Was stranding Oakford pure opzet? Geprolongeerd V/UUnHIV I PAGINA 9 /Ze hebben die schuit bewust aan de grond gezet. Het was ge woon de bedoeling het verzekeringsgeld op te strijken. Het ging in die tijd slecht met de handelsvaart. In de dertiger jaren was er bij na geen vracht. Veel scheepvaartmaatschappijen hadden het moei lijk en dan krijg je zoiets", zegt de 75-jarige Teun Buis uit De Cocksdorp enkele malen nadrukkelijk als we hem eind januari 1984 een avond lang vragen stellen over de ramp met de Oakford, de dato 17 januari 1934. ien ramp met vraagtekens die al leen maar groter worden als we Buis langer aan het woord laten. Bovendien is er nog een tweede Texelaar die precies hetzelfde be weert als Buis maar dat liever niet zelf in de openbaarheid brengt. Dat heb ik toen niet gedaan, en dat doe ik nu ook niet." Stilzwij gen uit piëteit met de nabestaan den of geheimzinnigheid om een plaatselijke zeevaartmythe in stand te houden? Of de tijd het zal leren is nog maar de vraag. Als geheugensteuntje geven we eerst een reconstructie van de feiten. Woensdag 17 januari liep het Engelse stoomschip Oakford, op weg van Gent naar Delfzijl, 's middags vast op een zandbank in de Eierlandse Gronden. Het was stormachtig weer met een zuidwesten wind. Na het geven van oodseinen kwam de motorredding- loot Eierland in actie. Na enige tegen slag arriveerde de reddingboot bij de )akford maar de Engelse bemanning weigerde van boord te gaan. Sterker log. De bemanning bood niet eens nulp toen de Eierland bijna te pletter sloeg tegen de wand van het gestran- Je schip. Toen de reddingboot aan de uwe zijde van de Oakford lag en men 'eilig aan boord van de reddingboot iiad kunnen stappen was er geen En- lelsman meer aan dek. De Texelaars lieven wachten en later verscheen een zeeman in de deur. Hij rookte een pijp en gaf geen antwoord op de vragen san de redders. Een ander die het vaagde naar de reling te lopen om net de redders te praten werd door j ijn collega's teruggeroepen. Na een rondje gevaren te hebben ondernam nen nog een poging, maar wederom /ertoonde niemand zich aan dek. Toen Ie Eierland omstreeks twee uur 's iachts naar huis voer, schoot men op Ie Oakford vuurpijlen af. ,,Dat was iou het ellendige, juist toen we weg varen, schoten ze weer vuurpijlen af in gaven ze weer SOS-seinen", aldus Ie toenmalige schipper J. van der Cooij. Ook de sleepboot Holland en de sddingboot Brandaris lagen in de tijd lat de Eierland bij de Oakford was tand by. Vanaf de sleepboot werd la- er geseind dat de bemanning het chip niet mocht verlaten omdat de Ei- irlandse Gronden met storm zeer ver aderlijk zijn. De kapitein van de Oak- ord, J. Pellit, seinde terug dat de zee iet gevaarlijk was en dat de sloep zou vorden gestreken. Dit voornemen rerd snel ten uitvoer gebracht en een ur later waren alle tien bemanningsle- en verdronken. Hun sloep sloeg om de branding van de Vliehors. Daar verden de volgende dag tien lijken levonden. ruit gesneuveld en de stuurinrichting was nog in orde. In de Texelse Cou rant van 20 januari werd gezegd dat de experts van de NZHRM twijfelden of het schip wel lek was. Ook werd gememoreerd dat koffers met kleding klaar stonden om van boord meegeno men te worden. Opvallend was ook dat het voorruim van boven open lag, terwijl de rest van het schip geen noe menswaardige schade vertoonde. Merkel Teun Buis (die de reddingstocht onver wacht meemaakte als opstapper en in de annalen ten onrechte vermeld staat als Fr. Buys) vertelt wat hij zag tijdens de inspectietocht. „Een ijzeren merkel die als steun diende voor de ruimlui- ken was eruit gehesen. Die hadden ze rechtop naar beneden laten vallen." Onze andere zegsman heeft eenzelfde verhaal. „Er zat een gat in het schip, in het voorruim. De metalen punten van dat gat staken naar buiten en dat kwam door de scheerbalk (hetzelfde als merkel) die naar beneden was ge vallen. Het gat was ongeveer 50 centi meter bij een meter. Er stond heel wei nig water in het ruim". Op onze vraag waarom dit toen werd verzwegen, werd geantwoord dat dergelijke zaken alleen interessant waren voor de verze kering. „Je kunt je er wel mee be moeien maar met die dingen heb je niets te maken. Het was voor ons ook niet interessant om dit naar buiten te brengen. We vonden dat de verzeke ringsmaatschappij dat maar moest uit- knobbelen." Iets anders, dat volgens Buis ook op opzettelijke stranding Vorig jaar (13 januari) herdach ten we in deze krant met een uitgebreid artikel het feit dat de Oakford een halve eeuw ge leden verging. Nu, na precies 51 jaar, komen we terug op de ze stranding. Dat heeft alles te maken met twee reacties die we kregen naar aanleiding van het eerste artikel. Oud-redder Teun Buis nodigde ons uit voor een gesprek, omdat we, vol gens hem, een essentieel gege ven in het verslag hadden laten Hggen. Een andere bejaarde be trokken Texelaar had dezelfde mening maar vond niet dat de ze krant zich moet bezig hou den met het „oprakelen van die ouwe dingen omdat jullie het niet van dichtbij hebben meegemaakt." Onafhankelijk van elkaar vertelden beiden hetzelfde verhaal over de stran ding. Die meningen waren in teressant genoeg om nog één keer in de achtergronden van deze ramp te duiken. Of het antwoord van Teun Buis op de oorzaken van de ramp juist is hebben we niet kunnen achter halen. De Engelse archieven blijven nog grotendeels gesloten. i Zo lag de Oakford op de zandbank op 19 januari 1934, twee dagen na de stranding. Rechts lopen twee mannen met bezittingen van de slachtoffers die even daarvoor van boord waren gehaald. moeite de Vliehors kon bereiken. Op onze vraag aan Buis waarom niet bekend is gemaakt dat de ketel onder grote druk heeft gestaan en dat het gat in het open gemaakte voorruim mogelijk moedwillig is aangebracht haalt Teun Buis z'n schouders op. „le dereen op 't durp zei dat die Engelsen het expres hadden gedaan. Daar werd, wat ik me kan herinneren, ook niet zo raar van opgekeken. Het was voor de bemanning zelf gewoon mislukt en dat David Burrel. (Hun archieven zijn privé-eigendommen). Burrel dook ook in de archieven van de Marine bibliotheek en het Engelse departement voor transport. Laatstge noemde instantie verklaarde dat de En gelse zeevaartinspectie geen onderzoek had ingesteld naar de ramp. Opgeheven Een telex naar The Netherlands-British Chamber of Commerce (Kamer van Koophandel) leerde dat rederij Strubin niet meer bestaat. Het bedrijf verhuis de in 1937 naar een ander pand in Londen. Daar was het tot 1959 ge vestigd. „Hierna is er niets meer over Strubin bekend. Het bedrijf is niet ge fuseerd en ook niet failliet gegaan", al dus onze kamer van koophandel in den vreemde. De kans om toch een kijkje in de archieven van Strubin te kunnen nemen was met dit antwoord verkeken. De eigenaar van de Oakford bestaat niet meer en de verzeke- ?fy.°mf!e.ChUlhe!d '.".dhaven van Oudeschlld. Vaal Texelaars waren aanwezig bij deze ierij en het Engelse consu- schreef de Texelse Courant in 1934. indrukwekkende plechtigheid maar het was opvallend dat de rederij en het Engelse consu laat het heten afweten. ,,Geen krans, zelfs geen bloem", - Dronken oen kwamen de geruchten op gang. iommige Texelaars meenden dat de lemanning dronken was geweest. Het schip was zonder duidelijke reden iestrand en de bemanning was apa- hisch. Door zelf van boord te gaan en Ie sporen van drankgebruik uit te wis- en zouden de Engelsen ontslag ontlo- ien, redeneerde men. De landelijke ers besteedde ook aandacht aan deze nening en NZHRM-secretaris De tooy, die de Oakford op 19 januari in specteerde, zocht nadrukkelijk naar sporen van overmatig drankgebruik. &jn verklaring was simpel: „Noch Ie le, noch gevulde flessen." Die lege 'essen had men, als er gevreesd werd oor ontslag, natuurlijk allang over oord gegooid. Als er al drank is ge buikt heeft dit bij de stranding en de "echtelijke vlucht van boord een on dergeschikte rol gespeeld, meent red der Teun Buis. Volgens Buis ging het Wi iets anders en daarvoor moeten terug naar het bezoek van De )y en enkele journalisten aan de Oakford op vrijdagmiddag 19 januari. Teun Buis en onze andere bron waren dij die tocht aanwezig en zijn ook aan koord van de Oakford geweest. De ar- ftelen van journalisten die wij hebben Selezen puilden uit van persoonlijke oten over de sfeer op het schip en det vinden van bezittingen van de slachtoffers. Het was een ramp en de krantenschrij- richtten zich vooral op het per soonlijke leed. Opvallend was dat de Oakford nog intact was. Er was geen duidt, is zijn verhaal dat de stoomketel van de Oakford op de achttiende janu ari stond „af te blazen." Opgestookt „Die ketel is enorm opgestookt om de boel op te blazen", aldus Buis die een technische uitleg geeft bij deze bewe ring. „Door de stoomketel onder ex treem grote druk te brengen wordt 'ie roodgloeiend heet. Als er in de storm ijskoude golven water over waren geslagen was de ketel gesprongen. Dat is niet gebeurd omdat de storm afnam en de Oakford niet meteen on der liep, ondanks het gat in het voor ruim." De andere redder heeft, onaf hankelijk van Buis, dezelfde mening. „Ik ken die stoommachines. Daar heeft veel meer dan de gebruikelijke druk op gestaan." Het afblazen van de stoom was de volgende morgen vanaf Texel en Vlieland te zien. Buis zegt heel goed te begrijpen waar om de tien Engelsen niet van boord gingen toen de reddingboot twee keer langszij kwam. „Ze waren nog niet klaar. De ketel stond nog niet onder druk en misschien zat er nog geen gat in het schip." Het afvuren van SOS vuurpijlen was volgens Buis dan ook een spelletje. Men was gewoon van plan met de eigen sloep van boord te gaan, in de mening verkerend dat de zandbank waar de Oakford stranddde vast zat aan de Vliehors. De kapitein wist blijkbaar niet dat er tussen de zandbank en de Vliehors nog enkele gevaarlijke geulen zaten." Dat laatste is door de scheepvaartinspectie be vestigd. Deze instantie stelde een on derzoek in en kwam tot de conclusie dat de NZHRM-redders juist hadden gehandeld door terug te gaan naar Texel, maar dat de kapitein ook niets verweten kon worden omdat hij in de mening verkeerde dat hij zonder veel vonden de Cocksdorpers triest. Het was voor mij helemaal geen geheim. Mijn vader, de vuurtorenwachter, had bijvoorbeeld precies dezelfde mening als ik. Er was verder ook niemand die je wat vroeg. Alles werd geregeld via De Booy." Buis keek dan ook vreemd op toen hij het Oakford-artikel vorig jaar in deze krant las. „Jullie waren wat vergeten. Zoals ik het zeg, zit het in mekaar." De verklaringen van de twee redders waren intrigerend genoeg om op on derzoek uit te gaan. De meest interes sante vraag was of de eigenaar van de Oakford het schip, zoals Buis beweer de, „zwaar verzekerd" had en of de betreffende verzekeringsmaatschappij na de ramp een aardig bedrag heeft uitgekeerd. „Ze moesten die oude schepen kwijt en dan is het naar de kelder brengen een middel dat zo oud is als de scheepvaart zelf", aldus Buis. Privéterrein De Oakford is gebouwd in 1900 en was in 1934 eigendom van Chas Stru bin and Co. We wisten het toenmalig adres van deze reder te achterhalen (met behulp van de KNZHRM) en na men contact op met Lloyd's London. De vragen over de hoogte van de ver zekeringssom van de Oakford en het eventueel uitgekeerde bedrag konden door deze instantie niet woren beant woord. Ook kon LLoyds niet achterha len of een verzekeringsmaatschappij een onderzoek had ingesteld naar de ramp. Wel was ook bij Lloyds bekend dat de bemanning tegen alle adviezen in van boord was gegaan. Lloyds is een verzekeringsmarkt en geen maat schappij en krijgt geen inzage in de ar chieven van verzekeringsmaatschappij en. „Their records are p'rivate proper ty" aldus onze contactman bij Lloyds, ringsmaatschappijen hoeven geen inza ge te geven in de verzekeringen die ze 51 jaar geleden afsloten. Bovendien zou men eerst moeten weten bij welke maatschappij de Oakford verzekerd was. Een brief over deze zaak aan de direc teur van het Britse scheepvaartmu seum in Londen bleef tot nu toe on beantwoord. De Londense verzekeraar Burrel zegt „gevoelsmatig" dat Strubin waarschijnlijk geen succes heeft gehad met een claim bij de verzekeraar, maar kan dat ook niet bewijzen. Onze anonieme Texelse zegsman be weerde dat Strubin eerder deze eeuw op dezelfde wijze een schip (de Bred- foard) aan de grond had laten lopen. Ook dat was voor ons niet te achter halen en moet mogelijk naar het rijk der fabelen worden verwezen. Het is een roddel die misschien voortkomt uit de toen heersende mening over de Oakford-catastrofe. Ontslag Een ander vehaal dat de ronde deed betreft het ontslag van reddingboot- schipper J. van der Kooij op 30 okto ber 1934. Boze tongen beweerden dat de schipper stopte wegens ondeskun dig handelen bij de Oakford-ramp. Dat verhaal is lang blijven hangen maar het is niet juist. De schipper nam ont slag wegens het bereiken van de 60-jarige leeftijd. Mogelijk dat de ver halen op gang zijn gekomen door een ander eervol ontslag van motordrijver G. van der Kooij. Dat had te maken „met technische beperkingen van de motordrijver", die niet aan het licht waren gekomen tijdens de redding- tocht naar de Oakford, maar vijf da gen later bij een tocht naar het gestrande Zweedse schip „Christina Matthiesen". De kranten in die tijd gin gen vrijwel nooit in op dergelijke pro blemen en zwaaiden de redders niets dan lof toe. Uit een rapport van de NZHRM blijkt echter dat bij de tocht naar de Matthiesen in ieder geval „één technische beperking" aan het licht kwam. „De motor stopte, hetgeen ge weten werd aan een verstopte leiding. De schipper ging af op de bewering dat de benzinetank vol was. Er werd echter gevaren met een dagtankje. La ter bleek dat de grote tank leeg was", aldus het NZHRM-rapport. De reddingsmaatschappij maakte wel een uitgebreid rapport op onder de ti tel „Lessen van de Oakford", maar de lessen die werden geleerd waren niet wereldschokkend. De motor van de Ei erland stopte één keer omdat de mo tordrijver per ongeluk het luchtkraantje van de benzinetank had afgesloten en er waren wat technische problemen met de verlichting van de boot en dus werden aanbevelingen gedaan voor nieuw materiaal. Ongetwijfeld zijn de lessen van de NZHRM onder ogen ge komen van de scheepvaartsinspectie en die zag, zoals gezegd, terecht geen reden de redders op de vingers te tikken. Teun Buis weet zich de tocht nog goed te herinneren en zijn verhaal wijkt niet veel af van de lezing die toendertijd in het NZHRM-blad werd gegeven. „Er stond een pittige bries, ik dacht windkracht zeven en toen we eenmaal in het water lagen was het niet zo moeilijk om bij de Oakford te komen. Naast de boot aan de windzij- de was het wel zwaar. We kwamen nog met de kop van de boot tussen de ankerketting en de roeimikken bra ken af. Aan de luwe zijde konden we later goed langszij komen." Buis ging de achttiende januari ook mee naar de Vliehors voor het ophalen van de lijken. „De slachtoffers hadden onder het werkpak allemaal knappe kleren aan. Ik zag een horloge en dat was stil blij ven staan om twintig over vier." Buis weet zich te herinneren dat men 's morgens om negen uur richting Vlie hors vertrok en pas 's avonds tegen achten terug was. „Het was een lange dag en als jongen van 24 maakte het allemaal veel indruk op me. Ik weet nog dat het moeite kostte om alle tien de lijken een beetje knap in de red dingboot te krijgen. Er was tekort ruimte." Buis vertelt met enige schaamte dat hij van het werken „on gelooflijke honger" kreeg en op de te rugreis de van huis meegenomen bo terhammen zat op te eten. „Het klinkt misschien gek maar dan zit je toch ge woon smakelijk te eten tussen de do den". De stoffelijke overschotten wer den eerst naar het reddingboothuis ge bracht en later naar De Hoop in De Cocksdorp. Volgens Buis (bevestigd in een krant uit die tijd) kwam een Engel se vertegenwoordiger van de rederij polshoogte nemen. „Hij heeft de slachtoffers toen niet gezien. Die En gelsman vroeg eerst of we de kisten dicht wilden maken. Hij kon er blijk-, baar niet tegen." Slopen Op 23 januari bracht een vertegen woordiger van de rederij wederom een bezoek aan Texel. Met bergingsbedrijf Dros en Co. (de Texelse tak van Doek- sen) werd overlegd over het bergen van het schip en het vlot brengen. „Eerst na een conferentie met de as suradeuren wordt een besluit geno men", schreef de Texelse Courant op 24 januari. De Oakford zakte echter steeds meer in het zand en een fikse storm van 23 januari had de schuit ook geen goed gedaan. Op 17 februari meldde de krant: „Nu de Oakford gebroken is en meer en meer wegzinkt in de Gronden wordt de kans om er nog wat af te halen da gelijks kleiner." Dros en Co. wist alle koperen onderdelen van het schip te halen en ook werden de masten en een deel steenkool van het schip ge haald. De Oakford was aan de sloper verkocht voor ƒ25,—. Teun Buis vertelt dat de Engelse rege ring een geldelijke beloning had voor de Texelse redders: ƒ20,— de man. Zo wel rederij Strubin als het Engelse consulaat schreven dankbrieven naar NZHRM-secretaris H. TH. de Booy en het consulaat deelde en passant mee dat een vertaling van zijn reddingrap port naar het Engelse gerechtshof gestuurd zou worden. Onze naspeurin- j gen geven aan dat er zeer waarschijn lijk geen verder onderzoek is geweest. Of Teun Buis gelijk heeft blijft gissen, maar de oud-redder twijfelt zelf niet. „Dat schip lag de zeventiende zo hoog op het zand. Er was geen drup water aan boord. Ze hadden met ons mee kunnen gaan of ze hadden moe ten blijven zitten. Het was gewoon doorgestoken kaart." Laatste reis Met deze woorden in het achterhoofd krijgt een berichtje in de Daily Herald van 1934 wel een bijsmaak. Volgens dit bericht zei één der slachtoffers, de stoker Thomas Patterson, toen hij met kerstmis thuis was tegen zijn vrouw: „Als ik na deze reis niet thuiskom, kun je me wel als ten doode opge schreven beschouwen. Ik ga mijn laatste reis maken." De allerlaatste reis, in een kist van Oudeschild via Amsterdam naar Engeland, werd niet bijgewoond door de rederijvertegen woordiger of een afvaardiging van het Engelse consulaat. Dat viel de Texel- sche Courant ook op: „Een woord van groote teleurstelling moet ons uit de pen. Waar was de vertegenwoordiger van de reederij?, die voor enkele dagen toch Texel bezocht heeft om over ber ging van het schip te beraadslagen. Waarom geen vertegenwoordiger van het Engelse consulaat? We hebben niemand van hen gezien, geen krans, geen bloem. We betreuren dit ernstig." De „duizendkoppige menigte" keek het dodenschip, volgens de krant, na tot de einder en Huib Fenijn dichtte de volgende regels: „Als een lijkwa buigt de hemel Grauw zich over zee en land En de winden en de golven Zingen saam een cjoodenzang. Rust in vrede trouwe makkers In uw eigen vaderland. Wijl de nevel stil en statig 't Droef toneel omhullen doet." Wat dat omhullen betreft had dichter Fenijn een vooruitziende blik. De reddingboot eierland op weg neer de Oakford op 19lanuerl voor Inepectle ven het schip. Derde van rechts NZHRM-secretaris Th. T. de Booy.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1985 | | pagina 9