndschappelijke belangen op het spel aan en een aanvaardbaar alternatief 'ars inziens mogelijk is. Wij verzoe- fn u derhalve het plan in de voorge le vorm niet vast te stellen en te 'vorderen, dat het alternatieve plan snog wordt uitgewerkt en ter visie iegd. Commentaar Ten aanzien van het bezwaar van Na- urmonumenten merken B. en W. het 'Igende op Een alternatieve situering is tech- sch mogelijk maar niet zonder be- 'aren, waar de toevoerlijnen vanuit voor het koelwater veel langer Jeten worden, terwijl tevens een orziening moet worden getroffen om onder exceptionele getijden het koel water in het inlaatmeer zelf te doen re- circuleren. Hiervoor zullen veel lange re terugvoerleidingen van een grotere diameter gelegd moeten worden. Een nog veel groter bezwaar schuilt in de toename van de opvoerhoogte van de koelwaterpompen, welke met elk 300 pk in geval van uitvallen van de elektrische centrale zonder speciale voorzieningen nog overgeschakeld kun nen worden op één van de bestaande dieselgeneratoren. Het is niet ondenkbaar dat in geval van verplaatsing een nieuw concept voor het koelwatersysteem moet wor den ontworpen. Een verplaatsing van de centrale naar de door de PPD ge suggereerde plaats zal blijkens een be rekening van de direkteur van de N.V. TEM d.d. 24 februari 1970 naar de reeds opgetreden vertraging een nieu we vertraging in de bouw betekenen en voorts een extra-investering vereisen van circa ƒ1.4 tot 1.5 miljoen. De uit deze verplaatsing van centrale en wa terfabriek jaarlijks voortvloeiende ho gere exploitatielasten werden door hem geraamd op ƒ200.000,op grond van de toenemende kapitaalslasten, meer energiekosten voor verpomping e.d. Reeds eerder gaven wij duidelijk te kennen dat beide alternatieven (dat van Natuurmonumenten en dat van de PPD) voor ons niet aanvaardbaar zijn; a) vanwege de toenemende milieuhin der voor het dorp Oudeschild; b) omdat de centrale landschappelijk gezien onharmonisch met het dorp Oudeschild zou worden verbonden en ook van af de Laagwaalderweg als een storend massaal element zou worden ervaren; c) omdat voor zover 't door de PPD gesuggereerde situering betreft deze de mogelijkheid van een toe komstige havenuitbreiding zou blok keren; (redenen voor verdere haven uitbreiding zouden eventueel kunnen zijn gedeeltelijke verplaatsing Zeeuwse mossclvisserij naar de Wad denzee en aanleg jachthaven; d) omdat tijd- en kapitaalsverlies zou den optreden doordat de grond niet langs minnelijke weg zou kunnen worden verkregen; (de benodigde grond voor de geplande plaats is reeds eigendom van de N.V. TEM); c) vanwege de hieruit voortvloeiende extra financiële lasten. Staatsbosbeheer schrijft Hoewel de noodzaak tot het bouwen van een centrale dezertijds wordt er kend heb ik nog steeds bezwaar tegen de gekozen plaats, die om landschap pelijke en natuurwetenschappelijke re denen mijns inziens niet aanvaardbaar is. De bouw zou betekenen, dat de be bouwing van Oudeschild nog verder doordringt in het landelijke gebied ten noorden van het dorp en daarmee zou het front van Oudeschild, dat toch reeds door de aanleg van een werkha- ven sterk vergroot wordt, nog breder worden. De verhoudingen worden daardoor zo beïnvloed, dat het landschappelijk ka rakter verstoord wordt en een indu strieel karakter op een groter deel van de kust van 't eiland wordt gelegd dan noodzakelijk is. Daarenboven is de fabriek zo gesi tueerd, dat een deel van de nog steeds biologisch belangrijke dijksputten veT- loren gaat. Dezertijds bestaat de overtuiging, dat een situering mogelijk is, die aan deze bezwaren tegemoet komt en die toch de ongetwijfeld ook wegende faktoren van afstand tot de bestaande bebou wing recht doet wedervaren. Voorts ben ik van mening, dat nader onderzoek gewenst is naar de gevolgen van wateruitlaat op dit punt van de kust voor de biologische omstandighe1- den en het kustwater. Tenslotte vraag ik mij af of in dien de fabriek inderdaad wordt opge richt de gekozen capaciteit van de fabriek niet zodanig is, dat binnen en kele jaren wederom een te grote hoe veelheid water aan de duinen onttrok ken zal moeten worden. De capaciteit ware mijns inziens van meet af aan zo danig te stellen, dat het duinreservoir slechts in topperioden dienst hoeft te doen. Commentaar II Op de brief van Staatsbosbeheer le verden B. en W. het volgende commen taar De opmerking inzake de onttrekking van water aan de duinen is eerder een pleidooi voor voldoende uitbreidings mogelijkheden van de waterfabriek die het plan dan ook duidelijk biedt, dan voor de door andere reclamanten be pleitte opstelling op het minder reke ning houden met futurologische uitbrei dingsplannen. Het bezwaar slaat overi gens niet op de bestemming van de grond, doch op de bedrijfsvoering bin nen deze bestemming. Wij wijzen er in dit verband op dat het PWN voor de onttrekking van water aan de duinen gebonden is aan een vergunning van de Minister van Sociale Zaken ingevolge de Grondwaterwet Waterleidingbedrij ven. (de huidige vergunning expireert op 31 december 1970 en laat een ont trekking van 700.000 m3 toe). Wan neer op dit moment ook naar onze me ning ontoelaatbaar veel water aan de duinen wordt onttrokken is dat een re den tot ernstige verontrusting. Door de stichting van de onderhavige waterfa briek kan hieraan een einde komen, maar reeds is dit tijdstip mede als ge volg van de bezwaren van reclamanten met één zo niet meer seizoenen ver schoven. Voor de bezwaren welke het bij voortduring onttrekken van een te grote hoeveelheid water aan de duinen oplevert lijken de reclamanten nauwe lijks oog te hebben. Zij hebben hiermee een zware verantwoordelijkheid op zich geladen. Staatsbosbeheer heeft het ove rigens in eigen hand een doelmatige controle op de aan de duinen te ont trekken hoeveelheid water af te dwin gen en eventueel een uitbreiding van de te stichten waterfabriek te verlan gen op het moment dat de wateront trekking weer de rode lijn zou naderen. De heren L. J. Dijksen, A. J. Dijksen en mej. M. Goënga schrijven De voorgestelde situering van het ge hele complex, met zijn tot 14 meter ho ge hoofdgebouw, zijn tanks en zijn schoorstenen, is in het open land ten noordoosten van Oude schild een onaanvaardbare zaak. Als B. en W. in hun beleidsnota voor 1971 stellen dat o a. nodig is: „het be houd van het eigen gezicht van Texel wat betreft het karakteristieke van het het wèl mogelijk). Is naar alle mogelijk heden een uitgebreid onderzoek gedaan door terzake deskundige mensen, of heeft men de mogelijkheid alleen maar vastgesteld afgaande op adviezen en meningen. Wij geloven het laatste! Mocht dit werkelijk absoluut onmo gelijk zijn dan lijkt ons de situering van het complex ten westen van de aan te leggen haven uit landschappelijk oog punt bezien in ieder geval meer aan vaardbaar. Het silhouet van Oudeschild vanaf die zijde, is nu al niet meer gaaf en zal dat ook zeker niet blijven, als men aanneemt dat de toekomstige ha ven ook enige industriële bebouwing met zich mee zal brengen. De gehele industriële bebouwing zal op een zo klein mogelijke oppervlakte moeten plaatsvinden, zodat zeker geen langge rekt lint van bebouwing langs de dijk ontstaat! iHet nu reeds vastleggen van een gro te oppervlakte grond voor eventuele uitbreidingen van de centrale m de toe komst lijkt ons onnodig en zelfs niet gewenst. Immers het is niet zeker of in de toekomst niet op een geheel andere, veel gemakkelijker, veiliger en/of goed kopere manier water en elektriciteit kunnen worden verkregen. Bovendien is het ook niet eens zeker dat het thans voorgestelde produktieproces lang ge handhaafd kan worden. De vervuiling in de Waddenzee, en alle andere zeeën, neemt nog steeds toe, en er zijn geen aanwijzingen dat die in de toekomst tot staan gebracht of verminderd wordt. Daarnaast is het gevaar van de in dijking van de Waddenzee niet denk beeldig! Wij zijn van mening dat ook in dit geval naast de financieel-econo- mische belangen de belangen van de natuur milieu) bescherming even zwaar, zo niet zwaarder moeten wegen. Zeker in het overbevolkte Nederland waar de verhouding natuurgebied- woon- en industriegebied reeds dermate scheef ligt, dan we eigenlijk geen vier kante meter natuur meer mogen en kunnen missen en prijsgeven!! Bezwaarschrift van de heren drs. J. W. de Blok, dr. G. C. Cadée, drs. J. H. Vosjan, dr. W. W. C. Gieskes, drs. H. J. W. Keidel, mej. drs. C. J. M. Brugge- man, drs. H. Cadée-Coencn, drs1. W. Helder en mej. drs. A. ten Hoor op Texel. Ondergetekenden maken ernstig be zwaar tegen het ontwerp bestemmings plan „Oudeschild" elektrciteitscentrale en waterfabriek van de gemeente Texel. Dit op grond van de zeer ingrijpende aantasting die dit fabriekscomplex voor he't open Texelse landschap zou bete kenen. Voor alles verdient daarom het oudere plan de voorkeur, waarbij Texel vanaf het vaste land van voldoende elektriciteit en drinkwater wordt voor zien, zoals onderstaand nader wordt toegelicht. Mocht dit absoluut onmoge lijk worden geacht dan zijn inkrimping van het silhouet van de fabriek en zijn verplaatsing naar een minder kwetsba re plaats, bijvoorbeeld direkt aanslui tend bij de nieuw te graven haven, nog de enig aanvaardbare oplossing. landschap en de bebouwing; het behoud van een aantrekkelijk milieu op en bui ten Texel", en: „ruim baan voor allerlei ontwikkelingen waar dit mogelijk is zonder wezenlijke aantasting van land schap en milieu", dient zij hier ook naar te handelen! Hoogbouw nabij een open natuurreservaat is een wezenlijke aantasting van het landschap! De pogingen het complex enigs zins te camoufleren door groensin- gels, hoewel dat volgens B. en W. nau welijks nodig is omdat een architekt van hoge bekwaamheid is aangetrok ken en de architectuur er op gericht is geweest massale dakvormen te vermij den, en het argument dat het complex voor het grootste deel verloren zou gaan tegen de nieuwe dijk op delta hoogte, zullen ten allen tijden geheel onvoldoende blijken, en getuigen van weinig inzicht van B. en W. daar waar het gaat om landschappelijke waarden. Voorts zijn wij verontrust over even tuele verontreiniging van het kustwa ter die bij lozing van het afvalwater kan ontstaan. Eventuele gevolgen die nen voor het in gebruik nemen reeds onderkent, en de maatregelen daarte gen reeds genomen te zijn. Gezien het advies van het distrikts- hoofd van de arbeidsinspectie en de In specteur voor de hygiëne van het mi lieu, die het complex ook het liefst zo ver mogelijk van het dorp zagen, zal de geluidshinder en luchtverontreiniging aanmerkelijk zijn. Deze dienen onaf hankelijk van de plaats, dichtbij een dorp of dichtbij een natuurgebied zo veel mogelijk, zo niet geheel, beperkt te worden, waarbij kosten noch moeiten gespaard mogen worden. Wij zijn nog steeds niet geheel over tuigd van het feit dat het absoluut on mogelijk is zonder al te grote risico's (risico's voor continue levering van elektriciteit en zuiver drinkwater blij ven ook bestaan bij de centrale) beide produkten vanaf het vasteland te be trekken (in de Wester-Schelde bleek Ook wij onderkennen het grote be lang om voor Texel te komen tot doel treffende elektriciteits- en drinkwater voorziening. Dit belang wordt door de voorgestel de fabriek echter strijdig met het be lang van het behoud van e'en gaaf mi lieu op Texel. Gezien de schaarste aan nog weinig aangetaste milieus in ons land is dit een lands belang De poten tiële geschiktheid van het Waddenge bied om het zo goed mogelijk te vrij waren van industrie, urbanisatie en verder milieubederf wordt zeer alge meen ingezien. Onder de Waddenei^ landen neemt Texel in meer dan één opzicht een bijzondere plaats in. Het kan ook voor de toekomst een be langrijk refugium zijn voor mensen die hun reeds lang bedorven woongebieden tijdelijk willen ontvluchten. De gemeentelijke diensten de Texelse raad en de plaatselijke elektriciteits producenten hebben zich bij het zoeken naar een oplossing van het begin af aan te weinig laten leiden door dit belang van het behoud van Texel als uniek stukje Nederland. In de keuze tussen aanvoeren of produceren is naast een veilige oplossing voor alles gezocht naar de meest economische oplossing. De contacten, die bepalend zijn gewor den voor de gekozen oplossing garande ren overigens in dit opzicht geen vol strekte objectiviteit. Het PWN is ver plicht Texel aan het benodigde drink water te helpen tegen zijn geldende ta rieven en wil wel van deze nu duur wordende klanten af, vooral als het dan toch en gesubsidieerd belangrijke betrokkene kan zijn in dit ongetwijfeld technisch interessante experiment van waterwinning uit zeewater. Het PEN kan niet gesteld zijn op klanten, die 't via dure kabels stroom zou moeten gaan voorzien. Het geraad pleegde ingenieursbureau TEBHIN moet een belangrijke stimulans voor de fabriekbouw zijn geweest, daar zij het project niet alleen heeft mogen plan nen, maar ook zou mogen uitvoeren. Ook is het de TEM moeilijk kwalijk te nemen als zij haar eigen voortbestaan prefereert, te meer als dat kan leiden tot een glorieus monument van eigen kunnen. Kortom: een „schoon" plan voor alle betrokkenen, dat duidelijk weerklank kan vinden bij vele Texe laars, al of niet met een bestuursfunc tie. Maar het gaat voorbij aan de door anderen gevoelde noodzaak van een schoon Texel en een schone Waddenzee. Uit de toelichting door B. en W. ge geven bij de raadsvergadering van 13 november 1969 blijkt dat intensief ge werkt is aan financiering en subsidië ring van de (toen) 12,7 miljoen kostende waterfabriek. Uit niets blijkt echter dat onderzocht werd wat uit rijksmiddelen ter tegemoetkoming verkregen zou kunnen worden indien deze ingreep in het Texelse landschap vermeden zou worden. Dit zou toch bij een genuan ceerde behartiging van de Texelse be langen voor de hand liggen. Vooral als uit dezelfde, de fabriekskeuze bijna dwingend aanbevelende, toelichting blijkt, dat de (uit veiligheids overwe gingen dubbel geplande) bundel van 3 éénfase kabels (begin 1969) 6,4 miljoen zouden moeten kosten. Hoewel de kosten van het leggen van een waterzinker niet worden ge meld, lijkt het niet waarschijnlijk dat deze veel hoger zullen zijn dan voor de kabels. Wel wordt gesteld dat de ex ploitatiekosten l1/^ x zo hoog zouden uitvallen als voor het fabriekswater. Maar bij dergelijke van te volgen af- schrijvingstaktiek afhankelijk bere keningen kan een pro of contra instel ling al gauw ongewild mee gaan spelen. Texel zou deze zorg echter gevoeglijk aan het PWN kunnen laten, voor welk bedrijf de duurder wordende Texelaars op het totaal van zijn waterleveranties geen te grote financiële schok kunnen betekenen. De gemeente is terecht toch overtuigd, dat het deel van het ex ploitatietekort dat contractueel voor haar rekening komt door de provincie betaald dient te worden. Evenmin is onderzocht welke kosten nodig zouden zijn om het beoogde fa briekscomplex in bepaalde opzichten voor Texel minder storend te doen zijn, met het oogmerk te trachten deze meerkosten uit rijksmiddelen te ver krijgen, als zijnde van nationaal belang. Dit zou kunnen gaan om ondergrondse olietanks i.p.v. de 8 meter hoge, 25 me ter brede bovengrondse; een geringere bouwhoogte ten koste van een minder economische onderlinge opstelling van de apparatuur; gedeeltelijk in de grond bouwen; minder lawaaiige machines; minder roetproducerende stookmethode met lagere schoorstenen. Want men re- alisere zich de schaal t.o.v. bijvoor beeld het dorp Oudeschild wel. De hoogste gebouwen na de molen zijn: de kerk met een dakroogte van 6 meter, een aantal loodsen van verschillende firma's met zadeldaken variërend tus sen 6 en 9 meter hoogte, een oud, nu de haven dominerend, smal pakhuis met zes vloeren met een hoogte van 14 me ter; een centrale van 14 meter hoogte en dat dan bij een totale breedte van 60 meter. Het belangrijkste element dat de TEM en daarmee de gemeente in hun betoog hanteren om het zo zeer begeerde plan te verdedigen, is de grotere veiligheid die de eigen elektriciteits-produktie zou opleveren t.o.v. aanvoer. Dit punt in de argumentatie heeft duidelijk zijn invloed gehad op de landsöhapsbescher- mers, die wel bezwaar dorsten aante kenen tegen de plaats van de fabriek, maar niet tegen zijn komende aanwe zigheid, hoezeer ze de noodzaak van die aanwezigheid ook mochten ver foeien. Sinds ons echter bleek dat de PZEM ertoe over was gegaan Zeeuws Vlaan deren van elektriciteit te voorzien via in een sleuf ingegraven kabels onder de Westerschelde, is deze argumentatie voor ons zwak komen te staan: De Wes terschelde, die tussen Ellewoutsdijk en Terneuzen werd overbrugd, is een zee arm, die ongeveer even diep en nog breder is dan het Marsdiep. De scheep vaart, die angst geeft i.v.m. ankeren, is er vele malen intensiever. Bovendien heeft de lange bochtige Westerschelde met zijn zich steeds verlegende eb- en vloedscharen een zeer onrustige bodem, terwijl voor de bodem van het Mars diep na een periode van veranderingen als gevolg van de afsluiting der Zui derzee, nu een relatieve rust is inge treden. Desalniettemin acht de PZEM het blijkbaar verantwoardelijk via een enkelvoudig tracé aan kabels een ge bied van stroom te voorzien met be langrijk industrieën en een inwoner tal dat een viervoud is van dat van Texel. Absolute veiligheid kan zelfproduce- ren ook nooit bieden, zeker niet als het van een (relatief) klein centraletje moet komen met beperkte improvisatie-mo gelijkheden en kennis. Men denke slechts aan een fikse brand. Ook al zou een zeekabel enig risico inhouden, daarachter zit in ieder geval de zeker heid van het koppelnet. Een koppel- net dat ook kwalitatief een betere stroomvoorziening waarborgt, wat voor het gebruik van bepaalde apparatuur van het grootste belang is. Het dure koppelnet kwam tot stand om de stroomvoorziening goedkoper, veiliger en beter van kwaliteit te maken. Waar om zou Texel daar niet van profiteren in plaats van te blijven volharden in 'n autarchrisch streven, dat in vroegere tijden noodzaak was. Hoewel Rijkswaterstaat aanvankelijk bezwaren zag in het tot stand brengen van de Zeeuwse onderwater kabelver binding, bleek deze oplossing uiteinde lijk goed uitvoerbaar en deze dienst, de baggeraars, de pijpen en kabelleggers, alsmede hun adviseurs, hebben juist de laatste jaren bijzonder ve"el ervaring (zie vervolg voorpagina 3eblad)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1970 | | pagina 7