Bezwaren tegen waterfabriek
met commentaren B en W
Drink
louter
Kabouter
Herman Jansen N.V. Schiedam Anno 1777.
De bezwaarschriften tegen de elektriciteits- en waterfabriek, die
gisteren in de raadsvergadering werden behandeld, waren afkom
stig van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, Staats
bosbeheer, drs. P. de Wilde (Texel), de Landelijke Vereniging tot
Behoud van de Waddenzee, het Contact Natuurbescherming
Noordholland te Bergen, een negental personen merendeels
NIOZ-biologen en mej. M. Goënga en de heren L. J. en A. J. Dijksen.
Een deel van deze bezwaren was praktisch woordelijk gelijk aan
die welke in een eerder stadium werden geuit, maar er waren ook
nieuwe geluiden en daarop zijn B. en W. in hun Dré-advies aan de
gemeenteraad uitvoerig ingegaan. Om onze lezers een zo volledig
mogelijk beeld te geven van de verwikkelingen rond dit voor Texel
uiterst belangrijk project, geven wij op deze pagina de bezwaar
schriften, die nieuwe elementen bevatten in extenso weer, alsmede
het commentaar van B. en W. erop. De gemeenteraad heeft welis
waar reeds een beslissing genomen, maar verwacht moet worden
dat de reclamanten (weer) in beroep gaan bij Gedeputeerde Sta
ten, waarbij zij dezelfde argumenten zullen hanteren.
De Vereniging tot Behoud van Na
tuurmonumenten in Nederland schrijft:
Nu het ontwerp-bestemmingsplan
.Oudeschild elektriciteits- en watercen
trale" opnieuw ter visie is gelegd wil
onze vereniging, mede namens de Con
tact Commissie voor Natuur- en Land
schapsbescherming, opnieuw bezwaren
indienen tegen dit plan. Zoals u be
kend is zijn onze bezwaren van Land
schappelijke aard en gegrond op de si
tuering van deze fabriek in het open
weide gebied langs de Waddenzee, on-
jeveer halverwege tussen de rand van
de bebouwing van Oudeschild en de
tuidgrens van het natuurmonument
Dijkmanshuizen van onze vereniging.
Het veertien meter hoge fabrieksge-
jouw met zijn nog hogere schoorstenen
:al in sterke mate domineren in het
andschap en daardoor een hoogst ern-
ige aantasting betekenen van dit open
veide landschap langs de Waddenzee-
lijk en tot op verre afstand zichtbaar
:ijn. Met name ook het aspect van ons
[rootste en vanouds befaamde natuur-
nonument op Texel, Dijkmanshuizen
net de onderdelen Thijsses Fienweid en
ïurdets Hop zal door de fabriek wor-
len overheersd.
Gevreesd moet worden dat in de toe
komst de ruimte tussen het dorp Oude-
ichild en de centrale zal worden opge-
•uld door industriële bebouwing, waar-
loor een zeer langgerekt bebouwings-
ront van Oudeschild lang de Wadden-
:ee zal ontstaan, tot grote schade aan
iet aspect van het eiland.
Aan ons bezwaar zou in belangrijke
late kunnen worden tegemoet geko-
(ien door de centrale dichter bij Oude-
child te bouwen. Aangezien ons is ge-
'leken dat een situering onmiddellijk
egen de noordzijde van de ten dele
eeds industriële bebouwing van Ou-
eschild uit een oogpunt van milieu-
ygiëne in het bijzonder geluidshinder
ezwaren ontmoet, zouden wij akkoord
unnen gaan met een situering van de
ent rale en waterfabriek aan de korte
ijde van de nog aan te leggen werk-
aven van de Rijkswaterstaat met een
itloop van het bijbehorende terrein tot
an de Lage Waalderweg, zoals voor-
ien is in een compromis-plan, dat is
pgesteld door de Provinciale Planolo-
ische Dienst.
Dit zou betekenen dat de fabriek 250
300 meter meer zuidwestwaarts in de
ichting van Oudeschild wordt gepro-
icteerd, hetgeen een aanmerkelijke
ermmdering van de schade van het
lidschap zou betekenen De afstand
>t ons natuurreservaat Thijsses Fien-
'eid zou hierdoor met ongeveer 30°/o
'orden vergroot en van grotere afstand
azien vanuit het open landschap zou
massa van de centrale belangrijk
eer in verband worden gebracht met
ie van het dorp Oudeschild. Bij de be-
andcling van de bezwaren, die wij
teds eerder tegen dit plan hebben in
ziend, is ons gebleken dat de door de
P.D. voorgestane situering geen tech-
ische bezwaren van enige betekenis
leebrengt.
Wij menen daarom dat aan dit com-
•omis-plan de voorkeur moet worden
'geven. Onze vereniging heeft volledig
'grip voor de noodzaak om op zo kort
ogelijke termijn in de drinkwater-
•orziening van Texel verbetering te
'engen, maar zij meent dat er geen re-
n bestaat om zich neer te leggen bij
f thans wederom ter visie gelegde
stemmingsplan, aangezien hier grote
ndschappelijke belangen op het spel
aan en een aanvaardbaar alternatief
'ars inziens mogelijk is. Wij verzoe-
fn u derhalve het plan in de voorge
le vorm niet vast te stellen en te
'vorderen, dat het alternatieve plan
snog wordt uitgewerkt en ter visie
iegd.
Commentaar
Ten aanzien van het bezwaar van Na-
urmonumenten merken B. en W. het
'Igende op
Een alternatieve situering is tech-
sch mogelijk maar niet zonder be-
'aren, waar de toevoerlijnen vanuit
voor het koelwater veel langer
Jeten worden, terwijl tevens een
orziening moet worden getroffen om
onder exceptionele getijden het koel
water in het inlaatmeer zelf te doen re-
circuleren. Hiervoor zullen veel lange
re terugvoerleidingen van een grotere
diameter gelegd moeten worden.
Een nog veel groter bezwaar schuilt
in de toename van de opvoerhoogte van
de koelwaterpompen, welke met elk
300 pk in geval van uitvallen van de
elektrische centrale zonder speciale
voorzieningen nog overgeschakeld kun
nen worden op één van de bestaande
dieselgeneratoren.
Het is niet ondenkbaar dat in geval
van verplaatsing een nieuw concept
voor het koelwatersysteem moet wor
den ontworpen. Een verplaatsing van
de centrale naar de door de PPD ge
suggereerde plaats zal blijkens een be
rekening van de direkteur van de N.V.
TEM d.d. 24 februari 1970 naar de
reeds opgetreden vertraging een nieu
we vertraging in de bouw betekenen en
voorts een extra-investering vereisen
van circa ƒ1.4 tot 1.5 miljoen. De uit
deze verplaatsing van centrale en wa
terfabriek jaarlijks voortvloeiende ho
gere exploitatielasten werden door hem
geraamd op ƒ200.000,op grond van
de toenemende kapitaalslasten, meer
energiekosten voor verpomping e.d.
Reeds eerder gaven wij duidelijk te
kennen dat beide alternatieven (dat
van Natuurmonumenten en dat van de
PPD) voor ons niet aanvaardbaar zijn;
a) vanwege de toenemende milieuhin
der voor het dorp Oudeschild;
b) omdat de centrale landschappelijk
gezien onharmonisch met het dorp
Oudeschild zou worden verbonden en
ook van af de Laagwaalderweg als
een storend massaal element zou
worden ervaren;
c) omdat voor zover 't door de PPD
gesuggereerde situering betreft
deze de mogelijkheid van een toe
komstige havenuitbreiding zou blok
keren; (redenen voor verdere haven
uitbreiding zouden eventueel kunnen
zijn gedeeltelijke verplaatsing
Zeeuwse mossclvisserij naar de Wad
denzee en aanleg jachthaven;
d) omdat tijd- en kapitaalsverlies zou
den optreden doordat de grond niet
langs minnelijke weg zou kunnen
worden verkregen; (de benodigde
grond voor de geplande plaats is
reeds eigendom van de N.V. TEM);
c) vanwege de hieruit voortvloeiende
extra financiële lasten.
Staatsbosbeheer schrijft
Hoewel de noodzaak tot het bouwen
van een centrale dezertijds wordt er
kend heb ik nog steeds bezwaar tegen
de gekozen plaats, die om landschap
pelijke en natuurwetenschappelijke re
denen mijns inziens niet aanvaardbaar
is.
De bouw zou betekenen, dat de be
bouwing van Oudeschild nog verder
doordringt in het landelijke gebied ten
noorden van het dorp en daarmee zou
het front van Oudeschild, dat toch
reeds door de aanleg van een werkha-
ven sterk vergroot wordt, nog breder
worden.
De verhoudingen worden daardoor zo
beïnvloed, dat het landschappelijk ka
rakter verstoord wordt en een indu
strieel karakter op een groter deel van
de kust van 't eiland wordt gelegd dan
noodzakelijk is.
Daarenboven is de fabriek zo gesi
tueerd, dat een deel van de nog steeds
biologisch belangrijke dijksputten veT-
loren gaat.
Dezertijds bestaat de overtuiging, dat
een situering mogelijk is, die aan deze
bezwaren tegemoet komt en die toch
de ongetwijfeld ook wegende faktoren
van afstand tot de bestaande bebou
wing recht doet wedervaren.
Voorts ben ik van mening, dat nader
onderzoek gewenst is naar de gevolgen
van wateruitlaat op dit punt van de
kust voor de biologische omstandighe1-
den en het kustwater.
Tenslotte vraag ik mij af of in
dien de fabriek inderdaad wordt opge
richt de gekozen capaciteit van de
fabriek niet zodanig is, dat binnen en
kele jaren wederom een te grote hoe
veelheid water aan de duinen onttrok
ken zal moeten worden. De capaciteit
ware mijns inziens van meet af aan zo
danig te stellen, dat het duinreservoir
slechts in topperioden dienst hoeft te
doen.
Commentaar II
Op de brief van Staatsbosbeheer le
verden B. en W. het volgende commen
taar
De opmerking inzake de onttrekking
van water aan de duinen is eerder een
pleidooi voor voldoende uitbreidings
mogelijkheden van de waterfabriek die
het plan dan ook duidelijk biedt, dan
voor de door andere reclamanten be
pleitte opstelling op het minder reke
ning houden met futurologische uitbrei
dingsplannen. Het bezwaar slaat overi
gens niet op de bestemming van de
grond, doch op de bedrijfsvoering bin
nen deze bestemming. Wij wijzen er in
dit verband op dat het PWN voor de
onttrekking van water aan de duinen
gebonden is aan een vergunning van de
Minister van Sociale Zaken ingevolge
de Grondwaterwet Waterleidingbedrij
ven. (de huidige vergunning expireert
op 31 december 1970 en laat een ont
trekking van 700.000 m3 toe). Wan
neer op dit moment ook naar onze me
ning ontoelaatbaar veel water aan de
duinen wordt onttrokken is dat een re
den tot ernstige verontrusting. Door de
stichting van de onderhavige waterfa
briek kan hieraan een einde komen,
maar reeds is dit tijdstip mede als ge
volg van de bezwaren van reclamanten
met één zo niet meer seizoenen ver
schoven. Voor de bezwaren welke het
bij voortduring onttrekken van een te
grote hoeveelheid water aan de duinen
oplevert lijken de reclamanten nauwe
lijks oog te hebben. Zij hebben hiermee
een zware verantwoordelijkheid op zich
geladen. Staatsbosbeheer heeft het ove
rigens in eigen hand een doelmatige
controle op de aan de duinen te ont
trekken hoeveelheid water af te dwin
gen en eventueel een uitbreiding van
de te stichten waterfabriek te verlan
gen op het moment dat de wateront
trekking weer de rode lijn zou naderen.
De heren L. J. Dijksen, A. J. Dijksen
en mej. M. Goënga schrijven
De voorgestelde situering van het ge
hele complex, met zijn tot 14 meter ho
ge hoofdgebouw, zijn tanks
en zijn schoorstenen, is in het
open land ten noordoosten van Oude
schild een onaanvaardbare zaak.
Als B. en W. in hun beleidsnota voor
1971 stellen dat o a. nodig is: „het be
houd van het eigen gezicht van Texel
wat betreft het karakteristieke van het
het wèl mogelijk). Is naar alle mogelijk
heden een uitgebreid onderzoek gedaan
door terzake deskundige mensen, of
heeft men de mogelijkheid alleen maar
vastgesteld afgaande op adviezen en
meningen. Wij geloven het laatste!
Mocht dit werkelijk absoluut onmo
gelijk zijn dan lijkt ons de situering van
het complex ten westen van de aan te
leggen haven uit landschappelijk oog
punt bezien in ieder geval meer aan
vaardbaar. Het silhouet van Oudeschild
vanaf die zijde, is nu al niet meer gaaf
en zal dat ook zeker niet blijven, als
men aanneemt dat de toekomstige ha
ven ook enige industriële bebouwing
met zich mee zal brengen. De gehele
industriële bebouwing zal op een zo
klein mogelijke oppervlakte moeten
plaatsvinden, zodat zeker geen langge
rekt lint van bebouwing langs de dijk
ontstaat!
iHet nu reeds vastleggen van een gro
te oppervlakte grond voor eventuele
uitbreidingen van de centrale m de toe
komst lijkt ons onnodig en zelfs niet
gewenst. Immers het is niet zeker of in
de toekomst niet op een geheel andere,
veel gemakkelijker, veiliger en/of goed
kopere manier water en elektriciteit
kunnen worden verkregen. Bovendien
is het ook niet eens zeker dat het thans
voorgestelde produktieproces lang ge
handhaafd kan worden. De vervuiling
in de Waddenzee, en alle andere zeeën,
neemt nog steeds toe, en er zijn geen
aanwijzingen dat die in de toekomst tot
staan gebracht of verminderd wordt.
Daarnaast is het gevaar van de in
dijking van de Waddenzee niet denk
beeldig! Wij zijn van mening dat ook
in dit geval naast de financieel-econo-
mische belangen de belangen van de
natuur milieu) bescherming even
zwaar, zo niet zwaarder moeten wegen.
Zeker in het overbevolkte Nederland
waar de verhouding natuurgebied-
woon- en industriegebied reeds dermate
scheef ligt, dan we eigenlijk geen vier
kante meter natuur meer mogen en
kunnen missen en prijsgeven!!
Bezwaarschrift van de heren drs. J.
W. de Blok, dr. G. C. Cadée, drs. J. H.
Vosjan, dr. W. W. C. Gieskes, drs. H. J.
W. Keidel, mej. drs. C. J. M. Brugge-
man, drs. H. Cadée-Coencn, drs1. W.
Helder en mej. drs. A. ten Hoor op
Texel.
Ondergetekenden maken ernstig be
zwaar tegen het ontwerp bestemmings
plan „Oudeschild" elektrciteitscentrale
en waterfabriek van de gemeente
Texel.
Dit op grond van de zeer ingrijpende
aantasting die dit fabriekscomplex voor
he't open Texelse landschap zou bete
kenen. Voor alles verdient daarom het
oudere plan de voorkeur, waarbij Texel
vanaf het vaste land van voldoende
elektriciteit en drinkwater wordt voor
zien, zoals onderstaand nader wordt
toegelicht. Mocht dit absoluut onmoge
lijk worden geacht dan zijn inkrimping
van het silhouet van de fabriek en zijn
verplaatsing naar een minder kwetsba
re plaats, bijvoorbeeld direkt aanslui
tend bij de nieuw te graven haven, nog
de enig aanvaardbare oplossing.
landschap en de bebouwing; het behoud
van een aantrekkelijk milieu op en bui
ten Texel", en: „ruim baan voor allerlei
ontwikkelingen waar dit mogelijk is
zonder wezenlijke aantasting van land
schap en milieu", dient zij hier ook
naar te handelen! Hoogbouw nabij een
open natuurreservaat is een wezenlijke
aantasting van het landschap!
De pogingen het complex enigs
zins te camoufleren door groensin-
gels, hoewel dat volgens B. en W. nau
welijks nodig is omdat een architekt
van hoge bekwaamheid is aangetrok
ken en de architectuur er op gericht is
geweest massale dakvormen te vermij
den, en het argument dat het complex
voor het grootste deel verloren zou
gaan tegen de nieuwe dijk op delta
hoogte, zullen ten allen tijden geheel
onvoldoende blijken, en getuigen van
weinig inzicht van B. en W. daar waar
het gaat om landschappelijke waarden.
Voorts zijn wij verontrust over even
tuele verontreiniging van het kustwa
ter die bij lozing van het afvalwater
kan ontstaan. Eventuele gevolgen die
nen voor het in gebruik nemen reeds
onderkent, en de maatregelen daarte
gen reeds genomen te zijn.
Gezien het advies van het distrikts-
hoofd van de arbeidsinspectie en de In
specteur voor de hygiëne van het mi
lieu, die het complex ook het liefst zo
ver mogelijk van het dorp zagen, zal de
geluidshinder en luchtverontreiniging
aanmerkelijk zijn. Deze dienen onaf
hankelijk van de plaats, dichtbij een
dorp of dichtbij een natuurgebied zo
veel mogelijk, zo niet geheel, beperkt
te worden, waarbij kosten noch moeiten
gespaard mogen worden.
Wij zijn nog steeds niet geheel over
tuigd van het feit dat het absoluut on
mogelijk is zonder al te grote risico's
(risico's voor continue levering van
elektriciteit en zuiver drinkwater blij
ven ook bestaan bij de centrale) beide
produkten vanaf het vasteland te be
trekken (in de Wester-Schelde bleek
Ook wij onderkennen het grote be
lang om voor Texel te komen tot doel
treffende elektriciteits- en drinkwater
voorziening.
Dit belang wordt door de voorgestel
de fabriek echter strijdig met het be
lang van het behoud van e'en gaaf mi
lieu op Texel. Gezien de schaarste aan
nog weinig aangetaste milieus in ons
land is dit een lands belang De poten
tiële geschiktheid van het Waddenge
bied om het zo goed mogelijk te vrij
waren van industrie, urbanisatie en
verder milieubederf wordt zeer alge
meen ingezien. Onder de Waddenei^
landen neemt Texel in meer dan één
opzicht een bijzondere plaats in. Het
kan ook voor de toekomst een be
langrijk refugium zijn voor mensen die
hun reeds lang bedorven woongebieden
tijdelijk willen ontvluchten.
De gemeentelijke diensten de Texelse
raad en de plaatselijke elektriciteits
producenten hebben zich bij het zoeken
naar een oplossing van het begin af aan
te weinig laten leiden door dit belang
van het behoud van Texel als uniek
stukje Nederland. In de keuze tussen
aanvoeren of produceren is naast een
veilige oplossing voor alles gezocht
naar de meest economische oplossing.
De contacten, die bepalend zijn gewor
den voor de gekozen oplossing garande
ren overigens in dit opzicht geen vol
strekte objectiviteit. Het PWN is ver
plicht Texel aan het benodigde drink
water te helpen tegen zijn geldende ta
rieven en wil wel van deze nu duur
wordende klanten af, vooral als het dan
toch en gesubsidieerd belangrijke
betrokkene kan zijn in dit ongetwijfeld
technisch interessante experiment van
waterwinning uit zeewater.
Het PEN kan niet gesteld zijn op
klanten, die 't via dure kabels stroom zou
moeten gaan voorzien. Het geraad
pleegde ingenieursbureau TEBHIN
moet een belangrijke stimulans voor de
fabriekbouw zijn geweest, daar zij het
project niet alleen heeft mogen plan
nen, maar ook zou mogen uitvoeren.
Ook is het de TEM moeilijk kwalijk te
nemen als zij haar eigen voortbestaan
prefereert, te meer als dat kan leiden
tot een glorieus monument van eigen
kunnen. Kortom: een „schoon" plan
voor alle betrokkenen, dat duidelijk
weerklank kan vinden bij vele Texe
laars, al of niet met een bestuursfunc
tie. Maar het gaat voorbij aan de door
anderen gevoelde noodzaak van een
schoon Texel en een schone Waddenzee.
Uit de toelichting door B. en W. ge
geven bij de raadsvergadering van 13
november 1969 blijkt dat intensief ge
werkt is aan financiering en subsidië
ring van de (toen) 12,7 miljoen kostende
waterfabriek. Uit niets blijkt echter dat
onderzocht werd wat uit rijksmiddelen
ter tegemoetkoming verkregen zou
kunnen worden indien deze ingreep in
het Texelse landschap vermeden zou
worden. Dit zou toch bij een genuan
ceerde behartiging van de Texelse be
langen voor de hand liggen. Vooral als
uit dezelfde, de fabriekskeuze bijna
dwingend aanbevelende, toelichting
blijkt, dat de (uit veiligheids overwe
gingen dubbel geplande) bundel van 3
éénfase kabels (begin 1969) 6,4 miljoen
zouden moeten kosten.
Hoewel de kosten van het leggen
van een waterzinker niet worden ge
meld, lijkt het niet waarschijnlijk dat
deze veel hoger zullen zijn dan voor de
kabels. Wel wordt gesteld dat de ex
ploitatiekosten l1/^ x zo hoog zouden
uitvallen als voor het fabriekswater.
Maar bij dergelijke van te volgen af-
schrijvingstaktiek afhankelijk bere
keningen kan een pro of contra instel
ling al gauw ongewild mee gaan spelen.
Texel zou deze zorg echter gevoeglijk
aan het PWN kunnen laten, voor welk
bedrijf de duurder wordende Texelaars
op het totaal van zijn waterleveranties
geen te grote financiële schok kunnen
betekenen. De gemeente is terecht
toch overtuigd, dat het deel van het ex
ploitatietekort dat contractueel voor
haar rekening komt door de provincie
betaald dient te worden.
Evenmin is onderzocht welke kosten
nodig zouden zijn om het beoogde fa
briekscomplex in bepaalde opzichten
voor Texel minder storend te doen zijn,
met het oogmerk te trachten deze
meerkosten uit rijksmiddelen te ver
krijgen, als zijnde van nationaal belang.
Dit zou kunnen gaan om ondergrondse
olietanks i.p.v. de 8 meter hoge, 25 me
ter brede bovengrondse; een geringere
bouwhoogte ten koste van een minder
economische onderlinge opstelling van
de apparatuur; gedeeltelijk in de grond
bouwen; minder lawaaiige machines;
minder roetproducerende stookmethode
met lagere schoorstenen. Want men re-
alisere zich de schaal t.o.v. bijvoor
beeld het dorp Oudeschild wel. De
hoogste gebouwen na de molen zijn: de
kerk met een dakroogte van 6 meter,
een aantal loodsen van verschillende
firma's met zadeldaken variërend tus
sen 6 en 9 meter hoogte, een oud, nu de
haven dominerend, smal pakhuis met
zes vloeren met een hoogte van 14 me
ter; een centrale van 14 meter hoogte
en dat dan bij een totale breedte van 60
meter.
Het belangrijkste element dat de TEM
en daarmee de gemeente in hun betoog
hanteren om het zo zeer begeerde plan
te verdedigen, is de grotere veiligheid
die de eigen elektriciteits-produktie
zou opleveren t.o.v. aanvoer. Dit punt
in de argumentatie heeft duidelijk zijn
invloed gehad op de landsöhapsbescher-
mers, die wel bezwaar dorsten aante
kenen tegen de plaats van de fabriek,
maar niet tegen zijn komende aanwe
zigheid, hoezeer ze de noodzaak van
die aanwezigheid ook mochten ver
foeien.
Sinds ons echter bleek dat de PZEM
ertoe over was gegaan Zeeuws Vlaan
deren van elektriciteit te voorzien via
in een sleuf ingegraven kabels onder de
Westerschelde, is deze argumentatie
voor ons zwak komen te staan: De Wes
terschelde, die tussen Ellewoutsdijk en
Terneuzen werd overbrugd, is een zee
arm, die ongeveer even diep en nog
breder is dan het Marsdiep. De scheep
vaart, die angst geeft i.v.m. ankeren, is
er vele malen intensiever. Bovendien
heeft de lange bochtige Westerschelde
met zijn zich steeds verlegende eb- en
vloedscharen een zeer onrustige bodem,
terwijl voor de bodem van het Mars
diep na een periode van veranderingen
als gevolg van de afsluiting der Zui
derzee, nu een relatieve rust is inge
treden. Desalniettemin acht de PZEM
het blijkbaar verantwoardelijk via een
enkelvoudig tracé aan kabels een ge
bied van stroom te voorzien met be
langrijk industrieën en een inwoner
tal dat een viervoud is van dat van
Texel.
Absolute veiligheid kan zelfproduce-
ren ook nooit bieden, zeker niet als het
van een (relatief) klein centraletje moet
komen met beperkte improvisatie-mo
gelijkheden en kennis. Men denke
slechts aan een fikse brand. Ook al zou
een zeekabel enig risico inhouden,
daarachter zit in ieder geval de zeker
heid van het koppelnet. Een koppel-
net dat ook kwalitatief een betere
stroomvoorziening waarborgt, wat voor
het gebruik van bepaalde apparatuur
van het grootste belang is. Het dure
koppelnet kwam tot stand om de
stroomvoorziening goedkoper, veiliger
en beter van kwaliteit te maken. Waar
om zou Texel daar niet van profiteren
in plaats van te blijven volharden in
'n autarchrisch streven, dat in vroegere
tijden noodzaak was.
Hoewel Rijkswaterstaat aanvankelijk
bezwaren zag in het tot stand brengen
van de Zeeuwse onderwater kabelver
binding, bleek deze oplossing uiteinde
lijk goed uitvoerbaar en deze dienst, de
baggeraars, de pijpen en kabelleggers,
alsmede hun adviseurs, hebben juist
de laatste jaren bijzonder ve"el ervaring
(zie vervolg voorpagina 3eblad)