Z'
A. v.d. Vlis 50 jaar met Texel
getrouwd
„De man die niemand werd"
„Ik heb veel
vertrouwen
in de jeugd
JlllilllHllllflIIIIIlM
n|lHilllll!lil!llllllilllltlllllllll(llllllllllllllllllllllllllllllllll!((itlü[ll[tlltt(llll
■iiiini
Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 9 juli 1971
e denken vaak dat ik me alleen maar voor ouwe
dingen interesseer, dat ik alles wat nieuw is
veroordeel en dat ik geen kwaad woord wil
oren over het verleden. En dat is toch echt niet
aar; vooral de laatste tijd zijn er allerlei verheugende
mtwikkelingen. Kijk eens naar de jeugd van vandaag
>e jongeren dulden het niet langer dat een prettig en
;ezond leefklimaat wordt opgeofferd aan economische
langen. Werkelijk, ik heb het volste vertrouwen in de
ugd". Dat zegt Johannes Adrianus van der Vlis (71)
it Blaricum, die herdenkt dat hij vijftig jaar geleden
Texel werd benoemd als onderwijzer aan de open-
tare lagere school op Texel.
Hoewel dat onderwijzerschap maar van korte duur was en hij
n de latere jaren bijna steeds werkzaam was op het vasteland
blijkens de omslag van zijn „Tragedie op Texel" werkte hij
lertig jaar lang in de Amsterdamse publiciteitswereld) heeft hij
ich toch al die tijd met Texel getrouwd gevoeld. Hij voelt zich
lan ook een gouden bruidegom, die weliswaar niet altijd tevre-
len is geweest over het doen en laten van zijn bruid, maar die
ooh, genereus-vergevingsgezind, haar uitspattingen in het ver
eden wil vergeven en allang blij is dat zij over menige daad
ïaar spijt oprecht heeft betuigd.
Er
No
Geen gemopper
Goed, dus geen gemopper over het slopen van de Boogerd,
iet slechten van tuunwallen of het bouwen van het raadhuis,
want gedane zaken nemen geen keer. Hij zegt het met veel na-
iruk, zittend achter een goed glas port aan een tafeltje op het
erras van hotel „De Lindeboom-Texel", maar de misprijzende
jlik die hij een seconde later op datzelfde raadhuis werpt,
loet bij Uw verslaggever enige twijfel rijzen over de oprechtheid
/an die woorden. Hij merkt dat en dicteert: „Ik herinner me hoe
tortenhoeven 45 jaar geleden bomen plantte op de Groeneplaats.
ik heb ze zien opgroeien tot het grote lommerrijke iepen waren
[eworden. Er is er nu niet één meer
an over. Inplaats van bomen wordt de
Jroeneplaats nu beheerst door auto's,
ïiets dan auto's. En de boompjes die de
ver.
tam
fel
i v<
!oor die auto's of door balorige voor-
>ijgangers kapot gemaakt. Mag ik me
laar alsjeblieft boos over maken? Er
vordt teveel opgeofferd aan auto's. Een
>aar jaar geleden kon iedereen dat bil-
ijken. Nu heeft bijna iedereen een au-
Het is geen statussymbool meer,
naar een gebruiksartikel dat helaas
niet gemist kan worden, maar dat le-
ijk in de weg staat en dat veel lawaai
d?n stank veroorzaakt. Auto's hebben
I Texel minder leefbaar gemaakt; het is
le jeugd die dat inziet. De vreemde-
ingen die hier komen en die in hun
1*1 iagelijkse leven de gruwel van het mo-
lerne verkeer in veel sterkere mate
lan den lijve ervaren, zijn meer gebaat
net bomen dan met auto's 't Is goed
lat het gemeentebestuur heeft besloten
f. 1 :en paar straten in de dorspscentra
iroor autoverkeer te sluiten, 't Is te ho-
>en dat de hele binnenring van Den
lurg rustig wandelgebied wordt. Dat
;eeft voor de neringdoenden enig on-
ge, |erief maar het staat vast dat de voor-
leien hier ruimschoots tegenop zullen
wegen, vooral omdat de nodige parkeer-
ilaatsen zijn aangelegd. Ik bladerde
gisteren wat ingezonden enqueteformu-
ieren uit TEXELtoerist door. Wat me
jpviel was dat de meesten klaagden
Iza >ver de overlast die het verkeer in de
lorpscentra veroorzaakte Texel is een
gezinsvakantie-eiland. Bijna iedereen
comt hier met kinderen. Ze willen
nai iaarmee rustig door de straten kunnen
wandelen, zonder telkens voor auto's
>pzij te moeten sprmgen. Vergeet niet
lat die aardige Texelse dorpjes al
laam beginnen te krijgen als oorden
>se waar je je leven niet zeker bent. Dat
)ngeluk in De Koog heeft dat nog eens
ia alle kranten van het land extra ge-
1 accentueerd al deed dat geval zich voor
Iu fadanks een afsluitingsmaatregel".
Rode schoolmeester
Hoe merkwaardig dat iemand die
lestijds op Texel de nodige weerstan-
Qd
ld
den opriep omdat hij er rood-revolu-
tionaire ideeën op na hield, nu toch in
menige kring wordt beschouwd als een
conservatief die geen ander doel voor
ogen staat dan het bewaren van oude
krotten. Volgens Van der Vlis was zijn
zeer openlijke lidmaatschap van de
SDAP er destijds medeoorzaak van dat
hij na 7 jaar het eiland verliet, al geeft
hij toe dat dit lang niet de enige re
den van zijn vertrek was. Hij zegt
daarover; „Óp Texel, toen nog een zeer
besloten gemeenschap, leerde ik voor
het eerst mensen kennen, ik begon
iets van hun drijfveren te begrijpen. Fi
guren als Reijer Keijser, Hein Klimp,
Jacques Dijt, Jakob Bruin en Hendrik
Groenewold, om er maar enkele te noe
men, waren stuk voor stuk mensen met
karakter of ze nu geletterd of met ge
letterd waren. Ze wéren wat. Ik leerde
ze waarderen, ook als ze er anders
over dachten dan ikzelf. Als een arge
loze enthousiaste jongen kwam ik op
het eiland, ik ben daar wat meer man
geworden omdat ik leerde onderschei
den. Natuurlijk ging dat met teleur
stellingen gepaard. Het leven is nu een
maal een harde leerschool. Terugblik
kend op de Texelse jaren zijn de te
leurstellingen vervaagd en ik heb een
gevoel van dankbaarheid voor wat de
mensen die ik daar leerde kennen me
hébben gegeven. Zeker ging ik gedes
illusioneerd van het eiland weg. Ik
kwam toen voor een jaar of wat in Den
Helder terecht. Daar kwam ik in een
heel andere omgeving. Ik ontmoette er
Dr. Sjef Suijs, leraar aan het lyceum,
die een groot vriend van me geworden
is. Zonder hem zie ik de Helderse jaren
als een weinig vruchtbare periode uit
mijn leven. Door Suijs en zijn kring
leerde ik dat geschiedenis de weten
schap is van het menselijk gebeuren.
Mijn op Texel verworven kennis kwam
me daarbij goed van pas want zonder
mensenkennis is het niet mogelijk iets
van de geschiedenis te verstaan. Mijn
vertrek van Texel was een noodzake
lijkheid, ik kon niet anders. Mij vader
was aannemer. Op mijn 21ste jaar was
ik twintig keer verhuisd. Op Texel heb
ik pas wortel geschoten, maar m'n na
tuur dre«ef me. Ik moest de wereld in".
Zeven jaar op één plaats was voor
hem al ongekend lang. De geschiedenis
van Texel boeide hem destijds al, maar
er waren toen nog zóveel andere din
gen.... In 1924 schreef hij voor de
VW een Gids voor Texel. Het hono
rarium bedroeg 25,Hij was de eer
ste die de vermaarde Texelse legende
van De Strooppot en andere verhalen
op papier zette. Hij had het verhaal ge
hoord van een oud Texels vrouwtje en
hij beschouwt het als de eerste vorm
van geschiedschrijving waarmee hij
zich ging bezig houden. Belangstelling
voor historie had hij overigens nooit
gehad; de schuld van het toenmalige
geschiedenisonderwijs.. Johan v. d. Vlis
had op zijn (hoofdakte-examen eens 'n 2
voor dit vak.
Vrijgezel
Zijn „verhouding" met Texel was ge
bleven en mogelijk was dat er mede
oorzaak van dat Van der Vlis lange tijd
een echt huwelijk vermeed. Met drie
andere vrijgezellen die allen hadden
gezworen nooit te zullen trouwen, be
woonde hij in Den Helder een huis dat
het passende naambord „A nous la li-
berté" (Aan ons de vrijheid) kreeg. Al
len trouwden desondanks. De politieke
belangstelling van Van der Vlis min
derde. Het „partijgedoe" ook bij an
dere partijen, ging hem tegenstaan. En
kele jaren Den Helder waren voldoen
de om genoeg van de marinestad te
hebben. Theo Thijssen, destijds voorzit
ter van de onderwijzersbond, raadde
hem aan: Je moet hier niet blijven; ga
naar Amsterdam. Aldus geschiedde. De
heer Van der Vlis werkte bij de Arbei
derspers, werd o.a. eerste hoofdredak-
teur van het blad „Vizier", later had
hij de leiding van fotostudio Meijboom,
maar hij bleef Texel frequenteren. Hij
trok er dadelijk 'heen toen hij als gevolg
van de oorlog bij de Arbeiderspers
werkloos werd en maakte zo van nabij
de Russenoorlog mee. Het ooggetuige-
verslag beleefde als „Trageidie op
Texel" onlangs zijn zesde druk.
Grote figuren
Uit zijn eerste Texelse periode komt
hij weer terug op figuren die destijds
de gang van zaken op Texel bepaalden
en het is lang genoeg geleden om een
indruk te hebben van hun betekenis in
het historisch verband. Iemand als
Jacques S. Dijt noemt hij een grote fi
guur, die veel minder bekrompen was
dan de meeste andere vooraanstaanden
uit die tijd. Hij was knap en wijs. Hij
diende de gemeenschap in bezonnen
heid, iets dat ook geldt voor zijn opvol
ger R. P. Keijser hoewel deze „van een
volkomen ander gehalte" was. Wie de
ze namen noemt, roept herinneringen
op aan de felle strijd die destijds om de
bemaling van Waalenburg is gevoerd:
olie of elektriciteit. R. P. Keijser streed
voor elektrificatie van heel Texel. Hij
werd de oprichter van de Tem. Onder
het bewind van Dijt was alleen Den
Burg voorzien van elektriciteit. Dit be
drijf kon zichzelf bedruipen; een bre
dere aanpak, zo meent Van der Vlis,
was toen nog niet haalbaar. Dijt past
geen verwijt. De instelling van Dijt
blijkt overigens overtuigend uit het feit
dat hij en enkele anderen zich persoon
lijk garant hadden gesteld voor even
tueel verlies. Het overgrote deel van
Texel heeft de gaslichtfase niet gekend.
Men schakelde over van peroleum naar
elektriciteit. De aerogeen gasfabriek
die alleen Den Burg kon voorzien heeft
maar een paar jaar gedraaid.
Archieven
De heer Van der Vlis vertelt dat zijn
belangstelling voor geschiedenis pas
uitgroeide tot een fanatiek beoefende
hobby toen hij niet langer hoefde te
strijden om het bestaan. Dat was nadat
hij werkeloos werd en gelegenheid
kreeg om op Texel en elders in allerlei
archieven te duiken. Onder meer las
hij alle gemeenteraadsnotulen vanaf
1795 door en verzamelde daarbij zo
veel interessant materiaal, dat hij aan
99
een boek begon te denken. In 1948
kwam het uit: Texel, land en volk in
de loop der eeuwen. Die éne druk van
1800 exemplaren was in tien jaar uit
verkocht. In vergelijking daarmee be
stond voor „Tragedie op Texel" heel
wat meer belangstelling; daar zijn er
inmiddels zo'n 25.000 van verkocht.
Iedere druk werd gewijzigd en ge
corrigeerd. Met name rond het lot van
de gerepatrieerde Russen heeft jaren
lange onzekerheid geheerst. Pas onlangs
is gebleken dat het met een groot deel
van de overlevenden goed is afgelopen.
„Waarom hebben die Russen dat niet
wat eerder laten blijken? Als ze wat
openlijker waren geweest zou niet ja
renlang voedsel zijn gegeven aan aller
lei geruchten". Van der Vlis vermoedt
dat om partijpolitieke redenen niet eer
der opening van zaken kon worden ge
geven en dat draagt dan weer bij tot
zijn wantrouwen jegens partijpolitiek.
Hij zegt: Het is veel belangrijker wét
een mens is dan wat hij zégt dat hij is.
Het relaas van de Georgische opstand
zou oorspronkelijk deel hebben uitge
maakt van het boek Texel, maar daar
voelde uitgever Becht met voor. Geluk
kig maar, anders had het nooit zo'n
grote oplaag beleefd.
Van der Vlis is druk bezig zijn boek
Texel te herschrijven en aan te vullen.
Volgend jaar hoopt hij de nieuwe sterk
gewijzigde druk in de handel te kunnen
brengen. Vooral door zijn diepgaande
studie van de geschiedenis van de
Eierlandse polder en de achttiende
eeuw zal het werk veel lijviger worden.
In de gemeentearchieven was over de
18e eeuw niets te vinden. Een schat van
gegevens kwam echter uit het zg.
Huijdecooper-archief dat in 1946 bij
toeval op de zolder van het buiten
„Goudestein" aan de Vecht werd ont
dekt. Het had daar een paar honderd
jaar gelegenDe duizenden stukken
uit de 30-jarige bewindsperiode van
schout Huijdecooper bevatten onder
meer verslagen van de Hoge Vierschaar,
de rechtbank. Huijdecooper heeft veel
geprocedeerd, o.a. tegen Pieter Meijert-
zn. Boon (de man waarnaar het Meijert
Boonsbossie is genoemd). In het nieuwe
boek Texel wordt uitvoerig verhaald
van de toenmalige machtsverhoudingen
op het 5000 inwoners en 30 000 schapen
tellende eiland. Families als Kikkert,
Boon en Vermeulen maakten de dienst
uit. Doopsgezinden en Katholieken
stonden buiten spel, maar moesten wel
belasting betalen voor hun kerkgebou
wen, een plicht waarvan de Hervorm
den waren vrijgesteld. Katholieken, die
Hervormd werden, waren „van het
Pausdom tot het Christendom bekeerd".
Er was toen al enig toerisme, al bleef
dat hoofdzakelijk beperkt tot rijke
Amsterdamse kooplui, die een uitstapje
naar de Texelse rede maakten. Het
eiland was in die kringen bekend omdat
de handelsvloot (soms 500 vaartuigen
tegelijk) voor de ree lag. Verschillende
verslagen van dergelijke uitjes zijn ge
vonden. Texel heeft trouwens altijd in
tensieve contacten met het vasteland
onderhouden. In geografische zin was
het een eiland, maar verder was het vol
ledig bij de landsgeschiedenis betrok
ken. Het eiland was van overig Neder
land afhankelijk. De landsregering be
taalde het grootste deel van de dijken
en 't is goed te weten dat niet de Texe
laars maar de Staten van Holland de
zanddijk tussen het oude Texel en 't
Eijerlandt lieten aanleggen. De heer
Van der Vlis legt daar de nadruk op,
omdat deze situatie vandaag de dag
nog precies hetzelfde is. De Texelaar
heeft zich nooit kunnen isoleren, al ont
stond toch wel een typisch Texels
volkskarakter. Kwesties waarbij dit
karakter een rol speelde, worden in het
nieuwe boek Texel gememoreerd. In de
nieuwste geschiedenis komt daarbij niet
alleen de geruchtmakende oprichtings-
geschiedenis van TESO aan de orde,
maar ook de kwestie rond het ontslag
van directeur Sibinga-Mulder in de
recente periode. Maar bij het beschrij
ven van gebeurtenissen van de laatste
tijd is het oppassen geblazen Pas na
vele jaren kan worden bepaald welke
betekenis deze gebeurtenissen hebben
gehad in de totale historie.
3. Gerard de Rheede sloot de deur
van zijn kamer zorgvuldig af.
Hij keek op zijn horloge.
Alles klopte als een bus.
Morgen zouden de kranten het ver
slag brengen van zijn rede.
Vanavond had hij met zeker twintig
rrian aangezeten aan een diner. De por
tier had instructies gekregen voor het
ontbijt, de piccolo had hem welterus
ten gewenst. En morgenochtend om
acht uur zou de kelner met zijn ontbijt
voor de deur staan, want om half tien
üad meneer De Rheede een commissie
vergadering hier in hetzelfde gebouw.
Hij spiedde door 't raam. Daar, op het
?rote plein, zag hij de witte Chrysler
!e staan tussen andere wagens. Die zou
g daar morgenochtend nóg staan.
Het klopte inderdaad allemaal als 'n
g bus.
Feuilleton door Tom Lodewijk
HOOFDSTUK II
De vrouw in het eenzame huis
Yvonne de Rheede staarde somber
door de ramen van het fraaie grach
tenhuis over de daken en naar de to
rens van Amsterdam, voor zover die in
de winterse, benevelde lucht zichtbaar
waren.
,Ik wou dat het maar weer voor
jaar was", zei ze, „dan zaten we weer
in Laren. Het beklemt me hier".
„En het is notabene je geboortehuis",
zei de man die tegenover haar zat. Hij
was het type van de krasse grijsaard,
tenger gebouwd met een scherp gesne
den kop, die zijn Franse afkomst ver
ried. De Lazare's kwamen uit een Hu
genotenfamilie, die onder Lodewijk de
Veertiende naar de Nederlanden was
gevlucht, en door het aanhouden van
de banden met andere dergelijke fami
lies was er altijd Frans bloed in de
Lazare's gebleven. Yvonne was met een
Hollander getrouwd, het huwelijk was
kinderloos gebleven. Die tak stierf af,
dacht Guy Lazare, terwijl hij naden
kend de fraaie kringen rook nakeek,
die hij de kamer instuurde.
Guy, of Guillaume, Lazare was vele
jaren medefirmant geweest van Yvon-
nes vader. Getweeën beheerden ze als
vennoten het Huis Montferlant Laza
re, later omgezet in N.V. Sinds Henri
Lazare gestorven was en Guy zich uit
de zaken had teruggetrokken, was Ge
rard de Rheede enig direkteur, een
funktie die zeker niet het minst te dan
ken was aan zijn huwelijk met Yvon
ne, maar die hij toch zonder zijn op
vallende capaciteiten niet zou hebben
bereikt.
Gerard was in Utrecht, wist Guy en
daarom kwam hij bij zijn nichtje oplo
pen. Hij was niet bijzonder gesteld op
Gerard en vermeed een ontmoeting,
anders dan puur zakelijk, zoveel moge
lijk. Maar zijn hart hing aan Yvonne,
sterker naarmate hij er meer en meer
van overtuigd raakte, dat haar huwe
lijk met Gerard niet gelukkig was.
Yvonne zelf had hem dat nooit ver
teld, maar Guy Lazare beschikte over
zeer vele relaties en was wantrouwend
van aard. In zijn vak was het bijzonder
nodig, het kaf van het koren te schei
den, en voor hem hing veel af van de
eerste indruk. Hij had mensen finan
cieel gesteund, die door anderen als een
te groot risico beschouwd werden, al
leen omdat hij hen vertrouwde en een
kans wilde geven. Slechts zeer zelden
had hem dat berouwd, en dan was het
nog door faktoren, waaraan ook zij
weinig of niets konden doen. Daaren
tegen had hij zich van veelbelovende
transakties afzijdig gehouden omdat de
mensen hem niet aanstonden. Hij had
daarmee wel eens wat winst verspeeld,
maar tegelijk, zo placht hij dan te zeg
gen, was hij ontslagen van de verplich
ting, die mensen te ontmoeten. Maar
ook hier hadden in de meeste gevallen
zijn mensenkennis en zijn „Fingerspit-
zengefühl" hem niet in de steek gela
ten.
Hij moest toegeven dat hij alleen bij
intuïtie het van het begin aan niet op
Gerard van Rheede begrepen had, en
dat de feiten hem in het ongelijk sche
nen te stellen. Maar Gerard was hem
eigenlijk tè geslaagd. „Van sommige
mensen houd ik om hun fouten", had
Guy eens gezegd. Maar hij had een
kijkje op mensen waar zo op 't oog
niets aan mankeerde. Geen mens is vol
maakt, dacht hij, en die schijnt vol
maakt te zijn, weet dus zijn onvol
maaktheden handig te verbergen. Op
dat soort handigheid had de oude Guy
Lazare het nimmer begrepen.
Hij schrok uit zijn gedachten op, toen
Yvonne sprak.
„Ja", zei ze, „mijn geboortehuis. Erg
gelukkig ben ik er nooit geweest. Moe
der al zo vroeg verloren, vader altijd
druk met de zaken, en die is er nu ook
al niet meer. Eigenlijk, oom, heb ik aan
u, zelfs als kind, altijd nog het meest
gehad".
Haar bezoeker schoof even in zijn
fauteuil heen en weer, hij voelde zich
slecht op z'n gemak als iemand hem
een compliment maakte, al was dit
geen compliment, dat behoefde niet
tussen hem en Yvonne. Het was de
simpele waarheid, en hij wist het ook
wel dat Yvonne hem het gemis van een
dochter had vergoed.
Want Guy Lazare had de aandelen
van de vrijgezellenstaat pas goed on
derkend, toen hij al te ver op jaren
was om nog aan het wiegetouw te trek
ken.
Hij maakte een onwillige beweging.
„Maar je zit hier toch overal dichtbij.
In het hartje van de stad".
Zijn blikken gingen door de grote
kamer met de prachtige meubelen, het
kostbare antiek, de schilderijen.
„Je zit hier in een klein paleis".
Yvonne lachte vreugdeloos.
„Marie, onze werkster, was altijd aan
het zingen als ze de gang deed. Ik heb
veel van die liederen onthouden, want
als kind vond ik ze prachtig, en Marie
kon zo weemoedig uithalen. Ik had dan
wel eens tranen in m'n ogen als ze
zong van „ginds in een steeg vol ellen
de, vond men een knaap op de rand
van de dood".
Guy lachte, blij dat het gesprek een
vrolijker wending nam.
„Ja, dat herinner zelfs ik me nog
goed. Wat ze ook zo graag zong was
het lied van het weeskind.
„O ja!" riep Yvonne.
„Arme wees, verscheurd, versleten
dekken u uw lompen niet
heeft dan zelfs u God vergeten
dat zijn oog op u niet ziet?"
„Ze zeiden ook altijd „u" in die lie
deren", lachte Guy.
„En", kwam Yvonne hardnekkig op
haar onderwerp terug", dan zong ze
ook van het hutje bij de zee. Beelden
uit mijn kinderjaren vlieden aan mijn
geest voorbij. En ik denk wel es: ik zou
liever wonen in een hutje bij de zee en
met een beetje geluk, dan in dit paleis
je, zoals u het noemt...." ze maakte
de zin niet af, maar dat was ook niet
nodig. Haar oom begreep wat ze zeg
gen wilde.
Hij zweeg, want wat moest hij ant
woorden? Hij had haar dit huwelijk
niet aangeraden, integendeel. Yvonne
die hem goed kende, begreep zonder
dat hij zich door woord of gebaar ver
ried, dat hij niet „weg" was van de
man, die zij zich gekozen had. Voor
zichtig had hij, behoedzaam manoeu
vrerend, met haar gepraat over de be
slissing voor het leven, over het ver
schil tussen verliefdheid en liefde. En
ze had hem best begrepen al drukte
hij zich nog zo voorzichtig uit, maar ze
had vrolijk gelachen.
Oom, die zijn hele leven zijn best ge
daan had om het huwelijk te ontwijken
was toch niet de man om daarover te
preken!
(wordt vervolgd)