,Zijn de roeiers wel voor ïun taak berekend?" yrie keer was scheepsrecht Stranding-expositie in Maritiem Museum Opgetekend uit de ffirzameling van Klaas Uitgeest fk Ju DAG 29 NOVEMBER 1985 TEXELSE COURANT PAGINA 5 ^fotons innig leedwezen moet ik u berigten de ontzettende ramp gewone oefening met de reddingboot De Koog heden ons (erkomen", schreef de secretaris van de Texelse reddingcommis- Bruno Bok, op 25 augustus 1876 aan het bestuur van de red- igmaatschappij. Bok moest melden dat zijn bootsman Pieter de aard bij een oefening die morgen om het leven was gekomen, n gewone roeitocht had een onverwacht einde door een vloed- ilfdie de boot om deed slaan. Deze stranding werd vanaf het and gade geslagen door een reddingcommissie die niets kon [richten. Nauwelijks vier jaar later, kon de red- dingploeg van De Koog weer een makker en collega begraven. Op 9 augustus 1880 moest de redding boot uitvaren wegens het in nood ge raken van de Franse brik Vigie dat met ballast op weg was van Le Treport naar Christiania. De Vigie strandde op korte afstand van De Koog en begon vrij snel te zinken. oorzaak van het omslaan was door snel aan het bestuur in Amster- nverteld. ,,Het is zeker geweest eene kwade zee den Bootsman bestuur over de boot heeft doen iezen, waardoor hij tevens over ord sloeg en waaraan het onmiddel- dwarszee geraken en omslaan der ot zelve, gevolg was. Anders kun- we niet gischen", aldus Bok in zijn slag. Het weer gaf die 25ste au- stus geen aanleiding om de oefe- ig af te gelasten. ,,De wind was orden, buiig en flink aanschietende doch bestond er bij den boots in en zijne gezellen evenmin als bij commissie questie dat er direct ge- jr bij de togt was." De oefentocht rd uitgevoerd door tien roeiers en otsman De Waard (,,die het volle trouwen van zijne manschappen ge- ot"). De roeiredders werden door ervaren genoemd en de oefen- ht verliep aanvankelijk voorspoedig, ploeg roeide een half uur zee in en •rde toen op commando van De ird terug. Overval de tweede zandbank voor de kust rd men echter tovervallen door een se golf en mede door de verraderlij- stromingen in dat zeegebied sloeg boot meteen om. Alle roeiers iten zich na het omslaan aan de Dt vast te klampen, behalve De iard, die even later op het strand selde. bootsman werd als drenkeling uit zwin gehaald en niettegenstaande pogingen om de levensgeesten ar op te wekken, moest hij deze jt met den dood bekoopen". De lard liet een vrouw en vier kinderen iter. De roeireddingboot spoelde on- steboven op het strand en de roei- wisten zich te redden, mede omdat een reddingvest, indertijd scaphou- genoemd, aan hadden. Reddingvest ddingvesten waren toen de uwste uitrusting van de redders en kbaar bestond er op Texel nogal weerstand tegen. Uitvoerig vertelt dat de plaatselijke commissie de ders er op had moeten wijzen dat n verplicht was de schalphouder te doen voor de oefentocht, over- komstig het bestuursbesluit van 25 itember 1875. „Alle roeijers waren srzien van scalphouders, die hun Or ons letterlijk waren opgedrongen het verbod, zonder dat drijfmiddel ien boot te stappen". Er waren tien ilphouders beschikbaar en er was er 5 één tekort. Of dat geen fout is i de plaatselijke reddingcommissie sgeen vraag voor Bok. Hij consta- irt alleen dat het slachtoffer De iard geen reddingvest wilde dragen. Ie bootsman, die verdronken is, wil- er evenwel niets van weten en wei de de scalphouder om te doen", secretaris van de plaatselijke red- gcommissie deelt het hoofdbestuur ook mee dat de roeiers nu inmid- ,,éénparig" het nut van de scalp- 'ders erkennen. ,,Ze werden door scalphouders telkens weer omhoog ild om lucht te kunnen scheppen konden zo al drijvende en zwem ende het strand bereiken." Bok istateert dat als de hele ploeg ge- igerd zou hebben een reddingvest te doen, de ramp ,,niet te overzien zijn geweest". Vrinden reddingboot raakte na het omslaan fits licht beschadigd. Deze averij in eigen beheer worden opge- ipt. Bok besluit zijn brief met de dedeling dat het lijk van het slacht- ■rjiaar zijn familie in Oudeschild is racht. De Waard werd op het Ou- childer kerkhof aan de voet van de ■berg begraven en dat graf is er In de grafsteen is de reddingboot overspoeld wordt door een giganti- golf, uitgehouwen en daaronder it de tekst: ,,De Waard die jammer- in zee den dood moest vinden, hier beweend, bemind door bloed- wanten en vrinden". Vervangers De roeiredders die allemaal in Oude schild woonden, werden meteen ont boden maar blijkbaar duurde het te lang voordat ze op het Koger strand waren. De Vigie strandde om vier uur 's morgens en vier uur later lag de reddingboot bij het schip met niet de vaste bemanning aan boord, maar „twaalf flinke zeelieden". Ook bij deze ramp deed Bruno Bok verslag van red ding en ramp aan het hoofdbestuur van de reddingmaatschappij. Volgens hem moest men wel minder ervaren roeiers zee insturen omdat de Franse brik op punt van breken stond. Voordat de reddingboot uitvoer waren twee drenkelingen met een eigen boot je al op het strand aangekomen. De kapitein, een matroos en een jongen hingen echter nog in het want van het schip en onmiddellijke hulp was dan ook noodzaak. Volgens Bok was de zee die negende augustis ,,hol met een zware branding". Het was vloed met noordwesten wind en de dagen voor de redding had het flink gestormd. De twaalf flinke zeelieden (J. Vos, Jan L. Schagen, T. Dogger, S. Kuiper, J. Buijs, W. Mets, N. Schel- linger, Jan Vlas, S. v.d. Sterre, M. Hammer, D. Bruin en Philip Veen) wa ren na tien minuten bij het wrak en wisten de drie drenkelingen zonder problemen aan boord te nemen. Helden ,,Op de terugtogt begon de boot te snijden en een opvolgende grondzee die omwierp, en zoo ondersteboven naar het strand werd geslagen met de inmiddels op de kiel der boot geklom men roeijers en geredden", aldus Bok. Voor de tweede wereldoorlog ver scheen een boekje onder de titel ,,De helden van onze kust" waarin J. Stamperius enkele opmerkelijke reddin gen beschrijft, waaronder ook deze ramp in 1880. Stamperius bezat een romantische geest, een dichterlijke in slag en een rijke fantasie. Hij doet het voorkomen alsof hij zelf op het strand aanwezig was en schrijft dat de red ders uit Oudeschild wel in de redding boot stapten, maar er bleef één plaats onbezet. Volgens de schrijver drong de burgemeester toen naar voren tussen publiek om mee te delen dat hij in de boot zou stappen. Stamperius zegt dat dit aanbod niet werd aanvaard. ,,Met Het graf van Pieter de Waard op het Oude schilder kerkhof. je permissie, burgemeester, dat is jouw werk niet!", klinkt een stem. En den heer enigszins ruw op zij duwend, springt een vischer in de boot en neemt vrijwillig de ledige plaats in", al dus het boekje. Uitgeput Het is niet meer na te gaan of Texels eerste burger inderdaad ter redding wiide varen, maar de schrijfsels van Stamperius kunnen waarschijnlijk naar het rijk der fabelen worden verwezen omdat het geromantiseerde verhaal te veel feitelijke fouten bevat, Bok is nauwkeuriger in zijn toelichting. Hij vertelt dat de Franse kapitein/eige naar van de Vigie, L. Guillas, zich ook vast kon klampen aan de kiel van de reddingboot. De golven hadden echter meer kracht dan zijn, ongetwijfeld al uitgeputte, lichaam en Guillas ver dween weer in zee. Toch wist de Fransman nog een tweede keer de sloep te pakken maar even later bleek de zee weer een te grote overmacht. Eén van de twaalf roeiers, Philip Veen, wist niet onder de omgeslagen sloep weg te komen omdat hij „bekneld zat". Toen de reddingboot op het strand werd getrokken en omgedraaid bleek daar het levenloze lichaam van Veen in te liggen. Besmet Bok laat het in zijn verslag niet bij de gebruikelijke toelichting maar deelt ook mee dat deze reddingboot, na twee keer omslaan in vier jaar tijd, besmet is verklaard. „Voor altijd is nu deze boot, na deze beide rampen veroor deeld en geen zeeman op Texel, ver klaren zij eenparig, is meer te bewegen om daarmede een redding te beproe ven. Allen vinden de boot niet ge schikt voor dit strand, het vertrouwen is voorgoed weg." Hieruit kan gecon cludeerd worden dat de redders en pu bliek de commissiesecretaris op het strand heel duidelijk hadden gemaakt dat ze met deze boot niet verder wil len. „Deze toestand mag natuurlijk niet duren, maar wat nu te doen", vraagt Bok zich af. Hij beantwoordt die vraag meteen zelf. Medio april start in het Maritiem Museum in Oudeschild een uitge breide expositie over strandingen en reddingen langs Texels kust. Deze tentoonstelling komt in de plaats van de expositie over de Georgiërs-opstand, die in de toe komst periodiek nog wel terug zal keren. De tentoonstelling wordt ingericht door Klaas Uitgeest en Jaap Bakker van de Stichting Juttersmuseum die samen met het personeel van de St. Texels Museum hopen over enkele maanden een gevarieerd beeld te kun nen geven van strandingen uit heden en verleden. Bakker en Uitgeest zijn al enige tijd bezig met het vergaren van materiaal en dat heeft al aardige dingen opgele verd zoals oude films over oefentoch ten van de reddingboot. Het is de be doeling deze oude beelden samen te smelten,tot een videoreportage van een kwartier waarin ook een overzicht wordt gegeven van modern reddings werk bij de KNZHRM. Verder heeft de gemeente toegezegd de kast met medailles van oud-redders te zullen overbrengen naar het mu seum. Uitgeest en Bakker menen dat er onder de bevolking nog medailles of getuigschriften aanwezig moeten zijn die te maken hebben met reddingen uit vroeger dagen. Dat die indruk juist is bleek uit de mededeling van Klaas Tuinder uit Oudeschild die in een „oud knopendoosie" een forse medaille vond. Dit eremetaal is in 1880 uitge reikt door het Franse ministerie van marine aan roeiredder Jan L. Schagen wecjens het betonen van bijzondere moed tijdens de reddingtocht naar de Vigie en de catastrofe met de Koger reddingboot vlakbij het strand. Jan L. Schagen was een broer van de grootmoeder van Klaas Tuinder en de Klaas Tuinder die in 1903 in de golven omkwam is weer de opa van de medaille-vinder en eigenaar. Tuinder heeft inmiddels toegezegd de medaille in bruikleen te willen afstaan aan de St. Juttersmuseum en volgens Jaap Bakker zou het aardig zijn als meer Texelaars oude reddingvondsten in bruikleen aan het museum willen ge ven. „Het Maritiem Museum is nu goed beveiligd tegen brand en inbraak en bovendien wordt het tentoongestel de goed verzekerd", aldus Bakker. Wie bruikleen teveel rompslomp vindt mag reddingattributen uiteraard ook schenken. Naast medailles en getuig schriften zijn foto's van strandingen en reddingbootbemanningen ook zeer welkom en datzelfde geldt voor naam borden of scheepsattributen van ge zonken schepen, zoals de tafel van de Oakford die vorig jaar werd geschon ken. Spullen met waarde worden in een gesloten vitrine opgesteld. Voor inlichtingen kan men terecht bij Bakker tel. 02220-3918 of Klaas Uitgeest, tel. 02228-393. Voor veel buitenstaanders is het nog onduidelijk hoe de zaken in het Mari tiem Museum zijn geregeld, maar de St. Juttersmuseum heeft zich verplicht in het museum informatie te geven over de jutterij, en het reddings- en loodswezen. Deze stichting beheert die informatie met hulp van het aangestel de personeel. Het is uiteindelijk de be doeling de tentoonstelling uit te laten groeien tot een reddingmuseum in een apart gebouw bij het Maritiem Mu seum. Een eerste aardige stap in die richting kan mogelijk binnenkort al worden gezet, want onlangs is bekend geworden dat de KNZHRM de voor malige reddingboot Joan Hodshon te koop heeft aangeboden aan de stich ting. Daarnaast is ook een whipper- toestel met broek beschikbaar gesteld. s 1876, 1880 en 1903 waren slechte jaren voor de Texelse afde ling van de Noord- en Zuidhollandse Reddingmaatschappij. Wie zich tot taak stelt hulp te verlenen bij strandingen en scheepsrampen in volle zee zal moeten oefenen. Dat er bij oefeningen ook wei eens wat mis kan gaan bleek in ge noemde jaren. De pech die zich voordeed eiste drie mensen levens en wierp in die tijd een zwarte schaduw op de activi teiten van de reddingploeg uit De Koog. Toen in 1903 een mensenleven werd gevraagd tijdens een oefentocht van de Koger reddingploeg vroeg de toenmalige Telegraaf zich dan ook af of deze redders wei voor hun taak waren berekend. Klaas Uitgeest zocht en vond achtergronden van twee ramp zalige oefeningen en een redding. Daarover gaat dit verhaal. Een oefening van de Koger reddingboot en het vuurpijltoestel in het jaar 1900. Klaas Tuinder uit Oudeschild met de door hem aan net Juttersmuseum geschonken medaille. „De boot moet altijd door eene ande re geremplaceerd (worden vervangen), dat is wel buiten questie." De roeiers hebben als voorwaarde gesteld dat er een vlakke boot moet komen met kur ken bekleding. Aan het eind van zijn brief komt de secretatis dan ook met het volgende verzoek: „Zou het kun nen worden in overweging genomen den scheepsbouwmeester Zwanenburg alhier, het bouwen van eene boot op te dragen? Wij moeten toch ook reke ning hebben met de lieden, die de boot moeten bemannen bij eene stran ding." De „afmaker" bij het verzoek is de mededeling dat Philip Veen „eene weduwe met zes kinderen achterlaat" en een voorstel tot beloning van de redders. „Wat dunkt u als beloning 77,50 per roeijer en 72,— voor de ont boden twaalf manschappen" (die dus niet in actie hoefden te komen, maar wel waren gealarmeerd). Pluim Een antwoord op het verzoek van de Texelse reddingcommissie konden we niet achterhalen. Dat antwoord is er wel geweest want op 14 mei 1881 schrijft Bok een brief aan het bestuur van de reddingmaatschappij waarin het verzoek om een andere boot ter sprake komt en waaruit blijkt dat de toezeg ging van het hoofdbestuur praktisch rond is. Eerst geeft Bok een pluim. „Gisteren vergaderden de plaatselijke commissie der reddingmiddelen alhier, en zijn de zaken die aanhangig zijn, breedvoerig besproken. Wij zijn allen zeer ingeno men met het besluit van het hoofd bestuur om de planken loodsen door steenen bootshuizen te vervangen". Na een verhandeling over gewenste spoed in de bouw van de stenen boot huizen en het opmaken van bestekken eindigt Bok met het heetste hangijzer: de reddingboot van De Koog. „De verantwoording van eene boot met hellende stevens nemen wij allen gaarne op ons. Hoezeer we op diep water verre de voorkeur geven aan de regte stevens, doch wij hebben hier niets dan drie gordels branding en breekers, zeer ondiep." Blijkbaar was er flinke discussie over het type boot dat bij De Koog moest komen. De plaatselijke reddingcommissie hield zich echter aan het verzoek uit 1880. Het bestuur uit Amsterdam wilde niet over één nacht ijs gaan en had al aan gekondigd dat bestuurslid Bruyne de Texelse reddingstations zou bezoeken. Bok had blijkbaar geen zin in een uit gebreide toernee en schreef: „De komst van den heer Bruyne zien we tegemoet en hij zal het beste doen zich direct tot mij te wenden. De heer Buys zal hem terugzetten naar de boot". Hoe de discussie over een andere red dingboot verder is verlopen, is ons niet bekend. Vast staat dat het station De Koog in 1883 de beschikking kreeg over de reddingboot „Emeli", af komstig van het toen door storm en zee verwoeste reddingstation bij de vuurtoren. Vuurpijlen Twintig jaar na de overplaatsing van de „Emeli" won de zee het opnieuw van een oefentocht. Op 3 juli 1903 ko zen 12 mannen (D. Cz. Krijnen, K. Tuinder, K. Krijnen Cz., J. Schellinger, J. Boon, C. Hz. Zegel, C. Koopman, W. Lzn. Schagen, D. Hemelrijk, J. Henkes, W. Kaan en D. Bruin) zee om samen met het bestuur bij het Koger strand de reddingmiddelen te testen. Deze oefentocht werd jaarlijks gehou den en trok doorgaans veel publiek, zo ook deze zaterdag. De bemanning van de Emeli stak rechtstreeks zee in en roeide tot onge veer een kilometer uit de kust. „Nadat we den kop der boot van een zak voorzien hadden, keerden we terug naar het strand, om andere orders", schreven de betrokken roeiers na de fatale 3 juli in de Nieuwe Texelse Cou rant. De order van het plaatselijk bestuur was toen om op ongeveer 70 meter van het strand te gaan liggen dobberen en „de dreg" uit te gooien. Toen was het de taak van het bestuur om de vuurpijlen met daaraan een touw af te schieten. Volgens het ver slag in de krant trof de eerste pijl uit stekend doel en kwam het tweede projectiel te ver van de boot. Om de oefening moeilijker te maken roeide de ploeg tot 100 meter uit de kust en gooide men weer het anker uit. het bestuur zou trachten een der de vuurpijl naar de boot te schieten maar blijkbaar nam dat nogal wat tijd in beslag. „Toen we twintig vijfent wintig minuten voor anker lagen, kwam er plotseling een grondzee op, zoo krachtig, dat het ankertouw of slipte of brak, en de boot in een on deelbaar oogenblik omgeslagen werd." Kreten De twaalf opvarenden kwamen aan vankelijk allemaal onder de boot te recht, maar zeven van hen wisten zich vrij snel op de omgeslagen boot te werken. De Telegraaf schreef in die da gen het volgende: „Met zwemgordels om begaven de schippers en de roeiers zich in de boot, die heel zeewaardig bleek en waarmede men verschillende bewegingen en wendingen verrichtte tot genoegen van bestuur en beman ning. Straks hoopte men ook nog en kele passagiers een klein zeetochtje te kunnen aanbieden. Doch eerst moest er geschoten worden met het vuurpijl toestel. Ook dit gelukte naar behoo- ren. Doch plotseling hoorde men ver schillende kreten en ging de mare van mond tot mond: „de boot ligt on dersteboven en de bemanning in de branding". Van de bemanning was op dat mo ment niemand te zien. Volgens dit beeldende krantenverslag klommen al spoedig enkele drenkelingen op de boot. Drie anderen wisten met behulp van hun zwemvest drijvende en zwem mende het strand te bereiken, maar twee roeiers, Bruin en Tuinder, konden niet onder de roeiboot vandaan ko men. „We hadden het geluk Bruin la ter ook op de boot te helpen. Intus- schen waren we, steeds terugdrijvende naar den kust, het strand tot op vijftig meter genaderd", aldus het verslag van de betrokken roeiredders. Roeier C. Koopman onderzocht terwijl hij op de kiel van de boot zat of het touw en het anker nog aan de sloep zaten. Beide attributen bleken verdwe nen, is althans de lezing van de redders. Kloek Volgens De Telegraaf kon de omgesla gen boot het strand niet naderen om dat het vast zat aan het anker. Hoe het ook zij, L. Mets, stuurman van de postboot Ada van Holland stond tus sen het publiek en ondernam na het omslaan vrij snel actie. Hij zwom naar de boot. Volgens de Telegraaf om het anker te lichten en volgens de redders om hulp op de boot te bieden. „Kloek was de daad van den heer L. Mets, die al zwemmende vanaf het strand het anker wist te bereiken en te lichten, zoodat nu de boot strand- waarts kon drijven". De redders: „Wij waren ook reeds op ondiepte en stel den nu een onderzoek in, of Tuinder onder de boot lag. Zes onzer, gehol pen door stuurman Mets, lichtten de boot op, en ja, onze kameraad T lag er onder, maar helaas, hij was reeds overleden." Volgens het officiële ver slag van „candidaat-arts" J.H. Moojen Lees verder pagina 5

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1985 | | pagina 5