Oude raadsels rond
vergeefse redding
,Oakford"-ramp 50 jaar geleden
•A.l
Opgetekend uit de
verzameling van
Klaas Uitgeest
JANUARIDAG 13 JANUARI 1984
TEXELSE COURANT
PAGINA 9
LD TE)
obank
>nderda M M m
3 Amstelhj
vanaf D$
Op 17 januari 1934 onderging Texel een scheepsramp die tot
;rnhardlafP ^a9 van vandaag als de grootste „recente" zeecatastrofe
te boek staat. Bij de stranding van het Engelse stoomschip
„Oakford" vonden alle tien opvarenden de dood in de golven.
De omstandigheden waaronder dit gebeurde kunnen zonder
meer raadselachtig worden genoemd. Hulp van de Texelse red-
=m°*Hinghnnt werd afgewezen. Men ging met een eigen sloep van
_j)0ord. De reden waarom kapitein J. Pellit geen hulp wenste en
opdracht gaf met eigen roeikracht de wal te bereiken zal nooit
bekend worden al menen experts dat de opkomende en tegen
het (nog volledig in takt zijnde) schip beukende vloed de schip
per zoveel angst heeft bezorgd dat hij besloot van boord te
gaan. In dit artikel een reconstructie van de ramp.
Woensdag 17 januari liep de „Oak
ford" op weg van Gent naar Delfzijl om-
jstreeks zes uur 's middags op een zand
bank in de Eierlandse Gronden, het was
istormachtig weer met zuidwesten wind.
Na de stranding werden noodseinen ge
geven met morse-lampen en tegen acht
uur voer de motorreddingboot,, Eier-
land" met schipper J. van der Kooij uit
naar de plek des onheils. Hoe laat men
bij het schip aankwam is niet precies be
kend. In kranteverslagen wordt gespro
ken over twee uur 's nachts maar Van
der Kooij verklaarde zelf later voor de
Raad voor de Scheepvaart dat hij om
half twaalf het schip bereikte.
Daarba
an derf
Volgens dezelfde verslagen was de
tocht zo langdurig omdat in een wilde
zee met opkomende vloed diverse zand
banken moesten worden ontweken. De
reddingboot liep zelfs enkele maken vast
op een bank en de bemanning beleefde
spannende momenten. Schipper Van
der Kooij: „Eens greep een golf de boot
beet. Ze plonsde vol water en alle lichten
werden gedoofd. In de duisternis
moesten we verder. Toen de zee even
rustiger was, konden we de boot leeg
scheppen. We worstelden uren om later
weer door een hoge golf gegrepen te
worden. Die smeet ons met zo'n kracht
tegen de „Oakford" aan, dat we dach
ten dat de sloep middendoor ging."
Geen touw
Het gezegde als de nood het hoogst
is, is de redding nabij, leek voor de dap
pere Texelaars even niet op te gaan. Ter
wijl de reddingboot meer onder dan bo
ven water verbleef en desondanks po
gingen ondernam heel dicht bij de „Oak
ford" te komen, ondernamen de Engel
sen niets om de redders te helpen.
Schipper Van der Kooij verklaarde na de
tocht: „Aan boord stonden ze niet klaar
om ons een touw toe te gooien. Dat is
toch het eerste watje doet. Huizenhoge
golven sloegen over het schip heen en
ook over onze reddingboot. Boven op de
brug, als twee schimmen, zagen we
twee mannen staan. We schreeuwen en
riepen maar dat gaf niets. Wij wilden
helpen maar ze wilden er geen gebruik
van maken." Volgens de schipper veran
derden de schipbreukelingen opeens van
gedachten. Een matroos trachtte met
een haak een touw toe te steken en hij
maakte duidelijk dat de reddingboot
naar de andere, luwere, zijde van de
gestrande schuit moest varen. „Dat was
makkelijker gezegd dan gedaan", aldus
Van der Kooij.
Vijftig man
De Texelaars poogden de bemanning
duidelijk te maken dat ze het schip
moesten verlaten maar op deze kreten
werd niet gereageerd. Na veel moeite
kwam men langszij aan de andere kant.
„Wij lagen daar zo rustig dat een kind
had kunnen overstappen", aldus de
voormalige schipper die er aan toevoeg
de dat men op deze wijze „wel vijftig
man aan boord had kunnen nemen." Er
stond niemand aan dek. Na lang wach
ten kwam er een Engelsman naar de re
ling maar die werd meteen teruggeroe
pen en het schreeuwen van de redders
om de man te overreden haalde niets uit.
Nog later zag men het hoofd van de kok
om een deur (hij rookte op zijn gemak
een pijp) en weer riepen de Texelaars dat
de bemanning in ieder geval de moeite
zou moeten nemen enige woorden met
hen te wisselen. „Maar ze namen niet
eens de moeite antwoord te geven."
Twijfel
De redders wisten verder ook niet wat
ze moesten doen en voeren weer terug
maar toen sloeg de twijfel toe. Voor een
tweede maal kwam men langszij en dit
maal werd een „witte flambouw" ont
stoken als teken dat de redders bereid
waren te wachten. Dat vuur was tevens
een sein voor de reddingboot Brandaris
van Terschelling dat de „Eierland" bij de
Oakford lag, want de scheepslichten
waren immers door de storm gedoofd.
Wederom werd geroepen maar er kwam
geen teken van leven. Toen de „Eier
land" voor de tweede keer wegvoer za
gen ze de Engelsen die vuurpijlen af
schoten. „En ziet u, dat was i\ou het el
lendige, juist toen we weg waren scho
ten ze weer vuurpijlen af en gaven ze
weer SOS-seinen," aldus Van der Kooij.
De „Eierland" kon echter niet meer te
rug want de storm nam toe. „Wij dach
ten eigenlijk niet dat we het er nog le
vend zouden afbrengen."
Geen licht
Ook wordt uit de doeken gedaan
waarom de reddingboot van Terschelling
zich met de redding bemoeide. Nadat
om zes uur het noodsein was gegeven
had men, zoals gezegd, twee uur nodig
om de „Eierland" in zee te krijgen. Dat
duurde zo lang omdat een kunstmatig
strand moest worden aangelegd voor de
rails waarover de motorboot in het water
gleed. Met de plaatselijke reddingcom
missie werd afgesproken dat men af en
toe een speciale lamp zou ontsteken zo
dat (als de scheepslichten uitvielen) de
commissieleden konden zien waar het
schip zich ongeveer bevond.
Om kwart over negen hadden de turen
de commissieleden echter nog geen
licht waargenomen en men werd onge
rust. Daarop werd de Brandaris opgeroe
pen om ter plekke te gaan kijken en in
middels was ook bekend geworden dat
de sleepboot „Holland" van de ber
gingsfirma Doeksen op weg was naar de
Eierlandse Gronden. Óm kwart over tien
werd vanaf Texel een rood licht gezien
en een half uur later een wit licht. Toen
waren de commissieleden veel geruster
op een goede afloop. Die afloop voltrok
zich echter niet snel want de verwach
ting dat de „Eierland" om half één 's
Het Engelse ss ..Oakford", gebouwd in 1900 en na de stranding voor een deel gesloopt door e
in tweeën en verdween in het zand.
n bergingsmaatschappij. Het schip scheurde later
sloep te strijken omdat de Eierlandse
Gronden met stormweer zeer verraderlijk
waren. Kapitein J. Pellit seinde terug dat
„de zee niet gevaarlijk was en dat de
sloep zou worden gestreken." Dit voor
nemen werd daarna snel ten uitvoer ge
bracht. De sloep met daarin kapitein J.
Pellit, eerste stuurman L. Smoughton,
Motorreddingboot ..Eierland" in actie bij het stoomschip.
nachts terug zou zijn, kwam niet uit. Het
duurde tot bijna half drie voordat de red
ders weer bij de vuurtoren arriveerden.
Eigenwijs
Tot zover de activiteiten van de Texel
se redders die nacht. Aan de „Branda
ris" werd gevraagd in de buurt van de
Oakford te blijven maar of dat is gebeurd
is twijfelachtig want dit schip komt in de
annalen verder niet meer voor. Wel lag
de sleepboot „Holland" inmiddels
dichtbij het stoomschip en volgens'de
verslagen liet de kapitein van dit schip
morse-seinen versturen waarin de Engel
sen dringend werd geadviseerd de Oak
ford niet te verlaten. Men zou de volgen
de morgen van boord worden gehaald.
Ook is nadrukkelijk gewaarschuwd geen
de machinisten G. Goodman en A. Mu-
die, de stokers G. Bush en F. Patterson,
de kok I. Leonard en de matrozen E. Bry
ant, H. Rogers, J. Desmond sloeg om in
de branding bij de Vliehors. De volgende
morgen vonden Vlielanders de aan
gespoelde lijken. Tegen de avond wer
den de stoffelijke overschotten naar het
reddingboothuis bij De Cocksdorp ge
bracht, waarna de slachtoffers werden
geïdentificeerd.
De Oakford sloeg de volgende dag lek
en zakte dieper weg in de zandbank. Het
668 ton metende schip werd in 1900 ge
bouwd en was eigendom van de rederij
Strubin en Co. Limited in Londen.
Gehaast vertrek
Vrijdagmiddag 19 januari brachten
vertegenwoordigers van de NZHRM
(o.a. secretaris De Booy) en vele journa
listen (in een apart bootje) een bezoek
aan het gestrande schip. De Oakford
bleek nog intakt, er was geen ruit ges
neuveld en de experts van de redding
maatschappij twijfelden zelfs of het
schip wel lek was. In de Texelse Courant
verscheen een uitgebreid verslag van de
ze tocht. Het schip maakte tien graden
slagzij en de journalist noemde de sfeer
aan boord „eenzaam en doodsch". Alles
getuigde van een gehaast vertrek. In de
kaartenkamer lag een kaart waarop het
reddinghuisje op de Vliehors was on
derstreept. Men had met de sloep dus
zeer bewust koers gezet naar deze plek
en ook uit andere zeekaarten bleek dat
de Oakford tot de Texelse vuurtoren keu
rig op koers had gevaren.
vol levensblijheid en levenslust. De brui
degom was Smoughton." Verder meldt
het verslag dat een brief werd gevonden
van een machinist waarin hij zijn directie
verzocht had hem over te plaatsen op
een ander schip. Als men de Oakford
wegens opkomende vloed weer moet
verlaten wordt de journalist bijna lyrisch.
„Een schip heeft een ziel, een geschie
denis. Het heeft over zeeën gezworven,
havens aangedaan, van alles meege
maakt en vol leven gezeten. Het spreekt
nog van leven.... De kleine dingen aan
boord vertelden daarvan. Nu ligt het hier
op de Eierlandse Gronden en de beman
ning slaapt voor altijd."
Drankzucht
Op Texel gingen inmiddels de roddels
rond dat de bemanning dronken was ge
weest. Het feit dat het schip zonder dui
delijke reden strandde en dat de apathi
sche bemanning geen hulp wenste ga
ven voeding aan deze geruchten. -
NZHRM-secretaris De Booy zocht op de
Oakford nadrukkelijk naar alcoholica of
sporen van overmatig drankgebruik. Hij
vond niets dat wees op een drinkgelag.
„Noch lege, noch gevulde flessen", al
dus zijn verklaring.
Dit onderzoek betekende echter niet
dat er een einde kwam aan de wilde ver
halen. De bamenning had met de dron
ken kop immers bewust van hulp buiten
af moeten afzien, de rederij zou dit ge
drag niet op prijs hebben gesteld en
door zelf de kant te bereiken zou men
ontnuchteren, zeker na een nacht in het
reddingboothuisje. Sporen van drankge
bruik zijn wat betreft de flessen op zee
makkelijk uit te wissen; men gooit ze
overboord, zo redeneerden enkelen.
Lezing
De landelijke pers gaf blijkbaar ook
voeding aan de alcohol-geruchten want
op 2 februari had de Gereformeerde Ver
eniging voor Drankbestrijding uit Smilde
(Drente) een lezing belegd, waar de heer
Sheps uit Den Haag zou spreken over
„De ramp van de Oakford."
De redactie van de Texelse Courant
stond achter de conclusie van De Booy
en gaf de vereniging een flinke sneer.
„Wij staan tegenover drankbestrijding
niet minder gunstig dan u, maar geven u
in overweging de Oakford-ramp niet in
uw propaganda te betrekken." Later
kwam het bericht dat het commentaar in
deze krant aanleiding was geweest de
avond uit te stellen en uit een reactie van
spreker Sheps bleek dat de organisato
ren mogelijk zelf te diep in het glaasje
hadden gekeken. Hij vertelde dat de
spreekbeurt op korte termijn moest wor
den voorbereid en de organisatoren in
Drente hadden zelf maar een thema voor
de rede verzonnen. Sheps kon daar ach
teraf niet mee instemmen. De spreker
kondigde een nieuwe titel voor zijn
spreekbeurt aan: „De klop op de deur".
(Jammer dat Smilde toendertijd voor
veel Texelaars ver weg was).
Onderzoek
De Raad van de Scheepvaart verrichte
een onderzoek naar de toedracht rond
de stranding en redding waarbij veel be
trokkenen werden gehoord. Óok deze
raad was niet in staat de oorzaak van de
stranding vast te stellen maar was wel
van oordeel dat de reddingboot „Eier
land" en het reddingwezen in het alge
meen volkomen paraat waren geweest
en al het mogelijke hadden gedaan om
het onheil te voorkomen. Volgens de
raad was de kapitein van de Oakford in
de veronderstelling dat de zandbank
waarop hij zich bevond vastzat aan de
Vliehors. Dat er tussen strandingsplaats
en kust nog een gevaarlijke geul met
banken zat was hem blijkbaar niet be
kend. Men nam daarom aan dat de
schipper van de Oakford „naar zijn
beste weten had gehandeld", waarbij
nadrukkelijk werd verklaard dat de be
manning van het bergingsschip Holland
geen drang had uitgeoefend om de Oak
ford te verlaten. Het tegendeel was vol
gens de Raad voor de Scheepvaart het
geval.
De uitspraak van deze raad was op 9 mei
en ver voor die datum hadden de tien
Engelsen al een rustplaats in hun ge
boorteland gevonden. Een paar dagen
na de ramp werden de stoffelijke over
schotten met een auto en vergezeld van
de reddingbootbemanning naar Oude-
schild gebracht waar het zwart zag van
de mensen. Het fanfare speelde op de
havenkade psalm 42 en diverse spekers
memoreerden de slechte tijding, waar
onder burgemeestere Oort, NZHRM-
man De Booy en Ds. Plug uit De Cocks
dorp. Het was een sobere plechtigheid
met als grote afwezige, volgens de kran
tenartikelen, een vertegenwoordiger van
de rederij of een afgezant van het Engel
se consulaat. Het deed er op dat mo
ment echter niet zoveel meer toe. Huib
Fenijn dichtte een vredig rijm voor deze
gelegenheid met als laatste strofe:
„Als de damp is opgetrokken
Hoort ook dit weer tot 't verlee
Tegen de verlaten glooiing
Klotst de onbewogen zee."
Burgemeester Oort voegde daaraan toe:
„Nooit zal men weten welke strijd in die
verraderlijke Eierlandse gronden gestre
den werd." Eén ding is zeker. Het was
een doodstrijd.
Gezicht op de vuurtoren vanaf de „Oakford". Deze foto werd enkele dagen na de stranding genomen. Duidelijk is t
geheel in de duinen staat.
zien dat de vuurtoren nog
De NZHRM-mensen zochten vergeefs
naar een Engelse vlag om die half stok te
hijsen maar vonden in het kombuis bor
den halfvol met eten en half gevulde kof-
fiekommen. De medewerker van de
Texelse Courant verdiepte zich in andere
zaken en doorzocht persoonlijke bezit
tingen van de slachtoffers. Een situatie
die, voor deze krant althans, heden ten
dage ondenkbaar is.
Een stukje van dit proza willen we u
niet onthouden. „In de stuurhut een
zakboekje van Smoughton, 35 jaar oud.
In dit boekje zaten enkele kiekjes die ei
genlijk hartverscheurend waren. Er
stond een kerkje op, een Engelsch kerkje
van witte steen en daarvoor stond een
bruidspaar met vier bruidsmeisjes. Alle
Bij het verschepen van de slachtoffers van Oudeschild naar Den Helder werd een officiële
plechtigheid gehouden. Op de foto enkele toenmalige autoriteiten rond vijf kisten die z'
afgedekt met zwart doek en daarop een Engelse vlag.
zijn