aan
-6od
„Van het dorp naar de stad"
Uloopt
nu eenmaal
risiko
s
FEUILLETON
/paarbank
Tweede blad Texelse Courant, vrijdag 18 juni 1976
Vrij zijn
Kerk en recreatie
Situatie op Texel
Enkele cijfers
Arno en z'n vader
ƒ1
1,10
ƒ1,30
ƒ2-
ƒ6-
„Zo werden de hemel en de aarde vol
tooid, en alles waarmee ze toegerust zijn.
Op de zevende dag bracht God het werk
dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij
rustte op de zevende dag van al het
werk dat Hij verricht had. God zegende
de zevende dag en maakte hem heilig,
want op die dag rustte God van al het
werk dat Hij scheppend tot stand had
gebracht". (Gen. 2:1-3).
Waarom een „vrije" dag per week?
Waarom „zondag" vieren? Ook nu is het
goed om zoals het oude Israël deed, je af
te vragen wat de toekomst is van de
gebruiken waarvan je uitgaat en die je
als vanzelfsprekend beschouwt. Welke
zin en betekenis ze voor je hebben.
„Sabbat" betekent oorspronkelijk „op
houden met werken", „vrij zijn van
werk". Van God wordt gezegd dat Hij
ophield met werken, hoewel Hij iedere
dag zag dat het „goed" was. Op dit op
houden is „goed": een aparte dag om
even op adem te komen en te genieten
van je werk.
De mens houdt ook de zevende dag op
met werken om zich te herinneren dat
hij vrij is, dat hij over het werk heerst
en niet het werk over hem. Al blijft hij
verantwoordelijk voor wat hij doet en
nog zal doen.
God „zegent en heiligt" de zevende
dag: Hij reserveert deze dag voor zich
zelf, ook bij de mens.
Wat hier gezegd is over de zondag,
kan ook worden gezegd van de vakan
tie. Een paar weken per jaar helemaal
voor jezelf. Niet alleen om uit te rusten
van de arbeid, maar om te kunnen be
seffen dat er meer is dan alleen maar
werken. Een paar weken zonder alle
mogelijke verplichtingen; een tijd waar
in je geen slaaf hoeft te zijn van je agen
da of van je fabrieksklok. Je kunt er op
uit, de grenzen van het alledaagse over
schrijden. Andere dingen zien, andere
mensen leren kennen Je kunt ook jezelf
leren kennen
„Wat toch heeft een mens voor
al zijn zwoegen en voor het stre
ven van zijn hart, waarmee hij
zich aftobt onder de zon, wanneer
hij gedurende al zijn levensdagen
zijn werk doet in smart en ver
driet en zelfs des nachts zijn hart
geen rust vindt?Maar als men
zich verheugt en zich te goed doet
in zijn leven, kortom als iemand
eet en drinkt en het goede geniet
bij al zijn zwoegen, dan is dat een
gave Gods". (Prediker)
Dat wordt in letterlijke zin bedoeld
met „recreatie", dat „herscheppen" bete
kent. Niet alleen het lichaam moet her
schapen worden om weer te kunnen ar
beiden, want de mens-in-de-arbeid is
slechts een aspect van de hele mens. Die
hele mens moet regelmatig herschapen
worden, ook zijn relatie tot z'n mede
mens (gezin, familie, vrienden) en zijn
relatie tot zijn Schepper Ieder mens
moet zich regelmatig heroriënteren, be
seffen waar hij vandaan komt en waar
hij naar toe gaat, en daar tussenin: be
seffen waar hij mee bezig is. De vakan-
tietijd kan daar uitstekend bij helpen,
omdat vele zorgen dan van de mens af
vallen. Dan is de recreatie, de herschep
ping, tevens iets dat doorwerkt ook als
de vakantietijd voorbij is. En juist hier
bij wil de kerk hulp bieden.
In een rapport dat is opgesteld na stu
diedagen over camping-pastoraat (fe
bruari 1976) wordt de taak van de kerk
als volgt omschreven:
De toenemende vrije tijd heeft tot ge
volg, dat de vrijetijdsbesteding, vooral
in de vorm van kamperen en verblijven
in de tweede woning, de uitstedigheid
van de hedendaagse mens bevordert,
vooral in het weekend. Door deze ont
wikkeling komen veel mensen geestelijk
in de kou te staan. Het blijkt, dat veel
mensen behoefte hebben aan contact.
Juist in de recreatie-situatie kan dat ge
makkelijk gelegd worden, omdat de re
creant meer tijd heeft voor zichzelf dan
in de woon-werk-situatie, ongedwonge-
ner omgaat met mensen, en ook makke
lijker anoniem kan blijven. (Als je van
de camping weg bent, zie je de mensen,
die je daar ontmoet hebt, niet zo gauw
meer).
Het is de taak van de kerk om in deze
behoefte aan contact en communicatie
met mensen, met de natuur en met God,
te voorzien. Het is natuurlijk zo, dat de
vakantieganger met rust gelaten wil
worden, d.w.z. niet druk „bezielzorgd"
wil worden. Daarom willen wij er van
uitgaan, dat er niet allereerst op een
camping gewerkt gaat worden om te ver
kondigen, maar vanuit de overtuiging
dat de kerk dienstbaar moet zijn aan de
mensen; dat zij moet bijdragen aan hun
welbevinden in de vrijetijdssituatie.
Met andere woorden: de kerk is er
voor de mensen en de mensen zijn er
niet voor de kerk.
Het campingpastoraat moet zoals
alle pastorale zorg de mens afhalen
daar waar hij staat, in dit geval in zijn
vrijetijdssituatie, en met veel begrip
deze mens benaderen. Geen koude noch
warme douche van boven, vanuit alle
mogelijke „hogere" beginselen, over de
mensen uitstorten, maar beginnen „van
onder af aan". Het pastoraat dient ge
richt te zijn op de immateriële behoeften
van de recreant en daar, waar vanuit
andere instanties geen voorzieningen
worden getroffen, ook op zijn materiële
behoeften (bijv. VVV-informatiewerk of
EHBO-werk). Bovendien is het de taak
van de kerken de maatschappelijke in
stellingen erop te wijzen, dat er voor
hen een werkveld ligt in de sector re
creatie. De kerk heeft een bewustma
kende en .vormende taak (op godsdien
stig en ook op maatschappelijk gebied).
Door middel van pastorale gesprek
ken, diaconie en verkondiging, liturgie
vieringen, kan de kerk een wegwijzende
funktie hebben en aldus de mens in de
vrijetijdssituatie begeleiden naar een zo
alzijdig mogelijk menselijk geluk.
„In de lege tijd mag een mens
afstand nemen van élle bedrijvig
heid Hij mag eenvoudig genieten
van het schepsel-zijn van Hem,
Die niet alleen het gebod tot ar
beid gaf, maar ook de opdracht tot
rusten van gedane en komende ar
beid en bovenal om met God sa
men tot het feest van Zijn (her
schepping te vieren en om te ge
denken hoe Hij bevrijdde van elke
vorm van slavernij".
(Deputaatschap ter bestude
ring van recreatievraagstuk
van de Gereformeerde Ker
ken, 1967).
Ook de kerken op Texel willen aktief
betrokken zijn bij de recreatie. Naast
verschillende plaatselijke commissies (in
De Cocksdorp, Den Burg en de Schuil
hutcommissie in De Koog) is er een over
koepelend orgaan voor heel Texel: „De
Raad voor het Zomerwerk".
In de taakomschrijving van deze Raad
voor het Zomerwerk staat o.a.:
„De kerken op Texel weten en besef
fen dat ook de vakantiegangers aan hun
zorgen zijn toevertrouwd; de kerken
willen hun verantwoordelijkheid voor
de toeristen tot uitdrukking brengen in
diverse aktiviteiten, die we willen sa
menvatten met de term „Kerkelijk Re-
creatiewerk". Hierbij zullen „evangeli
satie" en „dienstverlening" duidelijk
naar voren moeten komen in de meest
uitgebreide zin van het woord".
Enkele van deze aktiviteiten zijn:
informatiestand (Den Burg)
zangavonden (Oosterend, De Cocks
dorp, De Koog)
orgelconcerten (Den Hoorn, Ooster
end, De Cocksdorp)
dia-avonden (De Cocksdorp en De
Koog)
kerkentochten (De Koog)
kinderkerk (De Koog; elders kinder-
nevendienst)
interkerkelijke jongerendienst (De
Koog)
bibliotheek (De Cocksdorp en De
Koog)
opvang van kinderen (De Koog)
Om toeristen van dienst te zijn, geven
de gezamenlijke kerken een folder uit
waarin men de gegevens vindt over de
kerken en de kerkdiensten, en over bo
vengenoemde aktiviteiten.
Daarnaast zijn er in groter verband
organisaties die zich bezig houden met
het toeristenpastoraat, zoals de PIRK
(Provinciaal Interkerkelijke Recreatie
Kommissie) en landelijk het „Interker
kelijk Werkverband voor de Recreatie".
Ook internationaal vindt er steeds meer
uitwisseling plaats van gegevens en er
varingen.
VIJF MINUTEN
Geef mij nog vijf minuten voor de brief
die ik, o Heer, nog steeds niet heb
geschreven,
en waardoor in een mensenhart
een leegte is gebleven.
Geef mij nog vijf minuten voor een woord
dat ik, o Heer, nog steeds niet heb
gesproken,
waardoor ik in een mensenhart
misschien iets heb gebroken.
Geef mij nog vijf minuten voor een lach
zo maar, gewoon, uit liefde voor elkander,
en geef mij vijf minuten voor een traan
die ik met heb vergoten om een ander.
Maar God sprak: „Kom, 't is tijd nu. Kom!
Je vijf minuten zijn al meer dan om"
H. van der Wolf-Jansma
Volgens een inventarisatie van het
„Centraal Bureau voor de Statistiek" in
het najaar van 1972, waren er toen in
ons land:
2757 kampeerakkommodaties met 20 of
meer slaapplaatsen (alleen de Veluwe
heeft er 474).
243.000 standplaatsen voor tenten en ca
ravans, waarvan 137.000 (56%) vaste
standplaatsen.
26.600 bungalows-zomerhuisjes.
5.300 tenthuisjes.
400 kamphuizen-conferentie-oorden.
400 kampeerboerderijen.
Alle kampeerakkommodaties hebben te
zamen 1 190.000 slaapplaatsen. De totale
oppervlakte is ruim 14.000 ha.
Verdeling vrije tijd - arbeid:
in 1860: 56% werktijd, 11% vrije tijd,
33% tijd om te slapen,
in 1960: 28% werktijd, 39% vrije tijd,
33% tijd om te slapen.
In 1920 gingen in Nederland 120.000
personen met vakantie.
In 1940: 260.000
In 1960: 5.870.000
In 1973: 6.500.000 49,5% van de be
volking).
„Het volk Gods is, zij het ook in
verschillende mate en op verschil
lende wijze, direkt of indirekt be
trokken bij het toerisme en moet
daarom gevoelig gemaakt worden
voor de echte waarden van dit
verschijnsel, niet alleen in zuiver
geestelijk opzicht, maar ook in
menselijk opzicht. Want is het on
der meer een middel:
tot een-wording van de mens
heid en tot sociale vorming en
verheffing;
tot solidariteit van de mens met
het heelal;
tot verkwikking van de mense
lijke persoon.
Het toerisme kan zo alleen een
instrument worden voor vrede en
voor verbroedering tussen de vol
keren, maar het kan ook concrete
en waardevolle contacten teweeg
brengen tussen de gelovigen van
verschillende godsdiensten, waar
door het een middel wordt voor
oecumenische ontmoeting en dia
loog, in de geest van liefde en
hoop".
(Vaticaanse commissie voor
toeristenzielzorg, 1969)
ZOMER
Morgenwind glijdt door mijn haren
Honden spelen aan mijn voet
Dunne kinderstemmen klinken
Van de weg mij tegemoet.
En het hart dat was verschrompeld
In een ongelijke strijd
Voelt zich weerloos overrompeld
En van alle lied bevrijd
Ed. Hoomik
„Een telefoon is een prachtige uit
vinding. Wat kun je er al niet mee
doenU weet het zelf. Het is een ding
met ontelbare mogelijkheden.
De oude Graham Bell had het goed
gezien toen hij hem uitvond, moge
lijkheden te over
Geldt ook voor de journalist. Zou
meneer B wat meer informatie kun
nen verschaffen ten gerieve van het
krantenvershndende publiek Dan
fluks meneer B. opgebeld!
Dit pathetische verhaal doet den
ken aan een reklameboodschap ten be
hoeve van de PTT, ik weet 't. 't ls niet
zo bedoeld, allerminst. Het is een in
leidinkje op hetgeen ik zojuist mee
maakte.
Ik belde meneer B., hoorde de tele
foon overgaan. Toen stopte de bel.
„Met Arno"klonk het.
„Dag Arno"Ik had klaarblijkelijk
met het zoontje van de familie te doen.
Z'n stem klonk naar schatting een jaar
of zeven oud.
„Dag Arno". Ik zet m'n naam.
„Mag ik je vader even aan de tele
foon?"
„Ja hoor meneer"Een aardige knul
Arno legde de hoorn met een klap op
tafel. Ik hoorde een tik en toen enig
gemurmureer aan de andere kant van
de lijn.
„Pappa, pappa!"riep Arno op af
stand. Er klonk onduidelijk stemgeluid
ten antwoord. Het was wel een man
die iets zei.
Het duurde even en toen werd de
hoorn weer opgepakt. Het was Arno
opnieuw
„M'n vader is er niet meneer*'
Dat leek me sterk. Die Arno! Ik
vroeg hem op montere toon.
„Zo, zei hij dat?"
„Ja meneer*'zei Arno beleefd, en
hing op.
Ik had de hoorn nog in m'n hand.
en het duurde een paar seconden voor
dat ik in lachen uitbarstte.
Daarna overwoog ik het te noteren
in m'n kladblok, onder het motto:
Kinderen spreken de waarheid" en
dal heb ik toen maar gedaan.
11. „Zeg buurman", zei Jan Bremer
toen hij Chris Hofman in de fietsenstal
ling trof, „niet om 't een of ander, maar
die dochter van jou, wat voert die uit?"
nil I Chris had de impuls om te zeggen:
Ta ||wat êaa* het je aan? Maar ten eerste
i llmocht hij de gemoedelijke tramconduc
teur wel en maakte nogal eens een
praatje en ten tweede voelde hij, dat er
achter die vraag meer school.
„Ze helpt in de huishouding, bij een
artiestenfamilie", zei hij.
„Is ze daar voor dag en nacht?"
,Nou een paar weken zolang de man
Iweg is houdt ze haar mevrouw gezel
schap. Waarom vraag je dat?"
„Tja kerel", Jan Bremer was kennelijk
et het geval verlegen, „ik heb zelf ook
•♦♦♦♦fjongensvan die leeftijd. en je
:en d'r niet altijd oog op houwe....
daarom zie je.
Maar wat is er dan?" vroeg Chris
geprikkeld.
,Nou ja, 't hoeft niks te zijn, maar
ik zal een krokodil worden als ze gister-
wond niet met de laatste tram van het
leidseplein kwam, met zo'n beetje 'n ar-
:istiek jongmens bij d'r.
„De laatste tram. van het Leidse-
>lein?" vroeg Chris, nog niet begrij-
>end.
,Ja man, versta me goed, ik wil me
net jouw zaken niet bemoeien. Maar we
fijn allebei vaders en misschien zou je
ne later kwalijk nemen, als ik niet ge
waarschuwd had.
Chris Hofman zag zijn buurman aan,
n las op diens gezicht niet anders dan
riendelijke bezorgdheid en meeleven.
,'k Ben blij dat je het me zegt", zei
ij toen, moeite doend om hartelijk te
ijn, want hij zat er mee in, ,,'t zal wel
iks wezen, maar als je ze niet thuis
ebt, weet je 't niet hè?"
1,30
1,30
ƒ2
1,70
1,80
ƒ2,—
2,50
1,30
1,30
„Zo is 't net", antwoordde Bremer.
„En ik hou niet van klikken, maar ik
dacht dat ik het je toch moest zeggen".
„Dat had je goed gedacht", knikte
Chris Hofman „en ik dank je wel zeer.
't Is in ieder geval een troost", glim
lachte hij moeilijk, „dat er in dat grote
Amsterdam nog iemand rondloopt die
bezorgd is voor mijn kroost".
„O man", grinnikte Bremer, „wat dat
betreft.ik zou een roman kennen
schrijven, compleet, van alles wat ik op
die trem beleef".
„Als ie uitkomt", beloofde Chris la-
cend, „koop ik 'em vast. Maar het was
een nadenkend huisvader, die langzaam
de trap besteeg.
HOOFDSTUK V
,,'t Wordt toch niks"
Jenny Bremer mikte woedend haar
fiets terug in de stalling Lekke band!
Nou moest ze lopen, en lopen als een
haas, om de bus te halen, dan overstap
pen op de tram, dan nog dat stuk
gracht... ze kwam vast te laat. Wat
zou Meijer de chef weer zeveren, die
was de laatste tijd toch zo met slakken-
zout bezig!
Driftig rende ze de trap op naar bui
ten en botste bijna tegen Daan Hofman.
„Ha die Jen", zei hij, nadrukkelijk on
verschillig, want dat ze hem stelselmatig
ontliep en nauwelijks groette, zat hem
al veertien dagen dwars.
„Mogge", gromde ze en schoot langs
hem heen.
Hij daalde hoofdschuddend af, greep
zijn fiets. Waarom liep ze? Speurend
ging zijn oog langs de fietsen in het rek,
daar was de hare, met die bruine tas op
zij.... aha! lekke band. Nu moest ze
lopen.
Hij behoefde niet eens na te denken,
sjorde pijlsnel zijn fiets omhoog, was
met één zwaai in 't zadel en spurtte de
hoek om. Hij zag haar driftig tippelen
naar de bushalte. Ze stond, ongeduldig
voettrappelend, uit te kijken of er al een
bus kwam, toen ze opschrikte van het
schurend geluid van zijn voeten op de
stoep.
„Taxi juffrouw", grinnikte hij, „spring
maar achterop".
Ze was volkomen uit het veld gesla
gen, haar gewone gevatheid voor een
ogenblik vergeten.
„Ja maar.ik wou.
„Met ds bus", vulde hij aan. „En die
is nog in geen velden of wegen te zien
en stopt bij iedere dikke boom, en je
moet natuurlijk stéan. En als je met
een harde bagagedrager genoegen wilt
nemen.
„Nou, vooruit maar", besliste ze ge
nadig en ze zat al.
Daan trapte wat hij kon.
Er was weinig gelegenheid, iets te zeg
gen. In dit spitsuur had je je aandacht
wel bij de weg nodig. Af en toe, bij een
bocht, voelde hij de greep van haar han
den aan zijn jas. Hij neuriede Straat in
straat uit trapte hij onvermoeid, zwier
de van de brug af de gracht af en stopte
voor Jennies atelier. Hij keek op zijn
polshorloge.
„Acht uur vijf en dertig, déme", grijns
de hij. „Laat u maar zitten, ik stuur wel
een rekening".
„Nou eh. zei Jenny, en Daan zag
haar voor het eerst verlegen, „je wordt
belankt".
„Zal ik vanavond wéér voorkomen?"
vroeg hij schertsend, maar ze zag aan
zijn gezicht dat hij 't meende.
„Daan", zei ze opeens trouwhartig,
„waarom zullen we wéér beginnen, jong.
't Wordt toch niks".
„Wat?"
„Nou, dat weet je wel".
„Ik weet niks".
„Hou je niet zo", ze stampvoette weer,
geërgerd.
„Nee Jen, ik weet alleen dat ik reuze
blij was, dat ik je zag, en dat ik je kon
wegbrengen, en dat ik reuze blij ben als
ik je vanavond weer mag halen".
„Waarom dat toch, jö?" vroeg ze en
ze durfde hem niet aanzien.
„Dat vertel ik je vanavond wel. Dus,
ik haal je af. Ja?"
„Da's goed", zei ze zacht. „Nou eh.
bedankt. Dag!" En weg was ze.
Was Meijer, de chef, vandaag in een
beter humeur? Waren de meisjes knap
per en vrolijker dan anders? Scheen
daar werkelijk de zon? Toen de radio
speelde, de Arbeidsvitaminen door het
atelier klonken, betrapte ze er zich op
dat ze meezong:
„Jij keek mij aan, ik keek jou aan
Een schok, en toen
Ze glimlachte voor zich heen.
En 's midags tuurden haar scherpe
jonge ogen de zonnige gracht af, of ze
de lange gestalte van Daan Hofman
niet naast zijn fiets zag staan, ergens
half achter een boom. Maar hij was al
naóst haar.
„Ha, Jennie", hij noemde haar nooit
Jane, maar dat hinderde haar niet.
Ze zat al met een snelle beweging
achterop en hij spurtte door de drukke
straten. En Jennie, nog een beetje be
duusd achterop, herkende de route en
wist met feilloze zekerheid dat ze weer
net als die eerste keer, in het park zou
den belanden. Enfin, 't was héér goed
„Hier hebben we nog eens gelopen",
ontdekte hij.
„Gunst ja", spotte ze, „nou je 't zegt".
Terwijl ze bij hem achterop zat, was
haar opgewekte, verwachtingsvolle
stemming weer gezakt. Ze zag weer zo
veel leeuwen en beren op de weg
„Jen", begon de jongen opeens, „doe
me nou één plezier".
„Eén maar", probeerde ze te plagen.
„Of eigenlijk twee.praat niet lan
ger op die toon, en vertel me wat ik ge
daan heb, dat je me niet meer aankijkt
en niets meer van me weten wilt".
Het overviel haar.
Langzaam slenterden ze langs de zon
nige laan, hij wachtend, zij zoekend naar
een begin.
(wordt vervolgd)
Voorkom dat u in het buitenland
in financiële moeilijkheden raakt.
Sluit tijdig een goede
reis\ erzekering oor uw gezin,
uw auto. uw caravan, tent of boot?
we/t nedarland
spaarspecialisten sinds 1817