let de Noorderzon vertrokken...(V) Vier verenigingen spelen om Texelcup peditiedagboek j/j Knippenberg JS||PAG 9 AUGUSTUS 1985 TEXELSE COURANT PAGINA 7 in j nog weet wat de oor- mnkelijke plannen van Knip- (iberg's expeditieteam waren fhij het lezen van dit vijfde ijl uit het Spitsbergen- yboek moeten concluderen it gr van die ideeën niet veel Mocht gekomen. Wel kun- een aantal idealen met be- eri ip van een motor verwezen de worden. De ijsbeer laat :h nog steeds niet zien. Een in- ïiaarlijk vriendje steekt wel 3 i kop omhoog in dit deel van (jf de Noorderzon ijtrokken. 25 juli Alesund. Deze nederzetting bevat Imonumenten. Onder andere een identuig gewikkeld om een houten 5, Het tuig is een symbool voor zonder wie de mens nooit zo in deze koude streken had kunnen dringen. De Noren begrepen dat de Engelsen, Scott in het bijzon- niet of pas veel later. „There is ing dogs can do better, than plachtte Scott te zeggen. Hij het geweten. Men heeft de ver tel tussen de Engelsen en Noren un aanpak van expedities wel toe ft ichreven aan hun cultuur. Gevaar en J [opoffering door het verdragen van deen moeilijke omstandigheden, ja pure lijden waren vooral Engels. Ze neten van het ongemakkelijke, rotti- len gebrek aan luxe. De Noren wa rneer pragmatisch en praktisch. Ze zich sneller één met de na passen zich beter aan en probe- fl zware omstandigheden te verzach- Beide volken hebben veel bete- xivoor de ontdekking van het hoge xden. varend en lopend terwijl het ook ]ljgzomer is (,,de zon schijnt nu al en er is vrijwel geen wind, ga je ioms afvragen of dit wel ,,zo dicht Pool is"). Het beeld dat ik had reranderd, allereerst door onze zwa- zivaringen in de eerste weken, nu door het fantastisch mooie weer. besef je steeds, kijkend naar de dat het daar hogerop, verde- iveel kouder kan zijn. Dat merk je k als je het gletsjerfront dicht na- dan voel je langzaam de ijzige in je dringen. Als de zon dan even dwijnt begint het te dagen hoe het om in de winter te reizen. „Survival maar hier is het noodzaak. Het sef op jezelf te zijn aangewezen is geen spel meer, maar het enige levensvatbaarheid heeft: letterlijk figuurlijk. deze vier weken gaat Spitsbergen it van me nemen, vooral geestelijk, vult mijn kop in alle hoeken en len. Het gestamp van de machines expeditieschip de Plancius lijkt dit te versterken en het stille geluid onze peddels voegt daar een spe- le dimensie aan toe. Je kijkt elkaar eens aan onder het peddelen en schudt ongeloofwaardig je hoofd. niet onder woorden te brengen, morgen bij de „14e juli gletsjer" ins nationalisme) ben ik aan boord de Plancius gebleven. In de rich- van het schip dreef langzaam een te baardrob op een ijsschots. Ik I alle tijd om hem rustig gade te in. Achter hem knalde een enorm i ijs in het water, een kleine vloed- lfveroorzakend. Ik besluit (weder- Ivannacht op te blijven. We gaan noordEwesten van Spitsbergen den in een gebied waar de kans walvissen tegen te komen groot is. es is zichtbaar. Daar ver naar het orden is er nu niets meer tussen de öl en mij dan water. In dit water ik er heen kunnen kanoën en dan rest lopen, hoe simpel lijkt dat al. in droomden deze dwaze dromen velen keerden niet terug. Ik knijp ogen dicht en kijk nog eens. Het pure onzin: het pakijs is nog ver 26 juli ankeren bij Reindesflya, een zeer schutte baai. Voordat we stil liggen 'we opeens op anderhalve mijl van schip een school walvissen. Het lij- orca's maar we weten het niet ze- 's Middags even met de Zodiac &r de kust. Ik zwerf wat langs de andjes. Het geweer moet mee en al- opletten, je weet nooit. Overal ir drijfhout maar anders dan op lelijker stranden. Ook veel netten, fen, touw en plastic troep, dode bonden en skeletten. Ik neem drie hedeis mee, nog puntgaaf. Verderop Peen Noorse sloep die er nog goed biet. Ik kan het bootje niet meene- *n en neem als herinnering maar foto. In de verte nadert een grote taan en van een andere kant een tone jager die een stern het leven Nr maakt. OP de grond veel botten weinig .complete geweien. Dat todt verklaarbaar als ik in de verte fer een heuvel een bijzonder rendier naderen. Het blijkt Geert te zijn die 3ie zien alle geweien uit de verre '"'trek verzameld heeft. Er zijn zeer grote bij en hij oogt als een bizarre carnavalsversierder. „Hoe wil je dat meenemen?" vraag ik. Geert haalt zijn schouders op en de hilariteit aan boord van de Plancius is later aanwezig. 27 juli We hebben ons verslapen en voelen ons wat vleugellam. Geert is erg moe en hangerig. Hij blijkt een steenpuist te hebben vlak onder de plaats waar er een paar weken geleden ook één zat. Hij baalt. Met tegenzin beginnen we een kanotocht en zijn vreselijk aan het rommelen bij het te water laten van de kano's. Het is somber weer met lichte wind en nog een aardige deining. De oversteek naar de kust is negen kilometer en we varen van ei land naar eiland. Op een of andere manier zijn we gespannen. Misschien is het gewoon een slechte dag of misschien komt het omdat we voortdurend tussen de golven door moeten. Voortdurend opletten en cor rigeren en we schieten niet op. Geert vraagt me rustiger te varen en ik vol doe aan die wens, want ik heb dat ook weieens gevraagd. We zijn tenslotte met z'n tweeën overgebleven en dat is niet voor niets. Het weer be trekt. Het gaat regenen. De wind neemt toe en de golven lopen weer op. We naderen Rooseveset, een kaap die weer twee fjorden scheidt en pre cies op de wind ligt. Als het maar niet zoals bij Kapp Thordssen wordt, denk ik. Ons besef van risico is toegenomen en de lust om risico's te nemen afgenomen. In de verte slaan de witte koppen nij dig tegen de rotsen. Ik verzeil in wild water voor ik het weet en moet me akelig concentreren. De kano wordt van links naar rechts getrokken en te gelijk voor- en achteruit. Eierdozenwa- ter noemen we dat. Linke soep. Ik ga dus hard door en zie Geert achter me als een op en neer stuiterend propje op ongeveer 100 meter afstand. Als ik een ruige golf zie komen houd ik de peddel als een steun op het water, snel omkijken hoe het met mijn reisge- Het hondentuig aan een houten kruis als symbool voor de sledehonden, die de mens uiteindelijk op de Noordpool brachten, noot gaat. Prima, want hij zit verder uit de kust dan ik. Verbeten worstel ik me er door, droge mond en warm. Als ik nu doorzet raak ik mijn angst kwijt. Op zich gaat het goed en langzaam nemen de golven weer een vast pa troon aan. Geert koerst even later naar de kant: hij moet plassen. Dat is elke keer weer een heel ritueel. Pak uit, jas je uit en zwemvest af. Je kunt het ook laten lopen in uiterste nood. Dat is wel eens gebeurd. We lachen weer en eten een broodje. We zitten in het ijsberengebied, wat een vreemd gevoel geeft. Dan ineens zien we een silhouet van een schip, grijs in de nevel. Het is de Plancius die onze kant op vaart en voorzichtig koerst tussen de vele banken door. Het is een imposant gezicht, vooral als je weet dat ze ons zoeken. Men loeit lang en hard op de scheepshoorn. We toeteren terug. De bemanning staat op de brug. Het is een mooi moment. De kapitein vraagt of we aan boord ko men. Wij willen de tocht echter afma ken. Het is nog ongeveer 10 kilometer. Als we weer varen gaat het heel hard. Het is heerlijk die eenheid tussen mens en kajak. Ik zing luidkeels en schreeuw soms heel hard. Een grote baardrob duikt naast me op: „Goeie- dag ouwe jongen, ook op pad?" Hij grijnst me toe. Mijn dag is weer goed. In de verte zien we de gletsjer opdoe men met daarvoor als een stipje de Plancius. Enige tijd later leggen we te vreden aan. Het was een mooi 28 juli Het is maandag. We liggen voor Mof- feneiland, de Walruskolonie. Het eiland waar niemand op mag omdat het een natuurreservaat is. Vannacht weer niet geslapen en daarvan krijg ik nu de te rugslag. Helemaal geen zin om te va ren en gelatenheid steekt de kop op. Wellicht krijg ik hier later thuis spijt van maar ik kan me er niet toe zetten de kano in te stappen. We blijven tot één uur vannacht liggen en het is van af de Plancius ook mooi. De imposan te dieren liggen op een soort strandje. Het eiland is een platte grintschotel met in het midden water een atol. Op de zuidpunt liggen zo'n 25 beesten. Geert besluit toch even te gaan kanoën. Ons oorspronkelijke plan om het eiland te ronden gaat niet door. Als Geert te water gaat krijg ik even spijt. Een vreemd gezicht als je makker zo alleen op de zee doolt. Als hij maar niet toch in z'n uppie het ei land rondt, denk ik opeens. Aan de andere kant kan ik het me voorstellen. Hij is 18 en bereid iets geks te onder nemen, terwijl ik, 37, dan soms denk: dat hoeft van mij niet (meer). Geert komt na een kleine twee uur te rug en vertelt nog even stiekum aan land te zijn gegaan en snel in de kano gestapt toen hij walrussen zag nade ren. Op zo'n reis stel je jezelf steeds meer vragen. Wat voor zin heeft dat „afgepeiger" je leven lang. Zinloze vraag, of toch niet. Ik betrap mezelf op minder gedrevenheid na al die jaren trainen en lopen. Ik vind het wel best, ik hoef geen „bewijzen" meer. Dan in eens zit je weer op Spitsbergen en word je door je achttienjarige reisge noot „opa Brinta" genoemd. Een reis genoot die veel slaapt, last heeft van steenpuisten en mogelijk door het vreemde levensritme of het eten enke le malen een bloedneus heeft gehad. Als hij moe is straalt dat van zijn kop af en moeten we allebei lachen. Soms verontschuldig ik me als ik zijn onstui migheid afrem. Hij knikt dan. Een ge- neratieverschil. Ik pest hem weer eens terug als hij na 9 uur kanoën duf en moe is. Ervaring tegen het jeugdige elan. Een leuk bijverschijnsel van deze reis. 29 juli We zijn vannacht vertrokken naar het pakijs. Als we goed twee uur buiten gaats zijn zit er al behoorlijk zwel in het water. De stuurman zal me om vijf uur porren omdat ik de laatste uren voor het pakijs wil kijken. Er loopt een behoorlijk zeetje. Ik sta in de morgen een paar uur te kijken maar van puur ijs is nog geen sprake. Het zit in deze tijd van het jaar ver weg. We hopen op kanoën maar ik weet in feite wel beter. Met deze zee krijgen we de ka no's niet van dek, laat staan varen. Ze zouden in no time stuk slaan tegen het schip. Vaak wordt de zee rustiger onder invloed van ijs, maar deze keer helaas niet. Ik voel me trouwens hele maal niet tof: op de rand van zeeziek te. Twee keer verlaat ik de brug om een luchtje te scheppen maar ik blijf me ellendig voelen. Nu terwijl in op iets vyacht, dat ik al jarenlang wilde zien, word ik gedwongen in de kooi te kruipen. Daar liggend onderga ik toch een klei ne sensatie. Plotseling hoor ik een luid gebonk tegen de wand van het schip na-echoënd door het metaal en dat herhaalt zich steeds vaker. De motor valt vrijwel stil en ik haast me uit de kooi naar boven. Drijfijè, pakijs door- eengesmeten en gedrukt tot in het on eindige witblauw. Er staat een beste zwel die tot wel 500 meter in het ijs doorloopt. De zuidwesten wind heeft alles bij elkaar gebracht tot een wit doek. Daar ergens achter ligt de Noordpool, op ongeveer 750 kilometer. Het schip stampt en slingert teveel om de kajaks overboord te kunnen zetten. We zitten op 81 graden 18 minuten: zo hoog is de Plancius nog nimmer ge weest. Geert en ik verbijten onze te leurstelling. Het schip zelf dreigt tegen het ijs gezet te worden. De stuurman kijkt bedenkelijk en overlegt met de kapitein: men houdt iets meer af van het ijs. Stel dat de motor het laat af weten. Dan zitten we zo op ijs dat zo hard is als een kademuur. Hierover trokken ze dus met sleden en honden, dagen, weken om soms niet meer terug te komen. Ik begin nu pas echt te beseffen wat dat wil zeggen. Lezen is wat anders dan voelen hoe het kan zijn. Wat een stilte, wat een witheid zo ver het oog reikt. In de ver te zelfs op elkaar gesmeten brokken. Het is geen vlakte, het is een wirwar van schotsen, brokken, stukken en bergen ijs en denk niet dat alles wit is wat er blinkt. Nee, blauwig, zwartig, grijs en groen in allerlei variaties. Zo varen we verder om tenslotte weer te keren want we moeten stoppen, an ders is er geen weg terug. 1 augustus De dagen met altijd licht maken mijn aantekeningen fragmentarisch. Ik blik even terug vanaf het pakijs. Op de „terugreis" kwamen we nog robben tegen. Een reis met zeeziekte die ik in mijn kooi doorbreng. De wind is pal op de kop van het schip en iedereen krijgt last, ook de bemanning. Geert gaat plat en de scheepsarts en zijn vrouw die onze hut delen, volgen. Zo liggen we allemaal geveld door de drang om het pakijs te bereiken, we moeten boeten. Je moet er wat voor over hebben. Waarom? Ik maak me er niet meer druk om. Je doet hier zo veel indrukken en ervaringen op dat je nog blij mag zijn als je ze redelijk op een rijtje blijft houdden. We zijn sinds gisteravond in Walvisvaardersgebied. Het gebied van de Basken, ongeëve naarde harpoeniers uit de 17e eeuw. Zij voeren vaak op schepen van allerlei nationaliteiten. Hier ligt een „onbe schrijfbare" baai met prachtige verge zichten. Ik zoek op de kust weer naar bijzondere vondsten, je weet maar nooit. De grond zindert naar zwavel: vulkanisch gesteente. Ik stuit op een nest van de pijlstaartjager, die op me af scheert. Duiken denk ik en wegwe zen. Ik moet die beesten met rust laten. We twijfelden vandaag of we langs de Noordwest kust van Biscayerhoek tot Amsterdameiland zouden kanoën, ter wijl de Plancius stand by zou blijven. We kozen voor de relatieve rust van ons moederschip en besloten te varen naar de „Zeeuwse uitkijk" op Nors- kuyane, een prachtige eilandengroep met vogelkolonies. De uitkijk is een oude walvisplaats met een traankokerij. Nu staan Geert en ik met de peddels in de lucht vanwege de aanvallende sterns op het kiezelstrand waar eeu wen geleden Zeeuwse zeelieden werk ten en stierven. Een eindje verder lopen twee ren dierstieren die we zagen zwemmen van het ene eiland naar het andere. Op de ze momenten ben ik blij met de kajak. Het geeft je de vrijheid en sensatie er bij te mogen horen. We zien een half vergane schedel van een mens. Laten we die maar met rust laten. Verderop, wonderlijke ervaring, de Hollandse baksteentjes waarmee de oven gemet seld werd. Bewaard in de permafrost. Zo dwalen we verder van eiland naar eiland. De Plancius slaapt en is reeds ver uit het gezicht. Het besef de enige te zijn in dit arctisch decor doet me soms glimlachen en soms huiveren. We steken over naar Sally Haven, een mooie naam voor een oude Engelse walvisnederzetting gelegen aan een nog mooiere baai met een echt Texels zandstrand en onvoorstelbaar helder water. Ook daar een oude traankokerij en walvisresten. Ik laat alles liggen, al is de verleiding groot. Even later een schedeltje van een poolvos door wind, zon en kou gebleekt. Die gaat in de kajak evenals wat mooie schelpen die je trouwens weinig vindt. Dit is een van de mooiste stukken land die ik ooit gezien heb. Op de achter grond eilanden met duizenden krijsen de vogels en toch de sfeer van stilte. Op de achtergrond ook een helblauwe gletsjermuur met een groot zwart gat erin. We varen naar een klein eilandje. Het ziet eruit als een pannekoek met rozijnen. Daarbij zien we eidermoeders zitten met jongen, die ijlings het water in schieten. In de lucht zweven ivoor- meeuwen. We draaien rond op de dei ning van de ijszee. Het was half tien toen we vertrokken en het is nu na middernacht. Altijd licht. Nooit meer slapen, wonderlijk ik kwam nooit door dat boek heen, vond alleen de titel mooi. Dat moet maar zo blijven ook. Het wordt steeds rustiger maar in de verte nadert bewolking. Je weet het nooit Ineens weer „something completely different". Geert vaart zo'n zeven me ter van me af en opeens drijft er een grote bruine rug tussen ons in. Een baardrob, denk ik nog. Geert peddelt hard achteruit en schreeuwt: „Een walrus". Schrik en verbazing. Die had den we hier niet verwacht. Het dier schrikt nog meer dan wij. Hij draait naar me toe en snijdt de terugweg naar de rotsen af. Geert haalt, achteruit varend, het ei landje. Even ril ik als het dier zo'n 70 centimeter uit het water rijst, de kop omhoog, de grote slagtanden gehe ven. Hard snuivend kijkt hij me van enkele meters afstand aan. Oh, oh, oh, denk ik, wegwezen. De eilanden links en rechts zijn ongeveer een kilo meter ver. Als deze rus agressief zou zijn had ik nu geen schijn van kans. Ik peddel razendsnel naar een eiland be seffend dat de walrus elk moment weer op kan duiken. Ik kijk niet meer om en wordt wat rustiger. Het dier is verdwenen. Een mooi moment om op terug te kijken, maar oh zo spannend. Ik wacht op Geert die met een grote boog naar me toe vaart.... We moeten lachen. Er volgt een discussie wie je beter tegen kunt komen: Willy Walrus of IJsbrand Ijsbeer. Ik kies voor de walrus want die lijkt me minder kwaa daardig. Geert prefereert een beer want die zwemt niet zo snel. „Een walrus is snel en als hij zijn tan den op je kajak legt kun je de afloop wel raden", aldus mijn reisgenoot. Dat zijn de risoco's van het vak. In de morgen varen we terug naar het moe derschip. We eten rozig gebakken eie ren met spek. Wat een dag. Voor de tocht heb ik een Engelse lezing gege ven voor de passagiers aan boord, voornamelijk Britten en Zwitsers (orni thologen, zoölogen etc) over de oude ontdekkingen van Barentz en Heems kerk en de walvisvaart op Spitsbergen. Een wonderlijke reis. Zo zit'je in de ka piteinshut een lezing voor te bereiden en zo begroet je enkele uren later met angstzweet een nieuwgierige walrus. 2 augustus Het is zes uur vrijdagmorgen. Hoe ik het volhoud weet ik niet. De reis is ver en mijn slaap blijkbaar ook. Met de monument Jan Knippenberg bij van zijn voorgangers in Ny Alesund. kapitein, Laurens Reedijk, slavist vertaler en feilloos navigator, zit ik sa menzweerderig te praten. Er is een vervelende Engelse geograaf aan boord. De beste man schrijft boekjes en laat dat voortdurend op arrogante toon weten. Aan zijn Brits zijn ont leent hij bovendien een vervelend su perioriteitsgevoel. Onbeschoft aan ta fel: het vlees verdwijnt voor je neus. Hij drinkt uit zijn eigen beker van het Geografisch Geologisch Genootschap en ergert een ieder met zijn alwetende hautaine opmerkingen. Het is tijd voor een grap. We verstoppen zijn geliefde beker. Óm acht uur is het ontbijt en ik wil zijn reactie eigenlijk niet missen. Met Laurens praat ik over zijn ideale combinatie: varen en vertalen van Rus sische literatuur: De Slauerhoff van de Plancius. Vaak hoor ik 's nachts het getik van zijn typemachine als ik de luchtpostvellen vol kras. We drinken een kop thee bij elkaar en bedenken dan zulke streken. We zullen 'm krij gen die Mr. Redfern. Zo rood als een biet wordt ie vast. Door de patrijspoort blik ik het stille water over. Gisteravond lieten we het visnet zakken. Er moet hier kabeljauw zitten. Weinig gevangen en veel werk. De dagen verglijden in licht en het doet er nauwelijks toe. Nog even en het schip begint te leven. Een noma disch bestaan: maar is dat niet wat we altijd wilden en heb ik ooit anders ge daan. Lopen, varen, denken en verder reizen? Het wordt tijd voor de kooi. Jan Knippenberg. Dit weekend start een halve com petitie tussen vier Texelse voetbal verenigingen met als inzet de Texelcup. De Koog, Oosterend, Texelse Boys en ZDH zullen elkaar eenmaal ontmoeten. Vorig jaar ging het om de meest sportieve ploeg, dit jaar is het elftal met de beste resultaten winnaar. Er zal dus echt om de punten gespeeld moeten worden. Dat zal geen bezwaar zijn, want deze oefen wedstrijden dienen zoveel mogelijk te lijken op „gewone" competitiewedstrij den. De scheidsrechters zullen dan ook strenger fluiten dan bij oefen wedstrijden. Alle spelers moeten reke ning houden met het feit dat de nor male tuchtrechtspraak van de KNVB van toepassing is. De organisatie ver wacht een aantal pittige wedstrijden die mogelijk een redelijk niveau zullen halen. Niet alle verenigingen doen aan deze halve competitie mee. Texel 1 en het eerste zaterdagelftal van Oosterend hebben een eigen oefenprogramma en De Cocksdorp speelt in een poule met reserve-elftallen zoals Texel 3, Texelse Boys 2 en Oosterend/Z 2. Verzwakt Deze laatste poule waar ook om de punten gestreden gaat worden, start zaterdag om 17.00 uur met de wedstrijd Oosterend 2 tegen Texel 3, gevolgd door Texelse Boys 2 tegen De Cocksdorp. Beide wedstrijden worden gespeeld op het C-veld van Texelse Boys. Oosterend 2 is gepromoveerd naar de tweede klasse zaterdag en Texel 3 speelt in de derde klasse zon dag. Het ziet er naar uit dat beide elf tallen, mits compleet, aan elkaar ge waagd zullen zijn. De Cocksdorp speelt komend seizoen weer op zater dag, maar het elftal is ten opzichte van vorig seizoen wat verzwakt. Texel se Boys 2 speelt al jaren in de reserve vierde klasse en kan zich daar altijd goed handhaven. Ook hier wordt een gelijk opgaande strijd verwacht. Pikant Zondag om 19.00 uur spelen Ooster end en ZDH op het C-veld van Texelse Boys tegen elkaar. Het wordt een pi kant duel want Oosterend keeper Doe- de de Vries is naar ZDH gegaan, om dat Oosterend in de veronderstelling verkeerde dat er keepers te veel waren, zodat de jeugd voorrang kreeg. Bij Oosterend is Bep Vonk weer in de ge lederen evenals zijn beide zonen Rob en Dennis. Donderdag 15 augustus ontvangt Texelse Boys De Koog. Texel se Boys is tweede klasser en De Koog derde klasser, maar laatstgenoemde heeft zich belangrijk versterkt. Jaap van Kranenburg is weer overgenomen van Texelse Boys en Charles Ipenburg en Peter Brons van SV Texel. Texelse Boys heeft zich niet noemenswaardig versterkt, maar kan wel putten uit een rijke jeugdafdeling. De kans bestaat dan ook dat enkele talentvolle A- junioren hun debuut kunnen maken. De supporters verwachten een grote inzet. Programma 10-8: 17.00 u. 19.00 u 19.00 u. 19.00 u 19.00 u 19.00 u 19.00 u 19.00 u 19.00 u 19.00 u 25-8: 19.00 u 27-8: 19.00 u 10-8: 11-8: 15-8: 17-8: 17-8: 20-8: 22-8: 22-8: 23-8: Texelcup: Oosterend/Z 2-Texel 3 Tex.Boys 2-Cocksdorp ZDH-Oosterend Tex.Boys-De Koog Cocksdorp-O'end/Z 2 Texel 3-Tex.Boys 2 Tex.Boys-ZDH Oosterend-De Koog Tex.Boys 2-O'end/Z 2 Cocksdorp-Texel 3 Oosterend-Tex. Boys ZDH-De Koog. Scouting Texel haalt deze week geen oud papier op in Den Burg. De Koog Zaterdag wordt vanaf 10.00 uur oud papier afgehaald in De Koog. leder wordt verzocht het papier tijdig gebun deld aan de straat te zetten.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1985 | | pagina 7