Cognac en whiskey
verstopt in melkbussen
Van smokke/schip afkomstige drank overspoelde
60 jaar geleden Hoornder samenleving
Uit het archief
van
Klaas Uitgeest
I98RIJDAG 19 DECEMBER 1986 TEXELSE COURANT PAGINA 15
VERMELDING
Ve schrijven 14 november 1926, zondag. Rond Texel had twee
lagen lang een zware mist gehangen, maar in de vroege zondag-
norgen zag het er een stuk beter uit. Straks bij het krieken van de
:lag zou waarschijnlijk een zonnetje doorbreken en dat maakte het
lumeur van de 22-jarige Kees Dekker nóg beter. Als zo dikwijls
naakte hij zijn rondje over het strand van de Hors tot aan paal ne-
ien, vanwaar hij dan huiswaarts keerde. Zijn huis stond in Den
ioorn, waar hij bij zijn ouders woonde. Kees had het in die tijd
eer zeldzame beroep van chauffeur. Hij reed in de luxe Buick van
ijn zwager Aad Slegh, maar was die bewuste zondag vrij. Hij had
lij de talloze rondjes over het strand al heel wat kleinere en grotere
lingen buitgemaakt, maar meestal zag Kees niet de noodzaak zich
lie spullen toe te eigenen en gaf ze aan bij strandvonder Willem
)uinker. Vaak was het niet meer dan wrakhout, dat amper de
noeite van het meenemen waard was.
)e laatste mistflarden waren opgelost zag, die de bemanning van de stomer
j in Kees dacht terug aan het bericht afvuurde na het stranden op de gron-
lat hij de vorige avond had gehoord, den. De vijf werden, terwijl zij over het
ie Helderse reddingboot „Dorus Rij- Marsdiep voeren, door de botter TX
ars" was uitgevaren en had twaalf 33 opgepikt en naar Den Helder
Lilian Duinker, strandvonder anno 1926.
bemanningsleden van een Frans
itoomschip gehaald, dat was vastgelo
pen op de Noorderhaaksgronden vlak
bij de Razende Bol. Vijf man waren al
eerder in een roeiboot gestapt om hulp
te halen. Niet alleen had de mist de
stuurman van de stoomboot parten
gespeeld bij het bepalen van de koers,
diezelfde mist had verhinderd dat de
Helderse kustwacht-de noodvuurpijlen
gebracht.
Wrakhout?
In de schemer zag Kees Dekker wat
wrakhout liggen. Zijn juttocht had nog
niets opgebracht die ochtend en hij
besloot het hout, dat bij paal negen
was aangespoeld, aan een nader on
derzoek te onderwerpen. Meteen het
eerste stuk bleek raak. Het was een
volledig intact gebleven kist, die vol
-p Xy
Zr?
yj'&zmeétf 1-t-T
Een bladzijde uit het gemeente-archief van december 1926. Er blijkt uit dat in de opslagplaats
van de strandvonderij in Den Burg honderden flessen sterke drank stonden. Van daar uit wer
den die aan de mensen verkocht. De prijzen waren van vóór de douane-accijnzen en zullen voor
vele lezers als in een sprookje klinken. Vijftien flessen cognac voor f 1,251
stro leek te zitten. Nieuwsgierig ge
worden opende Kees de kist en kon
zijn ogen niet geloven. Erin bevonden
zich twaalf grote flessen Franse cog
nac. Even bleef Kees met de fles, die
hij uit de kist had gehaald, in zijn han
den staan en twijfelde. „Aanbrengen
betekende vindersloon, maar...." Ver
der dacht hij niet. Hij zette de krat op
zijn schouder en liep ermee naar het
duin, waar hij zich aan het graven zet
te om de drank te verbergen.
,,Wat heb jij daar?" vroeg Reijer Boon
met luide stem. Kees draaide zich ge
schrokken om, maar de twee jutters
stonden op goede voet met elkaar en
om te bewijzen dat hij drank had ge
vonden gaf Kees aan Reijer een fles
drie sterren-cognac. Even later was
Kees klaar met het verbergen van zijn
krat en stond Reijer opnieuw achter
hem. „Hier heb je je fles terug", zei
Reijer, en stak Kees de fles toe. Met
zijn andere hand hield hij twee soort
gelijke kratten in evenwicht op zijn
schouder. Hij lachte er hartelijk bij.
„De vloedlijn ligt bezaaid met dit
goedje", zei hij en vervolgde zijn weg.
Kees liep terug naar waar hij het
eerste krat had gevonden en zag bij
het prille daglicht dat Reijer gelijk had.
Tientallen kratten. Hij besloot er zich
enkele toe te eigenen en te verbergen
tussen de duindoorns. Strandvondst
Na nog een flink aantal wandelingen
op en neer naar het strand begaf Kees
zich naar Den Hoorn om strandvonder
Willem Duinker te waarschuwen. In
het dorp trof hij tientallen kerkgangers
aan, tegenover wie hij het grote
nieuws niet voor zich kon houden. Als
er een officiële omroeper te paard
door het dorp was gereden, hadden
de inwoners van het dorpje het niet
sneller geweten. Menig kerkganger liet
die veertiende november anno domini
1926 zijn kerkelijke vroomheid varen.
Zij gingen strandwaarst en sleepten zo
veel mogelijk van de jutbuit in de
wacht. Willem Duinker deed zijn eed
gestand en kwam officieel met paard
en wagen om de kisten bijeen te ra
pen. Hulp kreeg hij genoeg en in to
taal haalde hij nog zestig kratten cog
nac en whiskey van het strand. „Jon
gens, het is koud!" riep koetsier Wil-
ner op een gegeven ogenblik, „maak
maar een paar flessen open. Daar krijg
je het warm van". Dat was niet aan
dovemansoren gezegd en het bleef
ook niet bij een paar. Willy Wilner her
innerde zich gelukkig dat het zondag
was en riep, onderwijl de fles in de
lucht stekend: „Here, zegen deze spij
zen!" Jaap Duinker, zoon van Willem,
maande de Godslasteraar tot kalmte,
want behalve de strandvonder, een
paar hulpen en enkele leden van de
Helderse douane was inmiddels tevens
een priester gearriveerd om poolshoog
te te nemen. De priester reageerde
n'et- Transport
Nog drie wagens met paarden ervoor
waren nodig om de resterende drank
naar de opslagplaats op de hoek
Herenstraat-Kerkstraat te transporteren.
Op de bok van de eerste wagen had
Jan Boon de leidsels van Wilner over
genomen. Overigens is nooit helemaal
duidelijk geworden wie de Helderse
douane waarschuwde, maar zeker is
dat ze samen met veldwachter Van
Twuyver al vrij snel ter plekke waren.
De drank mocht van de douaniers best
op Texel blijven, maar dan moest over
de zestig kratten wel invoeraccijns be
taald worden.
Drank was voor het merendeel van de
Texelaars een onbetaalbaar goedje en
dat verklaarde in elk geval het al snel
dronken worden van sommige gelukki
ge vinders van de aangespoelde fles
sen. Maar de niet meteen door jutters
als privé-voorraad opgeborgen whiskey
en cognac leek eveneens binnen be
reik omdat door de grote hoeveelheid
de marktwaarde ongeveer één gulden
per fles was geworden. Voor die han
del stak de douane een stokje. Per fles
diende een rijksdaalder invoerrechten
betaald te worden. Dat kon niemand
ook Willem Duinker zag dat bedrag
niet zitten. Herhaaldelijk waren kratten
uit de voorraad op de hoek van de
Herenstraat gestolen en de resterende
kratten werden naar een opslagplaats
nabij Casino in Den Burg gebracht,
maar omdat niemand ervoor wilde be
talen, liet men het na verloop van tijd
weglopen in een putje. Zo zette het
kostbare goedje zijn vreemde reis voort
en vermengde zich met het
grondwater. M|nder officiëe|
Daar eindigde het verhaal van de offi
cieel op het strand van Den Hoorn ge
vonden kratten drank, maar niet dat
van de minder officieel geborgen krat
jes. Niemand wist of weet hoeveel dat
er waren, maar het moeten er even
eens tientallen zijn geweest. Weken
lang werden in en om Den Hoorn
zoekacties gehouden door de Texelse
politie en maar één keer met succes.
De (stokdove) vrijgezel Jaap Bakker
(„van Saartje") had achter zijn huis
een kippenhok, waaronder hij zijn
drankvoorraad had opgeslagen. De ar
me Jaap had zijn dierbare voorraad
beter niet zo dicht bij huis op kunnen
bergen, want de politie stak in alle
mogelijke opbergplaatsen lange ijzeren
staven in hun niet te stoppen ijver om
drank te vinden. Natuurlijk verscheen
overdreven dikwijls veldwachter Van
Twuyver ten tone|e. Als hij de inwo
ners en boeren uit en rondom Den
Hoorn vroeg of zij wisten waar de ver
dwenen drank was, kreeg hij altijd nul
op het rekest. Maar als hij bij de boer,
die hem ontkennend had geantwoord,
een week later terugkwam, stond op
een paaltje van de omheining wel het
strokapje dat om een fles cognac had
gezeten. De grijnzende boer en boe
renknecht hadden er uiteraard geen
idéé van waar dat kapje vandaan
kwam...
Klaas Kok
Dat „dreggen" met ijzeren staven deed
de politie tevens in de regenbak van
Klaas Kok, bij wie ze voor de deur
zelfs het straatje openbraken. Zonder
resultaat. Als ooit de politie voor gek
werd gezet bij een zoekactie was het
wel in Den Hoorn na het aanspoelen
van die overweldigende voorraad
drank. Maar ze zochten ook op de
meest voorspelbare en daardoor minst
voor de hand liggende plaats: namelijk
De Helderse reddingbootDorus Rijkers", die voor twaalf manschappen van de ,,Perdreau"
de redding betekende. |jjke vjncjer, die alles direct aangaf. Het
veel spoelde er in de jaren erna niet laat zich raden waar die zoekgeraakte
meer aan". Haar nu 82-jarige man her- flessen waren, maar bewijzen kon men
innert zich hoe verschillende boeren de nooit iets.
flessen stuk voor stuk in mesthoopjes
op het land staken om ze te verbergen
voor de politie, ledereen had zo zijn ei
gen wijze van verstoppen. Kees Dek
ker weet nog hoe een ontmoeting met
veldwachter Van Twuyver zich afspeel
de nadat hij flink wat drank had ge
nuttigd. „Je stopte je mond dan vol
pijptabak en moest zorgen dat je bo-
Zestig jaar geleden strandde het Franse stoomschip
„Perdreau" in dikke mist op de Haaksgronden. Officieel
vervoerde het een lading kolen van St. Brieux naar Le
ningrad, dat toen nog door iedereen Petersburg werd
genoemd, want de oktoberrevolutie was toen pas negen
jaar geleden. De bemanning werd een dag na de stran
ding van boord gehaaid, maar schip en lading moesten
ais verloren worden beschouwd. Althans, dat veron
derstelde men. Het zou zeker waar zijn geweest als die
lading inderdaad alleen uit kolen had bestaan. Maar dat
was niet zo. Hoewel niet te achterhalen is of dat nader
hand is bewezen, kan men gevoeglijk aannemen dat het
een grootscheepse dranksmokkel betrof. Tenminste ne
gentig kisten met elk twaalf flessen whiskey of cognac
hadden zich aan boord bevonden, want die werden later
door de Texelse strandvonderij geborgen nadat het schip
door de sterke stroming uiteen was gereten. De rest
werd buitgemaakt door jutters, waarvan een enkeling
werd gesnapt, maar waarvan het merendeel zich weken
lang tegoed kon doen aan veie gratis borrels.
yy,. /-y'tp/, P:-.
T.~
X J <A J 7-rt A
bij de mensen thuis. Op de ongelukki
ge Jaap Bakker na had niemand zijn
gejutte goedje mee naar huis geno
men. Af en toe bracht men een fles in
de kamer voor consumptie, maar nooit
of te nimmer hele kratten. Waar waren
die grote hoeveelheden dan wél geble
ven? Zoals gezegd stopte Kees Dekker
ze tussen de duindoorns. Voor de
„handel" haalde hij daar af en toe een
zestal flessen weg, maar die verborg
hij dan bij De Siep, een stukje land
vlakbij Den Hoorn. Maar Kees werd
nergens van verdacht, want hij had
immers de strandvonderij gewaar
schuwd. Beroepshalve kwam hij dik
wijls in de duinen, want behalve als
chauffeur bij zijn zwager werkte hij 's
winters via een onderaannemer voor
Rijkswaterstaat als helmplanter.
Arie Lap
Arie Lap stond erom bekend dat de
begroeiing langs zijn greppels erg ruig
was. Tussen al dat onkruid was plaats
genoeg voor de flessen en het was op
zijn land, waar men op een gegeven
moment koeien aantrof met vreemd
gevormde plukken stro op de hoorns.
Dat stro, dat diende ter bescherming
van de flessen, werd door de koeien
ook gevreten.
De 17-jarige An Drijver zag hoe haar
moeder flessen wijn aan de overbuur
man schonk omdat ze er zelf geen
plaats voor had. Die flessen waren te
gelijk met de sterkere drank aan
gespoeld, maar in kleinere aantallen.
An Drijver werd later de vrouw van
Kees Dekker en herinnert zich het
voorval nog goed. „Moeder wist niet
waar ze al die wijn stoppen moest. Zo-
venwinds stond tijdens het gesprek",
aldus Dekker, die momenteel door om
standigheden veel aan huis is gebon
den, maar anders nog regelmatig deels
per fiets, deels te voet zijn rondje over
het strand en hors maakt, precies zo
als hij dat op die zondag in november
1926 deed. Hoog percentage
De aangespoelde whisky had een uit
zonderlijk hoog alcoholpercentage en
was nog prima drinkbaar als het voor
vijftig procent met water werd aange
lengd. Niet alles werd door de jutters
zelf opgedronken. Veel werd op de blj^
zonder levendige zwarte martkt ver
kocht aan andere Texelaars. Kees Dek
ker had nog een zwager, die melkrijder
was en de flessen drank liet men in de
melkbussen zakken als die waren ge
vuld met wei, zodat het transport on
zichtbaar geschiedde. Voor een Dolitie-
raadsel zorgde Kees Beumkes, die tal
loze halfvolle kratjes sterke drank
kwam aangeven. Hij zei niet te weten
waar de andere helft van de drank was
gebleven en presenteerde zich als eer-
Kees Dekker (82) in Den Hoorn, waarboven donkere najaarswolken hangen.
Uit het archief van de Strandvonderij
Het 265 ton metende Franse stoom-
scheepje Perdreau" was onderweg
met een lading kolen van St. Brieux
naar Leningrad toen het bij de Razen
de Bol in een dichte mist belandde op
12 november 1926. Géén lid van de
17-koppige bemanning zag kans het
schip op de juiste koers te houden. De
Perdreau" strandde in de Haaksgron
den. „Het schepengraf heeft dus weer
een slachtoffer in zijn schoot verbor
gen", schreef de Helderse Courant de
maandag erna. De bemanning trachtte
uit alle macht de aandacht te trekken,
onder andere door vuurpijlen af te
schieten. Ze werden niet ontdekt en
brachten de nacht van vrijdag op za
terdag aan boord van het gestrande
schip door. De Helderse Courant
schreef over die nacht: Gelukkig was
het vrij kalm weer, zodat er geen di
rect levensgevaar bestond. Wie echter
wel eens een tochtje langs de Haaks
gronden gemaakt heeft met „mooi
weer" weet, dat het er dan evengoed
aardig spookt, zodat het in ieder geval
een angstige nacht voor de beman
ning zal zijn geweest." Het moet zeker
knap griezelig geweest zijn aan boord
van de Perdeauwant nog geen 24
uur nadat de bemanning uiteindelijk
het schip had verlaten, was er door de
werking van stroom en zand van het
schip nog weinig over en was de la
ding verstrooid in zee. Over de ligging
van het schip verschilden Heldersche
en Texelse Courant van mening. Vol
gens de Texelse Courant was die
plaats honderd meter diep in de
Haaksgronden en volgens de Helder
sche tien keer meer.
Het blijft een feit dat het schip ook de
volgende morgen niet vanaf de wal
werd opgemerkt en dat deed de be
manning besluiten een afvaardiging
met een sloep om hulp te sturen. De
vijf uitverkorenen dreven het Marsdiep
op en werden daar opgepikt door
schipper Drijver van de TX 33, die het
scheepje op sleeptouw nam naar Den
Helder. Vanuit die haven vertrokken
twee boten, maar alleen de eerste, de
„Dorus Rijkers" zag kans bij de „Per
deau" te komen en de bemanning te
ontzetten. De tweede boot, de sleper
„Drenthe" kon niet meer bij het schip
komen, maar inmiddels was duidelijk
geworden dat het vlot trekken ervan
een „hachelijke aangelegenheid" zou
zijn. Schip en lading werden
opgegeven.
Die lading bestond niet louter uit ko
len, die eigenlijk alleen a/s dekmiddel
diende voor de werkelijke, veel hoog
waardiger lading: sterke drank. Of de
ze grootscheepse smokkel ooit aan het
licht is gekomen in het land van her
komst Frankrijk, is moeilijk te achter
halen. Wel is zeker, dat een groot aan
tal Texelaars van de drank heeft geno
ten. Niet alleen de Hoornder bevolking
profiteerde van de gezegende schip
breuk. Daags na de redding van de
bemanning werd er melding van ge
maakt dat er talloze kratten en kisten
op het Marsdiep dreven richting Wad
denzee, zodat verschillende schepen
uit Oudeschild naar het Marsdiep voe
ren en daar meer dan dertig kratten
sterke drank opvisten. Ook werden op
het strand bij De Koog kratten cognac
en whisky aangetroffen. De Helder
sche Courant meewarig over het eigen
juttersvo/k: „Vanaf de dijk stonden
zondagmiddag met graage oogen de
jutters naar het „strandvondersfeest"
aan den overkant te kijken. Vermoede
lijk zullen zij ook wel met een vlet of
boot erop uitgetrokken zijn om iets
van het edele vocht te bemachtigen."
Als dat is gebeurd zullen de Helderse
jutters waarschijnlijk welkom zijn ge
weest. Minder welkom waren hun
stadsgenoten, wier komst wél in de
annalen werd opgetekend: de douane.