Namen voor straten en wegen in Den Burg NW en Eierland I Dwarswegen in polder krijgen elk één naam evolking ireeg volop inspraak Beroepsonderwijs vierde feest IVieuw geluid van onverwachte zijde LANDBOUW en VEETEELT:*Z Koeien of schapen Dit weer meer jaar snijmaïs In de vergadering van 17 april zal de aeenteraad de namen vaststellen van wegen in de polder Eierland en in ,t ontvvcrp-plan Den Burg-noord-west. Eierland willen B. en W. gebruikelij- benamingen met enkele uitzonderin gen handhaven. De straten van Den >irg noord-west zag het college graag moemd naar zaken die verband hou- u met de wind en de zee, zoals „Golf- ag". De voorstellen betreffende Eier- fcd zijn gebaseerd op de adviezen van L commissie uit de raad en tot stand Komen in nauw overleg met vertegen- bordigers van de bevolking: vertegen- bordigers van de Buurtvereniging (lid- cn Midden-Eierland, de dorps- «nmissie De Cocksdorp en de vereni- jng Gemeenschap Eierland. Ze behelzen het volgende: In de eerste ats zullen de dwarswegen ieder één jam krijgen. De Eerste Dwarsweg, die |t dusverre bekend stond als 's Herto- boschweg en verderop Schoolweg, ,rdt omgedoopt in Muyweg. Het >0rd „Muy" kwam in de Texelse •aatnamenlijst nog niet voor. Het lag is voor de hand juist deze weg, die aan de westzijde bij dit gebied eindigt, deze lam te geven. De Tweede Dwarsweg ll Slufterweg gaan heten, om dezelfde lenen De naam van de Derde Dwars zat voortaan Oorsprongweg zijn. [et begrip „Oorsprong" is in verband de historie van de polder van groot lang- De eerste Eierlandse boerderij .eg deze naam. Het is dus wenselijk t dit begrip ook in de naamgeving een laats krijgt. De Vierde Dwarsweg wil !t college Hollandseweg gaan noemen, ij gebrek aan een beter alternatief". De gedeeltelijk verharde weg ondcr- Ings de oude Eierlandse stuifdijk zal Enddijk gaan heten. Oorspronkelijk tilden B. cn W. deze naam geven aan let hele trajekt van de Ruigendijk aan de rand van oud-Texel tot de vuurto- |n. Mede op advies van de buurtcom- Kissie Midden-Eierland zijn ze van dit Jornemen afgestapt. De Zanddijk zal moeten beginnen bij het pand flkiab" en eindigen bij de Oorsprong- ig. Dit gaat de buurtcommissie nog te fer. De Midden-Eierlanders zagen het eind van de Zanddijk liever bij de hoe ve „Dordrecht". Duinweg en Krimweg gaan samen Krimweg heten. Over de beste naam voor de buitendijk langs het voormalige poldertje „De Volharding" en het red- digboothuis bestond enig verschil van mening. De buurtvereniging Zuid-Eier- land, de dorpscommissie De Cocksdorp en de vereniging Gemeenschap Eierland stelden voor de oorspronkelijk door B. en W. bedachte naam „Vliedijk" te ver vangen door „Waddenweg". Midden-Ei erland zag meer in „Zeeweg" of „Vol- hardingweg". De raadscommissie haalde het „weg" in deze naam weg. B. en W. namen dit over. Het wordt dus „Volhar ding" tout court. Op deze manier blijft het oude, in 1846 bedijkte en in 1926 weer teloor gegane poldertje toch nog een beetje bestaan. Stengweg-Vuurtorenweg De raadscommissie kon het niet eens worden over de vraag wat nu precies 'Vuurtorenweg' moet gaan heten en wat „Stengweg" (naar het baken dat in de duinen heeft gestaan). Het knelpunt is het ingewikkelde wegenpatroon in de omgeving van „De Robbenjager". In ie der geval zal de Vuurtorenweg gaan lo pen van dg vuurtoren tot de Postweg ten zuiden van De Cocksdorp, en de Stengweg van de omgeving van „De Robbenjager" via het gemaal van De Cocksdorp naar de oprit van de hoeve „Zeeburg" in De Eendracht. Het colle ge geeft in het schrijven dat bij het voorstel is gevoegd uiting aan zijn waardering voor de inbreng van de ver enigingen en de dorpscommissie. Het wil dan ook voor de straatnaamgeving in de polder Het Noorden, die ook nog dit jaar aan de orde komt, de dorpscom missie Oosterend vroegtijdig inschake len. De raadscommissie vindt dat ook. De commissie wil ook in deze polder de dwarswegen ieder één naam geven. Den Burg noord-west Voor de straatnaamgeving voor de nog te bouwen wijk Den Burg noord west werd in de herfst van 1972 een prijsvraag uitgeschreven. Er kwamen 18 inzendingen. De raadscommissie voor de straatnaamgeving koos hieruit de vier die naar haar mening de beste wa ren. Het college sloot zich hierbij aan. De uitgekozen namengroep houdt ver band met de wind en de zee. Het was oorspronkelijk de bedoeling namen te zoeken die zouden aansluiten bij de op gravingen ter plaatse. Het bleek echter niet mogelijk genoeg namen te vinden die voor ieder begrijpelijk zouden zijn en goed in het gehoor zouden liggen. Logische volgorde Voor de hoofdweg in het complex wordt de naam „Noordwester" voorge steld. De zes (doodlopende) straten zou den dan gerekend vanuit de richting Beatrixlaan-Kogerstraat achtereenvol gens Duinreep, Zeebries, Vloedlijn, Golfslag, Vaargeul en Schoorwal moeten gaan heten. De ingang van deze laatste straat is geprojecteerd aan de Gast huisstraat B. en W. vinden dat de na men kort en duidelijk zijn, in een logi sche volgorde staan, verband houden met Texel en goed in het gehoor liggen. Een voordeel zou zijn dat de toevoeging straat achterwege zou kunnen blijven. De prijs voor de meest originele inzen ding moet volgens B. en W. gaan naar de voorstellen die betrekking hebben op de schapenhouderij; Wolweg, Scheer derspad, Soggenbocht, Zwoegerspad, Tuinwal, Nesstraat, Boettocht, Entelin- genstraat, Lammerenpad, Ramstraat. Nummer drie en vier waren een zeehon- denbuurt en een planetenwijk. Andere inzendingen suggereerden een vogel wijk, een muntenwijk, een wijk met na men van Waddeneilanden, een opgra- vingenwijk, een zoutplantenwijk, een wiekdierenwijk, een veewijk, een fol klore wijk, een bloemenwijk, een Oran- jewijk, een beroemde mensen-wijk, een schelpenwijk, een ruimtevaartwijk en een stenentijdperkwijk. De naamgeving loopt vooruit op de vaststelling van het bestemmingsplan. Dit is noodzakelijk omdat de gemeente alvast een aantal woningen in het plan wil bouwen. Dinsdag was het LTS-gbouw aan de Emmalaan (inclusief de Burgemeester De Koninghal) veranderd in een feest- centrum waar menige kermis schril bij zou afsteken. In de Burgemeester De Koninghal was een grootse fancy fair ingericht met allerlei attracties, veelal sensationeel van aard. Het toneel was veranderd in een filmzaal waar continu lachfilms werden vertoond en de LTS- kantine had men tot danszaal gemaakt. Dat alles was het werk van de scholen voor beroepsonderwijs (LTS met land bouwonderwijs en de huishoudschool) die iets dergelijks voor het vijfde ach tereenvolgende jaar organiseerde. Het gezamenlijke feest is niet alleen als vermaak bedoeld maar heeft ook een vormend karakter, vooral door de veel tijd en inspanning vragende voorberei- dingen en het keurig opruimen van de rommel na afloop. Leerkrachten zowel als leerlingen werken in deze enthou siast samen. Door de technische kennis van zaken en handvaardigheid die door de onderwijzers en leerlingen van de LTS worden ingebracht, kan het feest telkens een spectaculair karakter krij gen. Dubbeltje Een pronkstuk op het feest van dins dag was bijvoorbeeld een reusachtige wip waarmee de bezoekers zich onder het motto „Wip u fit" konden vermaken, tegen betaling van een dubbeltje. Ook voor de andere attracties zoals vrolijke keuken, sjoelen, waarzegster, kussenge vecht op zwaaiende paal, skippy bal- springen, paalklimmen en paardenrace moest dit bedrag betaald worden. De aldus verkregen opbrengst weegt onge veer tegen de kosten van het feest op. Een extra bonte aanblik boden de geinig versierde zalen omdat gevolg was gege ven aan de opdracht dat ieder in „sprookjeskostuum" op het feest diende te verschijnen. Middenstand Er vielen bij de verschillende spel letjes aantrekkelijke prijzen te winnen, dank zij de medewerking van de mid denstand van Den Burg die de twee be delende onderwijzeressen niet met lege handen naar huis stuurde. Tijdens het feest werd ervoor gewaakt dat inspan ning en ontspanning zo eerlijk mogelijk over de jongens en meisjes werden ver deeld. Elk „apparaat" werd voortdurend bemand door twee leerlingen die na een half uur werden afgelost. Andere sfeer De feestavond, die als voornaamste doel heeft dat de leerlingen en onder wijzers van het beroepsonderwijs eens op geheel andere dan de gebruikelijke wijze met elkaar bezig zijn, was zodanig georganiseerd dat zowel 12-jarigen als 18-jarigen er zich kostelijk vermaakten. Op de foto een overzicht van de Burge- meseter De Koninghal die in een com plete kermis was veranderd. -ubriek voor i Het is al zo dikwijls gezegd, dat waar- "lijnlijk ook de meeste agrariërs het zo igzamerhand wel zijn gaan geloven, bedoel de bewering, dat door de mo- ;rne bedrijfsvoering de flora en fauna istig wordt bedreigd. We zouden niet aag zeggen, dat er geen enkele grond in waarheid in die bewering aanwezig Er zullen waarschijnlijk' wel een aan- ll planten en dieren zijn, die gevaar •pen in aantal terug te lopen als ge- •lg van de moderne wijze van boeren. Dat dit echter niet altijd geldt werd ie duidelijk door een artikel, dat ik 'zer dagen in één van onze dagbladen 5. Ik werd vooral getroffen door het fit, dat de gegevens voor dit artikel 'aren ontleend aan uitspraken van ie- >and, die naar ik meen door de „na- lurbeschermers" als onverdacht zal 'orden beschouwd. Het bedoelde artikel droeg als kop: Sr komen steeds meer kieviten". De drijver begint zijn artikel met een uit- >raak van de bioloog Prof. D. M. de nes, dat vele vogelsoorten profiteren an onze welvaart. Naast andere punten öemt de heer De Vries dan: „een gro- ïre hoeveelheid wormen door grasland erbetering en van betere leefmogelijk- eden op de akkers door andere oogst- •ethoden. Verder wordt er dan gezegd: Voor weidevogels als kievit en grutto, ie beiden in aantal groeien speelt öoral de graslandverbetering (meer 'ormen en andere ongewervelde dier- les in de zode) een grote rol. Prof. Dr. De Vries baseert zijn uit haken op tellingen in een bepaald ebied gedaan. Het betreft een ruilver- aveld gebied, waar de omstandigheden °°r de graslandexploitatie duidelijk erbeterd zijn. Prof. Dr. De Vries zegt verder, dat de •eneming van de kievit en de grutto danken is aan de goede graslanden, le de plaats van de blauwgraslanden ebben ingenomen. De verandering van 'auwgraslanden (op Texel zouden we ^gen „harenveld") in goede graslan en is vooral van belang voor de voed- 'lvoorziening. De heer De Vries merkt erover het volgende op. „De verbeter- e ontwatering en behoorlijke bemes- ng waardoor er een dichte, welige raszode ontstaat, die een welhaast on- Ï'tputtelijke voedselbron vormt voor al- hlei klein gedierte, betekent een voor- eel voor de vogelstand, in het bijzonder °or de kievit". De uitspraken van Dr. De Vries ma- ken het naar ik meen duidelijk, dat bij het behoud van de natuur de landbouw niet uitsluitend een negatieve rol speelt. Zoals gezegd wordt dit zo vaak beweerd, dat je het ook als agrariër zou gaan ge loven. De heer De Vries ziet in het mo derniseren van de bedrijven een duide lijke positieve kant voor het behoud van de natuur. Persoonlijk heb ik het gevoel, dat dit niet alleen geldt voor het in stand houden van bepaalde vogel soorten, maar dat het geheel van het landschap in sterke mate positief be- invloed wordt door de wijze, waarop de boeren hun bedrijf voeren. We stellen ons voor, dat een aantal lezers hun aandacht „scherpen" als ze de kop van dit artikeltje zien. „Zal de redakteur van deze rubriek het voor de zoveelste maal proberen om de lezers duidelijk te maken, dat het houden van melkvee uit financieel oogpunt bekeken aantrekkelijker is dan het houden van schapen?" Laat ik beginnen met te stellen, dat het me heel erg spijten zou als het laat ste schaap van Texel verdween. Vervol gens wil ik nog wel stellen, dat een combinatie van koeien en een beperkte koppel schapen uit het oogpunt van een goede bedrijfsvoering voordelen heeft. Vrij zeker zal de netto-opbrengst van het grasland bij een combinatie van koeien en schapen hoger zijn dan bij een eenzijdige rundveebezetting. Zo nu en dan komen we echter voor het feit te staan, dat een veehouder met het oog op een rendabele bedrijfsvoe ring de vraag stelt of hij moet overgaan tot uitbreiding van het aantal schapen, of dat de melkveestapel groter moet worden. Kort geleden was er weer zo'n geval. Goede uitkomsten Op bedoeld bedrijf werden zowel uit de melkveehouderij als uit de schapen houderij goede opbrengsten verkregen. Per melkkoe werd 5.300 kg melk ge wonnen. Als we dit zo zeggen denken we niet aan de gegevens van het boekje van de Fokvereniging, maar aan de hoe veelheid, die werkelijk onder de koeien vandaan werd gehaald. Door de vrij ho ge jongveebezetting was er per koe een jaarlijkse afzet aan vee van ƒ750,per koe. De goede uitkomsten waren er ook voor de schapenhouderij. De lammeren werden wat langer dan normaal gehou den en bij een lammerenaantal van 1,6 stuks per aanwezig schaap was de op- brengstprijs ruim ƒ160,per lam. Voor de af te zetten oude schapen werd een prijs van ƒ150,per dier ontvangen. Uitgaande van een melkprijs van 42 cent per kg en een afzet van ƒ750, aan vlees kwam men tot een opbrengst per koe van 2.975, De afzet per schaap, waarbij ook de enterlingen als schaap worden meege teld bedroeg ƒ191,Op dit bedrijf werden op elke acht schapen drie enter lingen gehouden. Op het bedrijf in kwestie werden per twee melkkoeien iets minder dan één pink en evenzo iets minder dan één kalf gehouden. Bij een omrekening van de voederbehoefte blijkt dat de voeder behoefte van één melkkoe met jongvee gelijk is aan 1,37 stuks grootvee. Rekening houdende met het vrij lang aanhouden van de lammeren moet de voederbehoefte van 8 schapen gelijk worden gesteld met die van een groot- vee-eenheid, ofwel met één melkkoe. De voederbehoefte van 1,37 stuks groot vee (melkkoe met aanhang) komt dan overeen met die van 11 schapen. Of met andere woorden: We kunnen even ge makkelijk, of even moeilijk 1 melkkoe met 0,45 pink plus 0,45 kalf aan de kost houden als 11 schapen (incl. enterlingen) plus de bijbehorende lammeren. Hiervoor berekenden we, dat de op brengst van één melkkoe aan melk en vlees ƒ2.975,was. De afzet per schaap aan lammeren, oude schapen en wol was ƒ191,per dier. Voor 11 schapen ko men we dus aan een afzet van ƒ2.105, Het versohil van een wat de voeder behoefte betreft overeen komende hoe veelheid vee in de vorm van koeien of schapen is in dit geval dus 2.975,min ƒ2.105,of ƒ870,Of anders gezegd de opbrengsten van één melkkoe met aanhang waren op dit bedrijf ƒ870, hoger dan de opbrengst van 11 schapen. Maar de kosten Met het bovenstaande is niet alles ge zegd. Het gaat er om wat er uiteindelijk van de opbrengst overblijft. Aan de hand van de gegevens, die op het bedrijf beschikbaar waren hebben we ook dat bekeken. Dat leverde het volgende op. per 11 per koe schapen krachtvoer 600,440, dierenarts, k.i., fokver. 170,110, kosten melkmachine 25, stamboek, rasters, voerbakken 100, rente kapitaal 170,165, zijn in dit geval dus ƒ150,hoger dan van 11 schapen. Het verschil van 870, ten gunste van de melkkoeien moet dus nog met dit bedrag van ƒ150,worden verminderd. Het voordelige verschil blijft dan 720, We zijn er van overtuigd, dat van dit laatste bedrag nog wel iets af moet voor hogere kosten voor stalling, water, elek triciteit, voederwinning, enz., maar het staat voor ons vast, dat zelfs op dit bedrijf met zeer goede uitkomsten van de schapenhouderij het financiële voor deel aan de kant van de melkveehoude rij ligt. Dat is zeker het geval als de stalruim- te voor het melkvee aanwezig is. Het verschil is echter groot genoeg om ook bij nieuwbouw nog een voordelig ver schil voor de melkveehouderij te behou den. totaal i 965,815, De toe te rekenen kosten per melkkoe Hoewel de resultaten van de teelt van snijmais in 1972 maar zeer matig waren voorziet men voor dit jaar toch weer een flinke uitbreiding van deze teelt. Dit geldt ook voor ons eiland. In 1971 is het begonnen met een op pervlakte van 3 ha op twee bedrijven. In 1972 breide de teelt zich uit tot plm. 25 ha op zo'n tiental bedrijven. Het is ons op dit moment nog niet mogelijk om vast te stellen hoe groot de opper vlakte dit jaar zal worden, maar we vermoeden, dat dit in ieder geval wel zo'n 75 ha zal zijn. We hebben de indruk, dat diverse te lers het nog met enige schroom doen. Ze zijn er nog helemaal niet zeker van, dat de snijmaisteelt iets voor hun bedrijf zal zijn. In een aantal gevallen wil men echter in ieder geval over een hoeveel heid saprijk voer beschikken voor de winterperiode Hoewel men overtuigd is van de waarde van voerbieten als sap rijk voeder acht men de bezwaren van de teelt en de vervoedering toch zo groot, dat men meent het eens te moeten proberen met de teelt van snijmais. Binnenkort zaaitijd Als algemeen advies geldt, dat de bes te zaaitijd voor snijmais ligt tussen 20 april en 30 april. Een vroeger^ zaai geeft risico in verband met het optreden van nachtvorsten. Een latere zaai gaat opbrengst kosten. Het zaaizaad zal op dit moment in alle gevallen al besteld, of mogelijk zelfs al op het bedrijf zijn. Het is zaak daar bij op het volgende te letten. Het verdient aanbeveling, dat het zaaizaad ontsmet is tegen vreterij van bodeminsecten. Verder is het beslist no dig, dat het zaad behandeld is tegen vo gelvraat. Tot voor kort gebeurde dit laatste door behandeling van het zaad met koolteer. Op het moment heeft men daarvoor het middel Mesurol. Naast be scherming tegen vogelvraat geeft Mesu rol ook beschermingte gen het optreden van vreterij door larven van de frit- vlieg. Laat men verder niet vergeten om di- rekt bij het zaaien een gedeelte van de fosfaatbemesting mee te geven. De zaai- machines die .ingericht zijn voor het zaaien van mais zijn tevens uitgerust met een voorziening, die het mogelijk maakt om een hoeveelheid fosfaat in de nabijheid van het zaad te brengen. Als regel gebruikt men hiervoor „dub- belsuper" een meststof met ruim 40°/o fosfaat. De rest van de fosfaatbemesting kan breedwerpig worden gegeven. Op fosfaatarme gronden gaat men wel tot 150 - 160 kg zuiver fosfaatzuur per bunder. Wat de kalivoorziening betreft kan men uitgaan van de behoefte, die voor granen geldt. Wat de stikstofbemesting betreft adviseert men giften van 160 - 200 kg zuivere stikstof. Het gevaar van legering is bij mais praktisch niet aan wezig. Men is van mening, dat door een royale stikstofgift de rijping wordt be vorderd. Het onkruid in snijmais is chemisch heel goed te bestrijden. Men gebruikt hiervoor het middel Atrazin. In veel gevallen gaat men dit middel vrij kort na het zaaien, vóór opkomst van het gewas toepassen. Het is echter ook mogelijk om hetzelfde middel met toevoeging van een uitvloeier te gebrui ken na opkomst van het gewas. Het zal vooral van de weersomstan digheden afhangen welk tijdstip voor de onkruidbestrijding moet worden geko zen. Indien de weersomstandigheden ie der jaar zouden zijn als 1972 konden we rustig adviseren om het spuiten van Atrazin uit te stellen tot na opkomst van het gewas. In 1972 was het resul taat van de na-opkomst-bespuiting be slist beter dan de vroege bespuiting. Voor 'n goede werking van Atrazin ds 'n flinke hoeveelheid water nodig. Het lijkt ons daarom in Ieder geval aan te bevelen om in gevallen, waarbij in de periode van het zaaien en direkt daarna weinig of geen regen valt de onkruidbestrijding uit te stellen tot na opkomst. Als slot nog dit. Snijmais is een ge was, dat maar net of nauwelijks ge schikt is om in ons klimaat te worden verbouwd. Ieder risico van groeivertra ging moet daarom, voorzover dit in on ze macht ligt, worden voorkomen. Daar om moeten we zorgen voor een ideale ligging van de grond, een royale bemes ting en het voorkomen van groeirem- ming door onkruid of onkruidbestrij dingsmiddelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1973 | | pagina 7