Ook in nationale landschappen is
agrarische ontwikkeling mogelijk
Een ideaal „stuifdek"
!isdrijf in tienvoud
Texel moet kiezen tussen massarecreatie en natuurbehoud
LANDBOUW en VEETEELT
Oppervlakte snijmais
neemt toe
Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 8 juni 1973
Een streekplan wordt niet gemaakt voor een leeg en onbewoond gebied. Bij
het beschrijven van „de meest gewenste ontwikkelingen" zal men uit moeten
gaan van de bestaande situatie en rekening moeten houden met bestaande ont
wikkelingen. De vraag is dan of die bestaande situatie zo moet blijven of moet
worden veranderd. En of de ontwikkelingen, die in een gebied plaats vinden,
moeten worden belvorderd of afgeremd.
Elk streekplan-gebied krijgt op die manier zijn eigen bijzondere problemen.
Zo zijn er ook op Texel enkele zaken, die van extra groot belang zijn voor de
toekomst van het eiland. Texel heeft twee opvallende kenmerken: de prachtige
natuur en de vele toeristen, die daarvan komen gemeten. Natuur en toerisme
zijn twee onderwerpen, die vele vragen oproepen. Daarop zal in het streekplan
een antwoord moeten worden gegeven.
Natuur en landschap
lOg
Als sinds een jaar of zes wordt er ge
dacht over het instellen van „nationale
landschappen". Eerst noemde men het
„landschapspark". Maar vooral 't woord
„park" gaf veel verwarring. Daarom
heeft men gekozen voor de naam „na
tionaal landschap.
Al in 1968 in de nota Recreatie in
Noordholland doet het provinciaal
bestuur een voorstel tot het instellen
van een nationaal landschap. Dat be
treft een deel van Waterland, het ge
bied direkt ten noorden van Amsterdam.
Dat voorstel wordt herhaald in het
Voorontwerp van het streekplan voor
Waterland, waarin de Waterlandse be
volking de afgelopen maanden heeft
cunnen inspreken.
Welk gebied komt in aanmerking voor
nationaal landschap:
- een belangrijk gevarieerd landschap
dat kenmerkend is voor de streek.
- Er moeten belangrijke natuurgebie
den in liggen of anders delen van
het landschap moeten belangrijk zijn
(bijvoorbeeld oude stadjes, dorpen of
buitenplaatsen).
- Het gebied mag nog niet ernstig aan
getast zijn door moderne landbouw
methoden of stedelijke uitbreidingen.
- Het gebied moet voldoende groot zijn
- Het gebied moet geschikt zijn voor
openluchtrecreatie.
Het gaat bij een nationaal landschap
rooral om de waarde van het hele ge-
'ned voor de hele Nederlandse bevol
ing. De bedoeling is het behouden van
iet typische karakter van het gebied.
)at wil onder meer zeggen dat steden
•n dorpen in zo'n gebied nóg minder
lan elders zomaar en onbeperkt zullen
cunnen uitbreiden. Ook de ontwikkeling
fan de agrarische bedrijven in zo'n ge
bied zal moeten passen in de taak van
een nationaal landschap.
Het bestemmen van een gebied tot
nationaal landschap wil niet zeggen dat
er niets meer aan wordt gedaan. In een
aantal gevallen kan het nodig zijn dat
stukken van het gebied in hun oor
spronkelijke staat worden terugge
bracht Het landschap zal onderhouden
moeten worden. En omdat een nationaal
landschap tenslotte ook recreatiegebied
is zullen daarvoor voorzieningen moeten
worden gemaakt.
De agrarische bedrijven in een natio
naal landschap zullen natuurlijk blijven
bestaan. Alleen die agrarische ontwik
kelingen die het landschap ernstig be
derven zullen in een nationaal land
schap niet meer mogelijk zijn. Daarbij
zou men bijvoorbeeld kunnen denken
aan het bouwen van enorme schuren
voor bio-industrie, iets wat op Texel
nog niet voorkomt. Ook het veel gebrui
ken van kunstmest in de buurt van na
tuurgebieden zou problemen op kunnen
leveren.
Uit het lijstje van eisen waaraan een
gebied moet voldoen om nationaal land
schap te kunnen worden blijkt dat Texel
zeker in aanmerking komt. Maar Texel
is nog geen nationaal landschap. Er be
staat ook nog geen definitieve regeling
voor. Alle mogelijkheden zijn dus nog
open. Daarom moeten de Texelaars, nu
zij de kans hebben, zeggen of Texel
of een deel ervan nationaal landschap
moet worden. En erbij zeggen welke re
gelingen er volgens hen dan moeten
worden getroffen.
Toerisme
Texel is een recreatie-eiland. Vooral
sinds de oorlog is het aantal mensen dat
ieder jaar op het eiland komt enorm
toegenomen. Er werden hotels en pen
sions gebouwd, er kwamen bungalow-
STREEKPLANINFORMATIE
(III)
door P. J. Hünd
parken en campings en er werden open
bare voorzieningen voor de recreatie ge
maakt.
Een belangrijk onderwerp in het
streekplan zal dus de ontwikkeling van
het toerisme op Texel zijn. De vraag
daarbij is of het toerisme van zichzelf
in de toekomst nog veel verder zal stij
gen, maar vooral of het op Texel nog
veel verder zal kunnen en mogen stij
gen.
Een groot deel van de toeristen komt
naar Texel om te genieten van rust, na
tuur en landschap. Uitbreiding van dit
toerisme zou niet ten koste mogen gaan
van het landschap.
Een ander deel van de toeristen komt
naar Texel voor strand, vertier en uit
gaansleven. Zouden er voldoende van
die toeristen naar Texel willen komen
dan zou men de natuur kunnen laten
wijken voor de toeristische ontwikkelin
gen. Dat houdt dan wel in dat (een deel
van) de eerste groep bezoekers niet
meer naar Texel zal komen.
Het is duidelijk dat hier een keuze
moet worden gemaakt. Belangrijk daar
bij is de vraag welke uitbreidingen nog
mogelijk zijn zonder het landschap aan
te tasten.
In het ontwerp-basisrecreatieplan van
de gemeente Texel staan cijfers over de
toeristische opvangmogelijkheden van
de verschillende delen van het eiland.
Een deel van die cijfers kunt u terug
vinden in het boekje „Texel bij de Kop",
dat huis-aan-huis is verspreid. De cij
fers komen er op neer dat de mogelijkhe
den aan 'het strand voorlopig nog ruim
voldoende zijn. De Texelse bossen kun
nen nog enige toename van het toerisme
hebben, maar de duinen worden op
drukke dagen nu eigenlijk al te veel be
zocht.
Wil men het toerisme verder uitbrei
den zonder de natuur aan te tasten
dan zou dat dus inhouden dat de duinen
moeten worden beschermd. Véél toeris
ten zou oo«k bescherming van het bos
(ecreëren kun je op Texel op verschillende manieren. Een beeid van het drukste gedeelte van het strand van De Koog op een
de drukste dagen van het seizoen Liefhebbers voor deze gezelligheid zijn er volop, maar stille en zeer stille strandgedeelten
(en er ook blijven. Geen verdere uitbreiding van het aantal strandslagen is een methode om deze verschillen in stand te houden.
|odat ook in de toekomst zowel de liefhebbers van drukte als de minnaars der stilte volop aan hun trekken komen
nodig maken; of aanleg van nieuwe bos
sen.
Bij uitbreiding van het toerisme moet
ook de vraag worden beantwoord; hoe
en waar. Wil men meer bungalowpar
ken, meer campings of meer hotels?
Moeten die in een bepaald gebied wor
den geconcentreerd of over het hele ei
land worden verspreid?
Seizoenverlenging
Het aantal overnachtingen per jaar op
Texel kan ook worden vermeerderd
door „verlenging van het seizoen". Dus
.liet meer akkommodatie naar een an
der gebruik ervan. Dat heeft ook het
voordeel van minder seizoen-werkloos
heid. Voor seizoenverlenging kan aan
passing van de akkommodatie nodig
zijn. De vraag is welke maatregelen
voor he bereiken van een seizoenver
lenging nodig zijn.
Tenslotte kan men zich door het aan
passen van de voorzieningen nog richten
op een bepaald soort toeristen.
Dat natuur, landschap en toerisme
voor Texel erg belangrijk zijn wil niet
zeggen dat de rest niet belangrijk is.
Ook de andere ontwikkelingen moeten
zo goed mogelijk worden behandeld. Het
'doel van een streekplan is uiteindelijk
het beschrijven van de ontwikkelingen
als een samenhangend geheel.
In dit artikel en de twee vorige is
verteld wat een streekplan allemaal in
houdt. Het laatste artikel zal gaan over
de inspraak van de Texelaars. Daarin
zal worden beschreven hoe de inspraak
wordt georganiseerd, wanneer, waar en
door wie.
On«l«*r mliilttic
Jin (.vonio
rubriek voor I
Het voorjaar van 1973 heeft een groot
aantal „stuifdagen" opgeleverd. We
kunnen ons geen voorjaar herinneren,
waarin op zoveel dagen de stuifgrens
werd bereikt als in dit voorjaar. Vanaf
het moment, dat de eerste gewassen
werden gezaaid is er vrijwel geen week
voorbij gegaan, waarin op een aantal
percelen geen stofwolken gekonstateerd
werden.
Dat de schade zich beperkt tot plaat
selijke uitdunning en remming in de
groei is te danken aan het feit, dat de
bietentelers er steeds meer toe over
gaan om de nodige maatregelen te ne-
In het verleden was dit vrijwel alge
meen het bedekken met stro of ruige
stalmest. Sinds een paar jaar is men
overgegaan op andere methoden.
Drijfmest
Na het in gebruik komen van stallen
met drijfmestgruppen en vooral na het
invoeren van de ligboxenstallen met
roostervloeren is men voor het stuifvrij
houden van stuifgevoelige gronden
vooral gebruik gaan maken van drijf
mest.
In de jaren, dat deze methode wordt
toegepast is gebleken, dat bij toepassing
van drijfmest de grond bij een niet al te
zware storm vrij goed wordt vast ge
houden. Aanvankelijk gebruikte men
niet meer dan 18 - 20 m3 verdunde
drijfmest per hectare. De ervaring heeft
geleerd, dat het vasthoudend vermogen
in dit geval vooral na een aantal weken
te klein is De laatste jaren is men er
op diverse bedrijven toe overgegaan om
hoeveelheden van 30 - 40 m3 drijfmest
per bunder te gebruiken. Het effekt is in
dit geval duidelijk beter dan bij de lage
gift. Toch is gebleken, dat men zelfs bij
deze grotere hoeveelheden niet in alle
gevallen voor stuifsc^ade gespaard
^blijft.
Rogge als stuifdek
Zoals we al eerder hebben verteld in
deze rubriek past men sinds enkele ja
ren een heel nieuwe methode toe voor
het stuifvrij houden van lichte gronden.
Deze methode wordt vooral toegepast
in gewassen, die een zeer lange tijd
stuifgevaar houden, met name in bieten.
Op dit moment worden in ons gebied
op een oppervlakte van plm, 50 ha bie
ten verbouwd op percelen, waar in de
nazomer van 1972 rogge werd gezaaid.
Deze rogge is in februari-maart doodge
spoten en daarna zijn op de normale
tijd met een enigszins aangepaste zaai-
machine zonder enige bewerking bieten
gezaaid. Men zal er als bietenteler wel
even aan moeten wennen om bieten te
zaaien op dit enigszins ruwe zaaibed.
In het oosten van ons land wordt deze
methode al een aantal jaren toegepast.
En ook de ervaringen, die op enkele be
drijven in ons gebied zijn opgedaan be
wijzen, dat dit ruwe, enigszins vaste
zaaibed geen enkel bezwaar oplevert
voor de bieten.
Ook dit jaar blijkt weer duidelijk, dat
om het risico van stuiven helemaal te
voorkomen de rogge vroeg, d.w.z. om
streeks 20 september moet worden ge
zaaid. Verder blijkt, dat het breedwer-
pig zaaien de voorkeur verdient. De rog
ge staat dan gelijkmatig verdeeld over
het veld en bovendien verloopt het
zaaien van de bieten gemakkelijker als
zaaien van de bieten gemakkelijker.
We hebben de indruk, dat deze me
thode van het stuifvrij houden van de
grond in de toekomst een flinke uitbrei
ding zal krijgen. We denken daarbij niet
alleen aan het gewas bieten. Ook bij de
verbouw van aardappelen kan een stuif
dek van rogge goede diensten bewijzen.
Verder denken we aan stoppelknollen,
die vroeg in het voorjaar worden ge
zaaid voor het winnen van zaad. Ook
hierbij kan een stuifdek van rogge zeer
goede resultaten geven.
De verwachting omtrent uitbreiding
Van de oppervlakte snijmais op ons ei
land, die wij dit voorjaar hebben uitge
sproken is uitgekomen.
De drie hectare, die in 1971 werd
verbouwd groeide in 1972 uit tot plm.
25 ha. Dit jaar ligt de oppervlakte tus
sen 75 en 80 hectare. Er wordt nu op
zo'n 25 bedrijven snijmais verbouwd. De
oppervlakte per bedrijf varieert van 0,75
tot 8 ha.
Dat deze uitbreiding tot stand ds ge
komen ondanks de teleurstellende re
sultaten in 1972 bewijst wel, dat op di
verse bedrijven behoefte is aan een ge
was, dat zonder beslag te leggen op veel
arbeidsuren van de veehouder een grote
hoeveelheid zetmeelwaarde kan leveren.
Eerste aanzet niet gunstig
Helaas moet er worden vastgesteld,
dat ook dit voorjaar de omstandigheden
voor de eerste ontwikkeling niet gunstig
zijn. Net als vorig jaar zijn de tempera
turen in de laatste tien dagen van april
en in mei te laag geweest voor een
voorspoedige ontwikkeling van dit ge
was.
We zijn er van overtuigd, dat het ver
dere verloop van de zomer zal uitma
ken of snijmais er dit jaar vlot komt, of
dat ook dit jaar weer blijken zal, dat het
klimaat in ons land en speciaal op ons
eiland toch in feite maar nauwelijks of
niet geschikt is voor het behalen van
goede resultaten bij dit gewas.
Het zou erg jammer zijn als er voor
snijmais, dat vooral voor bedrijven, die
zich specialiseren in de stierenmesterij
zo'n aantrekkelijk gewas is, geen goede
groeikansen in ons gebied aanwezig zou
den zijn.
VERVOLGVERHAAL DOOR HENK BOON
Luc, ik heb iets georganiseerd om
te verrassen". Hij keek Ellen vragend
an. Het de middag van de tweede
'erstdag. Ellen haalde een boekje uit
aar tas en hield het hem voor, met de
chterkant naar boven. „De Texel-route,
^n 75 km lange tocht langs en door de
axelse dorpen, polders, bossen en dui-
en", las hij.
•Als je zin hebt gaan we die tocht
"aken".
»Met de brommer, dat kan niet, het is
te nat buiten".
'^let met de brommer, maar met een
lw uto. Ik heb ee afspraak met een ga-
139,
j\:
lidda:
in Den Burg gemaakt, dat ik van-
enige uren een auto kan huren.
Je zin te gaan? Vandaag mogen we
enjst samen gezien worden, heel veel
tënsen hebben bezoek op Kerstmis. We
innen dus zonder bezwaar zo nu en
de rit onderbreken om wat te ge-
nnken".
„Ik wil best. Het zou een prettige
arS'le zNn °P ^et thuiszitten".
„wil jij <3an even met brommer
ar Den Burg gaan om de auto te ha-
F Hier heb je een kaartje, waarop de
HjJ van de garage staat".
»tk zou het wel willen, maar het kan
rJk geen rijbewijs".
».üok goed, leen me dan even je
m*iets, dan ga ik de wagen halen.
Als ik hem tegen de avond terugbreng,
neem ik je brommer weer mee".
Luc genoot intens van de rit langs de
randen van Texel. Hij had een paar boe
ken gelezen over het eiland en zijn ge
schiedenis en onderweg vertelde hij
Ellen bijzonderheden over hetgeen zij
zagen. Ellen luisterde aandachtig. Na
wat er de vorige dag was voorgevallen,
begreep zij, hoeveel plezier het hem
moest doen haar dingen te vertellen die
zij niet wist. Zij gunde hem dat genoe
gen, van harte!
„Hoe vond je de rondrit, vanmiddag?"
vroeg ze, terwijl ze het eten bereidde.
„Het was heerlijk, Ellen, het was en
geweldig idee van je, om aan zoiets te
denken".
Luc ilep naar haar toe in de keuken
en ging voor haar staan. „Nu zal ik
doen, wat jij gisteren hebt gedaan". Hij
nam haar gezicht tussen zijn handen en
'kuste haar tussen de ogen.
Even was Ellen verbaasd, toen schoot
ze in een lach. „Oké, boy, dan zijn we
nu helemaal quitte, en bedanks", en ze
gaf hem een vriendschappelijke por tus
sen de ribben.
HOOFDSTUK 10
Het was 28 december en Ellen had
zich voorgenomen die avond met Luc
te praten over de viering van oude
jaarsavond en nieuwjaarsdag. Er moes
ten inkopen gedaan worden als ze er
iets van wilden maken, en dat leek haar
nodig ter tijdelijke onderbreking van
hun eentonig bestaan. Een deel van het
geen ze nodig achtte kon Luc meebren
gen uit Den Helder. Verder wilde ze
zelf een keer er opuit. Niet naar Den
Burg nu, want daar moest ze niet te
veel gezien worden. Maar in De Koog
of in De Cocksdorp zou ze ook wel het
nodige kunnen kopen. Ze was vastbe
sloten, althans op de feestdagen enige
variatie te brengen in de monotoniteit
van hun bestaan.
Toen Luc die avond thuis kwam, vond
ze het beter er nog niet direkt over te
beginnen, want zijn gezicht verried, dat
hem iets dwars zat. Bovendien sprak hij
weinig, 't Kan iets zijn met betrekking
tot zijn werk, peinsde ze, of er was iets
aan de hand verband houdend met haar
langdurige logeerpartij, roddelpraatjes
of zo. Het leek haar goed te wachten
tot hij er zelf over begon, of als hij de
hele avond bleef mokken zou ze over
een paar uur voorzichtig informeren
naar de oorzaak van zijn mineurstem
ming.
Dat laatste was niet nodig. Reeds tij
dens de maaltijd luchtte hij zijn hart.
„Ik heb beroerd nieuws. Een paar
maanden geleden heeft de eigenaar van
dit huis heel zijn bezit aan zijn zoon
verkocht. Nu heb ik een brief van die
zoon ontvangen, waarin hij schrijft dat
ik het huis moet ontruimen. Hij geeft
me een jaar tijd, biedt me vijfhonderd
gulden aan voor de verbouwing van de
schuur tot woning, en wil dit huis dan
gaan gebruiken als bedrijfswoning voor
een knecht. Dat schrijft hij tenminste,
en hij schrijft ook, dat hij bereid is het
huis aan mij te verkopen, en vraagt
er twaalf mille voor. Vijfhonderd gul
den voor de verbouwing is veel te wei
nig. Ik heb er meer dan driemaal zoveel
voor betaald, en dat een paar jaar ge
leden. En wat dat kopen bereft, ik heb
natuurlijk niet voldoende geld. Twaalf
duizend gulden en daar komen kosten
bij, dus bij elkaar zo'n slordige veertien
duizend. Ik zou moeten trachten een le
ning te krijgen van twaalf mille op
hypotheek. Maar geld is duur op het
ogenblik en het is de vraag of ik er in
zal slagen een zo grote lening te krijgen.
Bovendien wil ik niet dermate diep in
de financiële zorgen kruipen, dat ik
niets kan opzij leggen voor onverwach
te gebeurtenissen en voor de vakanties".
„Ik weet zo direkt niet wat ik je moet
aanraden", zei Ellen nadenkend. „Geef
me even tijd hierover te piekeren. Wat
jij intussen nodig hebt, is wat ontspan
ning. Ik had je juist willen vragen, wat
we gaan doen op oudejaarsavond en
nieuwjaarsdag. Ik heb trouwens al een
lijstje gemaakt van boodschappen, die je
als je wilt, in Den Helder zoudt kunnen
meenemen. In De Koog of in De Cocks
dorp zal ik wel proberen de rest op de
kop te tikken".
„Ik wil boodschappen voor je doen;
ik vind het best,dat je zelf ook gaat
winkelen, maar alleen op voorwaarde,
dat je me deze week die vijftig piek
•kostgeld ook niet geeft".
„Als je dat een prettig idee vind, best,
maar dan stel ik als eis, dat je moet be
wijzen, dat je me volkomen vertrouwt"
„Je weet toch wel, dat ik volledig
vertrouwen in je stel".
„Bewijs dat door vooraf te verzekeren,
dat je „ja" zult zeggen op hetgeen ik je
nu ga vragen als goeie vriendin".
„Het 'is wel veel gevraagd, maar toch
durf ik je die verzekering wel te geven,
nu ik je een beetje ken".
„Oké dan, vertel me eerst eens of je
nog veel vakantie tegoed hebt".
„Ja, dat is nog al wat. Van vorig jaar
had ik nog wat dagen over en op mijn
verzoek, die te mogen bewaren tot dit
jaar, is gunstng beschikt. Bij elkaar heb
dk ruim vier weken te goed".
„Allereerst vraag ik je dan twee da
gen op te nemen, bijvoorbeeld maandag
en dinsdag na het eerste weekeinde in
januari. Ik was van plan dan een lang
weekeinde weg te gaan. Ik weet een
gezellig pension in Baarle Nassau, aan
de Belgische grens. De tweede vraag,
die ik je stel is met me mee te gaan.
Alleen is maar alleen. Samen is veel ge
zelliger. We gaan afzonderlijk naar de
boot en naar Den Helder. Daar ontmoe
ten we elkaar op het station, waar we
een fictief huwelijk sluiten en geduren
de hetverdere uitstapje zijn we dan me
neer en mevrouw Koning. Niemand zal
twijfelen aan de echtheid van ons hu
welijk, zo piepjong zijn we geen van
beiden meer. In het pension zullen we
zich zeker niet herinneren, dat ik er een
jaar of vijf geleden ook was; ik ben de
laatste tijd sterk veranderd. Bovendien
kan ik in de tussentijd toch getrouwd
zijn".
„Ik heb ja gezegd, goed ik zal morgen
een verzoek om verlof indienen. Maar
is het nu wel nodig, dat fictieve huwe
lijk te sluiten?"
<wordt vervolgd)