Woonruimte
Lepelaars terug
l/an weggeweest
„Julia"
FILM
-
9ori9Qr
FEUILLETON
De Geul afgesloten
Inleveren lijsten
en goederen
Beroep uitgebracht
I979|SDAG 13 MAART 1979
TEXELSE COURANT
PAGINA 7
'rins
ian< i
r rf
12. Onthutst keek juffrouw Rietkerk
haar na. „Ook dét nog" dacht ze „ze
nuwen allemaal.... de gestichten zitten
d'r vol mee."
Toen Mina vanuit het treinraampje de
toren van de Grote Kerk weer zag op-
- doemen, slaakte ze een zucht van ver-
1 lichting.
In de stad was 't óók niet alles
3 maar hóór kregen ze nooit in Haps-
3 woude!
HOOFDSTUK V
Samen wonen samen leven
t „Nou nou" zuchtte de ambtenaar
Huisintveld, met een symbolisch gebaar
stromen zweet als van 't moede voor-
hoofd vegend „dót heeft wat gekost!"
i „Je zou het heel wat makkelijker heb-
ben wanneer je wat meer ambtenaar en
wat minder mens was" zei z'n directeur
met goedmoedige ironie, „je collega
Vierling ligt er 's nachts niet wakker
van...! Maar je hebt gelijk: als het zó
kan, zonder narigheid en ambtelijke
dommekrachten, dan heb ik 't net zo
lief. Hiermee alvast gefeliciteerd. Dus
die ouwe juffrouw Hermans gaat nu zo
lang bij d'r zoon inwonen?"
„Tot de woningen in Bloemwijk klaar
zijn, ja".
„En wat zeiden ze bij Waalewijn?"
„De Waalewijns? Daar gaan ze geloof
ik een kaars voor me branden" lachte
Huisintveld verlegen. „Maar dat meisje,
dat krijgt nu een bedje voor 't raam, en
dan ligt ze op 't zuiden en kijkt in de
tuin. Dat kind had verhoging, meneer,
van de agitatie. En die moeder, die liep
te lachen terwijl de tranen over d'r ge
zicht rolden...."
„Dat maakt dan weer een heleboel
goed, vind je niet? Dat moesten de men
sen óók eens meemaken, die altijd maar
zo schelden op Huisvesting".
„Ik ben er tenminste erg blij mee" zei
Huisintveld bescheiden.
„Nou ik ook man. Ga jij je gang maar
en doe het maar op je eigen manier, en
als je ergens mee zit, je weet me te vin
den".
Ja, het was zover, en niet alleen amb
tenaar Huisintveld veegde het zweet van
'tvoorhoofdl Rik Hermans had avonden
lang met z'n moeder zitten praten, en
met Emma en Piet, die er niets voor
voelden. „Geen ouwe schoenen weg
doen voor je nieuwe hebt" meende Piet.
„Blijf zitten waar je zit tot je een ander
huis hebt. Nóu zit je tussen twee stoe
len". En Emma begreep, dat het voor
moeder niet alles zou zijn om bij Rik en
Marijke in te trekken.... de levensstijl en
opvattingen van die twee verschilden te
veel van die van moeder. Maar toch was
ze hen wel dankbaar dat ze 't aangebo
den hadden, want in haar eigen huis zou
't moeilijk geweest zijn....
't was een hele bedoening geworden.
Moeders meubeltjes werden zolang op
geslagen, behalve enkele die ze mee
nam naar de kamer die Marijke voor
haar had ingeruimd. Li en Loe zouden
samen op één kamer moeten slapen, de
grote bovenvoorkamer was nu voor
grootmoeder, en Jan verhuisde tijdelijk
naar de zolder, zij het niet zonder ge
mopper.
,,'t Is maar voor een paar maanden"
had Huisintveld gezegd, „ze zijn nu aan
't stucadoren en 't schiet hard op".
Mina had toegestemd, omdat ze geen
kracht had zich langer te verzetten. Ze
was bang. Ze haalde zich de wildste
mogelijkheden in 't hoofd... haar boeltje
op straat, zij zelf uit huis gezet. En de
glimlachende geruststellingen van Piet
en de grappen van Rik verdreven de
onrust niet. En als ze tóch haar huis uit
moest, en daarvan was ze zo langzamer
hand overtuigd (want inwoning, dót
nooit!) dan maar metéén!
Zo kwam ze bij Marijke en het was
Het is opmerkelijk dat die oost- en
westgroep waarschijnlijk nooit met el
kaar in contact komen. Ook niet tijdens
de trek of in de overwinteringsgebieden.
Er is een behoorlijk groot aantal terug
meldingen van geringde lepelaars.
Daaruit blijkt dat die uit Nederland
tijdens hun trek naar het zuiden nauw
gezet de kust van eerst België en Frank
rijk en later Spanje en Portugal volgen.
De meeste gaan naar de westelijke kust
van Noord-Afrika waar vooral in Maure-
tanië een goede overwinteringsplaats
ligt. Daar broeden trouwens op enkele
eilandjes voor de kust ook nog eens zo'n
500 paar. Het is moeilijk voor te stellen
wat die beesten eigenlijk in ons kouwe
kikkerlandje zoeken als ze daar kennelijk
ook een goede broedplaats kunnen
vinden met altijd warmte.
De „oost-Europeanen" overwinteren
hoofdzakelijk in Noord-Afrika langs de
Middellandse Zeekusten, vooral in Tu
nesië en in Egypte en Sudan langs de
rivier de Nijl.
Angstige spanning
leder jaar weer kijken de bewakers
van De Muy en De Geul met spanning
uit naar het aantal lepelaars dat terug
keert. Met angstige spanning kunnen
we haast wel zeggen, want het gaat de
soort de laatste tientallen jaren bepaald
niet voor de wind. Daarbij weten de
lepelaars zelf de spanning ook nog
aardig op te voeren, want ze komen
lang niet allemaal gelijk terug. De eerste
al in de tweede helft van februari (die
zitten begin april te broeden), maar de
laatste pas in mei. Vanaf 1973 konden
de bewakers tenslotte steeds tussen de
30 en 40 paren verwelkomen. Dat is
jammer genoeg maar heel weinig verge
leken bij vroeger.
Over vroeger eeuwen is weinig be
kend. Tussen 1700 en 1800 broedden
raf Het is dan toch weer voorjaar
®^!worden! De kieviten buitelen
ysjven het land of ze nooit zijn
ral eg geweest, grutto's en witte
ba rvikstaarten zijn al gesignaleerd
i de grote lijsters zingen al weer
jna 14 dagen. Ook de lepelaars
D( jn terug, dat wil zeggen vorige
it« 'eek waren het er nog maar
ae ikele. Voordat ik daar iets meer
P< ver ga vertellen, wil ik nog even
K idereen danken die leuke waar-
jg emingen van deze winter door-
ik< af.
T' De lepelaar behoort tot de zeldzame
Ij' roedvogels op Texel. Nu is het niet zo
at er op ons eiland geen soorten
oorrkomen die met een kleiner aantal
roedparen vertegenwoordigd zijn. Al-
roofvogels bijvoorbeeld, verscheidene
ia oorten bosvogels en zangvogels zijn op
oi ëxel nog minder algemeen. Er zijn zelfs
d linder blauwe reigers dan lepelaars op
or ins eiland!
te We moeten die zeldzaamheid zien in
iuropees verband. Er zijn niet zo heel
sf 'eel landen waar de lepelaar nog broedt
in overal zijn de aantallen klein.
's Vroeger, en dan denken we aan de
0 'orige eeuw of eerder, kwam de soort
T' ip veel meer plaatsen voor. Waarschijn-
e ijk in alle landen, mits niet al te noorde-
n' ijk, waar voldoende grote rietmoeras-
s';en waren, zowel langs de kusten als
ei
langs de grote rivieren. In het zuid
oosten van Engeland bijvoorbeeld
broedden tot in de tweede helft van de
zeventiende eeuw nog lepelaars. Daarna
nooit weer. In Frankrijk verdwenen ze
zelfs al een eeuw geleden. Deze gege
vens zijn bekend omdat lepelaars opval
lende vogels zijn waarover in die tijd
kennelijk al geschreven werd. Doordat
ze zo opvallend zijn zullen ze ook toen al
veel te lijden hebben gehad van jagers,
eierzoekers en dergelijke. Veel broed- en
voedselgebied ging uiteraard ook verlo
ren door het droogleggen en in cultuur
brengen van moerassen en rivierdelta's.
Twee groepen
De Europese lepelaars zijn onder te
verdelen in twee verschillende groepen:
een west-Europese en een oost-Euro-
pese. De laatste is verreweg de grootste
en omvat zo'n 1.000 paren die verdeeld
zijn over Griekenland, Joego-Slavië,
Roemenië, Hongarije en Oostenrijk.
De west-Europese groep is veel klei
ner. In het uiterste zuiden van Spanje
broeden jaarlijks tussen de 300 en 500
paren en verder is de soort alleen nog in
ons land broedvogel (afgezien van en
kele broedgevallen of pogingen in West
Duitsland en Denemarken). In Neder
land broeden nu ongeveer 200 paar. De
bekende broedplaatsen zijn het Naar-
dermeer, het Zwanenwater en De Muy
en De Geul op Texel. Bovendien is sinds
enkele jaren een kolonie in een der
Flevopolders.
i na
32.'
goc
ier;
zesc
h oi
Dlaa
estc
C
doe
Reacties op deze rubriek te richten
aan het Natuurrecreatiecentrum, te
lefoon 1022281 741.
inne
ball
waarschijnlijk geen lepelaars op Texel.
Pieter van Cuyck, de Haagse kunstschil
der, die uitgebreid vertelt over het eiland
en de natuur, noemt wel de reigersoor
ten als broedvogel maar de lepelaars
niet. Jan Drijver, die met veel Texelaars
sprak over de vogelstand in de vorige
eeuw, vertelt in zijn boek over Texel dat
toendertijd tussen de 5 en 25 paren in
het Grote Vlak broedden en mogelijk
ook nog in andere duinpiassen. De
kolonie in het Grote Vlak had het
uitermate moeilijk want jaarlijks werden
bijna alle eieren geraapt (bebroed of
niet) om aan de varkens te voeren I Voor
menselijke consumptie waren ze niet
geschikt want volgens zeggen smaakten
ze naar modder. Ook de veel grotere
reigerkolonie werd geëxploiteerd, maar
deze eieren werden verkocht aan de
bakkers. Later in het seizoen liet men de
reigerrrs toch nog een aantal eieren
uitbroeden om er van verzekerd te zijn
dat de kolonie het jaar daarop weer
terugkwam en er wederom aan ver
diend kon worden. Door het graven van
de Moksloot in 1880 werd het hele
gebied ontwaterd en verdwenen de
lepelaars en reigers daar voor altijd.
Broed pogingen
In het begin van deze eeuw zijn er
verrscheidene broedpogingen geweest,
vooral in De Muy. Steeds weer misluk
ten zeze, waarschijnlijk omdat de nesten
veel te veel werden bezocht en de eieren
misschien ook nog wel eens werden
verzameld. In 1933 vlogen er echter van
5 paar toch jongen uit en toen de
kolonie daarna werd bewaakt, groeide
het aantal snel. In 1938 waren er al 110
paren. Tot 1954 schommelde het aantal
broedende lepelaars volgens de opga
ven van het Staatsbosbeheer tussen de
100 en 150 paren. Dit ondanks een grote
verstoring in 1943. Toen roofden Brits-
Indische krijgsgevangenen alle-eieren en
roosterden de vogels die ze tijdens hun
nachtelijke strooptocht bemachtigd
hadden. Ook de eieren werden opge
peuzeld. Of Indiërs een andere smaak
hebben dan wij, of dat het met die
moddersmaak wel meevalt, is me niet
bekend. Lepelaars zijn nu veel te zeld
zaam om dat nog eens te proberen!
Klap
In 1955 was het aantal broedende
vogels plotseling bijna gehalveerd; er
werden toen ongeveer 85 paren vastge
steld. Dit aantal bleef daarna weer een
tiental jaren gelijk maar in het midden
der zestiger jaren kwam een nieuwe
klap. Het absolute dieptepunt werd
bereikt in 1968 toen slechts 16 paren in
De Muy tot broeden kwamen. In De
Geul waar sinds 1953 ook lepelaars
broedden, werden nog eens 7 paar
geteld zodat in 1968 totaal 23 paar op
Texel werd genoteerd. Nadien vond
er gelukkig weer een kleine toeneming
plaats tot de reeds eerder genoemde 30
40.
Milieuverontreiniging
Dit geval toont duidelijk aan dat we
er met de afsluiting en bewaking van
natuurgebieden alleen, niet zijn. Aange
toond is dat de lepelaarscatastrofe in de
jaren '60 te wijten was aan het lozen van
gifstoffen door een fabriek aan de
Nieuwe Waterweg. Heel de Nederland
se kust, inclusief de Waddenzee, onder
ging daarvan de gevolgen. Ook de grote
sterns verdwenen toen bijvoorbeeld bij
na helemaal uit ons land. Alle andere
stern- en meeuwensoorten namen sterk
in aantal af.
Gelukkig is aan die lozing een einde
gemaakt, maar elk jaar kan weer zoiets
plaatsvinden. Wij hebben het zelf niet
meer in de hand. Ook lozingen, op
welke plaats langs de Rijn ook, kunnen
fataal zijn voor onze lepelaars. En wat
gebeurt er in de landen waar onze
vogels langs trekken en overwinteren?
Is het een wonder dat we altijd weer een
beetje bang zijn dat er geen enkele
lepelaar terug komt? En is het ook geen
aansporing om hier, waar we het zelf
min of meer in de hand hebben, heel
zuinig te zijn op alles wat ons nog aan
natuur rest?
Adriaan Dijksen
In verband met de broedaktiviteiten is in
gaand deze week het natuurgebied De Geul
bij Den Hoorn weer voor het publiek gesloten.
Wilde eenden broeden reeds, tal van andere
vogels maken toebereidselen. In tegenstelling
tot De Muy moeten de lepelaars hier nog arri
veren. Bezoek aan de Geul is alleen nog
mogelijk in excursieverband, waarvoor in het
Natuurrecreatiecentrum afspraken kunnen
worden gemaakt.
Aktie dorpshuis Den Burg
Alle medewerkers worden verzocht
om uiterlijk woensdag a.s. de opgehaal
de goederen en diensten in te leveren.
Wilt u zorgen voor duidelijk ingevulde
lijsten voor wat betreft de goederen die
op 30 maart de dag van de veiling
opgehaald moeten worden.
Aan giften is momenteel een bedrag
ontvangen van f 1.800, Financiële
bijdragen kunnen worden gestort op
bankrekening no 3625.226.34 Rabo
bank.
Als u de goederen klaar heeft staan of
een dienst aan wilt bieden maar men is
nog niet bij u aan de deur geweest bel
dan een van de onderstaande adressen:
mevr. J. van Beek-Koster, Waalder-
straat 44, Den Bura. telefoon (02220)
2583; Wolwinkel Lemstra, Weverstraat
45, Den Burg, telefoon (02i220) 2056.
Het bestuur van de Gereformeerde
Kerk van Den Burg heeft een beroep
uitgebracht op ds. R. T. Blaauw uit
Krabbendijke.
In deze door critici als „vrouwenfilm"
getypeerde film „Julia" beleeft Lillian
Hellman een treinreis naar Berlijn, waar
bij het vrijwel onmogelijk is om niét aan
Hitchcock te denken. Regisseur Fred
Zinnemann, maker van „High Noon" en
van „From Here to Eterrnity", gebruikt
dezelfde oude trucs 'om het verhaal
spannend te houden en past dezelfde
„red herrings" toe: valse spanningslij-
nen die de toeschouwer van het kastje
naar de muur sturen, maar achteraf naar
niets blijken te leiden. Maar als Lillian
(Vanessa Redgrave) dan eenmaal in
Berlijn aangekomen is en in dat armoe
dige stationscafé Julia voor het eerst
sinds jaren weer terugziet, volgt een
spelscène van een kwartier tussen twee
actrices die iedereen die een beetje
gevoelig is voor drama, nog lang zal
heugen. Julia (Jane Fonda) is de rijke
jeugdvriendin, door Lillian bewonderd
om haar uiterlijke knapheid, haar intelli
gentie en haar compromisloos sociaal
engagement. Door milieuverschillen zijn
zij na haar jeugd uit elkaar gegroeid
maar geestelijk toch bij elkaar gebleven.
Zinnemann weet een deel autobiografie
van de gevierde schrijfster Lillian Hell
man (An Unfinished Woman), waarin zij
vaag gewag maakt van haar intense
contacten met een jeugdvriendin, te
combineren met een schitterend stuk
suspense in een Duitse expressetrein in
de jaren dertig. Vriend en regelmatig
metgezel van Lillian is de detective
schrijver Dashiell Hammett, auteur van
o.a. The Maltese Falcon in de film
gespeeld door Jason Robards.
„Julia" draait donderdagavond 15
maart in het City theater. Toegang 16
jaar.
7
Vanessa Redgrave en Jane Fonda herenigd.
een feestelijke entrée geweest. De kin
deren waren uitgelaten, dat oma loge
ren kwam en die genegenheid verwarm
de het hart van de oude vrouw.
Marijke had zich met een feestmaal
uitgesloofd. En de kamer was gezellig,
met uitzicht op de straat, een knus pot
kacheltje en zoveel oude bekende din
gen, de portretten van de kinderen en
kleinkinderen, het grote portret van
Govert
Bij Marijke hingen nergens portretten,
die had ze in een album. Marijke was
helemaal niet op portretten langs de
wanden en op de schoorsteenmantel
gesteld. Zeker moderne opvattingen,
dacht Mina. Nu ja, Marijke was tenslotte
aangetrouwd....
„Kind, wat is dat voor een eng ding?"
vroeg ze, toen ze in de keuken afdaalde
en een grote glimmend-metalen ketel
met een schroefdeksel nijdig hoorde
sissen.
„Da's een snelkookpan, moeder,"
legde Marijke uit. „Lekker vlug en alles
op stoom. Heel klein beetje water er in."
„Zet jij je aardappelen en je groenten
dan niet onder water op?" wilde Mina
weten.
„Welnee, moeder, dat is hopeloos
ouderwets. Zo min mogelijk water. Ten
eerste kost het je veel meer gas om al
dat water aan de kook te krijgen, je
verkookt het beste uitje groenten en het
duurt ook langer".
„Ik heb het altijd zo gedaan," zei
Mina strijdlustig, „en ik maakte toch
ook lekker eten klaar".
„Natuurlijk," stemde Marijke toe,
„maar de tijden veranderen. Uw moe
der keek misschien nét zo gek naar het
eerste gascomfoor, als u naar die snel
kookpan?"
„Kind, wat heb je dóór nu in vredes
naam op tafel?" vroeg Mina, naar een
schaaltje met een soort oranje franje
wijzend.
„Rauwkost, moeder," legde Marijke
uit, „geraspte wortelen met citroen....
heerlijk!"
Mijn portie voor de hond, dacht Mina.
Toen ze op een morgen door de
kamer liep kon ze de verleiding niet
weerstaan haar vinger langs het
oppervlak van het dressoir te halen. Ze
keek naar de vinger... inderdaad, die
was stoffig.
„Je moet zeker nog stof afnemen?"
informeerde ze neutraal.
„Ja, dat doe 'k vanmiddag wel
even," mompelde Marijke, die gebogen
zat over een antiek pulletje, dat ze moei
zaam en voorzichtig trachtte te lijmen.
Mina zuchtte. Hóór vaste regel was
geweest: éérst de kamers aan kant, dan
het andere werk. Ze liep naar de keuken
en graaide in het stofdoekenmandje.
„Wat doet u nou?" vroeg Marijke,
toen ze haar schoonmoeder met een
stofdoek als een krijgsvlag in de hand,
zag binnenkomen.
„Kind, laat mij maar even stoffen,
dan kun jij doorgaan."
„Nou graag, als u wilt," zei Marijke
dankbaar. De licht-bestraffende toon
ontging haar ten enenmale.
Er was veel, dat moeder Mina niet kon
begrijpen en waarderen. Marijke had de
vloer met matten belegd en dat vond ze
kaal. Zij had zeil gehad en een kleed en
vond dat zulks zo hoorde. Bij Marijke
stond de tafel niet in 't midden van de
kamer, maar opzij, zodat het wel leek of
er gedanst moest worden. Marijke hield
van de ruimte, zei ze. Er lagen een paar
fleurige tijdschriften op een tafeltjes, zó
maar neergegooid en Mina legde ze
netjes op het boekenstandaardje, maar
'n half uur later lagen ze er wéér.
„Die heb ik nou nét opgeruimd",
stelde moeder Mina vast.
„O moeder, die laat ik daar expres
liggen, 't staat zo kleurig".
Maar keurig is ènders, dacht Mina.
Er was bij Marijke genoeg te doen,
merkte ze. Geld voor een werkster zat er
niet aan, Marijke was.... onpraktisch,
zoals Mina het in navolging van haar
dochter Emma uitdrukte. Ze werkte
nogal eens met de Franse slag en moest
nu hierheen en dan dóórheen.
Moeder Mina kon ook niet de hele
dag stil boven op haar kamer zitten,
waaraan ze ook maar weinig werk had.
En dus greep ze met wellust de gelegen
heid aan, om bij Marijke de handen uit
de mouwen te steken. Kwam Marijke uit
de stad thuis, beladen met boodschap
pen, dan was de vaat afgewassen en
opgeborgen, dan was er gestofzuigd, en
eens kwam ze in een kamer zonder
gordijnen, „die moesten nodig 'n beurt
je hebben", vond Mina, „ik heb ze maar
in 't sop gezet". Die gordijnen waren
haar allang een aanstoot, hoe kón het
kind er tegen aan kijken!
Marijke voelde zo af en toe wel de
kritiek op haar doen en laten, maar
anderszijds was ze dankbaar voor het
werk dat moeder haar uit handen nam,
om zich te ergeren. Ze lachte er des
avonds wel eens om met Rik.
(Wordt vervolgd)