let de Noorderzon vertrokken...(V)
Vier verenigingen
spelen om Texelcup
peditiedagboek
j/j Knippenberg
JS||PAG 9 AUGUSTUS 1985
TEXELSE COURANT
PAGINA 7
in
j nog weet wat de oor-
mnkelijke plannen van Knip-
(iberg's expeditieteam waren
fhij het lezen van dit vijfde
ijl uit het Spitsbergen-
yboek moeten concluderen
it gr van die ideeën niet veel
Mocht gekomen. Wel kun-
een aantal idealen met be-
eri ip van een motor verwezen
de worden. De ijsbeer laat
:h nog steeds niet zien. Een
in- ïiaarlijk vriendje steekt wel
3 i kop omhoog in dit deel van
(jf de Noorderzon
ijtrokken.
25 juli
Alesund. Deze nederzetting bevat
Imonumenten. Onder andere een
identuig gewikkeld om een houten
5, Het tuig is een symbool voor
zonder wie de mens nooit zo
in deze koude streken had kunnen
dringen. De Noren begrepen dat
de Engelsen, Scott in het bijzon-
niet of pas veel later. „There is
ing dogs can do better, than
plachtte Scott te zeggen. Hij
het geweten. Men heeft de ver
tel tussen de Engelsen en Noren
un aanpak van expedities wel toe
ft ichreven aan hun cultuur. Gevaar en
J [opoffering door het verdragen van
deen moeilijke omstandigheden, ja
pure lijden waren vooral Engels. Ze
neten van het ongemakkelijke, rotti-
len gebrek aan luxe. De Noren wa
rneer pragmatisch en praktisch. Ze
zich sneller één met de na
passen zich beter aan en probe-
fl zware omstandigheden te verzach-
Beide volken hebben veel bete-
xivoor de ontdekking van het hoge
xden.
varend en lopend terwijl het ook
]ljgzomer is (,,de zon schijnt nu al
en er is vrijwel geen wind, ga je
ioms afvragen of dit wel ,,zo dicht
Pool is"). Het beeld dat ik had
reranderd, allereerst door onze zwa-
zivaringen in de eerste weken, nu
door het fantastisch mooie weer.
besef je steeds, kijkend naar de
dat het daar hogerop, verde-
iveel kouder kan zijn. Dat merk je
k als je het gletsjerfront dicht na-
dan voel je langzaam de ijzige
in je dringen. Als de zon dan even
dwijnt begint het te dagen hoe het
om in de winter te reizen. „Survival
maar hier is het noodzaak. Het
sef op jezelf te zijn aangewezen is
geen spel meer, maar het enige
levensvatbaarheid heeft: letterlijk
figuurlijk.
deze vier weken gaat Spitsbergen
it van me nemen, vooral geestelijk,
vult mijn kop in alle hoeken en
len. Het gestamp van de machines
expeditieschip de Plancius lijkt dit
te versterken en het stille geluid
onze peddels voegt daar een spe-
le dimensie aan toe. Je kijkt elkaar
eens aan onder het peddelen en
schudt ongeloofwaardig je hoofd.
niet onder woorden te brengen,
morgen bij de „14e juli gletsjer"
ins nationalisme) ben ik aan boord
de Plancius gebleven. In de rich-
van het schip dreef langzaam een
te baardrob op een ijsschots. Ik
I alle tijd om hem rustig gade te
in. Achter hem knalde een enorm
i ijs in het water, een kleine vloed-
lfveroorzakend. Ik besluit (weder-
Ivannacht op te blijven. We gaan
noordEwesten van Spitsbergen
den in een gebied waar de kans
walvissen tegen te komen groot is.
es is zichtbaar. Daar ver naar het
orden is er nu niets meer tussen de
öl en mij dan water. In dit water
ik er heen kunnen kanoën en dan
rest lopen, hoe simpel lijkt dat al.
in droomden deze dwaze dromen
velen keerden niet terug. Ik knijp
ogen dicht en kijk nog eens. Het
pure onzin: het pakijs is nog ver
26 juli
ankeren bij Reindesflya, een zeer
schutte baai. Voordat we stil liggen
'we opeens op anderhalve mijl van
schip een school walvissen. Het lij-
orca's maar we weten het niet ze-
's Middags even met de Zodiac
&r de kust. Ik zwerf wat langs de
andjes. Het geweer moet mee en al-
opletten, je weet nooit. Overal
ir drijfhout maar anders dan op
lelijker stranden. Ook veel netten,
fen, touw en plastic troep, dode
bonden en skeletten. Ik neem drie
hedeis mee, nog puntgaaf. Verderop
Peen Noorse sloep die er nog goed
biet. Ik kan het bootje niet meene-
*n en neem als herinnering maar
foto. In de verte nadert een grote
taan en van een andere kant een
tone jager die een stern het leven
Nr maakt. OP de grond veel botten
weinig .complete geweien. Dat
todt verklaarbaar als ik in de verte
fer een heuvel een bijzonder rendier
naderen. Het blijkt Geert te zijn die
3ie zien alle geweien uit de verre
'"'trek verzameld heeft. Er zijn zeer
grote bij en hij oogt als een bizarre
carnavalsversierder. „Hoe wil je dat
meenemen?" vraag ik. Geert haalt zijn
schouders op en de hilariteit aan
boord van de Plancius is later
aanwezig.
27 juli
We hebben ons verslapen en voelen
ons wat vleugellam. Geert is erg moe
en hangerig. Hij blijkt een steenpuist
te hebben vlak onder de plaats waar
er een paar weken geleden ook één
zat. Hij baalt. Met tegenzin beginnen
we een kanotocht en zijn vreselijk aan
het rommelen bij het te water laten
van de kano's. Het is somber weer
met lichte wind en nog een aardige
deining. De oversteek naar de kust is
negen kilometer en we varen van ei
land naar eiland. Op een of andere
manier zijn we gespannen.
Misschien is het gewoon een slechte
dag of misschien komt het omdat we
voortdurend tussen de golven door
moeten. Voortdurend opletten en cor
rigeren en we schieten niet op. Geert
vraagt me rustiger te varen en ik vol
doe aan die wens, want ik heb dat
ook weieens gevraagd. We zijn
tenslotte met z'n tweeën overgebleven
en dat is niet voor niets. Het weer be
trekt. Het gaat regenen. De wind
neemt toe en de golven lopen weer
op. We naderen Rooseveset, een kaap
die weer twee fjorden scheidt en pre
cies op de wind ligt. Als het maar niet
zoals bij Kapp Thordssen wordt, denk
ik. Ons besef van risico is toegenomen
en de lust om risico's te nemen
afgenomen.
In de verte slaan de witte koppen nij
dig tegen de rotsen. Ik verzeil in wild
water voor ik het weet en moet me
akelig concentreren. De kano wordt
van links naar rechts getrokken en te
gelijk voor- en achteruit. Eierdozenwa-
ter noemen we dat. Linke soep. Ik ga
dus hard door en zie Geert achter me
als een op en neer stuiterend propje
op ongeveer 100 meter afstand. Als ik
een ruige golf zie komen houd ik de
peddel als een steun op het water,
snel omkijken hoe het met mijn reisge-
Het hondentuig aan een houten kruis als
symbool voor de sledehonden, die de mens
uiteindelijk op de Noordpool brachten,
noot gaat. Prima, want hij zit verder
uit de kust dan ik. Verbeten worstel ik
me er door, droge mond en warm. Als
ik nu doorzet raak ik mijn angst kwijt.
Op zich gaat het goed en langzaam
nemen de golven weer een vast pa
troon aan. Geert koerst even later naar
de kant: hij moet plassen. Dat is elke
keer weer een heel ritueel. Pak uit, jas
je uit en zwemvest af. Je kunt het ook
laten lopen in uiterste nood. Dat is wel
eens gebeurd.
We lachen weer en eten een broodje.
We zitten in het ijsberengebied, wat
een vreemd gevoel geeft. Dan ineens
zien we een silhouet van een schip,
grijs in de nevel. Het is de Plancius
die onze kant op vaart en voorzichtig
koerst tussen de vele banken door. Het
is een imposant gezicht, vooral als je
weet dat ze ons zoeken. Men loeit
lang en hard op de scheepshoorn. We
toeteren terug. De bemanning staat op
de brug. Het is een mooi moment. De
kapitein vraagt of we aan boord ko
men. Wij willen de tocht echter afma
ken. Het is nog ongeveer 10 kilometer.
Als we weer varen gaat het heel hard.
Het is heerlijk die eenheid tussen
mens en kajak. Ik zing luidkeels en
schreeuw soms heel hard. Een grote
baardrob duikt naast me op: „Goeie-
dag ouwe jongen, ook op pad?" Hij
grijnst me toe. Mijn dag is weer goed.
In de verte zien we de gletsjer opdoe
men met daarvoor als een stipje de
Plancius. Enige tijd later leggen we te
vreden aan. Het was een mooi
28 juli
Het is maandag. We liggen voor Mof-
feneiland, de Walruskolonie. Het eiland
waar niemand op mag omdat het een
natuurreservaat is. Vannacht weer niet
geslapen en daarvan krijg ik nu de te
rugslag. Helemaal geen zin om te va
ren en gelatenheid steekt de kop op.
Wellicht krijg ik hier later thuis spijt
van maar ik kan me er niet toe zetten
de kano in te stappen. We blijven tot
één uur vannacht liggen en het is van
af de Plancius ook mooi. De imposan
te dieren liggen op een soort strandje.
Het eiland is een platte grintschotel
met in het midden water een atol.
Op de zuidpunt liggen zo'n 25
beesten. Geert besluit toch even te
gaan kanoën. Ons oorspronkelijke plan
om het eiland te ronden gaat niet
door. Als Geert te water gaat krijg ik
even spijt. Een vreemd gezicht als je
makker zo alleen op de zee doolt. Als
hij maar niet toch in z'n uppie het ei
land rondt, denk ik opeens. Aan de
andere kant kan ik het me voorstellen.
Hij is 18 en bereid iets geks te onder
nemen, terwijl ik, 37, dan soms denk:
dat hoeft van mij niet (meer).
Geert komt na een kleine twee uur te
rug en vertelt nog even stiekum aan
land te zijn gegaan en snel in de kano
gestapt toen hij walrussen zag nade
ren. Op zo'n reis stel je jezelf steeds
meer vragen. Wat voor zin heeft dat
„afgepeiger" je leven lang. Zinloze
vraag, of toch niet. Ik betrap mezelf
op minder gedrevenheid na al die jaren
trainen en lopen. Ik vind het wel best,
ik hoef geen „bewijzen" meer. Dan in
eens zit je weer op Spitsbergen en
word je door je achttienjarige reisge
noot „opa Brinta" genoemd. Een reis
genoot die veel slaapt, last heeft van
steenpuisten en mogelijk door het
vreemde levensritme of het eten enke
le malen een bloedneus heeft gehad.
Als hij moe is straalt dat van zijn kop
af en moeten we allebei lachen. Soms
verontschuldig ik me als ik zijn onstui
migheid afrem. Hij knikt dan. Een ge-
neratieverschil. Ik pest hem weer eens
terug als hij na 9 uur kanoën duf en
moe is. Ervaring tegen het jeugdige
elan. Een leuk bijverschijnsel van deze
reis.
29 juli
We zijn vannacht vertrokken naar het
pakijs. Als we goed twee uur buiten
gaats zijn zit er al behoorlijk zwel in
het water. De stuurman zal me om vijf
uur porren omdat ik de laatste uren
voor het pakijs wil kijken. Er loopt een
behoorlijk zeetje. Ik sta in de morgen
een paar uur te kijken maar van puur
ijs is nog geen sprake. Het zit in deze
tijd van het jaar ver weg. We hopen
op kanoën maar ik weet in feite wel
beter. Met deze zee krijgen we de ka
no's niet van dek, laat staan varen. Ze
zouden in no time stuk slaan tegen
het schip. Vaak wordt de zee rustiger
onder invloed van ijs, maar deze keer
helaas niet. Ik voel me trouwens hele
maal niet tof: op de rand van zeeziek
te. Twee keer verlaat ik de brug om
een luchtje te scheppen maar ik blijf
me ellendig voelen. Nu terwijl in op
iets vyacht, dat ik al jarenlang wilde
zien, word ik gedwongen in de kooi te
kruipen.
Daar liggend onderga ik toch een klei
ne sensatie. Plotseling hoor ik een luid
gebonk tegen de wand van het schip
na-echoënd door het metaal en dat
herhaalt zich steeds vaker. De motor
valt vrijwel stil en ik haast me uit de
kooi naar boven. Drijfijè, pakijs door-
eengesmeten en gedrukt tot in het on
eindige witblauw. Er staat een beste
zwel die tot wel 500 meter in het ijs
doorloopt. De zuidwesten wind heeft
alles bij elkaar gebracht tot een wit
doek. Daar ergens achter ligt de
Noordpool, op ongeveer 750 kilometer.
Het schip stampt en slingert teveel om
de kajaks overboord te kunnen zetten.
We zitten op 81 graden 18 minuten: zo
hoog is de Plancius nog nimmer ge
weest. Geert en ik verbijten onze te
leurstelling. Het schip zelf dreigt tegen
het ijs gezet te worden. De stuurman
kijkt bedenkelijk en overlegt met de
kapitein: men houdt iets meer af van
het ijs. Stel dat de motor het laat af
weten. Dan zitten we zo op ijs dat zo
hard is als een kademuur.
Hierover trokken ze dus met sleden en
honden, dagen, weken om soms niet
meer terug te komen. Ik begin nu pas
echt te beseffen wat dat wil zeggen.
Lezen is wat anders dan voelen hoe
het kan zijn. Wat een stilte, wat een
witheid zo ver het oog reikt. In de ver
te zelfs op elkaar gesmeten brokken.
Het is geen vlakte, het is een wirwar
van schotsen, brokken, stukken en
bergen ijs en denk niet dat alles wit is
wat er blinkt. Nee, blauwig, zwartig,
grijs en groen in allerlei variaties. Zo
varen we verder om tenslotte weer te
keren want we moeten stoppen, an
ders is er geen weg terug.
1 augustus
De dagen met altijd licht maken mijn
aantekeningen fragmentarisch. Ik blik
even terug vanaf het pakijs. Op de
„terugreis" kwamen we nog robben
tegen. Een reis met zeeziekte die ik in
mijn kooi doorbreng. De wind is pal
op de kop van het schip en iedereen
krijgt last, ook de bemanning. Geert
gaat plat en de scheepsarts en zijn
vrouw die onze hut delen, volgen. Zo
liggen we allemaal geveld door de
drang om het pakijs te bereiken, we
moeten boeten. Je moet er wat voor
over hebben. Waarom? Ik maak me er
niet meer druk om. Je doet hier zo
veel indrukken en ervaringen op dat je
nog blij mag zijn als je ze redelijk op
een rijtje blijft houdden. We zijn sinds
gisteravond in Walvisvaardersgebied.
Het gebied van de Basken, ongeëve
naarde harpoeniers uit de 17e eeuw.
Zij voeren vaak op schepen van allerlei
nationaliteiten. Hier ligt een „onbe
schrijfbare" baai met prachtige verge
zichten. Ik zoek op de kust weer naar
bijzondere vondsten, je weet maar
nooit. De grond zindert naar zwavel:
vulkanisch gesteente. Ik stuit op een
nest van de pijlstaartjager, die op me
af scheert. Duiken denk ik en wegwe
zen. Ik moet die beesten met rust
laten.
We twijfelden vandaag of we langs de
Noordwest kust van Biscayerhoek tot
Amsterdameiland zouden kanoën, ter
wijl de Plancius stand by zou blijven.
We kozen voor de relatieve rust van
ons moederschip en besloten te varen
naar de „Zeeuwse uitkijk" op Nors-
kuyane, een prachtige eilandengroep
met vogelkolonies. De uitkijk is een
oude walvisplaats met een
traankokerij.
Nu staan Geert en ik met de peddels
in de lucht vanwege de aanvallende
sterns op het kiezelstrand waar eeu
wen geleden Zeeuwse zeelieden werk
ten en stierven.
Een eindje verder lopen twee ren
dierstieren die we zagen zwemmen van
het ene eiland naar het andere. Op de
ze momenten ben ik blij met de kajak.
Het geeft je de vrijheid en sensatie er
bij te mogen horen. We zien een half
vergane schedel van een mens. Laten
we die maar met rust laten. Verderop,
wonderlijke ervaring, de Hollandse
baksteentjes waarmee de oven gemet
seld werd. Bewaard in de permafrost.
Zo dwalen we verder van eiland naar
eiland. De Plancius slaapt en is reeds
ver uit het gezicht. Het besef de enige
te zijn in dit arctisch decor doet me
soms glimlachen en soms huiveren.
We steken over naar Sally Haven, een
mooie naam voor een oude Engelse
walvisnederzetting gelegen aan een
nog mooiere baai met een echt Texels
zandstrand en onvoorstelbaar helder
water. Ook daar een oude traankokerij
en walvisresten. Ik laat alles liggen, al
is de verleiding groot. Even later een
schedeltje van een poolvos door wind,
zon en kou gebleekt. Die gaat in de
kajak evenals wat mooie schelpen die
je trouwens weinig vindt.
Dit is een van de mooiste stukken land
die ik ooit gezien heb. Op de achter
grond eilanden met duizenden krijsen
de vogels en toch de sfeer van stilte.
Op de achtergrond ook een helblauwe
gletsjermuur met een groot zwart gat
erin. We varen naar een klein eilandje.
Het ziet eruit als een pannekoek met
rozijnen. Daarbij zien we eidermoeders
zitten met jongen, die ijlings het water
in schieten. In de lucht zweven ivoor-
meeuwen. We draaien rond op de dei
ning van de ijszee. Het was half tien
toen we vertrokken en het is nu na
middernacht. Altijd licht. Nooit meer
slapen, wonderlijk ik kwam nooit door
dat boek heen, vond alleen de titel
mooi. Dat moet maar zo blijven ook.
Het wordt steeds rustiger maar in de
verte nadert bewolking. Je weet het
nooit
Ineens weer „something completely
different". Geert vaart zo'n zeven me
ter van me af en opeens drijft er een
grote bruine rug tussen ons in. Een
baardrob, denk ik nog. Geert peddelt
hard achteruit en schreeuwt: „Een
walrus". Schrik en verbazing. Die had
den we hier niet verwacht. Het dier
schrikt nog meer dan wij. Hij draait
naar me toe en snijdt de terugweg
naar de rotsen af.
Geert haalt, achteruit varend, het ei
landje. Even ril ik als het dier zo'n 70
centimeter uit het water rijst, de kop
omhoog, de grote slagtanden gehe
ven. Hard snuivend kijkt hij me van
enkele meters afstand aan. Oh, oh,
oh, denk ik, wegwezen. De eilanden
links en rechts zijn ongeveer een kilo
meter ver. Als deze rus agressief zou
zijn had ik nu geen schijn van kans. Ik
peddel razendsnel naar een eiland be
seffend dat de walrus elk moment
weer op kan duiken. Ik kijk niet meer
om en wordt wat rustiger. Het dier is
verdwenen. Een mooi moment om op
terug te kijken, maar oh zo spannend.
Ik wacht op Geert die met een grote
boog naar me toe vaart.... We moeten
lachen. Er volgt een discussie wie je
beter tegen kunt komen: Willy Walrus
of IJsbrand Ijsbeer. Ik kies voor de
walrus want die lijkt me minder kwaa
daardig. Geert prefereert een beer
want die zwemt niet zo snel.
„Een walrus is snel en als hij zijn tan
den op je kajak legt kun je de afloop
wel raden", aldus mijn reisgenoot. Dat
zijn de risoco's van het vak. In de
morgen varen we terug naar het moe
derschip. We eten rozig gebakken eie
ren met spek. Wat een dag. Voor de
tocht heb ik een Engelse lezing gege
ven voor de passagiers aan boord,
voornamelijk Britten en Zwitsers (orni
thologen, zoölogen etc) over de oude
ontdekkingen van Barentz en Heems
kerk en de walvisvaart op Spitsbergen.
Een wonderlijke reis. Zo zit'je in de ka
piteinshut een lezing voor te bereiden
en zo begroet je enkele uren later met
angstzweet een nieuwgierige walrus.
2 augustus
Het is zes uur vrijdagmorgen. Hoe ik
het volhoud weet ik niet. De reis is ver
en mijn slaap blijkbaar ook. Met de
monument
Jan Knippenberg bij
van zijn voorgangers in Ny Alesund.
kapitein, Laurens Reedijk, slavist
vertaler en feilloos navigator, zit ik sa
menzweerderig te praten. Er is een
vervelende Engelse geograaf aan
boord. De beste man schrijft boekjes
en laat dat voortdurend op arrogante
toon weten. Aan zijn Brits zijn ont
leent hij bovendien een vervelend su
perioriteitsgevoel. Onbeschoft aan ta
fel: het vlees verdwijnt voor je neus.
Hij drinkt uit zijn eigen beker van het
Geografisch Geologisch Genootschap
en ergert een ieder met zijn alwetende
hautaine opmerkingen. Het is tijd voor
een grap. We verstoppen zijn geliefde
beker. Óm acht uur is het ontbijt en ik
wil zijn reactie eigenlijk niet missen.
Met Laurens praat ik over zijn ideale
combinatie: varen en vertalen van Rus
sische literatuur: De Slauerhoff van de
Plancius. Vaak hoor ik 's nachts het
getik van zijn typemachine als ik de
luchtpostvellen vol kras. We drinken
een kop thee bij elkaar en bedenken
dan zulke streken. We zullen 'm krij
gen die Mr. Redfern. Zo rood als een
biet wordt ie vast.
Door de patrijspoort blik ik het stille
water over. Gisteravond lieten we het
visnet zakken. Er moet hier kabeljauw
zitten. Weinig gevangen en veel werk.
De dagen verglijden in licht en het
doet er nauwelijks toe. Nog even en
het schip begint te leven. Een noma
disch bestaan: maar is dat niet wat we
altijd wilden en heb ik ooit anders ge
daan. Lopen, varen, denken en verder
reizen? Het wordt tijd voor de kooi.
Jan Knippenberg.
Dit weekend start een halve com
petitie tussen vier Texelse voetbal
verenigingen met als inzet de
Texelcup. De Koog, Oosterend,
Texelse Boys en ZDH zullen elkaar
eenmaal ontmoeten. Vorig jaar
ging het om de meest sportieve
ploeg, dit jaar is het elftal met de
beste resultaten winnaar.
Er zal dus echt om de punten
gespeeld moeten worden. Dat zal
geen bezwaar zijn, want deze oefen
wedstrijden dienen zoveel mogelijk te
lijken op „gewone" competitiewedstrij
den. De scheidsrechters zullen dan
ook strenger fluiten dan bij oefen
wedstrijden. Alle spelers moeten reke
ning houden met het feit dat de nor
male tuchtrechtspraak van de KNVB
van toepassing is. De organisatie ver
wacht een aantal pittige wedstrijden
die mogelijk een redelijk niveau zullen
halen.
Niet alle verenigingen doen aan deze
halve competitie mee. Texel 1 en het
eerste zaterdagelftal van Oosterend
hebben een eigen oefenprogramma en
De Cocksdorp speelt in een poule met
reserve-elftallen zoals Texel 3, Texelse
Boys 2 en Oosterend/Z 2.
Verzwakt
Deze laatste poule waar ook om de
punten gestreden gaat worden, start
zaterdag om 17.00 uur met de
wedstrijd Oosterend 2 tegen Texel 3,
gevolgd door Texelse Boys 2 tegen De
Cocksdorp. Beide wedstrijden worden
gespeeld op het C-veld van Texelse
Boys. Oosterend 2 is gepromoveerd
naar de tweede klasse zaterdag en
Texel 3 speelt in de derde klasse zon
dag. Het ziet er naar uit dat beide elf
tallen, mits compleet, aan elkaar ge
waagd zullen zijn. De Cocksdorp
speelt komend seizoen weer op zater
dag, maar het elftal is ten opzichte
van vorig seizoen wat verzwakt. Texel
se Boys 2 speelt al jaren in de reserve
vierde klasse en kan zich daar altijd
goed handhaven. Ook hier wordt een
gelijk opgaande strijd verwacht.
Pikant
Zondag om 19.00 uur spelen Ooster
end en ZDH op het C-veld van Texelse
Boys tegen elkaar. Het wordt een pi
kant duel want Oosterend keeper Doe-
de de Vries is naar ZDH gegaan, om
dat Oosterend in de veronderstelling
verkeerde dat er keepers te veel waren,
zodat de jeugd voorrang kreeg. Bij
Oosterend is Bep Vonk weer in de ge
lederen evenals zijn beide zonen Rob
en Dennis. Donderdag 15 augustus
ontvangt Texelse Boys De Koog. Texel
se Boys is tweede klasser en De Koog
derde klasser, maar laatstgenoemde
heeft zich belangrijk versterkt. Jaap
van Kranenburg is weer overgenomen
van Texelse Boys en Charles Ipenburg
en Peter Brons van SV Texel. Texelse
Boys heeft zich niet noemenswaardig
versterkt, maar kan wel putten uit een
rijke jeugdafdeling. De kans bestaat
dan ook dat enkele talentvolle A-
junioren hun debuut kunnen maken.
De supporters verwachten een grote
inzet.
Programma
10-8: 17.00 u.
19.00 u
19.00 u.
19.00 u
19.00 u
19.00 u
19.00 u
19.00 u
19.00 u
19.00 u
25-8: 19.00 u
27-8: 19.00 u
10-8:
11-8:
15-8:
17-8:
17-8:
20-8:
22-8:
22-8:
23-8:
Texelcup:
Oosterend/Z 2-Texel 3
Tex.Boys 2-Cocksdorp
ZDH-Oosterend
Tex.Boys-De Koog
Cocksdorp-O'end/Z 2
Texel 3-Tex.Boys 2
Tex.Boys-ZDH
Oosterend-De Koog
Tex.Boys 2-O'end/Z 2
Cocksdorp-Texel 3
Oosterend-Tex. Boys
ZDH-De Koog.
Scouting Texel haalt deze week
geen oud papier op in Den Burg.
De Koog
Zaterdag wordt vanaf 10.00 uur oud
papier afgehaald in De Koog. leder
wordt verzocht het papier tijdig gebun
deld aan de straat te zetten.