7OZ-onderzoek op de Noordzee (deel II)
oekomstige
ictiviteiten
in plannen
IE2EE&
Het NIOZ-gebouw In vogelvlucht. IFoto A Nijkampl
LaG 25 SEPTEMBER 1987
TEXELSE COURANT
PAGINA 5
290
eel 1 over het werk van het Nederlands Instituut voor Onder
der Zee (NIOZ) werd het tot dusver altijd wat onderbelichte,
wèl veelomvattende onderzoek op de Noordzee onder de
genomen. Centraal daarin stond de ontdekking en het onder
van,,biologische fronten", voedselrijke slibgedeelten die een
kraamkamerfunctie hebben. Onlangs werd een grootscheeps
Z-onderzoek ter hoogte van de Doggersbank afgerond, op het
ese Front". In dit tweede en laatste deel komt de vraag aan de
5 of men bij het instituut aan 't Horntje onbeperkt kan door-
i met de uitvoering van dergelijk onderzoek. Van belang is de
iassing van de uit de Noordzee opgedoken wetenschappelijke
svens voor het maken van (milieu)beleid, zo zal dr. Martien
rs op deze pagina uitleggen. De schrijver van beide delen gaat
in op de mogelijke komst van een nieuw NlOZ-schip, reorgani-
jplannen, een groot internationaal Noordzee-symposium ko
el voorjaar en andere zaken die de toekomst van het NIOZ
iffen.
Noordzee-onderzoek dat dr.
Creutzberg heeft opgezet, zoals
;l 1 was te lezen, krijgt in 1988
:en nieuw staartje, wanneer het
naast allerlei vaartochten naar
streken zoals Mauretanië, Zaire
itarctica, wederom met een
inschip' de Noordzee op gaat.
isl met de Tydeman, voor onder
aan 'fronten' in bodem en water
de Doggersbank.
iefnemer Bouwe Kuipers: ,,Na de
kking van het 'biologisch front'
Creutzberg, zijn we nu ook ande-
kken in de Noordzee op dit soort
lijnselen aan het onderzoeken.
tijd rijp om met net zo'n gro-
lep als in augustus tijdens de
Fronten-vaartocht, plannen voor
m-onderzoek bij de Doggersbank
eden. Die fronten doen ons
van de produktiviteit (dus de
van alles wat in zee leeft) van de
Izee namelijk drastisch herzien,
ichijnlijk is zo'n front te vergelij-
riet de kraamkamerfunctie van de
enzee voor platvis."
roep NlOZ-onderzoekers die vol-
jaar zeker aan het Doggersbank-
t mee gaat doen is de 15 perso-
Iterke BEWON-werkgroep. BE-
staat voor Beleidsgericht Weten-
pelijk Onderzoek NIOZ.
og en hoofd Speciale Pro-
Han Lindeboom: „Momenteel
we nog de EON-groep (Ecolo-
Onderzoek Noordzee en Wad-
el maar eind 1987 loopt ons hui-
1,5 jarige contract af. Het ziet er-
rit dat we per 1 januari 1988 ein-
structureel in de NlOZ-formatie
romen worden, zij het dat wij als
rpaste' werkgroep niet door het
erie van O W betaald gaan
n, maar door vier andere mi
es. Momenteel lopen nog onder
togen tussen Rijkswaterstaat en
I0Z over het
Boeksprogramma."
Al vijftien jaar
kige EON-mensen zijn al vijftien
het NIOZ werkzaam op con-
asis, vanaf de start in 1972 van
(Biologisch Onderzoek Veenko-
IAfvalwater), via BOEDE (Biolo-
Onderzoek Eems-Dollard Estuari-
m nu EON. De grote kracht van
rep ligt in het gezamenlijk
(en van computermodellen van
(sternen aan de hand van de
te groep verzamelde veldgege-
Vandaar dat men grote be
ading heeft voor het
rrsbank-project, temeer omdat
eten van een voedselketen
ven de hele of een gedeelte van
de Noordzee ongetwijfeld tot één van
de nieuwe taken van de werkgroep
gaat behoren, naast werk aan zeever
ontreiniging en bv. milieu-effect
rapportages de Noordzee aangaande.
Het model dat de groep over de orga
nische afvallozingen in de Eems-
Dollard maakte, trekt erg veel be
langstelling, zowel van overheidsinsti
tuten die het voor allerlei doeleinden
en voorstellen willen gebruiken als uit
de internationale wetenschappelijke
wereld. Momenteel leggen we de
laatste hand aan een zeer uitvoerig
manuscript over dat model, en we
hebben deze zomer bericht ontvangen
dat de grote wetenschappelijke uitge
ver Springer bereid is het volgend jaar
als boek uit te brengen."
Naast het uitbrengen van rapporten
aan overheidsinstanties probeert men
in het wetenschappelijk circuit vol
waardig mee te blijven draaien. Nog
maals Han Lindeboom:
„Overheidsinstellingen als Rijkswa
terstaat hebben een heel andere wer
kwijze dan universiteiten en onder
zoeksinstituten als het NIOZ. Zij kijken
ook vaak wat vreemd aan tegen het
gewriemel en gewroet van de funda
mentele onderzoekers. Wij vormen als
het ware de schakel tussen hen en die
onderzoekers, we 'vertalen' de resulta
ten van het NlOZ-onderzoek in beleids
relevante rapporten, en vullen de leem
tes die natuurlijk ook in de gegevens
bestanden van het NIOZ bestaan, met
eigen onderzoek op om de invoer of
de ijking van deze modellen rond te
krijgen."
Symposium
Leemtes in onze wetenschappelijke
kennis vallen vaak pas goed op als on
derzoekers de bestaande en gepubli
ceerde gegevens eens op een lange rij
zetten en verbanden proberen te leg
gen. Ex-NIOZ'er Remy Laane, als che
micus tegenwoordig werkzaam bij
Rijkswaterstaat in Den Haag:
„Ook de stroom aan wetenschappelij
ke publicaties over de zee neemt nog
steeds toe en als onderzoeker zit je
voortdurend ingeklemd tussen het bij
houden van wat anderen onderzocht
en gevonden hebben en het doen van
je eigen tijdrovende onderzoek. Nie
mand gunt zich de tijd om grote, sa
menvattende overzichten van de
bestaande kennis te maken, tenzij ze
zich voor een aantal jaren daarvoor vrij
kunnen maken of met vakgenoten tot
de conclusie komen dat het hoog tijd
wordt dat verouderde inzichten op de
helling moeten. Ook in onze kennis
van de Noordzee is nu weer zo'n kri
tisch punt bereikt. Vandaar dat Rijks
waterstaat en NIOZ gezamenlijk beslo
ten hebben om via NlOZ-onderzoekers
tal van Westeuropese Noordzee-
experts te benaderen om hen te vra
gen op alle verschillende deelgebieden
(hydrografie, nutriënten, fytoplankton,
dierlijk plankton, micro-organismen,
bodemdieren, vissen, vogels en zee
zoogdieren) zo'n literatuur-overzicht sa
men te stellen."
Inmiddels zijn er een tiental van derge
lijke 'review-panels' gevormd, elk
bestaande uit drie tot zes onderzoekers
uit de landen Engeland, Schotland,
Noorwegen, Denemarken, West-
Duitsland, Nederland en België. Elke
groep afzonderlijk heeft inmiddels op
Texel of elders in West-Europa verga
derd om de opzet van hun overzichts
artikel te bespreken. Het is de bedoe
ling dat de overzichten gepresenteerd
zullen worden op een groot internatio
naal symposium, 'The Ecology of the
North Sea', volgend jaar 15-21 mei op
het NIOZ.
Bioloog Piet de Wolf, één van de
symposium-organisatoren: „Niet alleen
de 'reviews' komen daar aan de orde,
ook eenieder die daar zijn nieuwste
onderzoeksresultaten wil brengen is
welkom. Juist de wisselwerking tussen
de gevestigde ideeën en de recentste
denkbeelden kunnen van het symposi
um een bruisende wetenschappelijke
happening maken. Er zijn al veel voor
lopige aanmeldingen binnen, en we
vrezen dan ook dat we flink zullen
moeten selecteren, de NlOZ-zaal is
maar berekend op ruim 200 mensen.
We hebben met Rijkswaterstaat af
gesproken dat dit symposium alleen
voor fundamenteel onderzoek bedoeld
is, want Rijkswaterstaat wil in 1989
een tweede symposium elders over het
beleidsgerichte onderzoek en de be-
heersproblematiek van de Noordzee
houden."
De symposium-deelnemers zullen wor
den ondergebracht in de hotels Op-
duin en Bos en Duin. Alleen de wat
minder draagkrachtige mensen zoals
doctoraal studenten kan een slaap
plaats in De Potvis aangeboden wor
den. De gepresenteerde verhalen zul
len in druk verschijnen in het 'eigen'
NIOZ-tijdschrift 'Netherlands Journal
of Sea Research'. Verwacht wordt dat
deze uitgaven gezien de opname van
de nieuwe overzichtsartikelen bestsel
lers zullen worden in de oceanografi-
sche wereld. Overigens worden 1988
en 1989 toch al drukke jaren voor het
tijdschrift, omdat onlangs tussen Indo
nesië en Nederland overeengekomen
is, dat ook de ongeveer 130 voordrach
ten in november 1987 op het SnelliuS
II Symposium in Jakarta in het 'Ne
therlands Journal of Sea Research'
zullen verschijnen.
Zijn er ook plannen om naast deze zui
ver wetenschappelijke uitgaven ook
wat meer populair-wetenschappelijke
publicaties te verzorgen?
Piet de Wolf: ,,Wat betreft Snellius
heb ik vernomen, dat men denkt aan
een serie artikelen in Natuur Er Tech
niek om de in Indonesië verkregen re
sultaten voor een breder publiek toe
gankelijk te maken. Voor de Noordzee
mag nu wel verklapt worden, dat ik
zelf zeer druk aan een populair boek
bezig ben en dat ook heel wat van
mijn NlOZ-collega's momen
teel hard aan bijdragen zitten te schrij
ven. Afgesproken is dat ik in septem
ber de eerste versie van het manusc
ript bij Meulenhoff inlever, en wellicht
ligt het dan prachtig geillustreerd deze
winter al in de. boekwinkels."
Nieuw schip?
Al vanaf 1980 worden vrijwel jaarlijks
de grotere Noordzee-programma's met
de Tyro uitgevoerd, omdat de Aurelia
te klein is om deze te accommoderen.
Bovendien kan de Aurelia gezien zijn
lengte van 32 meter niet in alle jaarge
tijden even succesvol op met name de
verder weg gelegen delen van de
Noordzee opereren. Een groot aantal
monsterapparaten zijn boven wind
kracht 5 niet meer te hanteren, terwijl
op de 84 meter lange Tyro meestal
nog bij windkracht 7 of 8 te werken
valt. Aangezien de geldstroom van het
Ministerie van O Et W via de Neder
landse Raad voor Zeeonderzoek te
Amsterdam 'slechts' toereikend is voor
circa zes maanden vaartijd per jaar
voor de Tyro, is de concurrentie tussen
'verre"oceaanprogramma's en
Noordzee-programma's dermate groot,
dat een grotere inzet dan één of twee
maanden van de Tyro op de Noordzee
niet realiseerbaar lijkt. Op initiatief van
directeur Jenne Zijlstra werd daarom in
de loop van 1983 een commissie bin
nen het NIOZ gevormd om tot een
voorlopig ontwerp van een opvolger
van de Aurelia te komen. De commis
sie, bestaande uit hoofdtechnicus
Theo Buisman, havenmeester en oud-
Aurelia-gezagvoerder Cees van Zwie-
ten, geoloog Tjeerd van Weering en
bioloog Martien Baars, inventariseerde
de bij alle NlOZ-afdelingen levende
wensen. Met dit eisenpakket ging de
Afdeling Scheepsbouw (te Den Haag)
van de Koninklijke Marine aan de slag
om een eerste tekening te maken.
Theo Buisman: „In het voorlopig ont
werp werden natuurlijk veel van onze
van hot voorlopig ontwerp van hot 65 motor lange nieuwe onderzoekingsvaartuig voor do Noordzee.
ervaringen op diverse onderzoekings
vaartuigen in binnen- en buitenland
verwerkt, en het bleek mogelijk al de
gewenste voorzieningen in een schip
van zo'n 55 meter lengte te stoppen.
Die grootte past, na wat kleine aan
passingen, nog precies in onze huidige
NIOZ-haven en is wat onderhoud en
exploitatie betreft nog goed te behap
pen voor onze vaste bemanning en
technische diensten. Hoofdkenmerk
van het nieuwe schip zijn net als bij
de Aurelia, vier vaste laboratoria, wel
wat groter, maar vooral de vier plaat
sen voor laboratorium-containers op
midden- en achterdek. Zo combineren
we de voordelen van specialistische la
boratoria in containers (die niet op el
ke vaartocht nodig zijn) met de aan
wezigheid van meer algemene, vaste
laboratoria (die prima voldoen bij de
wat kleinere vaartochten) zonder veel
ingewikkelde opstellingen."
Aan het nieuwe schip valt vooral op
dat het achterdek aan stuurboordzijde
tot halverwege het schip naar voren
loopt, waardoor ook vrijwel idid-
scheeps bemonsteringen uit de zij uit
gevoerd kunnen worden. Dat bleek bij
schepen als de Tyro en de Tydeman
ideaal bij het werken in slecht weer. In
het ontwerp is bovendien voorzien in
een grote telescoopkraan, zodat het
schip zelf zijn containers en zware ap
paratuur kan laden en lossen en niet
meer afhankelijk is van walkranen.
Ondanks de vooruitziende blik van
Zijlstra kwam de nota over het nieuwe
schip in januari 1985 toch wat te laat
om meteen te kunnen profiteren van
rijksinvesteringssubsidies.
Inmiddels zijn alle procedures in een
vergevorderd stadium en is geconsta
teerd dat samenvoeging met andere
op stapel staande Rijksonderzoekings-
vaartuigen (zoals b.v. de opvolger van
de uit 1967 daterende 'Tridens' van het
Rijksinstituut voor Visserijonderzoek)
een onhaalbare zaak is vanwege het
zeer verschillende takenpakket en
werkgebied. In de NlOZ-nota werd ook
aangetoond dat de relatief hoge ex
ploitatielasten van oceaanschepen als
Tyro of Tydeman bij permanente inzet
op de Noordzee, op jaarbasis dermate
hoog uitvallen dat het bestaansrecht
van een nieuw, middelgroot O Er W
schip gedetacheerd bij het NIOZ ruim
voldoende is.
Technisch-administratief directeur Ed-
zard van Abs: „De exploitatielasten
van het nieuwe schip liggen naturlijk
wel wat hoger dan bij de Aurelia, maar
o.a. Rijkswaterstaat heeft al laten we
ten geïnteresseerd te zijn het nieuwe
schip bv. één maand per jaar te willen
huren, zodat we via geldstromen van
andere ministeries er wel in zullen sla
gen om samen met ons eigen O Et W-
scheepsbudget de exploitatie rond te
krijgen. In 1990 vindt de volgende ron
de grote investeringen plaats en we
hebben goede hoop dat onze aanvraag
dan door O Et W gehonoreerd wordt.
Bovendien, gezien de steun die de
overheid aan de Nederlandse werven
geeft, is het niet onmogelijk dat we
via andere kanalen al eerder aan de
bouw kunnen beginnen en we ver
wachten dat we deze herfst of winter
al toestemming en geld krijgen om de
procedure van een definitief ontwerp
te starten. De bedoeling is dat we een
viertal constructiebureaus, al of niet
aan een werf verbonden, uitnodigen
om een verder uitgewerkt ontwerp te
maken en dat we aan de hand van dat
in eigendom verworven pakket tot een
eindontwerp komen, waarna de aan
besteding kan geschieden."
rieo< ganuatie
net aanvaarden van een professoraat
in Kiel door de milieuchemicus Jan
Duinker in 1983, leidde tot het begin
van een reorganisatie van de acht we
tenschappelijke werkgroepen op het
NIOZ naar in totaal slechts zes van
dergelijke afdelingen. Algemeen direc
teur Jenne Zijlstra: „Van diverse zijden
was ons duidelijk geworden, dat de
toenmalige indeling zeker door bui
tenstaanders als ondoorzichtig werd
ervaren, en het, overigens door ons
betreurde, vertFek van Duinker vormde
de aanleiding om de groepen betref
fende chemie en zeevervuiling te fuse
ren. Nu, met de pensionering van
Freek Creutzberg, hebben we besloten
de werkgroep Autoecologie op te hef
fen en de leden van die groep te ver
delen over de overige drie biologische
werkgroepen: Kustsystemen Iwerkgroe-
pleider Jan Beukema), Benthische
•Systemen (Peter de Wilde) en Pelagi-
sche Systemen (George Fransz). Daar
naast hebben we dus de groepen Che
mische Oceanografie Et Zeeverontreini
ging (Bjrn Sundby), Fysische Oceano
grafie (Cees Veth) en Geologie Et Geo-
chemie (Doeke Eisma). De nieuwe
structuur bracht en brengt ook de no
dige interne verhuizingen met zich
mee, en zo zal eind dit ja&r meer dan
de helft van het biologisch personeel
van werkplek binnen het gebouw ver
anderd zijn."
In dit geval houdt de term reorganisa
tie dus geen inkrimping in, het perso-
neelsbestand vertoont daarentegen
nog steeds groei en stijgt naar onge
veer 160. in 1988.
Wetenschappelijk directeur Egbert
Duursma: „Die groei in vaste-plaatsen
komt in hoofdzaak door drie ontwikke
lingen. Ten eerste heeft met de nieuwe
2-fasenstructuur in het wetenschappe
lijk onderwijs het Ministerie van O £f
W ons 14 2e fase plaatsen (de zoge
naamde Onderzoekers-in-opleiding)
toebedeeld.
Deze net afgestudeerde wetenschap
pers worden voor vier jaar aangesteld
en worden geacht in die periode vol
doende onderzoeksmateriaal te verza
melen voor het samenstellen van een
proefschrift. We hadden van oudsher
slechts 3 of 4 soortgelijke promotie
plaatsen, plus een wisselend maar
klein aantal promotie-onderzoekers be
taald door ZWO fde Stichting voor
Züiver-Wetenschappelijk Onderzoek). U
kunt zich dus voorstellen hoeveel
nieuw onderzoekersbloed er sinds 1985
door het NlOZ-lichaam is komen stro
men. Er is niets zo vruchtbaar en dy
namisch als een voortdurende wissel
en samenwerking tussen 40 ervaren
oudere onderzoekers (inclusief de
EON-groep) en 20 ambitieuze
jongeren."
De andere twee omwikkelingen blijken
groeperingen te betreffen waarvan de
mensen vaak al heel wat jaren op het
NIOZ op contractbasis werkzaam wa
ren, en die nu in vaste dienst komen
of al gekomen zijn. Het omvat ener
zijds de groep technici, waaronder de
op Texel geboren mensen als Peter
Roy Alkema, Martin Laan, Wim Pol
man en Ruud Witte, die in dienst wa
ren bij de Nederlandse Raad voor Zee-
onderzoek met detachering op het NI
OZ; en anderzijds de vijftien man ster
ke beleidsgerichte onderzoekersgroep
van Han Lindeboom, zoals eerder in
dit artikel reeds beschreven.
Tenslotte zijn er de afgelopen tijd wat
mensen aangetrokken via de zoge
naamde 'beleidsruimte' van het mi
nisterie, waarbij men specifieke weten
schapsgebieden als bv. 'remote sen
sing' wil stimuleren. De komende jaren
hoopt men de afdeling Fysische Ocea
nografie nog verder te kunnen verster
ken nu een landelijk advies is versche
nen, dat met het afstoten van de
oceanografische programma's op het
KNMI door het ministerie van Verkeer
Lees verder pagina 7