Vroeger werd elk plantsoen
p vrijdag aangeh
et Bakker kijkt terug in 't groen
pAG 6 JULI 1984
TEXELSE COURANT
PAGINA 11
Piet Bakker vond dat niet zo'n pro
bleem. Als het de spuigaten uitliep ging
hij naar de mensen toe. „Je kreeg schel-
kannonades door de telefoon en dan
geef ik liever geen antwoord", zegt Bak
ker gelaten. Hij ging er een dag later op
af om de „mensen recht in de ogen te
kijken". Zijn ervaring is dat de mensen
die het eerste aan de telefoon hangen
om burenperikelen aan te kaarten
meestal niet het grootste gelijk hebben.
„Soms dacht ik raas maar even uit. Ik
heb een ruim geweten." Dat gold overi
gens niet alleen voor burgers. Bakker
kan zich ook herinneren dat een verte
genwoordiger van het politiekorps hem
's nachts opbelde met de mededeling
dat het sneeuwde en hem sommeerde
met de strooiwagens de weg op te gaan.
Het was ver na middernacht en het
rooster is bij redelijke sneeuwval zodanig
dat men vanaf vijf uur 's morgens weer
op pad gaat om de grote wegen te ve
gen. „Dat kon ik die man toen maar niet
duidelijk maken. Hij bleef boos, maar ik
sliep even later rustig verder. Dat was
ook nodig want ik moest ook om vijf uur
op."
Veilig
Een ander heet hangijzer was de
laatste jaren het bestrijden van onkruid
met vergiften. Bakker schreef er een rap
port over met de titel „Spuit zo weinig
als je durft" en hij heeft er moeite mee
als mensen niet geloven in de goede wil
van de plantsoenendienst op dit punt.
„We laten ons elk jaar voorlichten over
de meest veilige middelen. Dat gebeurt
niet door bedrijven maar door de over
heid. Bovendien gebruiken we vergiften
zo weinig mogelijk." Helemaal zonder
zou Bakker het liefste zien maar dan zal
er veel meer personeel nodig zijn. „Je
kunt wel een heleboel willen maar dat
kost de gemeenschap dan ook een hele
boel geld." Als voorbeeld noemt Bakker
doorgroei van grassen en onkruid door
asfalt. Als men dat niet bestrijdt is een
nieuwe deklaag heel snel aan de orde en
dat kost een lieve cent.
Ravotten
Terugkijkend op alle projecten die al
zijn gerealiseerd zegt Bakker niet onte
vreden te zijn. Niet al zijn ideeën zijn uit
gevoerd maar dat is logisch want daaro
ver praten meer mensen met eigen
ideeën. Jammer vindt hij het wel dat de
wielerbaan door boomsingels is gereali
seerd. De nieuwe opzet van de ijsbaan in
Den Burg stemt hem echter uiterst te
vreden. „Ik vind het leuk dat dat nog net
voor mijn pensieon is afgewerkt. Dat
was toch een moeizame toestand." Er
blijft altijd iets te wensen en Bakker had
graag gewerkt aan een nieuwe Brink in
De-Koog en een nieuwe vijver in Den
Burg. De betonnen bak van de vijver in
De Koog noemt hij een miskleun en hij
vindt het zonde dat er een heining om
deze waterplas staat. „Daar moet je net
zoiets maken als in De Mars. Veilig voor
kinderen zodat ze op en langs het water
kunnen ravotten." Datzelfde vijver
principe had Bakker ook in Den Burg
willen doorvoeren maar het is er niet
meer van gekomen. „Op dat eilandje
zag ik al een molen met schoepenrad die
het water pompt en daardoor zorgt voor
zuurstof in het water en een kleine wa
terval. Dat is weer eens wat anders dan
een fonteintje."
Protesten
De trouwe krantenlezer zal het duide
lijk zijn. Piet Bakker is het niet eens met
de protesten tegen de waterpartijen in
De Mars. „We hebben veel te laat inge
zien dat water een vast onderdeel moet
vormen van een woonwijk." Dat geldt
niet alleen voor het prettig wonen in zo'n
wijk maar ook om technische redenen.
„Wateroverlast rond Starkenburg en de
Thijsselaan was er niet geweest als er
een waterbuffer was geweest." Bakker
is ook zeer tevreden over de groenvoor
zieningen in De Koog in het algemeen
en in de nieuwe wijk in het bijzonder.
Onderdeel daarvan is het artikel 11 ge
bied. Hij begrijpt dat de kans dat dit deel
van het plan nog wordt uitgevoerd niet
groot is. „Ik hoop dat ze toch naar het
oude plan kijken als al die voorzieningen
daar toch worden gerealiseerd." Iets
waar hij zich inwendig kwaad over kan
maken is het vernielen van bomen. „Op
de Groeneplaats kon je bomen blijven
planten."
Dat hoeft nu niet meer. Het enige wat
Bakker nog met grote regelmaat zal
planten zijn fuchsia's. Het kweken van
deze plant is al jaren een grote hobby,
die een nieuwe opleving kreeg toen hij
zes jaar geleden met astma-problemen
enige tijd thuis zat. Begin deze maand
nam hij op informele wijze afscheid van
zijn collega's in het raadhuis. Enkele col
lega's van gemeentewerken vonden ech
ter dat de externe contacten ook aan
bod moesten komen en spontaan werd
een afscheidsreceptie in De Lindeboom
gehouden.
Bakker zegt lang getwijfeld te hebben
over het vervroegd met pensioen gaan.
„Ik had ér nog zoveel plezier in en er zijn
altijd dingen die je af wilt maken." Hij
verkoos de VUT omdat hij tijdens zijn
ziekte ontdekte wat het is om „niet
meer verder te kunnen." „Ik voel me nu
weer lekker en daar wil ik nog van genie
ten". Om de twee jaar wordt een bezoek
gebracht aan de twee dochters in Cana
da en als we stellen dat één zoon. Peter,
wel heel dicht bij huis is gebleven en als
PSP-raadslid in feite de baas was van va
der fronst hij lachend de wenkbrauwen.
„Je zou ook kunnen zeggen dat de va
der, via de zoon, heel wat te vertellen
had."
Uit zijn verhaal en de gebaren blijkt dat
het een fijne tijd was maar ook een zere
plek in het gemeentelijk verleden.
„Het is voor mij een zwarte bladzij en ik
heb eigenlijk geen zin om erover te
praten."
Concurrentie
Zijn vrouw beaamt dat het voor haar
man een leuke tijd was, maar dat er wel
dag en nacht gewerkt moest worden.
De sociale werktuin was in feite een
kwekerij waarin planten en bloemen
voor de gemeente en voor de verkoop
werden gekweekt. Die verkoop aan par
ticulieren schoot in het verkeerde keelgat
van enkele Texelse kwekers en de kreet
„oneerlijke concurrentie" werd inge
voerd. Volgens Bakker was het finan
cieel niet mogelijk alle produkten van de
werktuin naar de veiling te brengen.
Normbesef
„Toen kwam ik gewoon weer terug in
de plantsoenen met de titel technisch
ambtenaar." Dat betekende werksche
ma's maken, de voortgang van het werk
controleren, plannen maken voor nieu
we groenstroken, enz. „Je zat nog wel
veel langs de weg maar stak veel minder
een schop in de grond." Dat hij carrière
maakte binnen de dienst en uiteindelijk
hoofd van de ploeg werd, dankt Bakker
volgens eigen zeggen aan het feit dat hij
een man van het eerste uur was.
„Je zag de dienst langzaam groeien en
wist van veel plaatselijke problemen."
Daarmee doelt Bakker niet op menselijke
problemen maar op de natuurlijke ont
wikkelingen ten opzichte van het klimaat
en het gedrag van de Texelaars. „Na de
oorlog was er een grotere netheidsgraad
en een hoger normbesef ten opzichte
moet mij niet steeds vragend aankijken", zegt zijn vrouw,
«et daar het fijne niet van." Piet Bakker graaft in zijn ge
niet omdat hij vergeetachtig is maar omdat er zoveel
neringen zijn die door zijn hoofd dwarrelen. Zijn vrouw
lem niet helpen en we beperken ons tot een paar onder-
en die hem na bijna 38 jaar in dienst van het gemeentelijk
'na aan het hart liggen en waarbij ook oud zeer boven
Elke baan heeft fijne en rottige kanten. Als hoofd van
jntsoenendienst krijg je soms nogal wat over je heen."
hoofd van de plantsoendienst
bescheiden benaming want
was als outsider in het ge-
telijk apparaat meer een ma-
van alles. „Ook voor andere
ien was hij in touw en dat va-
evan het innen van belasting
tot een uitleg over het functi-
nvan de vuilnisdienst aan een
eilandbewoner. Gemeente-
omschrijft hij als een fijn
waarin je kon meepraten. En
ootste winst van 38 jaar plant-
ndienst noemt hij het feit dat
Jitiek nu oog heeft voor groen-
aningen. „Toen ik begon was
acht een stiefkindje op de
onder gemeentelijk beheer 80
groen waarvan het merendeel
stroken of singels bestaat. Vol-
iakker is hij blij dat het er is. Elk
dingsplan vermeldt de kosten
ralisering van plantsoenen, speel
den singels. Vroeger was het een
:«t op de begroting. De vijver in
lurg kwam er niet omdat men
een vijvel wilde hebben maar om
it stuk grond aan de Keesomlaan
egraven en er een groot gat was.
est je aanpassen aan de omstan-
in en kijken wat er overbleef voor
iodige groene longen." Dit roeien
inancieel zwakke riemen werd ge-
beter.
Iter vetelt niet zonder trots dat hij
de eerste ambtenaar was die in
heidscontract niet werd aangeduid
ie anderen met de titel ambtenaar
imene dienst. Bakker werd ambte
plantsoenendienst. Dat is geen
oste van hemzelf maar van de
'alige burgemeester Reehorst die
Bakker de eerste was die veel
g hechtte aan goede gemeentelijke
raing van bomen en planten. „Hij
duidelijke ideeën over de start van
vote plantsoenendienst." De dienst
mdtoen min of meer uit drie man.
regende kon je weieens tijdelijk
gemeente helpen en deze drie
i, Niek Spaans, Piet Zijm en Piet
deden ook allerlei ander werk.
ras logisch want Bakker somt nog
leloos de stukken grond op waar de
eente verantwoordelijk voor was: de
intuin, het Esperantomonument
Kogerstraat, de algemene be
nplaats, het Russenkerkhof, 't
aan het.Schilderend en een lap-
groen aan de Achtertune
irend.
Goed nest
Ach, je hield een praatje met
itra", aldus Bakker over zijn sollicita-
toenmalige directeur van ge-
Hewerken zal ongetwijfeld hebben
:ht dat Piet Bakker uit een „goed
kwam want de toen 24-jarige
laar stamde uit een geslacht van
Jgravers en aansprekers en ook dat
torde tot het metier van een ge
melijke plantsoenenman. Boven-
iiad hij al bewezen te willen werken;
oorlog als onderduiker op een
fderij en later bij vader in het dorps-
Schouderophalend zegt Piet
echter dat de goede nest-
ofie hem nooit heeft overtuigd. „De
kan heel anders zijn dan de vader,
soort wijsheden zeggen me niet
fel.
Magere hein
Zo'n zestig begrafenissen per jaar" is
antwoord op de vraag of Bakker in
aerste jaren bij de gemeente vaak op
begraafplaatsen aan het werk was.
het graven van zestig graven was
aar nog veel meer werk. „Het is een
te vlakte en je maaide nog met ma-
hein. Als het een droge zomer was
ast je 's morgens om vijf uur begin
niet maaien want dan was het gras
nat. Later kreeg je er niets meer af."
alleen het onderhoud en de jonge
olant gaf veel werk. Tot 1950 had
ter te maken met de nasleep van de
cg. Opgravingen van onbekende
laten was bijna aan de orde van de
Dat gebeurde onder militair toe-
in de hoop dat het stoffelijk over-
ot aan de hand van kleine gegevens
ag de naam zou kunnen krijgen
hij in tijd van leven naar luisterde.
Luguber
een aantal gevallen was opgraving
cesvol. Bakker moest samen met zijn
i's de lijken opgraven. „Dat was
toirlijk wel een triest karwei maar als
je later hoorde dat iemand nog was geï
dentificeerd, gaf dat ook weer voldoe
ning", zegt Bakker berustend. Aanvan
kelijk heeft hij niet veel zin om over zijn
werk „op de dodenakker" te praten.
„Het is voor veel mensen luguber en die
begrijpen het misschien niet dat je er zo
makkelijk over praat". Voor de voormali
ge ambtenaar is het echter niet luguber.
„Je blijft er natuurlijk niet koud onder?
Elke begrafenis of opgraving doet je wel
wat maar het omgaan met dode mensen
werd steeds meer normaal." Volgens
Piet Bakker is dat niet verwonderlijk om
dat zijn vader en schoonvader doodgra
ver waren en zijn grootvader en een oom
aanspreker.; „Als kind snapte je al dat
de dood echt bij het leven hoort."
Strenge vorst
Hij heeft de roman „De Aansprekers"
van Maarten het Hart gelezen waarin
zeer nuchter wordt verteld over het ma
ken van graven, de contacten met be
grafenisondernemers en de mensen die
een begraafplaats bezoeken. De nuchte
re, humorvolle sfeer van het boek heeft
Bakker aangesproken. Er waren veel
punten van herkenning, zoals het maken
van graven met strenge vorst. „In fe
bruari 1947 hadden we drie begrafenis
sen in één week. Het vroor lange tijd dat
het kraakte en samen met Spigt en
Spaans had ik een week werk om drie
gaten van een meter diep te hakken. De
vorst zat toen heel diep." Een andere
keer was het graf op tijd klaar maar kon
de begrafenisstoet niet bij de begraaf
plaats komen wegens- hevige sneeuw.
Toen is de teraardebestelling een dag
uitgesteld.
Bij vorst was een bijzetting in een fa
miliegraf ook geen eenvoudige opgave
want het hardsteen was door de koude
vaak bros.
De Engelse oorlogsslachtoffers wer
den na de oorlog het eerst opgegraven
maar de meesten bleven op Texel. Ame
rikaanse en Franse strijders werden ook
uit de grond gehaald en naar hun thuis
land gebracht. Bakker herinnert zich het
voorval met een kist met hangslot. „Een
opgegraven man had nogal wat gouden
tanden en ze vertrouwden ons blijkbaar
niet. De kist ging op slot."
Eerbiedig
Het ophalen van aangespoelde lijken
deed Bakker ook en dat gebeurde toen
eenvoudig. „Er waren niet allerlei voor
schriften en je ging er met het gemeen
tebusje of een jeep opaf." De plantsoe
nenman herinnert zich ook kritiek op zijn
handelen. „Op een dag regende het
enorm en in het piepkleine huisje op de
begraafplaats stond een kist met een
stoffelijk overschot dat we van het
strand hadden gehaald. Het was schaft
tijd en we aten ons broodje op, zittend
op de kist." Een Texelaar zag beide heren
zitten en deed zijn beklag bij de directeur
van gemeentewerken. Volgens Bakker
meende de klager dat hij en zijn collega
niet eerbiedig waren voor de dode, maar
Veldstra wist wel beter. „Die wist dat we
ons best deden en wel met eerbied voor
dood en leven werkten. Hij begreep ook
dat het die dag hard regende. Ik heb er
nooit meer wat van gehoord," aldus
Bakker.
Instorting
De gemeente had niet alleen het on
derhoud van en de werkzaamheden op
de begraafplaats in Den Burg maar ook
in Oosterend en De Koog. In Den Burg
moest een graf altijd met z'n tweeën
worden gegraven met het oog op instor
tingsgevaar. Op de nieuwe begraafplaats
in Oosterend hoeft dat niet meer. De
structuur van de grond is daar veel hech
ter. In het voorjaar was het het drukst.
Bakker noemt het gezegde „haal je
maartje dan leef je nog een jaartje." „Ik
geloof dat daar veel waarheid in zit. Als
het een lange winter was dan zagen
sommige ouderen het niet meer zitten."
Rond 1950 werd Bakker meewerkend
voorman. Een job die eigenlijk te verge
lijken valt met het vorige werk maar hij
kreeg iets meer verantwoordelijkheid.
„Je kreeg een andere titel maar de
dienst groeide heel langzaam, zodat er
niet zoveel veranderde." Dat gebeurde
wel in 1957 toen er enkele WSW-
krachten de plantsoenendienst gingen
versterken. In de zestiger jaren resulteer
de dat in een zogenaamde sociale werk
tuin waar minder-validen e.d. konden
werken. De sociale werktuin was groot
en al gauw vonden twintig personen
daar werk onder leiding van Piet Bakker.
Het maakte Piet Bakker niet veel uit waar een foto werd gemaakt. Een door hem verplantte
boom aan de Boogerd kon er niet helemaal op en toen ging hij naar de algemene bedraafplaats.
„Dit lijkt mij we! een goed doorkijkje met die bomen en die planten."
„Dus werd de zaak weer snel
opgedoekt."
Naast het werken overdag ging de fa
milie-Bakker met anderen tien jaar lang
met de WSW-ploeg op vakantie. „Die
week vakantie was vaste prik en het was
echt heel leuk. Ze leefden er naar toe en
voor sommigen was het reuze spannend
omdat ze nog nooit van Texel af waren
geweest." Bakker vertelt van een jongen
die tijdens zo'n week last had van zijn
voet. Hem werd gesommeerd zijn voe
ten te wassen zodat Bakker naar de
wond kon kijken. „Dat deed hij maar ik
vroeg hem ook zijn andere voet te laten
zien. Dit was gitzwart, dus niet gewas
sen", aldus een lachende Bakker. „Ik
wist dat ie niet van water hield." Zakelijk
gezien kan Bakker zich voorstellen dat
het bedrijfsleven in opstand kwam tegen
de gemeentelijke tuin maar hij zag met
hoeveel plezier „zijn jongens" in de tuin
werkten. „Het was een hele rel, maar
daar werd niet over gerept." Waar de
tuin was kwam de Bernhardlaan en bijna
alle kassen werden gesloopt.
van het werk dat wij deden dan nu",
stelt Bakker aanvankelijk met zekerheid
maar later relativeert hij die mening een
beetje met de mededeling dat de plant
soenman in die tijd meer een „mens"
was in die zin dat zijn zwoegen op gras,
perkje en boomsingel door veel mensen
werd gadegeslagen. „Het publiek zag
dat we ons best deden. Dat doen we nu
ook nog maar het werk is voor een groot
deel door machines overgenomen en die
geven de indruk dat alles snel en gemak
kelijk gebeurt." Met andere woorden:
eventuele schade is ook makkelijk te
herstellen.
Papiertjes
„In de eerste jaren moest alles er pico
bello uitzien. Vaste prik was dat er vrij
dagavond geen papiertje op een gazon
mocht liggen. Alles werd vrijdagmiddag
aangeharkt."
De steeds groter wordende oppervlak
te grond die de gemeente moest onder
houden noopte tot mechanisatie en tot
een minder proper beleid. In sommige
waait ook graszaad op het boerenland
en als ze daar over beginnen moet je ze
ker het gras in de bermen omploegen. Ik
kijk wel uit."
Klachten
Bakker bezocht zijn mensen die ver
spreid over Texel werken zo'n twee a drie
keer in de week. „Anders heb je geen
band meer met je mensen. Ze moeten
weten waar jij mee bezig bent en ik wil
graag horen met wat voor problemen zij
geconfronteerd worden." Bakker heeft
ook geijverd voor een gemeentelijke
man in alle dorpen en dat is op Den
Hoorn na gelukt. Een manus van alles
die de mensen kunnen aanspreken als-
zijnde „de man van de gemeente". Deze
kracht kan hulp bieden bij een verstop
ping, geeft bijvoorbeeld kleine adviezen
over tuinonderhoud en heeft een afzet-
hek met knipperlamp. Deze aanpak re
sulteerde in ieder geval in minder telefo
nische klachten aan het adres van de
geïnterviewde. „Je werd overal bij ge
haald. Een burenruzie over een heg of
kinderen van anderen die wat aan het
vernielen waren. De mensen weten je te
vinden."
singelbeplantingen mocht gerust gras
groeien, zeker als het een brede singel
was. Het planten van kruiden deed zijn
intreden en er kwamen meer „ruige"
schakeringen in het samenspel van plan
ten, bloemen en bomen. „Je moet al
leen altijd oppassen voor teveel kweek.
We hebben toch steeds meer plannen
uitgevoerd waarbij het onderhoud be
perkt kon worden, maar dat er toch
kleurrijk uitzag."
Zelfstudie
Bakker heeft nergens voor geleerd, al
thans hij heeft geen schoolopleiding in
de richting van bos- of tuinbouw. „Het
werk bleek mijn hobby en automatisch
ga je dan aan zelfstudie doen want je
was niet tevreden met wat je wist." Vele
cursussen werden gevolgd en er zijn lan
delijke voorlichtingsdagen waarin nieu
we ontwikkelingen worden belicht. De
boekenkast in de huiskamer staat vol
met wetenswaardigheden over flora en
fauna.
Bakker is de motor van veel zaken
waar het publiek vaak overheen kijkt.
Enkele jaren geleden werden enkele bo
men verplant en die operatie blijkt nu
succesvol. Alleen de iep op het
dorpspleintje in Den Hoorn haalde het
niet. In het centrum van Den Burg kwa
men bloembakken die het dorp een fleu
rig aanzien gaven en de plantsoenen
dienst wist snel in te spelen op de be
hoefte om de wegbermen een fleurig
aanzien te geven. „Daar heb ik met mijn
collega's veel waardering voor gehad.
Vroeger gebeurde dat vaker maar die
wilde bermen met al die bloemen vallen
de mensen gelukkig op en dat zeggen ze
je ook". De tegenstanders van dergelijke
bermen (die twee keer per jaar worden
gemaaid) begrijpt Bakker niet goed.
Omploegen
De verkeersveiligheid is volgens hem
niet in het geding. Hij kreeg meer dan
eens het verwijt dat de reflecterende
paaltjes niet meer zichtbaar waren maar
dergelijke kritiek deert hem niet. „In het
buitenland, bijvoorbeeld Frankrijk, zie je
allemaal hoge grasbermen. De bloeien
de berm is dan gewoon een tijdelijke af
bakening van de weg."
Boeren die klaagden dat ze op hun
land moesten spuiten om het overwaai
ende onkruidzaad te vernietigen kregen
van Bakker één antwoord: „Dat land is
van jou en daar zorg jij voor." Hij legt dat
korte antwoord uit. „Ze bekijken het an
ders dan wij. Maar het eind is zoek als je
daar rekening mee gaat houden. Er