Gorzen, weinig bekende roedvogels en wintergasten Ilet vergaan van Galjootschip „HARLINGEN er wahrisch vangst in Straat Davids e 's morgens 5 uren op 23 Augustus 1826 SCHOUDER KARBONADE I® door Kommandeur K. HOEKSTRA van Texel Instuifavond voor de jeugd SPAR 1381 iRIJPAG 2 NOVEMBER 1984 TEXELSE COURANT PAGINA 13 erkten in het ijs op Noord over zoo veel ij konden, hebbende iets Noordelijker ieder losser ijs, doch waren bijna bezet, is nachts hetzelfde dik van misL en 10 Augustus, des morgens de ind Zuidelijk met een klein koeltje, ferkten wij in het ijs op, hadden besten- 3 volk voor de boeg, die het ijs afzet- n, bewesten ons scheen aan de ver- loning der lucht Water, zoodat wij tiet je bekomende, spoedig inde vissche- waren. Voordemiddag liep het ijs dig- in elkander, en bij een klein vlardje nde, maakten wij, benevens de lUNDEE" daaraan vast, zijnde de IRIEL" een weinig beoosten, welke al- ar vastmaakten, kunnende niet bij ons men wegens het ijs. Namiddag liep tijs zoo digt, dat wij van top geen wa- konden zien, dan alleen de vertoo- ig der lucht bewesten ons, hetwelk is veel hoop gaf dat wij spoedig het ijs (s ruimende, in de visscherij zouden men. Wij hadden altemaal gebroken des avonds en snachts doodstil, aaide het ijs weder uit elkander zoo dat veel moed kregen, n 11 Augustus, des morgens de nd N.O. zaten wij digt bezet, kregen in Kaptein DUNCAN een stuk hout lor een grietesteng, gaven hem in de lats 2 sparren voor ijsboomen, die bij jm alle gebroken waren, voorts het ge- aele etmaal mooi weer. en 12 Augustus, des morgens de ind N.O. met een harde koelte, begon it ijs vrij wat te malen en wij konden izuiden ons meerdere ruimte zien, ormiddag staken wij twee reven in de irszeils, dik van mist, namiddag kre- in Wij het ijs op ans, en drong zoo sterk sn, dat wij ons roer ligtten en ons best eden om het vlard heente komen, lig- inde dan in een watertje en in minder evaar, hetwelk ons en de „DUNDEE" eide gelukten, wij hingen toen terstond ons roer weder aan. Tegen de avond mooi weer van wind, maar dik van sneeuw. Wij hadden meerdere ruimte, maakten los, gingen onder zeil en staken iereven uit, zijnde de „ARIEL" digt be st, des nachts hielden wij het gaande ■onder vooruit te geraken, ien 13 Augustus, des morgens de wind N.W. met een klein koeltje, hielden wij het nog gaande, draaiende het ijs vrij wat uit elkander, West over konden wij meerder ruimte zien, liggende het ijs daar om er in te kunnen werken, zoo dat wij dachten spoedig aanhet Westland en in de visscherij te komen. Voormiddag liep ons watertje bijna digt, moesten vast maken aan een klein vlard, de wind Z.W. en slecht voor ons, loopende het ijs allengs digter. Wij werkten bij ons vladje om, om niet aan de ijsbergen te geraken, die wij in groote menigte rondom ons hadden; van top konden wij bijna 200 tellen, hetwelk ons belette West over te kunnen komen, daar die bergen het ijs waarin wij waren stopten en zeer gevaar lijk maakten. Namiddag iets ruimer, gin gen wij weder aan het werk, om ware het mogelijk weder onder zeil te komen, daar iets boven ons waar de „ARIEL" lag, meerdere ruimte was, welke zijn geus heescb en zeil maakte, doch wij konden niet bij hem komen en moesten weder vast maken. Des avonds zaten wij digt bezet, ligtten ons roer weder, des nachts dik van sneeuw. Den 14 Augustus, des morgens de wind Z.ZW. dik van sneeuw, had de „DUNDEE" van Londen vrij wat boven ons onder drang van ijs, zoodat hij altijd in beweging moest zijn. Voor den mid dag vulden wij onze ledige versch water vaten van schots, lieten wij de timmer man een roermal maken hetwelk wij niet hadden. Na den middag, des avonds en 's nachts stil met sneeuwjagt. Den 15 Augustus, des morgens de wind Z.W. dik van sneeuw lagen wij digt bezet, konden van top geen water zien, zijnde de „ARIEL" mede uit het gezigt. Voor den middag een weinig ruimte, zoodat wij met verwerken van de schot sen, bij de „DUNDEE" aan een vlardje konden komen, en al naar hem toeko mende, al toewerkende bij hem vast maakten, rondom in vlarden en ijsber gen. Na den middag zaagden wij een dok voor de schepen, des avonds had den wij het dok klaar en haalden dè schepen in hetzelve zijnde het ijs daar acht voet dik, liggende toen veiliger voor het aandringen van het ijs. Des nachts stil met dik weer. Den 16 Augustus, des morgens de wind N.O. met dik weer lagen wij in het dok digt beset, konden van top geen water zien, bragten weder een griet jesteng omhoog, voorts het geheele et maal stil en een slegt gezigt. Den 17 Augustus, des morgens de wind Z.W. stil en dik van mist, hadden wij geen de minste verandering in het ijs. Voor den middag heschen wij de vlag gen en gaven ons volk een borrel, lig gende op zijde van de „DUNDEE", welks Kapitein dadelijk vroeg wat zulks beduidde? Ik gaf hem te kennen dat het de verjaardag was van de heer P. RO DENHUIS, waarop hij dadelijk zijne vlag gen liet hijschen en mede zijn volk een borrel gaf, Wij waren gezamelijk toen vrolijk. Verder den geheelen dag stil met een slegt gezigt. Den 18 Augustus, des morgens stil met mooi weer en een slegt gezigt, lagen wij nog digt bezet, voor den middag het zelfde, na den middag de wind Oostelijk met een klein koeltje. Wij zagen hier en daar een kleine ril water in het ijs, hingen ons roer weer aan en gingen aan het booren, werpen en werken, zooveel wij konden. Des avonds sloot het ijs weder en waren wij digt bezet. Wij ligtten ons roer en zetten victualie op het tusschen dek, daar wij rondom in de velden en vlarden zaten, en dezelve aankomende zeker ons schip moesten verliezen, wa ren niet in de mogelijkheid een dok te kunnen zagen, daar wij geen vlard kon den bekomen. Echter maakten wij onze paardenlijn op een groot vlard vast, om zoodra wij eenige ruimte kregen, aan het zelve te halen, des nachts zagen wij twee schepen uit de Zuid komen in het Z.W. van ons, zoodat daar zeker ruimte was, hoewel wij van top geen water kon den zien. Den 19 Augustus, des morgens stil, konden wij drie schepen in het Z.W. van ons zien, die uit de Zuid terug gekomen waren, hetwelk ons deed denken, dat er om de Zuid niet veel ruimte moest zijn, om door te komen, hielden het daar gaande. Voor de middag helder weer za gen wij dat een der schepen de vlag van het kruistop had waaijen, zijnde waar schijnlijk de „ARIEL" en zoo wij dachten de anderen, de Rotterdammer en JAN GROENDIJK. Wij heeschen mede de vlag van de kruistop, op dat zij konden zien, wie wij waren, gelijk ook de „DUNDEE" van Londen. Den 20 Augustus, des morgens de wind N.O. met heel mooi weer, zaten wij weder digt bezet, konden niets avancee ren, voorts het geheele etmaal het zelfde. Den 21 Augustus, des morgens mooi weer, een weinig ruimer, maakten wij weder los en werkten in de schotsen iets voort, doch moesten weder vast maken. Voor den middag was het iets ruimer, konden wij bewesten ons weder eenige rillen zien, hingen ons roer aan en werk ten weder voort. Na den middag maak ten wij weder vast beginnende het hard te waaijen, de wind Z.W. en wij hadden veel moeite om vast te komen, dat ech ter 's avonds gelukte. Wij hadden toen zooveel ruimte, dat wij een dok konden zagen en de schotsen uit hetzelve kon den kwijt worden, begonnen dadelijk te zagen des nachts door. Wij gaven ons volk een derde minder provisie, niet we tende hoelang onze bezetting konde du ren, daar het in den nacht vrij wat vroor, en wij konden invriezen, zijnde wij op 72 graden 38 min. breedte, wij ligtten ons roer weder. Voorts in den nacht regen en wind. Den 22 Augustus, des morgens de wind Z.W. storm met regen. Geraakte het ijs vrij wat in beweging, zoo dat wij onophoudelijk moesten werkzaam zijn, om het schip te bewaren. Wij moesten ophouden met het zagen van een dok, daar het ijs te zwaar was en wij te weinig avanceerden, als mede te veel te doen hadden met het schip. Voor den middag verbeelden wij ons ten Oosten een schip te zien vergaan, althans het vertoonde zich, als of de masten op ijs nederlagen. De „Dundee" van Londen lag digt bij ons mede zeer gevaarlijk, aan een vlard, dat even boven een ijsberg was liggen de. Na den middag weer en wind het zelfde. Wij hoopten dat zulks zooveel verandering zoude geven, dat wij binnen kort uit bezetting zoude geraaken. Des nachts begon het ijs vrij wat te draaien zoo dat wij altoos in beweging moesten onder het ijs tot aan de Mars, zoo dat wij niets konden bergen, dan eenige einden staand en loopend wand, benevens ee- nig brandhout van gebroken raa's, van de zeilen eenige lappen, die afgesneden moesten worden, zijnde het grietje en kruiszeil heel. De lappen werden voor het grootste gedeelte door de Engelsche matrozen weggenomen, de overige gaf ik ons volk, die niets van hun klederen hadden geborgen. Voorts werd nog ge borgen de lijnen van zes sloepen in het geheel 37 stuks. Wij konden bij mogelijk heid niet meerder krijgen, doch hoopten dat, het ijs iets ruimende, het schip zou de rijzen. Des nachts moesten wij bij de „Dundee" weder aan het zagen, begin nende het hard te waaijen en het ijs te kruien, onder een dikke sneeuwjagt, zoo dat wij, benevens de Kapt. niet anders dachten of wij zouden mede dit schip verliezen. Wij hadden dien dag in het Z.Z.O. van ons nog een schip met de masten op het ijs zien liggen, vreezende dat met dien wind een groote menigte schepen zouden gebleven zijn. Tegen de morgen bedaarde het weer en hield tot aller blijdschap het kruijen van het ijs op, evenwel konden wij met dubbel zijn, komende twee vlardjes regelregt te gen elkander in, en op ons aan, die wij, door het menigvuldigen ijs om ons heen,-niet konden ontwijken. (wordt vervolgd) Texelse kater adspirant groot-Internationaal kampioen Op een show voor kattenliefheb bers en fokkers uit Nederland, Duitsland, Frankrijk en België heeft de Texelse Perzische kater, eigen dom van Jan en Dorien Lusthof uit Den Burg het eerste certificaat be haald voor de titel groot- internationaal kampioen. Het dier is al internationaal kampioen. Als de rood-smoke kater noc twee cer tificaten haalt bij de volgende keurin gen heeft hij recht op deze speciale ti tel. Op de show in Boskoop waar 700 langharige katten werden gekeurd, be haalde een blauw-smoke van de fami lie Lusthof het predikaat Uitmuntend 1, de hoogste titel in deze categorie. Een creame poes van dezelfde fokkers werd bekroond met het predikaat Uitmun tend. Op de foto de internationale rood-smoke kampioen. mgvogeis met dunne, puntige inaveltjes zijn insekteneters. Vo- Igels met dikke, stompe snavels zijn 'hoofdzakelijk zaadeters. Dat leren kinderen al op de lagere school, latuurlijk is dat maar een ruwe landuiding. Er zijn allerlei tussen- •rmen en afwijkingen. Zeker is lat tot de diksnavelige zaadeters de vinken en de gorzen worden ge- 1 rakend. En over die laatste groep ■L?wil ik hier wat vertellen. Gorzen, het zegt u misschien helemaal niks. Toch zijn een paar soorten gor zen regelmatig op Texel te zien. Daaro- llver straks meer. De gorzenfamilie is in Wereldwijd verband gezien één van de "Jgrootste vogelfamilies. Meer dan 500 rwerschillende soorten worden ertoe ge- Ifekend. Over die familie-indeling wordt heel wat afgepraat en afgestudeerd door de vogelkundigen. Het kan dus tast zijn dat in het ene boek heel an- tare aantallen genoemd worden dan in het andere, want men is het nog lang niet met elkaar eens. Nu is het niet zo dat alle leden van die gorzenfamuilie ook werkelijk „gors" heten. Ook de .kardinalen" worden er, om maar een 'orbeeld te noemen, bij gerekend, irdinalen? Een vreemde naam mis schien voor vogels, maar er zijn zelfs (nog een paar soorten die hun naam te danken hebben aan de geestelijkheid. Wat dacht u van nonnetjes (een soort oenden) en fraters (een vinkachtig beestje)? Hoe verspreid de gorzen zijn 'lijkt misschien het beste uit het feit dat de bij ns meer bekende mezenfa- nilie „maar" uit 65 soorten bestaat, eeuweriken en zwaluwen zijn beide met 75 soorten op onze aardbol verte- lenwoordigd en kraaien met 100. Weinig op Texel De hoofdverspreiding van de gorzen '■gt zeker niet in Europa. In ons (klei- werelddeel leven maar 14 soorten. Slaan wij het boek „Birds of the USSR", dat dus ook het hele noorde lijke deel van Azië beslaat, er op na, dan vinden we nog slechts 28 soorten. Het is dus duidelijk dat de meeste soorten een zuidelijke verspreiding hebben of in de nieuwe wereld leven. Veel kans om die soorten tegen te ko men hebben de meesten van ons niet, maar dat maakt het ons gemakkelijker de hier wel levende soorten te herkennen. In ons eigen land valt het namelijk enorm mee. Er broeden hier vier ver schillende soorten terwijl er twee re gelmatig wintergast zijn. Zo weinig dat we ze allemaal wel even kunnen noe men. Broedvogels in Nederland zijn: de ortolaan (inmiddels zeldzaam), de grauwe gors (slechts plaatselijk), de geelgors en de rietgors. Wintergasten zijn de sneeuw- en ijsgors. Voor Texel ligt het in feit nog weel simpeler want ortolaan, grauwe gors en geelgors zijn slechts onregelmatige gasten op ons eiland. Alleen de rietgors is een vaste broedvogel. Zo is de sneeuwgors de enige regelmatige wintergast in redelij ke aantallen. De ijsgors wordt hier ook wel ieder jaar gezien, maar steeds slechts enkele exemplaren. Over drie soorten gorzen wil ik hier wat meer vertellen: de geelgors, de rietgors en de sneeuwgor?. De geelgors Misschien lijkt het wat raar deze soort hier te behandelen. Ik schreef immers dat geelgorzen maar weinig op Texel worden gezien. Het is een beetje een vreemd geval met deze soort want hij heeft hier wel degelijk gebroed. Nog niet eens zo heel lang geleden zelfs. Uit de eerste helft van deze eeuw zijn de gegevens helaas schaars. Rond de eeuwwisseling wordt hij wel als broed vogel genoemd. Daarna is hij volgens het boek van Drijver verdwenen, tot in de jaren vijftig, als hij weer broedend wordt vermoed. In 1959 werd het uit eindelijk met zekerheid vastgesteld. En zie, in de volgende jaren ging het steeds beter. Er kwamen er meer en meer. Het absolute topjaar was 1965 met 22 paren die bijna allemaal langs de bos-duinrand in lage of jonge boompjes werden vastgesteld. Eindelijk had de geelgors zich definitief op Texel gevestigd. Dachten we. Maar na dat jaar kwamen van jaar op jaar minder paren terug en sinds 1979 is de soort zelfs helemaal als broedvogel verdwenen. De oorzaken hiervan zijn allemaal erg onduidelijk. Zeker is dat er in heel Noordholland maar weinig geelgorzen broeden. Onze provincie ligt mogelijk een beetje buiten het eigenlijke ver- spredingsgebied van de soort. Alleen als het de geelgors erg voor de wind gaat, broedt hij ook op Texel. Kenne lijk was dat in het twintigtal jaren tus sen 1959 en 1979 het geval. Rietgors De rietgors is een heel ander verhaal. Deze soort broedt al sinds mensenheu genis op ons eiland. Zoals zijn naam al doet vermoeden, voornamelijk in het riet. Dat moeten we niet te nauw ne men want hij heeft ook geen bezwaar tegen een meer ruige begroeiing. Daarom broeden de meeste rietgorzen in de duinreservaten van Staatsbosbe heer. De rietgors is een vrij forse, hoofdzakelijk bruin getinte vogel. De mannetjes zijn in de broedtijd echter heel opvallend door een pikzwarte kop, kin en keel. De witte baardstreep en nek steken daarbij heel scherp af. Al onze gorzen vertonen „sexuele di- morfie". Een prachtige term die alleen maar betekent dat het mannetje en vrouwtje verschillend getekend of ge kleurd zijn. Het wijfje van de rietgors lijkt door haar bruine streeptekening bijna op een mus. De witte buitenste staartpennen, bij het wegvliegen goed De geelgors, waar is hij gebleven? zichtbaar, kunnen echter altijd verwar ring voorkomen. Trouwens de hele bruin-tekening van kop en rug zijn ook anders. Als u wel eens goed naar een wijfje van een huismus heeft gekeken zal dat u direct opvallen. De duinen zijn dus de gemakkelijkste plaats om rietgorzen te ontdekken en ook langs de Horspoldertjes zitten ze bijvoorbeeld heel vaak. Ook nu in de trektijd worden ze nog heel regelmatig gezien. Vogelaars ontdekken ze ook tussen het riet doordat ze de hoge, scherpe roep kennen. Het gaat de riet gors op Texel als broedvogel niet echt voor de wind. Gelukkig echter is de terugang veel minder sterk als bij neef geelgors. Uit de gegevens van SBB uit de duingebieden blijkt dat in 1973 135 paren werden geteld en dat sindsdien het aantal is afgezakt naar 103 paren in 1983. Ook bij deze soort is het niet erg duidelijk waarom en nu minder zijn dan vroeger. Het duin is gemiddeld wat droger geworden, er is een grotere oppervlakte begroeid geraakt met bos jes en er zijn meer paden gekomen (het is er dus drukker geworden). Het zou allemaal kunnen meespelen, maar dat is alleen na intensief onderzoek echt te zeggen. Met onze redelijk gro te oppervlakte natuurreservaten hoe ven we intussen niet bang te zijn dat de rietgors zomaar van het eiland verdwijnt. De sneeuwgors Tenslotte nog de sneeuwgors. Geen broedvogel dus, maar tussen half sep tember en half arpil is deze soort re gelmatig bij ons te zien. Je moet ze wel op de goede plaatsen zoeken. En het lijkt wel of dat uitgerekend de koudste en meest winderige plekjes zijn: de Slufter, in de omgeving van de vuurtoren of langs de waddendijk. Vaak worden ze gezien langs De Schorren of bij de IJzeren Kaap. In groepjes scharrelen ze wat over de grond. Bruine vogeltjes die nauwelijks opvallen. Vliegen ze echter op dan is het tegenovergestelde het geval. De soort heeft namelijk zoveel wit in de vleugels dat het wel moet opvallen. Dwarrelende sneeuwvlokken lijken het wel. Vergissen is niet mogelijk. Er is maar één andere soort die een verge lijkbaar vleugelpatroon heeft: de sneeuwvink. Dat echter is een vogel van het hooggebergte die hier nog nooit is gezien. Dat we de sneeuwgors op de koudste plekjes aantreffen is misschien niet zo verwonderlijk. Het is namelijk een bij zonder „hard" vogeltje dat ons kli maat zo'n beetje moet ervaren als de (sub)tropen. De sneeuwgors is de noordelijkst broedende zangvogel ter wereld, die in echte' poolgebieden nog voorkomt. Bijvoorbeeld tot ver in Groenland en op Spitsbergen. In de korte poolzomer tussen half juni en half augustus moet hij daar zien zijn jongen groot te krijgen. Zowel insekten als zaden vormen zijn voedsel. Tenslot te wordt ie echter toch gedwongen uit die noordelijkste gebieden weg te trek ken. Niet omdat het te koud wordt maar omdat zijn voedsel onder sneeuw en ijs raakt. Een Nederlandse ornitholoog van een overwinterende Spitsbergen-expeditie beschrijft dat tot in november nog sneeuwgorzen bij hun kamp rond scharrelden. Het vroor er toen al 30 graden! Begin april waren de eerste mannetjes er al weer terug. Iets war mer was het toen, dat wil zeggen, de thermometer wees maar zo'n 20 gra den onder nul aan. Ondertussen zijn de sneeuwgorzen die bij ons rondvlie gen waarschijnlijk niet zulke „hoog noordelijke jongens". De soort broedt ook nog in Scandinavië en op IJsland en het ligt voor de hand te veron derstellen dat onze wintervogels daar vandaan komenDe hele sneeuwgors- bevolking schuift, zoals we bij meer vogels zien, wat in zuidelijke richting Waar onze sneeuwgorzen ook vandaan komen, het is zeker de moeite waard eens op ze te letten. Ook op de grond zijn het werkelijk prachtig gekleurde vogeltjes met een combinatie van wit, enig zwart en veel geel-bruine kleuren. Bovendien zijn het meestal heel tam me vogeltjes die zich, als we ons rustig gedragen, dikwijls heel dicht la ten benaderen. Adriaan Dijksen Zon, maan en hoog water De zon komt 11 november op om 7.53 uur en gaat onder om 16.54 uur. Maan: 8 nov. V.M.; 16 nov. L.K. Doodtij: 2 nov.; springtij: 11 nov. Hoog water ter rede van Oudeschild: Vrijdag 2 november 2.19 en 14.36 Zaterdag 3 november 3.50 en 16.19 Zondag 4 november 5.06 en 17.37 Maandag 5 november 6.05 en 18.32 Dinsdag 6 november 6.52 en 19.13 Woensdag 7 november 7.33 en 19.50 Donderdag 8 november 8.11 en 20.28 Vrijdag 9 november 8.44 en 21.08 Zaterdag 10 november 9.13 en 21.47 Aan het strand is het ongeveer een uur eerder hoog water. Jeugdclub De Duveltjes uit Den Hoorn start vrijdagavond 2 november weer met de winterinstuifavonden voor de jeugd van 10 tot 15 jaar. De volgende avonden dit jaar zijn: 23 november en 21 december. De instuif begint om 19.30 uur. De deelname-kosten bedra gen /7,50 voor acht avonden. KILO 895 DEN BURG-WEVERSTRAAT 82

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1984 | | pagina 13