CDA-MAN ATE RIENSTRA:
„De overheid moet niet overheersen,
maar de bevolking ten dienste staan
LA GIFLE
Het laatste
FILM
ww
Cll u
gorter
Auto's botsten
FEUILLETON
j7| DINSDAG 21 NOVEMBER 1978
TEXELSE COURANT
PAGINA 7
Bij monde van Ate Rienstra
heeft de CDA-fractie in de Texel
se raad bij de dinsdagmiddag uit
gesproken algemene beschou
wingen als haar mening te ken
nen gegeven dat niet uitsluitend
de overheid verantwoordelijk is
voor het goede functioneren van
de samenleving. Naar het oordeel
van het CDA is het ,,de maat
schappij in al haar geledingen"
die hier een taak heeft.
De woordvoerder van de Christende
mocraten accentueerde zijn opvatting
door te zeggen dat in de samenleving de
gemeentelijke overheid met aan het
hoofd de raad niet zozeer een over
heersende dan wel een begeleidende en
coördinerende taak dient te hebben.
Naast deze essentie van het betoog
werd door het CDA op een aantal
onderwerpen dieper ingegaan. Dat wa
ren kosten van levensonderhoud, ver-
keersleefbaarheid, horeca-aangelegen-
heden, woningbehoefte en welzijn. Ver
volgens behandelde Rienstra in het kon
onderwerpen als LOM-school, slecht
weer voorzieningen, Maartenhuis, gas-
problematiek, veerverbinding en werk
gelegenheid.
Samen leven
De CDA-fractie leidde haar algemene
beschouwingen ten aanzien van het
beleid in het komende jaar in met het
thema Samen leven op Texel". Ter
toelichting zei Rienstra hierover: „Het
woord Texel is hierin het meest vanzelf
sprekend; het gaat in deze raad het
meest over Texel en haar bevolking. In
het woord Samen wordt aangegeven
dat ieder voor zijn medemens verant
woordelijk is, ongeacht zijn levensover
tuiging, afkomst, economische positie,
geslacht of ras. Kortom, dat men dus
niet het eigen groepsvoordeel mag
beogen, maar rekening houdt met el
kaar. Met het woord Leven wordt niet
alleen bedoeld dat men leeft in gezond
heid, zelfs niet dat men in welvaart leeft
(ook belangrijk), maar dat wij kunnen
leven in vrijheid, dat een ieder ontplooi
ingskansen krijgt. Dit alles opdat wij het
welzijn kunnen beleven in de ruimste zin
van het woord, ieder naar eigen aard en
behoefte".
Rienstra zei dit zaken te achten die
ieder persoonlijk aangaan en waaraan
elke burger moet meewerken. Hij kan dit
doen als individu, als lid van een
groepering (hetzij kerk, vereniging of
anderszins) maar ook als ondernemer of
werknemer in een bedrijf. Volgens het
CDA heeft de overheid, ook die van een
gemeente daarbij een begeleidende taak
en moet de overheid ten dienste van de
bevolking staan. De CDA-man gaf toe
dat de taak van de overheid soms verder
kan gaan; namelijk wanneer de samen
leving of het particuliere initiatief tekort
schieten of voor taken gesteld worden
die hun vermogen te boven gaan. Ate
Rienstra voegde er aan toe dat de
Christendemocratische raadsfractie hier
met verwijzing naar het evangelie de
verantwoordelijkheid voor wenst te dra
gen.
Levensonderhoud
Verwijzend naar de onlangs door de
gemeente uitgebrachte begroting voor
het komende jaar klonk er duidelijk
tevredenheid door in de woorden van
Rienstra. Hij wees er op dat men er in
was geslaagd de ontwerp begroting
sluitend te krijgen met nog een zij het
niet groot bedrag op de post
„onvoorzien".
„Dit is een vooruitgang bij enkele
jaren terug, toen wij op de rand van een
zg. artikel 12 gemeente (noodlijdend)
balanceerden. Nu zijn zelfs de mogelijk
heden tot verhoging van de heffingen
voor de onroerend goed belastinq bii
lange na niet uitgeput".
Wat dat laatste betreft achtte het
CDA de situatie op Texel „goedkoop"
ten opzichte van de rest van Nederland.
Het heffingspercentage op Texel be
draagt 9,6 van de algemene uitkering uit
het gemeentefonds. Landelijk bezien is
16,2; in geld uitgedrukt méér dan een
half miljoen gulden goedkoper
Daarentegen moest de CDA-woord-
voerder vaststellen dat de eilandbewo
ners wat betreft veel andere zaken,
duidelijk „duurder uit zijn". Hij noemde
daarbij in het bijzonder het levensmid
delenpakket en daarnaast het bedrag
dat moet worden uitgegeven voor alge
mene voorzieningen zoals water, elektri
citeit, gas en verontreinigingsheffin
gen. Daar komt volgens Rienstra dan
nog bij dat we steeds opnieuw gecon
fronteerd worden met de steeds terug
kerende bootkosten om de vaste wal te
bereiken.
Voorlichtingsambtenaar
Het CDA bleef ook bij de algemene
beschouwingen van dit jaar hameren op
de wenselijkheid van een gemeentelijk
voorlichtingsambtenaar. Men herinner
de er aan dat nu al gedurende enkele
jaren dan weer door de ene en dan weer
door de andere fractie over dit onder
werp is gesproken maar dat het college
tot dusver niets concreets in deze
richting heeft gedaan. De CDA-woord-
voerder wilde daarom wel eens weten
wat er de reden van was en is dat er
hierover ook niets in de begroting van
1979 of in de begeleidende aanbiedinds-
brief staat. De Heer Rienstra vroeg zich af
of het financiële, praktische of princi
piële redenen zijn die het college ervan
weerhouden stappen te ondernemen.
Hij vond nu de tijd wel eens gekomen
om tot het „doe-stadium" over te gaan.
„Misschien kan een motie u over deze
drempel heenhelpen".
Kort bestek
In kort bestek bracht Ate Rienstra nog
een zestal punten ter sprake. Als eerste
hiervan noemde hij het belang van een
LOM-school en wilde daarover wat
meer inlichtingen van het college heb
ben. Voorts zou het CDA ook graag zien
dat de ontwikkeling van „slecht-weer-
voorzieningen" in een stroomversnelling
terecht kwam. Met name vond men de
aktiviteiten rondom het zg. uitwerkings-
gebied bij De Koog veel te traag. Het
CDA toonde zich dinsdagmiddag tevens
nieuwsgierig over de ontwikkelingen
rond het Maartenhuis in De Koog.
Rienstra informeerde of er enig perspec
tief was aangaande ingebruiknemen van
het gebouw als gezondheidscentrum.
Ook over de veerverbinding wilde het
CDA wat meer opheldering hebben.
Men is van oordeel dat de tijd dringt en
een verdere beslissing niet mag worden
uitgesteld. „Er doen zich, nu er weer in
Ate Rienstra:
Samen leven op Texel"
uurdienst gevaren wordt, onophoudelijk
wachttijden voor", aldus Ate Rienstra.
Tenslotte toonde hij zich bezorgd
over de werkgelegenheid op Texel. Hij
had geconstateerd dat de mogelijkheid
voor nieuwe arbeidsplaatsen zeer be
perkt is en het behoud van bestaande
arbeidsplaatsen soms nauwelijks moge
lijk is. Rienstra vond het zonder meer
duidelijk dat de werkgelegenheidsvoor-
zieningen de voortdurende aandacht
zullen moeten houden en zei ervan
overtuigd te zijn dat ook het college zich
daarvoor zal inzetten.
Verkeersleefbaarheid
Wat betreft de verbetering van de
verkeerssituatie op de Pontweg liet het
CDA weten dit als een van de belang
rijkste punten op het prioriteitenlijstje te
hebben.
Rienstra gaf aan dat zijn fractie het er
niet mee eens was dat het college deze
post pas voor het jaar 1980 op de
begroting had gezet. Teneinde aan
drang uit te oefenen om de zaak reeds in
1979 gerealiseerd te zien stelde het CDA
een motie in het vooruitzicht.
Naast deze wensen omtrent de Pont-
weg waarbij het CDA zich in plaats van
het aanleggen van fiets-voetgangers-
tunneltjes uitsprak voor verkeerslichten
uitte het CDA toch voldoening.
Vooral wat betreft de „verkeersleef
baarheid" in de dorpskernen gaf men
het college een pluimpje. Hoewel Rien
stra zijn erkentelijkheid voor dit alles
uitsprak moest hij evenwel constateren
dat de ideale eindtoestand nog aller
minst bereikt is. „Het blijft van belang
voortdurend op de materie van de
verkeersveiligheid en verkeersleefbaar
heid te letten teneinde op gewijzigde
situaties te kunnen inspelen. De aan
dacht moet daarbij vooral naar de
fietsers uitgaan", aldus Rienstra.
Horeca
Bij de behandeling van de horecapro-
blematiek op Texel gaf de CDA-woord-
voerder als zijn algemene indruk dat
sommige .geestrijkvocht-verstrekkers"
het blijkbaar niet meer tot hun taak
rekenen er op toe te zien dat mensen
met-een-borrel-op tegen zichzelf en an
deren beschermd worden. In dit ver
band verzocht Rienstra de burgemees
ter als hoofd van de plaatselijke politie
strenger op te treden tegen de overtre
ders van de vastgestelde sluitingstijden.
Hij gaf toe dat het leefpatroon van
verschillende mensen en groepen in
onze tijd erg verschillend zijn. Een van
de veranderingen is volgens Rienstra
wel dat men veel meer uitgaat en
gezelligheid zoekt in openbare gelegen
heden. Ook dat men veel later van
huis gaat en nog veel later thuiskomt.
Hoewel de CDA-man er aan herinner
de dat de plaatselijke algemene politie
verordening (APV) reeds ver met de
levende wensen is meegegaan zei hij
toch te moeten constateren dat de
sluitingstijden op grote schaal met voe
ten worden getreden.
Naast het alcoholmisbruik dat hij
mede met de daaruit voortvloeiende
verkeersonveiligheid een zeer ernstig
probleem noemde wees Rienstra op de
overlast fie overtreden van de siuitings-
tijdenrec ling met zich mee brengt. „De
overlast ndervonden van laat naar huis
terugkerende bezoekers en het vervoer
van hen naar hun woningen is dikwijls
hinderlijk. En, hoewel het duidelijk niet
tot uw taak behoort de harmonie in de
gezinnen te bevorderen, wordt daarmee
veelal wel een stuk conflictstof wegge
nomen tussen thuisgebleven en thuis
komende echtelieden of tussen ouders
en kinderen. De grens van onze vrijheid
van handelen houdt daar op waar de
ander wordt benadeeld".
Woningbehoefte
Rienstra zei het jammer te vinden dat
de resultaten van het woningbehoefte
onderzoek niet optimaal zijn. Hij vond
een aanvulling hierop zeker noodzakelijk
en verklaarde dat zijn fractie het op prijs
zou stellen als het rapport, zodra de
aanvullende gegevens bekend zijn, in de
raad ter discussie zou worden gesteld.
„Er kan dan een gedetailleerd bouwplan
voor de komende vijf jaar worden
vastgesteld", aldus Rienstra, die er aan
toevoegde dat de bestemmingsplannen
zeker niet vertragend op de woning
bouw zouden mogen werken, of dat nu
in nieuwe of in bestaande wijken is. De
CDA-fractie meende dat de taak van de
overheid niet is afgelopen met het
vaststelten van een bouwplan zoals dat
volgens het onderzoek wenselijk en
volgens de planologie mogelijk is. Men
denkt hierbij aan de bouw van huurwo
ningen en koopwoningen in de beschut
te sfeer.
Het CDA vend het de overweging
waard dat de gemeente de bouw van
huur- en koopwoningen in de beschutte
sfeer voor haar rekening neemt en deze
bij oplevering overdraagt. Deze kunnen
dan zowel aan de Woningbouwvereni
ging als aan particulieren verkocht wor
den.
Rienstra verwees hierbij naar de han
delswijze bij de gerestaureerde wonin
gen in de Kerkesteeg te Oudeschild en
in de Waalderstraat te Den Burg. Een en
ander dient volgens hem uiteraard wel in
overleg en samenwerking met de be
trokken instellingen en eigenaars te
gebeuren.
De CDA-fractie vond het zinvol en
vroeg er dus om dat er een brede
discussie over het functioneren van het
welzijnswerk op gang komt. Men drong
er dinsdagmiddag bij de gemeente op
aan dienaangaande een doelstellingen
nota uit te brengen. Daarin zouden
ondermeer vragen over de verhouding
tussen de gemeenteraad en de (in
oprichting zijnde) Welzijnsstichting aan
de orde kunnen komen. Het was de
wens van de CDA-fractieleden dat het
particulier initiatief in het welzijnswerk
voorop moet staan. Bij monde van Ate
Rienstra vond men wel dat er dan
garanties aanwezig moeten zijn dat het
particulier initiatief vertegenwoordigend
orgaan duidelijk stoelt op de verenigin
gen en organisaties, waarvoor het op
komt. Er werd dan ook de hoop uitge
sproken dat een en ander in de toe
komstgeen „lege huls" zou worden, en
Rienstra wenste dat dienaangaande ga
ranties ingebouwd worden in zowel de
bestuurssamenstelling fff in de statu
ten.
Het was voor de CDA-fractie overi
gens een uitgemaakte zaak dat de raad
om in de nieuwe situatie zijn verant
woordelijkheid te kunnen waarnaken
niet alleen het budgetrecht heeft maar
ook de beheers- en beleidsplannen van
de afzonderlijke stichtingen ter goed
keuring^ voorgelegd moet krijgen. De
raad zal er op moeten toezien dat ook
zwakkeren en minderheden in de wel
zijnsplanning mee moeten kunnen
draaien. Rienstra zei er van overtuigd te
zijn dat de taak van de gemeenteraad
hierdoor zeker verzwaard zal worden.
„Welzijnsvoorzieningen kosten geld en
dat zal niet altijd voldoende beschikbaar
kunnen zijn. Het zal dan ook een
moeilijke taak worden voor een harmo
nische verdeling te zorgen. Kritiek zal
daarbij de raad niet bespaard blijven",
meende de CDA-woordvoerder, die er
met nadruk op wees dat men na de
decentralisatie van het welzijnswerk
Den Haag niet meer als boosdoener zal
kunnen beschouwen.
Op het kruispunt Waalderweg-Laag-
waalderweg ontstond zaterdagmiddag
grote schade bij een botsing van twee
personenauto's. Citroen-bestuurder
J.B. uit Utrecht reed op de Laagwaal-
derweg en kwam uit de richting Oude
schild. Hij meende bij het kruispunt
voorrang te hebben, maar dat is op dit
deel van de weg niet het geval. De uit de
richting van De Waal komende B.v.H. in
zijn Simca 1301 ramde de Citroën met
vrij grote snelheid. De Citroën (Dyane)
moest worden weggesleept. De Simca
kreeg schade aan het rechter achter
spatbord.
Ma
„C'est te ton qui fait Ie musique"
Het verzet van zijn kleine eigenwijze
verwende Franse dochter drijft vader
Jean (Lino Ventura) in de film „La
Giffe" meerdere malen tot wanhoop. De
nauwgezette scenarioschrijver Jean-
Loup Dabadie zorgt er met regisseur
Claude Pinoteau voor dat vader Ventura
heen en weer manoeuvreert in allerlei
ongewenste situaties. Dochter Isabele
(Isabelle Adjani) verwaarloost haar stu
J
k
die en wil gaan inwonen bij een vriend.
Zij moet haar vrijheid verdedigen tegen
haar behoudende en fatsoenlijke omge
ving. Zij verzet zich dus tegen haar
vader, tegen haar werk, tegen haar
vrienden, tegen allen die in de weg
staan naar haar volstrekte onafhanke
lijkheid, die ze uiteindelijk toch weer
minder begeert dan ze doet voorkomen.
Vader Jean geeft haar in een verhit
debat de oorvijg waarnaar de film is
vernoemd. Reden voor zijn dochter om
naar zijn vroegere vrouw Hélène (Annie
Girardot) te vertrekken. Zo ontspint zich
een leuke, vitale en soms aandoenlijke
komedie op het doek, die met heel
menselijke conflicten en sentimenten
jongleert.
„La Gifle" draait op donderdagavond
23 november en begint om 20.00 uur.
Toegang twaalf jaar.
door Henk van Heeswijk.
37. Ze keek door het raam naar de
afdeling bevolking, waar een aantal
loketten open waren en enkele vrouwe
lijke en mannelijke ambtenaren het
publiek te woord stond. Het mankeert er
nog maar aan, dat men mij verzoekt af
en toe in te vallen aan een der loketten.
Hoewel het op zichzelf best interessant
werk kan zijn.
Die avond thuis overdacht ze lange
tijd haar huidige situatie. Zeven jaar ben
ïk nu op het stadhuis, maar promotie is er
nooit dij geweest. Ik ben meteen ge
bombardeerd tot een bepaalde functie,
maar tot op vandaag de dag weet ik
eigenlijk niet eens exact, wat mijn rang
is. In feite bezit ik geen enkele bevoegd
heid, want wat weet ik bijvoorbeeld van
gemeente-administratie? Nu ja, in al die
jaren enkel van horen zeggen. Ik weet
nu, wat al die code-aantekeningen op
de persoonskaarten betekenen, de ver
plichte zowel als de vrijwillige. Maar dat
weet binnen een paar weken ook elke
leerling, dus dat is op zichzelf niets
bijzonders. Wat weet ik bijvoorbeeld
van de naturalisatiewetten af? Ik moet
hoognodig weer eens gaan studeren.
Op het stadhuis werkte ook een man,
met wie ze in deze jaren ambtshalve
vaak contact had. Omdat hij ook op de
afdeling onderwijs werkzaam was. Hem
vroeg ze de volgende dag advies.
„Omdat ik wat meer wil weten van
alles, wat men zo ongeveer op een
gemeentehuis dient te weten", voegde
ze eraan toe.
Hij kon haar bedoelingen begrijpen,
maar ried het toch af. „Niet om je te
beledigen, Truus", antwoordde hij op
hartelijke toon, „maar je hebt je leeftijd
niet meer mee. Welke mogelijkheden zie
je nog voor jezelf? Wees realist en
eerlijk. Ik kan je daarom alleen maar een
voor jou teleurstellend advies geven:
blijf rustig op je afdeling. Je hebt
verantwoordelijk werk, dus
„Dat is 't 'm juist, Ronnie, dat heb ik
niet meer. Heel geleidelijk aan heeft men
mij bepaalde verantwoordelijke taken uit
de handen genomen en gedelegeerd
naar anderen. Ik voel, dat de nieuwe
wethouder me niet bepaald vriendelijk
gezind is. Het liefst zou hij me naar een
andere afdeling zien vertrekken, want er
uit gooien kan hij me natuurlijk niet.
Trots dit rangeert hij me langzaam maar
zeker op dood spoor".
De man wist het. Knikkend antwoord
de hij: „Dat komt hier vaker voor. Je
kunt natuurlijk bij de grote baas protes
teren, maar het helpt zo weinig. En je
maakt jezelf er minder getapt mee, snap
je? Ik zal er eens over nadenken.
Misschien zie ik nog wel eens een betere
mogelijkheid voor je. Hier".
Maar voor Truus raakte de aardigheid
er geleidelijk aan af. Het werk, dat ze
dagelijks moest verrichten, vond ze hoe
langer hoe minder interessant. Ze begon
op de klok te kijken, want de dagen
vielen heel lang. Voor de buitendienst
werd ze nooit meer gevraagd. Ze kon
zich de tijd niet meer heugen, wanneer
ze voor het laatst een school had
bezocht. En daarvoor ben ik tenslotte
aangenomen. Niet om elke dag ditzelfde
stomme bureauwerk te doen.
In de herfst van het jaar 1960 begon
ze weer de kranten na te pluizen. Veel
kansen heb ik uiteraard niet meer,
gezien mijn leeftijd. Het enige, waarop
ik kan bogen, is mijn ambtenaarserva
ring hier bij de gemeente.
Op zes en veertigjarige leeftijd begon
ze opnieuw te solliciteren. Naar een paar
andere gemeenten, maar ook weer bij
het onderwijs. Ze kon ergens een
tijdelijke baan krijgen als lerares Neder
lands, gedurende 24 uren in de week.
Maar daar had ze geen zin in. Op vrijwel
geen enkele sollicitatiebrief kreeg ze
antwoord. Natuurlijk ben ik te oud, wist
ze. Als ik niets kan vinden, bestaan er
voor mij twee mogelijkheden: blijven tot
ik de pensioengerechtigde leeftijd heb
bereikt. En dagelijks dat stomme, stupi
de werk doen. Of mijn ontslag nemen,
desnoods de boerderij in Winkel verko
pen en in België gaan rentenieren. Als ik
het een beetje zuinig aan doe, kan ik het
wellicht tot mijn pensioen uitzingen, al
zal dat niet zo gek veel zijn.
Thuis zat ze op een avond berekenin
gen te maken. Dat viel helemaal niet
mee, want in rekenen was ze nooit een
kraan geweest. Bovendien had ze het
op haar werk in het stadhuis helemaal
niet nodig. In het uiterste geval was er
altijd wel ergens een telmachine, die ze
mocht gebruiken. Maar ze kwam er toch
uit en constateerde, dat rentenieren wel
mogelijk zou zijn, maar dat ze het dan
tamelijk zuinig aan moest doen en zeker
haar wagen niet zou kunnen aanhou
den. Dus voorlopig maar doorgaan op
het stadhuis; misschien had ze nog eens
een mogelijkheid middels promotie. En
deze wethouder had ook niet het
eeuwige (raadslid)-leven.
Tot op een avond haar oog viel op een
advertentie van het Ministerie van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen.
Waarin een vrouwelijke of mannelijke
beleidsmedewerker werd gevraagd ten
behoeve van het Directoraat-Generaal
voor het Wetenschappelijk Onderwijs,
afdeling Wetenschappelijke Bibliothe
ken en Informatieverzorging. Deze zin
moest ze twee keer lezen om enigszins
te kunnen begrijpen, wat de betrokken
afdeling precies inhield. Ze las voorts
welke capaciteiten vereist waren: erva
ring bij het onderwijs, voornamelijk het
middelbare en hogere, zo mogelijk met
enige ambtelijke ervaring. Minimum eis:
akte M.O.
Wat men onder „enige ambtelijke
ervaring" verstond was haar niet hele
maal duidelijk, maar misschien was haar
werkperiode op het Haarlemse stadhuis
iets in die geest. Ze begon onmiddellijk
een sollicitatiebrief te schrijven, die ze
nalas, verscheurde en opnieuw begon.
Tegen tienen had ze een behoorlijke
brief klaar, die ze nog ging posten.
Tevreden ging ze die avond naar bed,
hoewel ze, gezien haar ervaringen met
eerdere sollicitaties, niet zo bijzonder
hoopvol gestemd was. Ik heb nu een
maal mijn leeftijd tegen, wat doe ik er
aan? Misschien had ik nooit naar de
gemeente moeten gaan, doch rustig bij
het Onderwijs blijven. Hoewel de maan
den onder wethouder Van Liemden toch
wel prettige waren.
Tot haar verwondering en vooral
blijdschap kreeg ze binnen drie weken
een oproep om persoonlijk in Den Haag
te verschijnen: bij het Directoraat-Gene-
~raaT voor het Wetenschappelijk Onder
wijs, Thorbeckelaan 360. Om elf uur.
„U gelieve dit schrijven aan de portier te
tonen".
Ze had de baan al zo half en half
afgeschreven, als de zoveelste nodeloos
verzonden brief. Verstomd van verba
zing realiseerde ze zich: ik heb een kans!
Ze herlas het korte, ambtelijke schrijven.
Ze zien misschien wat in me, dacht ze,
de brief dichtvouwend, Dan speelt leef
tijd mogelijk geen rol.
De volgende morgen belde ze de
wethouder zelf op. Zijn secretaresse
wilde haar eerst niet doorverbinden,
maar toen Truus op kille toon zei, dat
het niet haar gewoonte was zaken voor
de wethouder af te doen aan een zijner
ondergeschikten, gaf het geschrokken
meisje de lijn door. Op rustige, doch
vaste toon deelde Truus Ranzijn mede
gesolliciteerd te hebben bij een der
ministeries en voor een onderhoud
aanstaande vrijdag om elf uur in Den
Haag werd verwacht. „Ik neem aan, dat
ik die dag geheel vrij kan nemen".
„Zeker", antwoordde de magistraat,
enigszins geschrokken. „Bevalt het u
hier niet meer, mevrouw Ranzijn?"
„Om u precies de waarheid te zeg
gen: nee, meneer. In het geheel niet
meer".
„Dat is niet zo mooi; daar wil ik dan
wel eens met u over praten".
„Zo u wilt, maar mijn besluit staat
desondanks vast. Ik ga hier weg, zodra
ik ander, beter passend werk zal hebben
■gevonden".
(wordt vervolgd)