typograaf Jaap Vlaming: van de bok naar de microchips De Texelse Courant was nooit vies van nieuwe techniek Honderd jaar de Tessela Tlissen dijk en duinenrij PAGINA 18 DINSDAG 15 SEPTEMBER 1987 - Me' door Klaas Bonne Honderd jaar lang reeds de Tesselse krant Waarmee toch het feit wordt bewezen Dat op dit door water omgeven stuk land De Tesselaar trouw wordt gelezen Zij meldt de gemeenschap ons komen en gaan Want zó is nu eenmaal het leven Is steeds met het lot der bevolking begaan En wijst op het rechte en scheve Zij trapt in ons vrij, democratisch bestel De zondaar bewust op zijn tenen En in onze raad zit altijd wel een Die zich daarvoor wenst te lenen Zij is de praatpaal voor Jan met de pet De spreekbuis voor hogere heren Steekt als zij eens in de fout is gegaan Deemoedig haar kop in de veren Er wordt naar gegrepen in ieder gezin Wat soms in een twist kan ontaarden En is na het lezen voor 't ouwe papier Nog steeds van onschatbare waarde Wat zij teweeg bracht in haar lange bestaan Daar kan men alleen maar naar gissen Zij wordt niet gekocht om naar vliegen te slaan Maar wij kunnen haar inhoud niet missen En mocht na de zondvloed ons gezegende land Voorgoed in de zee zijn verdwenen Dan drijft er wel ergens een Tesselse krant Die dan écht voor het laatst is verschenen. te wachten. Hij bracht de krant rond in heel Den Burg." Naarmate de krant dikker werd, nam het overwerk toe. ,,Het klinkt gek, maar de meeste ou dere collega's waren blij met een dun ne krant. Als jong broekie had ik ech ter eergevoel. Je wilde dat de krant er goed uitzag, ook omdat je er op werd aangesproken door vrienden en kennis sen. Een dikke krant toont nu eenmaal beter", ledereen hielp bij het insteken van de bladen en het klaarmaken van de TC voor verzending (de abonnees in het buitengebied waren nog aange wezen op de post). „Dan stond je 2000 adresbandjes te plakken. De drukste tijd voor mij was natuurlijk kerst en oudjaar. Dan waren de kerk bladen ook extra dik". Wrijvingen In het krantevak zijn de tegengestelde belangen tussen journalisten en grafici vermaard. Menig redacteur is in het verleden een drukkerij uitgewerkt, om dat hij dacht het drukproces te kunnen stagneren, omwille van het laatste nieuws. „Die wrijving is ingebouwd in het systeem. Redacteuren willen actu eel nieuws brengen en de drukkers en zetters willen de krant op tijd de deur uit", beaamt Vlaming. Hij ontkent niet dat deze tegenstelling ook op de werk vloer van LenR nog regelmatig aan het licht komt. „Vroeger was dat niet zo. De redacteuren sudderden ook maar wat door. Ze zochten niet naar nieuws. Goed, een raadsverslag wilden ze wel graag dezelfde week in de krant, maar daar is dan ook al veel mee gezegd". Vlaming is van mening dat er pas een echte krant werd gemaakt toen Harry de Graaf het redactionele roer in han den nam. „Harry wilde nieuws bren gen. Natuurlijk gaf dat wel eens prakti sche conflicten. Ik heb daar nooit zwaar aan getild, al deed je wel mee aan die strijd. Ik was meer trots op het produkt wat we langzamerhand met regelmaat afleverden. Harry maak te van de Tesselaar een echt nieuwsblad." Herschrijven Voor die tijd achtte Vlaming het wel eens nodig zich regelmatig met de in houd van de redactionele copij te be moeien. „We hadden ook niet altijd echte redacteuren in dienst. Als ie mand leuk kon schrijven, kon ie z'n gang gaan." In de vijftiger jaren stapte Vlaming zelf naar het gemeentehuis om informatie te vergaren over de ge meentelijke begroting. „De toenmalige redacteur had een artikel afgeleverd waar geen barst van klopte. Zelfs de in het verslag opgetelde bedragen klop ten niet en de kop („Groot financieel tekort bij de gemeente") dekte de la ding niet. Ik ben toen naar directeur Jan van Wijk gestapt en die adviseer de om het zelf beter te doen. Dus, toen ging ik maar naar gemeentesecre taris Beemsterboer. later heb ik ook het artikel herschreven. Nooit geen commentaar op gehad." Onverschillig Aan herschrijven van artikelen waagt de nestor-typograaf zich niet meer, maar wie copij aanlevert waarvan hij de zin niet inziet, waarin maar wat wordt .weggekletst", krijgt dat van Vlaming te horen. Tegenargumenten van de schrijvers en schrijfsters wor den steevast beantwoord met „onzin", waarna de typograaf zijn verbale te genoffensief inzet. „Ik weet dat jour nalisten me vaak eigenwijs vinden. Daar heb ik me echter nooit wat van aangetrokken. Onverschilligheid is niet mijn aard, zeker niet als het om de krant gaat. Ik lees hun tekst het eerste, niet als abonnee natuuri) maar als betrokken medewerker, geef gewoon mijn mening als ik artikel slecht vind." Daarbij bepe Vlaming zich doorgaans wel tol lijkheden of de stijl van schrijven, tiek op de keuze van onderwerp hoort men minder. „Daar staan over dat ik altijd tips doorgeef a redactie". Jaap Vlaming heeft een resi aantal „kolommenvullers" zienMzoe en gaan. „Ik heb lang samenge de met Jan de Waal. Je kunt veel v zeggen, maar hij kon goed schr en had een tomeloze fantasie. Ti 'a'<e was een open boek voor 'm. Hj 8&r iemand in De Cocksdorp citeren nie der dat ie 'm had gesproken. Hj je v gewoon wat diegene gezegd zo; Wj ben". Vlaming weet uit overlas dat De Waal voor de oorlog niei schreef. „Hij mocht ook meth ties rond om het abonnementsg te halen. De redacteur kon dan teen de klachten horen over de zegt hij met een brede grijns. rate de er 'e m< Zwa lom „Femmie Witte vond ik een heli 3n h< de schrijfster en Frits Beutick to 36 ook", luidt Vlaming's positieve h wee de redacteuren die hem de afgd werkt jaren aan het werk hielden, was teger Harry de Graaf niet mee mocht ra he („Je weet dat ik daar tevreden: rjn e ben"). Uit de meer wilde jaren» onde Vlaming zich Theo Hasselootel geri neren. „Die was niet voorvast, khuiz hielp in de zomer. Hij lag met a jesch boot in Oudeschild, een echter huldi Hij moest een keer voor de kras rapdz de opening van een gemaal. G* Mee eerst sokken kopen, want die h Ik r niet. Dat was overigens eenazr tikel. Er was een zogenaamd gf cadeau voor het Waterschap, j Hasseloo zette in de kop dat: ker al in de muur zat voor deze men: verrassing lof. Overwerk is er bijna met meen Jaap Vlaming. Getypt wordt e' steeds en dagelijks ontdekt hij geheimen van de MCS-zetcoirp „Vormgeving heb ik altijd leuk g den. Je ziet dat niet op je beek* scherm, maar ik weet in mijn te het er uit gaat zien als ik eenb code achter een zin tik. De wet van de gedrukte reclame heb ik jongetje als geleerd. Daar verar* ook niet wezenlijk iets in. Bijee vertentie voor een toneelvoorst' moet de titel van het stuk groot was in 1946 al zo". Verkilt e laan Vlaming denkt bepaald niet me buiic moed terug aan het overwerk i g |s i ger jaren, uitgezonderd één klis j eens in de vier jaar. „Weetje* altijd schitterend vond: het pres soo| van de verkiezingsuitslagen op gg n en later in De Lindeboom. Da» gaa het zwart van de mensen, een i(en een happening. Je weet toch» njeuv Joop en ik, altijd de uitslagenhjns1 den en noteerden op grote W ihale. De keuze om de TC in Schase' ten drukken en de vlakdrukped andere zaken (o.a. Texeltoeris» uit hc nutten, bleek al snel de juist» tgnt. dat niet gedaan had, had je81 wat gantisch in de problemen get'1 Op zo'n dikke krant. Het moet ook ee| sneller en perfecter om het M antim te houden. Het drukwerk w"® teze c trouwens ook steeds mooie'of na v geniet ik van. Je mag echte'' j)0( rust weten dat ik flink heb sta8 rsn ai ken toen de loodzetmachinesn jaar werden weggehaald." e (er Jarenlang hing op het zethok, waarin Vlaming de redactionele krabbels en de papiertjes met advertentieteksten omzette in leesbaar kranteschrift, een grote tekstkop uit het weekblad Vrij Nederland: „De oude typografen wa ren de heren van de arbeidersklasse". Vlaming had dit opschrift zelf op zijn deur geplakt en zegt nu dat het een grapje was. De redacteuren die dage lijks de copij naar het zethok brachten, begrepen de stille hint echter. Met Jaap Vlaming valt niet te spotten als het gaat om juiste spelling en stijl. De oudere jongens achter de persen van LenR wisten ook dat dit onderscheid in arbeidersklasse niet echt een fabel tje was. Een goede typograaf moest meer meebrengen dan liefde voor drukinkt om zich in de grafische we reld te kunnen handhaven: gevoel en inzicht in vormgeving waren vooral in de jaren voor en na de oorlog een pré. Het mag nu ook wel eens gezegd: de veteraan uit de drukkerij heeft de Texelse Courant, vooral op redactio neel gebied, voor menige fout behoed. Een domme „t" werd een terechte „d" en als ras-Texelaar, met een grote betrokkenheid bij de plaatselijke maat schappij, wist Vlaming wanneer D. Witte, C. Witte of zelfs P. Keijzer moest zijn. Menig redacteur van de vaste wal merkte als kersverse Texelaar dat Jaap Vlaming met dat soort „dommigheid" geen genoegen nam. Het gesprek voor deze jubileumkrant moest vooral gaan over de technische ontwikkelingen in de drukkerij, die de Texelse Courant tot de zeventiger jaren zelf van de persen liet rollen. Vlaming vindt dat zelf niet zo interessant. Hij is feitelijk de belichaming van die ontwik keling: van „de bok" naar de micro chip. Volgend jaar gaat Vlaming in de VUT. Juist in de jaren dat de grafische wereld door de microcomputers stor machtige tijden doormaakt. „Als het is afgelopen, ga ik dat echt niet meer volgen. Het is mooi geweest. De laatste vernieuwingen heb ik kunnen bijbenen en daar ben ik tevreden over". Omschakeling Die laatste vernieuwingen, van een eenregelige electronische zetmachine naar de zetcomputer met beeldscherm en tekstverwerkingsprogramma vond hij overigens niet de zwaarste omscha keling. „Toen kregen we tenminste nog een speciale cursus om na de in stallatie van die machines meteen aan de slag te kunnen. De overschakeling van loodzetten naar offset vond ik veel erger. De installatiemonteur vertelde je wat en van de ene op de andere dag moest je maar een krant in elkaar zet ten". De leek zal mogelijk denken: ty pen is typen. Op de loodzetmachine was Vlaming echter heer en meester over een typebord met 90 toetsen. („Er zaten bijvoorbeeld drie E's op"). De electronica bracht een huis, tuin en keuken typemachine met diverse func ties onder één toets: de zetcomputer betekende nog een forse uitbreiding van die „verborgen" functies. Als Vlaming vertelt over de loodzetma chines („Eerst een wrakkige Lino-type en later de Inter-type") klinkt er ro mantiek door in zijn stem. „Het leuke was dat ik die machines door en door kende. Storingen verhielp je zelf." In het modern ingerichte „zet-kantoor" van Jaap Vlaming en Jenny Ellen staat dan ook nog een metalen kastje met laadjes. Daarin zitten o.a. pennetjes, schroefjes, stukjes metaal, tangetjes en een paar schroevedraaiers. Als er anno 1987 ergens in het land een Lino-Type de geest mocht geven, heeft Vlaming zijn persoonlijke reparatieset in ieder geval bij de hand. De kast Net als iedereen, die voor een salaris een drukkerij binnenstapte, mocht Jaap Vlaming als 19-jarige voor „de bok" beginnen. „Ik werd aangesteld als handzetter. Achter de zetmachine kwam je niet. Dat was toen het do mein van Gerrit Logman". Jan Kramer, de vader van de huidige LenR-drukker Joop, werd leermeester van Vlaming. „Ik kan me niet herinneren dat het moeilijk was. Je was jong en je wilde ook graag iets leren. De eerste dag werd je voor de bok gezet en je moest de kast leren. Verder ging het vanzelf." De kast kennen was niets anders dan dat je blindelings wist in welk vakje van de 20 laden (die laden werden la ter populair als letterkast aan de wand van een huiskamer), de diverse soor ten loden lettertjes en strepen lagen. Advertenties werden aan „de bok" ge zet, de tekst van de redacteur ging naar de machinezetter. „Je begon met het handmatig zetten van Texelaartjes. Dat was het meest makkelijk, omdat de lettergrootte nauwelijks varieerde. Je had alleen af en toe een vet letter tje nodig van de vastgestelde corpsgrootte". Grafici rekenen niet in centimeters, het gaat om „zoveel punts" letters. Uiter aard lagen de letters op een bepaalde volgorde in de kast en de loden blok ken tekst (indien klaar bij elkaar ge bonden met een touwtje en ge transporteerd als nieuw onderdeel naar de te drukken pagina) werden in spie gelschrift neergelegd. „Dat spiegel schrift lezen verleer je niet meer, dat zit er in geramd. Als ik nu echter een rouwcirculaire moet zetten, dan sta ik weieens te piekeren voor de kast: zo van, waar ligt dat lettertje nou ook al weer?" Die ene kast voor klein-aantal- drukwerk en de Heidelberg pers is het laatste bij LenR dat herinnert aan het loodtijdperk, Vlaming's reparatiekastje niet meegerekend. Examen Vlaming: „Na een jaar moest ik Vlaming kreeg zijn plaats achter de machine en ontdekte na enige tijd de oorzaak van veel storingen in het zet- proces. „er was een gegoten wiel ge scheurd. Jan van Wijk was inmiddels directeur geworden en dat betekende duidelijke leiding. In de jaren vlak na de oorlog draaide het personeel eigen lijk een beetje op eigen houtje door, er was geen echte baas. Van Wijk besloot dan ook dat de zetmachine gereviseerd moest worden". Op dat moment werd Vlaming's reparatieset geboren. „De machine werd toen he lemaal uit elkaar gehaald. Ik stond er elke dag met m'n neus bovenop. Toen ie weer bedrijfsklaar was, wist ik al enorm veel van dat apparaat". Gespreid De overige geheimen van de Lino-Type mocht Vlaming ook in de praktijk ont dekken en voor het vereiste zetdiploma werd een avondcursus gevolgd. „Je was de enige machinezetter en het na deel was dat je met collega's nooit over je vak kon praten". Genoemde Arie Breet was tweede man en pas in 1967, toen de drukkerij van de over kant van de Parkstraat naar het huidi ge onderkomen verhuisde, kreeg Vla ming een nieuwe zetmachine en een collega: Joop Kramer. De typografen mochten dan de heren van de arbeidersklasse zijn, in een klein bedrijf mocht een machinezetter zijn neus niet ophalen voor ander werk. Bij al de loodnostalgie realiseert Vlaming zich als socialist in hart en nieren ook, dat de arbeidsomstandig heden bij tweewekelijks presenteren van de TC schril afsteken bij de huidi ge ATV en roostervrije dagen. „De re dactionele tekst voor de krant rolt nu in een paar uur uit de fotozetter, zelf heb je dan ook een paar uur zitten tik ken. Vroeger kon dat niet. De krant was nog niet de deur uit of je moest Juli 1956: koffiepauze in de drukkerij. Van links naar rechts Jaap Vlaming. Jan Kramer. Ri- kus Kalis en Arie Breet. Ifoto Joop Kramer) Dat examen was verplicht, maar je kreeg niet de gelegenheid om wat the orie op te doen. Anderen hadden tij dens het eerste jaar praktijk speciale cursussen gevolgd, maar daar had mijn baas blijkbaar nooit van ge hoord". Vlaming slaagde echter en in 1953 kwam een promotie in zicht. „Dat was wel nodig ook. Niet voor mij, maar voor machinezetter Gerrit Logman. Die had vlak voor z'n pensi oen zware jaren. In de oorlog zette hij tekst samen met de gebroeders Duin- ker, maar na de bevrijding moest ie het alleen doen. Hij had het vreselijk druk, alleen redacteur/zetter Arie Breet kroop ook wel eens achter de Lino- Type." Logman tikte niet alleen vele overuren weg, hij slikte ook menig maagtablet. „Dat vond iedereen wel vervelend voor 'm, maar verder werd daar niet op gelet. Het probleem was ook dat Logman niet wist wat hij bij een technisch defect moest doen. Dan moest er een monteur uit Den Helder komen en lag de hele zaak stil. Dat vond ie verrot". Na zijn pensioen liet Logman zich nooit meer in de drukke rij zien. eerst de drukplaten weer slopen". Alle lettertjes werden losgemaakt en „op steen" gegooid, waarna de „kasten in de bokken" weer werden gevuld. Daarna werd de redacteur geacht het eerste nieuws weer aan te leveren, want het zetten en drukken van de vier of zes pagina's nam vele uren in beslag. „Op het laatst hadden we twaalf pagina's in lood. Dat betekende minstens 18 uur drukken." De werk week begon in de vijftiger jaren dan ook om half acht 's morgens, de eerste pagina's werden dan gezet. „Cliché's opspijkeren. Je was een paar uur bezig om een advertentiepagina drukklaar te maken. Het nieuws moest gespreid worden aangeleverd bij ons. De landbouwrubriek van Van Gronin gen kwam er bijvoorbeeld altijd in, omdat die man zijn copij op tijd bracht. Dat ging een dag later wel eens ten koste van een actueel be richtje, maar dat kon je niet meer veranderen". De pagina twee van de krant bleef tot dinsdagmorgen open. „Dat was je laatste vorm en daar konden ook nog overlijdensberichten op. Woensdag morgen om half zes stond Schotanus Jaap Vlaming in 1957, achter de oude en vertrouwde loodzetmachine. Jaap Vlaming achtar toetsenbord en beeldscherm van de fotozetmachine. De Texelse Courant mag dan in de volksmond wel eens het ,,suf- fertje" worden genoemd (een benaming die overigens veel plaatse lijke kranten is toegedacht), de krant kan niet worden verweten dat er een technisch conservatief beleid is gevoerd. ,,We hoorden in Nederland bij de eerste tien kranten die overgingen van lood naar offsetdruk. Er zijn nu nog zat bladen die deze stap niet durven ma ken", zegt Jaap Vlaming 1601. Jaap is de nestor van de drukkerij van Langeveld en de Rooij en sinds 1946 als zetter betrokken bij het maken van de huidige jubila ris. Tekst en advertenties van ongeveer 4100 kranten gingen door zijn handen: ,,lk heb me altijd vreselijk bij de krant betrokken gevoeld". opeens examen doen in Amsterdam. Als je dat haalde kreeg je een geschikt heidsverklaring en was je handzetter.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1987 | | pagina 18