Eenzaam avontuur in een wadhut op het Baigzand N IOZ-onderzoek in de praktijk Sneller werken mei electronlca Om een week lang opgesloten te worden in een ruimte van drie bij drie meter, moet je in Nederland iets vrij ernstigs hebben uitgehaald. Biologen doen het soms vrij willig. Voor hun onderzoekingen zitten ze dagen in eenzame afzondering in een hut op palen ergens in de Waddenzee. Wat gebeurt er in zo'n wadhut en wat voor ervaring is het om met zo'n onderzoeker lange tijd deze beperkte ruimte te delen? Onze redakteur Hans Oosterhof heeft het aan den lijve ervaren. Een week lang bivakkeerde hij met onderzoeker Kees Rappoldt in een hut op het Baigzand. In bijgaand verslag probeert hij de gang van zaken, de sfeer en de gevoelens te beschrijven. Hij vertelt onder meer over gecompliceerde computermetingen. over hunkeren naar radiokontakt m havenmeester Beumkes, over gemari met haperende apparatuur en over t consequenties van het ontbreken van et toilet. Het verhaal is een afspiegeling vt de langdurigheid van het avontuur, ni sensa tionaal maar misschien toch wel or hullend. PAGINA 4 VRIJDAG 17 JUL11 TEXELSE COURANT Het aanbrengen ven de lichtmeter op de hut Ondersteund door NIOZ, RIN en Rijkswaterstaat onderzoeken Daniël Spitzer en Kees Rappoldt van de NlOZ-afdeling Fysische Oceano grafie een nieuwe methode van zee- en wadonderzoek die een flinke tijdsbesparing kan opleveren; het zg. „remote-sensing" systeem. Bij traditionele onderzoekmethoden worden altijd bodem- en water monsters genomen. Daar gaat vrij veel tijd in zitten, vooral omdat deze monsters in het laboratorium ge analyseerd moeten worden. Spitzer maakt gebruik van de optische eigenschappen van zee en land. Licht dat wordt teruggekaatst van land of water ondergaat door de samenstelling van de ondergrond een kleur- en lichtsterkte verande ring. Een aantal gegevens van dat teruggekaatste licht staat al vast. ,,0p de bodem groeiende algen vangen het licht blauw op maar stralen het groen terug. Zo zijn er voor allerlei grondoppervlakten re gels te maken.'' Meet de eigen schappen van het teruggekaatste licht en neem tegelijkertijd bodem en watermonsters. Leg de licht- getallen naast de bodemanalyse en je kunt conclusies trekken. Allereerst wordt gemeten en ge monsterd vanuit een zeven meter hoge wadhut. Daarna stapt Spitzer in het vliegtuig om vanaf grote hoogte te meten. Twintig mensen op het wad nemen tegelijkertijd monsters. De computermetingen duren slechts twee minuten, waar bij 24 verschillende lenzen het licht meten. Land wordt op deze manier al langer zo bekeken vanuit vlieg tuigen en satellieten. Vanuit een vliegtuig bestrijk je in korte tijd een groot gebied, waardoor je bijvoor beeld snel, niet-zichtbare vervuiling kunt meten." Spitzer denkt bij gebruik van remote-sensing" ook aan opsporing van energiebronnen in zee of snelle informatie over veranderde getijdestromingen. Dit onderzoek kan ook nuttig zijn voor zeevaart, kustwacht en natuurlijk de visserij", aldus Spitzer, die de leiding heeft van het onderzoek en vele maanden bezig is geweest met de voorbereidingen. ,,Je denkt het allemaal tot in detail uit te werken, maar 'in de praktijk moet het nog werken ook. Het veldonderzoek op de wadhut is daarom voor ons erg belangrijk." Een grijze vlakte van zand en water ligt voor me. De maan richt zo nu en dan een vaag schijnsel door de wolken, waardoor het eentonige grijs oplicht tot zilver. Dan is de hut als silhouet zichtbaar. De hut waar we een week bivakkeren. Een NlOZ-strandhuisje op palen. Drie bij drie meter is het huisje en omwille van 'het onderzoek' voor de helft volgepropt met electronica. „Een hoogtepunt in het biologen- bestaan" zo was ons op het NIOZ aan 't Horntje spottend verzekerd. Als ik in de verte het acculichtje door een raam van de hut zie schijnen, voel ik me toch een beetje verbannen. Gedwongen de hele dag in dat 'hok' gezeten omdat het pas 's avonds laat laag water werd. Nu alleen op een koude grijze vlakte. Vogels laten zich op dit uur van de nacht niet zien en in de verte blaft zelfs geen hond. Kees Rappoldt, natuurkundige, en deze week mijn 'kamergenoot' zwetend gebogen over zijn apparatuur omdat het niet gaat zoals hij dat wil. Een computercentrum op het wad, nodig voor onderzoek der natuur. De situatie komt tegenstrijdig voor. „Ja, ze kunnen tegenwoordig wat", hoor je weieens beweren. Als ik de trap van de hut bestijg hoor ik behalve de schrille fluittoon geproduceerd door wind en ijzeren palen, het regelmatige gepiep van de computer. Het geluid vult al twee dagen de ruimte en gaat irriteren. Kees zijn begroeting is hartelijk. „Alle ijkgegevens zijn gecontroleerd. Kan ik morgenochtend meteen aan de slag." Ze kunnen tegenwoordig wat. Een NIOZ onderzoek in de praktijk De volgende morgen schijnt de zon en is het praktisch windstil. Hallo NIOZ haven, hier wadhut Amsteldiep. Hoort u mij? Over." Kees Rappoldt roept haven meester Henk Beumkes op via de walkie talkie. Een verplicht nummer dat 's morgens en 's avonds, bij calamiteiten vaker, omwille van onze veiligheid uit gevoerd moet worden. De conversatie is van beide kanten stroef. Kees is nog slaperig en Beumkes roemt het mooie weer. Bij zijn opmerking ,,ik ben écht blij jullie stemmen weer te horen" schieten we in de lach. Daarna snel ,,over en uit". Het enige contact met de vaste wal die week. Na twee dagen merken we dat dit contact belangrijk wordt. Een uur voor de afgesproken tijd wordt de klok al in de gaten gehouden: ..even lekker een praatje maken." Een teken dat het constant op eikaars lip zitten soms een uitweg moet vinden in een babbel met iemand anders over het weer. OP het NIOZ was ons voor de aanvang van de 'expeditie' verzekerd dat het een weekje luieren zou worden. ,,Als die computer eenmaal draait, kunnen jullie doen wat je wilt." Na het telfoontje: ,,kom snel we gaan varen", blijkt op de haven dat iedereen er, ondanks de harde wind, zin in heeft. Twee biologen die meevaren om die nacht vis te vangen houden ons voor dat een week op de wadhut vergeleken mag worden met een vakantiereisje naar de Bahama's. Aan boord van de Naviculla, de nieuwe NIOZ aanwinst en speciaal be doeld voor wadonderzoek was de hele dag al gediscussieerd over de vraag: wel of niet varen. Aanvankelijk was besloten de expeditie een dag uit te stellen omdat het onverantwoordelijk zou zijn ons met de harde wind op de hut te zetten. In de middag leek het weer op te klaren on schipper Sjaak Oversluizen besloot een kans te wagen. Daar blijkt de afdeling fysische oceanografie niet direct op be rekend. Het is net theetijd op het NIOZ en niemand is bereid om alle spullen, variërend van computer tot huisraad, met een bus naar de haven te rijden. Aan boord moppert Sjaak: ,,Wat een coördinatie met die lui." Na een half uur komt de wagen met spullen. Opvallend is dat de chauffeur tijdens het uitladen rustig een half uur achter het stuur blijft zitten met een gezicht van hier wordt ik niet voor betaald.... Niemand die er iets van zegt. Zeeziek Als de Naviculla het ruime sop kiest zijn deze ongenoegens snel verdwenen. ,,lk zal jullie keurig op de hut zetten, stelletje landrotten", zegt Sjaak lachend tot Daniël Spitzer en Kees Rappoldt. Voor de NIOZ haven lijkt echter het tegendeel waar. De platbodem heeft duidelijk moeite met de straffe wind en de flinke golfslag en de biologenbe- manning ook. ,,Je gaat er goed onder" klinkt het over de boordradio. ,,Ach, ik krijg wat buizerdjes over de hut, maar we blijven binnen droog" is het gemoe delijke antwoord van Sjaak Oversluizen. Niemand in de stuurhut zegt iets maar tussen het gebonk en gedreun van de motor en de duikende vloer door trek ken enkele gezichten wit weg. Het is ontzettend warm binnen en sommigen onderdrukken een opkomende zeeziekte door even achter aan dek te gaan, waarbij ze meteen een nat pak oplopen. Kees Rappoldt en Daniël Spitzer be grijpen dat bij een dergelijke zee de dure en gevoelige apparatuur goed ingepakt moet worden. Met plastic tape en touw wordt twee uur hard gewerkt. Dan wordt de deining minder. De Naviculla is op zijn bestemming de rand van het Baigzand: het Amsteldiep. Het water zakt snel en schipper Sjaak besluit dat gepoogd moet worden met de rubber boot over de hoger gelegen bank naar de honderden meters verder gelegen hut te varen Bij deze eerste poging blijkt dat de rubberboot niet meer in staat is over de bank te varen. Het water staat te laag. Het is duidelijk dat het laat zal worden want nu moet gewacht worden tot de bank droogvalt waarna de spullen met twee meegenomen bolderwagens naar de hut gereden kunnen worden. „Als je geen vegetariër bent, kun je mee-eten", zo deelt Sjaak ons met een cynisch lachje mee. „En daarna moeten jullie van boord want we willen TV kijken vanavond." 's Avonds is de wind weer wat toe genomen. De 20 pk buitenboordmotor drukt de rubberboot, met aggregaat, stoelen en Sjaak en Kees, schuin tegen de stroom in. Er wordt langzaam, om golven over de boeg tegen te gaan, naar de zandbank gevaren. Voor de mensen die achterblijven op de Naviclulla zijn het spannende momenten. Astronauten Het ene moment ligt het bootje bovenop een 'roller' en even later is alleen de punt van de rubberboot nog te zien achter een golf. Veilig wordt het wad echter bereikt en de spullen neer gezet. Even later een schilderachtig gezicht: afstevend tegen de ondergaan de zon lopen twee zwarte silhouetten moeizaam de bolderwagen trekkend naar de verder gelegen wadhut. Het zijn net twee astronauten op de maan. Dat beeld herhaalt zich nog vele malen en de spannendste tocht is tevens de laatste. Bij deze oversteek moet de computer kast en het zorgvuldig ingepakte toet senbord mee. De wind neemt met het opkomen van de vloed nog steeds toe. Terwijl de zware kast in de rubberboot wordt gehesen, geeft Sjaak mij een knipoog. „Ik heb die bioloog net een paar mooie buizerdjes gegeven. Hij was drijfnat." Even later krijg ik ook een paar 'buizerdjes' van de lachende Sjaak. Bij de wadkant gekomen springen we te vroeg uit de boot. Het gevolg: nat tot de knieen. De zon is intussen onder en de omgeving krijgt een wat troosteloze aanblik. Twee half in de modder gezakte tafels met ingepakte apparatuur, twee nat geworden rugzakken en doorweekte kartonnen dozen met etenswaar. Daniël Spitzer besluit één nacht in de hut te blijven om ons te helpen orde op zaken te stellen. Bij de hut gekomen maakt het voorlopige onderkomen een angstaanjagende indruk. De wind pro duceert in het stalen buizenframe een hoge fluittoon. Als alle spullen naar de hut gereden zijn, besluiten we als eerste het aggregaat naar de tussenverdieping te takelen. Dit karwei kost ons uitein delijk een half uur. Met geen mogelijk heid is de 'energiemachine' langs de uit stekende vloer van het tussenplatform te tillen. Kees Rappoldt bedenkt een oplossing waarbij hijzelf het contrage wicht vormt. Het aggregaat aan het ene eind van het touw op de grond en Kees Het overladen van de spullen van „de Naviculla"in de rubberboot was een koud en nat aan het andere eind op het tussenplat form. Als Kees van het platform springt schie, het aggTegaat naar boven en met onze hulp krijgt hij een vaste plaats op de eerste etage. Zo worden alle zware spullen omhoog gehesen. Naar de bo venste verdieping is nog moeilijker. Op het tussenplatform veroorzaakt de wind een flinke zuigkracht. Die kracht is zo groot dat we ons altijd met één hand aan ladder of frame vast moeten hou den. Toch is de gezamenlijke spier kracht voldoende om de koelkast, ac cu's, computerkast e.d. naar boven te tillen. Oproep Bij het ophalen van de laatste spullen van de waterkant blijkt Sjaak de enkele stoelen die er nog stonden weer in de rubberboot geladen te hebben. „Het water komt snel op en de weerberichten zijn niet gunstig. Jullie zijn drijfnat. Ik heb liever niet dat jullie vannacht in de hut blijven, maar aan boord stapt", zo deelt hij kortaf mee. Na enige discussie wordt het aanbod van Sjaak door Kees en Daniël gretig aangenomen op voor waarde dat ze de gelegenheid krijgen de spullen van waarde die nog op het tussenplatform staan in de hut te zetten. We krijgen een walkie talkie mee, zodat we later de rubberboot op kunnen roepen. Tegen middernacht staan we verkleumd op het wad te wachten. Het water overspoelt de bank al en onze oproep wordt op de Naviculla niet ge hoord. Later blijkt dat de bemanning beneden in het kombuis naar een sport- NlOZ-natuurkundige Kees Rappoldt met een deel van de computerapparatuur. uitzending op de tv heeft zitten Als we geruime tijd later dan gehaald worden, weigert op de weg de buitenboordmotor. We elkaar moe en hulpeloos aan. „Ik dat dit een hoogtepunt is in jullie vraag ik aan Daniël Spitzer. „Het is zwaarder dan ik dacht. We maken slechte start", antwoordt hij. Na gesleutel in het aardedonker Piet Drijver van de Naviculla komen uiteindelijk aan boord. Bij het aan hijsen maakt de bemanning een rej fout. De boot wordt aan de takel bo op een buitenboordmotor gezet, volg: de boot is lek. „Die moet naar Haag" is het dubbelzinnige (voor zo reparatie als subsidie) commentaar Drijver. Electronische foefje Na een stevig ontbijt worden we volgende morgen voor de tweede n op het drooggevallen Baigzand ge: Als de Naviculla wegvaart kijk ik e naar Kees Rappoldt. „Als het ons niet bevalt?" vraag ik. „Dat is jammer", is zijn antwoord. Daniël S zer gaat mee voor de nodige instruc en hulp. De hele dag is nodig voor aanleggen van leidingen, het timme van kasten, uitpakken en installeren de apparatuur, etc. Het is duidelijk beide biologen met één ding bezig i het laten werken van de computer. moeten zo snel mogelijk proberen meting te verrichten. Dan weten w( er niets stuk is", is het commentaar Spitzer op de ongeregelde hoop hi houdelijke spullen in de hoek van hut. Nadat de lichtmeter provisorisch het dak is gezet wordt het 'magisc computerprogramma (een klein cas tenbandje) in het toetsenbord geste De computer start het meetprogranr maar de gegevens kloppen niet en computer staakt op de vreemdste i menten. Na wat geharrewar blijkt voedingapparaat dat de stroom van aggregaat moet omzetten in zv stroom voor de lichtmeter en de cl puter met de daarbij behorende 'afli kasten' toch nat geworden te zijn. K denkt het te kunnen klaren maar Da Spitzer heeft er een zwaar hoofd in zegt toe bij thuiskomst op het NIOZ voedingspparaat bij havenmee Beumkes te brengen. Als er dan schip richting Baigzand moet, kan simpele maar broodnodige instrurr afgeleverd worden. Nadat Spitzer d de Griend is afgehaald kan aanda besteed worden aan het verder inricf van de hut. Na de avondmaaltijd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1981 | | pagina 4