Een sterke kant wordt voor je het weet een zwak punt" Toneelstuk van Aris Bremer bekroond 4«tl»- DONDERDAG 6 DECEMBER 1990 TEXELSE COURANT PAGINA 7 „Als je toneel schrijft, heb je reac ties nodig. Als je een tijd zit te schrijven en je krijgt geen respons, stop je er uiteindelijk mee. Ik zou tenminste niet jaar in, jaar uit, ver der kunnen gaan zonder dat er iets met m'n stukken gebeurt." Aris Bre mer (50 jaar) uit Oosterend heeft over positieve geluiden rond zijn schrijverij voorlopig niet te klagen. Vier jaar geleden schreef hij z'n eer ste kindertoneelstuk, nu is hij bezig lijn elfde geesteskind te voltooien. Dit jaar is de eenakter „Van Osta- destraat 33, vier hoog", overigens een stuk voor volwassenen, be kroond. Zes jaar geleden werd Bremer lid van Toneelgroep Oosterend. Om opvoer- rechten te ontduiken schreef hij sa men met Ina Schrama en Els Whyte het kindertoneelstuk „Bellenbende". „Het is heel goed mogelijk dat ik, als we niet gezamenlijk aan het schrijven waren geraakt, nooit zelf de pen ge pakt zou hebben. Want het nemen van de stap tot schrijven is nog wel redelijk te nemen, maar de stap om het anderen aan te bieden is vreselijk moeilijk. Dan ben je zó onzeker. En terecht, natuurlijk. Er rammelt nog van alles aan. Inmiddels is het schrijven een zaak „Als je begint te schrijven ben je alleen al verwon derd over het feit dat je woorden op papier zet en dat die woorden een eigen leven gaan leiden." van alledag geworden, waar Bremer bewust veel tijd voor heeft vrijge maakt. „Al is het wel zo dat ik het af en toe platgezegd een 'klereklus' vind. Maar als ik iets anders doe, denk ik, hè, ik wou dat ik zat te schrijven. Tja." Volgens Bremer is het niet zo een voudig om amateurgezelschappen er toe te krijgen werk te spelen van Ne derlandse schrijvers die nog geen naam hebben gemaakt. „Ik weet pre cies hoe het gaat, want ik zit zelf bij zo'n groep. Mensen spelen vaak op safe. Dat is eigenlijk reuze jammer. En dan spreek ik nog niet eens voor mezelf. Ik ben begonnen met kin derstukken, waardoor ik het getroffen beb. Daar is erg veel vraag naar." Om de verenigingen aan te sporen werk van onbekende Nederlandse to neelschrijvers in hun repertoire op te nemen, schreef het Noord-Hollands Centrum voor Amateurtoneel (NHCA) begin dit jaar een wedstrijd uit. To neelschrijvers werden verzocht een nog niet gespeelde en nog niet uitge geven eenakter in te leveren, met een lengte van minder dan een uur. Bre mer werd door een toneeladviseur op de wedstrijd gewezen en besloot de eenakter „Van Ostadestraat 33, vier hoog" op te sturen. „Die had ik op dat moment liggen. Het is een ver haal over een meisje dat op kamers gaat in Amsterdam. Ze heeft uitein delijk iets gevonden en dat moet ze zien te „verkopen" aan haar ouders. De kamer is kaal en leeg, maar ze ziet het desondanks wel zitten. Haar ouders hebben op dat moment ech ter andere zaken aan hun hoofd, waardoor de zaken voor iedereen an ders lopen dan verwacht." „Ik had van de wedstrijd geen hoog gespannen verwachtingen, want je hebt geen idee van de kwaliteit van je mededingers. Ik wist alleen dat er 20 Noord-Hollandse schrijvers aan. mee deden. In maart kreeg ik plotse ling een telefoontje met de medede ling dat ik één van de drie prijswinnaars was. Dat is dan zo'n moment waarop je heel even een gekke kreet slaakt." „Ik wist dat het geen geldprijs betrof. De organisatie zou er voor zorgen dat de winnende eenakters een voorstel ling zouden krijgen. Dat klinkt als prijs misschien een beetje klein, maar het komt wel voor dat zelfs bekroon de eenakters nooit worden gespeeld. Niemand kiest die stukken dan." Een aantal willekeurige amateurspe lers uit Noord-Holland toog - onder deskundige regie - met de winnende eenakters aan de slag. Tijdens de re petities was het de bedoeling dat spelers, regie en schrijver met elkaar in contact stonden om de eenakter tot één totale produktie uit te laten groeien. Bremer heeft regelmatig overleg gevoerd, maar het bijwonen van meer dan één repetitie bleek vanaf Texel geen haalbare kaart. „Toch is het een heel leerzaam pro ces. Het geeft inzicht in je eigen werk. In gezamenlijk overleg kun je bepaalde dingen er uitlaten of toe voegen." „Van Ostadestraat" is tot nu toe driemaal opgövoerd. In IJmuiden, Schagen en zeer recentelijk nog een keer in het Provadjatheater in Alk maar. Het publiek (grotendeels be staande uit spelers en regisseurs van Noord-Hollandse toneelgezelschap pen) kon na afloop vragen stellen, commentaar geven of kritiek spuien. De eenakter bleek in de loop der maanden behoorlijk uitgediept. De drie winnaars prijswinnaars zijn deze maand opgenomen in het de cembernummer van „Skript", een blad van het Nederlands Centrum voor Amateurtoneel (NCA). Bremer heeft zijn elfde toneelstuk pas voltooid. Tot nu toe zijn er zeven stukken uitgegeven, de „Van Osta destraat staat op het punt uitgege ven te worden. De Oosterender schrijver werkt het liefst aan een paar stukken tegelijk. „Dat heeft het voordeel dat je altijd verder kunt. Als je niet helemaal in de stemming bent, ga je gewoon wat geschreven teksten uitwerken en controleren. Het gebeurt een enkele keer dat ik iets af heb en nog niets op stapel heb staan. Dan voel ik me niet prettig. Ik probeer er daarom altijd voor te zor gen dat ik met een bepaald idee be zig ben." „Als je toneelstukken schrijft, ben je bezig met een produkt waar andere mensen mee verder gaan. Als je er een punt achter hebt gezet, ben je er voor je gevoel nog niet van af. Je wacht erop tot je een aantal keren hebt kunnen meemaken hoe een groep het uitvoert. Zodra je hebt ge- ziendat een groep amateurspelers er mee uit de voeten kan en dat de zaal het amusant vindt, kun je er pas af stand van nemen." De eerste lange eenakter voor vol wassenen „Hoe lang moet u nog?" kreeg haar premiere in een klein plaatsje onder Zwolle. „In een door snee plattelandszaaltje, zoals je die hier ook hebt. Het was aardig om mee te maken. Ik had van te voren contact gehad met het gezelschap, dat doorgaans wat verouderde kluch ten speelde. Ze vonden het een uit daging iets nieuws te brengen. Voor hen was de opvoering dan ook minstens zo spannend als voor me zelf.' „Als je een stuk van jezelf terugziet, klopt het verhaal meestal wel. Er ge beurt wat je hebt bedacht, alleen worden de onderlinge verhoudingen van je karakters medebepaald door de invulling van de spelers. Hoe ze op elkaar reageren, met elkaar praten of er uitzien, voegt echter nieuwe elementen toe. Soms geeft dat nieu we accenten en is het verrijkend, maar het kan natuurlijk ook anders uitpakken." Bremer's eerste kinderstukken zijn nu enkele jaren in de roulatie. „Heer Kraai en het gevonden voorwerp" heeft hij in den lande enkele malen zien opvoeren. „Dat is aardig om mee te maken. Vooral de techniek - licht e.d. - is vaak erg verschillend. Soms wordt het in scholen of in buurthuizen opgevoerd. Maar het wekt waardering op als ze die gebre ken door inzet of leuke ideeën weten te compenseren." Kinderstukken schrijven is volgens Bremer niet te vergelijken met schrij ven voor volwassenen. In een kin derstuk moeten gevoelens en ervaringen zitten die herkenbaar zijn. „Kinderen zitten eigenlijk in een heel eigen maatschappij. Daarom is de af wisseling tussen schrijven voor kin deren en voor volwassenen aardig. Volgens Bremer lopen veel toneel schrijvers er bij uitgeverijen tegenop dat hun stukken veelal niet commer cieel genoeg worden geacht. „Als zich een nieuwe schrijver aandient, kan het zijn dat de verkoopbaarheid te wensen over laat, maar dat het niettemin een vondst is. Ze proberen dus wel eens wat, maar ze zijn heel erg voorzichtig. Het gebeurt dus me nigmaal dat de redactie een nieuw ingestuurd stuk als zeer goed beoor deeld, maar het commercieel onver koopbaar acht. Dat zijn dus vreemde afwegingen. Aan de ene kant roepen ze: heel goed gedaan jochie, maar we kunnen er niets mee!" Dit dverkwam Bremer met de tragi komedie „Buitenspel" volgens hem zelf het beste produkt tot nu toe „Soms denkt een mens iets te zeg gen te hebben. „Buitenspel" roert een thema aan dat me heel lang heeft geboeid. Het gaat over mensen die via een organisatie waardevolle dingen in hun leven in stand houden. Op een gegeven moment wordt die organisatie echter belangrijker dan het inhoudelijke. Er ontstaat een krampachtige toestand, waardoor het plezier aan het inhoudelijke verloren gaat. Dit thema heb ik laten afspelen in de voetbalwereld, op een surrea listische manier, waarbij die wereld wat religieuze trekjes krijgt." „Ik had het gevoel dat ik via dit me dium iets van mezelf kwijt kon. Uit de reacties die ik er op gehad heb, bleekdat veel mensen m'n bedoeling ook hebben begrepen. Hoewel ik er nu wel wat afstand van kan nemen, zou ik het erg graag een keer gespeeld willen zien. Al is het in Maastricht, ik ga er heen." „Ik heb ook niet zo verschrikkelijk veel zin om een toneelstuk helemaal op het pübliek te schrijven. Want wat verkoopt een uitgeverij goed? Een stuk dat een beetje lollig is, niet te moeilijk, met iets méér dames dan heren, drie bedrijven en één decor. Maar je wilt als schrijver toch ook een beetje kwaliteit brengen. Dat klinkt een beetje ivoren torenachtig, maar zo bedoel ik niet. Spelers willen tenslotte ook graag kwaliteit laten zien." Er is nog een alternatief, waarbij de uitgeverijen gepasseerd kunnen wor den. De NCA (een landelijke overkoe peling van het amateurtoneel) heeft een eigen bibliotheek, die naast alle uitgegeven werken, ook manuscripten bevat. De overkoepeling beschikt over een dramaturg, die de ingezonden stukken beoordeeld. Bremer heeft „Buitenspel", naar het NCA op gestuurd. „De dramaturg geeft dan een reactie, die uiteindelijk kan leiden Toneelstukken van Aris Bremer: „Bellenbende" „Heer Kraai en het gevonden voorwerp" „Berend Botje van Bokkum" „Ferry Teel en de vergeetkorrels" „Hoe lang moet u nog?" „Buitenspel" „Van Ostadestraat 33, vier hoog" „Stunt b.v." „Exceem" „Smiksmorrel (zeer) speciaal" „In de grot van de kruismuis" tot opname van het manuscript in de bibliotheek. Dat houdt in dat je stuk in het landelijk blad kort wordt besproken en dat er een groot citaat uit het betreffende stuk wordt afge drukt. Dat is in mei met „Buitenspel" gebeurd, waarna het in de biblio theek is opgenomen. Maar of ze het in een zichtzending stoppen is de vraag. Je blijft dus andere wegen zoeken. Maar zolang het bij één stuk blijft en er wel iets met je andere stukken gebeurt, heb ik altijd het ge voel: ja, het ligt er nog, maar dat komt nog wel." Bremer heeft zelf het gevoel nog heel erg aan het begin te staan. De hoop om door te breken is er, zeker zolang er nog steeds progressie in de schrij verij zit. Hij schrijft in de huiskamer. De dialo gen gewoon met pen, daarna komt de typemachine er bij. Het wonen op een eiland heeft voor mensen die in toneel zijn geïnteres seerd zijn beperkingen. „Je zit hier natuurlijk niet gunstig om alle to neelstukken die je zou willen zien, te volgen. En het is goed om veel to neel te zien, want je moet je blijven realiseren wat haalbaar is. Je kunt bijvoorbeeld een prachtig stuk schrij ven, maar als er 30 heren en twee dames in voorkomen, weet je al bij voorbaat dat het nooit wordt gespeeld. Het Texelse amateurtoneel volg ik daarom op de voet. Een enke le keer gaan we een weekend naar Amsterdam. Dan ga ik ook prompt drie voorstellingen bekijken. Nee, dat is geen overdosis, juist heel inspire rend. En ik heb daarna niet het ge voel dat ik maar eens moet gaan vissen. Je houdt je verliefdheid voor het totale medium ermee in stand. Af en toe kun je heerlijk jaloers worden op de faciliteiten waar het beroepsto neel over beschikt." „Toneel lezen gaat voor mij iets ge makkelijker. Dat doe ik dan ook veel vuldig. En ik het voorjaar doe ik zelf weer mee in een toneelstuk, want het is weer een aardige tijd geleden dat ik zelf op de planken heb gestaan." Aan inspiratie of ideeën heeft hij geen gebrek. „Soms begint iets met een heel klein eitje. Het thema gaat je obsederen, je gaat over de vorm en de verpakking - bijvoorbeeld blijspel of thriller - nadenken en over de karakters die je erbij gaat halen. Terugkijkend naar de beginperiode denkt Bremer dat in zijn werk de af gelopen jaren het één en ander is veranderd. „Gelukkig wel, anders zou er geen groei inzitten. Er zijn dingen waar je op wordt gewezen en die je aanleert. Kijk, als je begint te schrij ven ben je alleen al verwonderd over het feit dat je woorden op het papier zet. En dat die een eigen leven gaan leiden. Daaraan kun je verslaafd ra ken. Gaandeweg leer je dat de kunst van het weglaten minstens zo be langrijk wordt als het neerschrijven. Mensen kunnen dingen uitbeelden zonder dat de schrijver daar tekst aan geeft. Je hoeft ze niet te laten zeggen dat ze de deur of het raam gaan sluiten." „Ook het omgaan met grappen is iets dat je moet leren. Als je een grap in je gedachten hebt en je vindt dat hij er persé in moet, moet je er nooit naar toe schrijven om hem te kunnen plaatsen. Dat is bijna altijd fout. Je haalt het ritme, de snelheid eruit en het doet gewild aan." „Ook is het een kunst voorzichtig om te springen met zaken waarvan je denkt dat je er sterk in bent. Ik mag graag spelen met taal. Maar als je een sterke kant in te grote doses rondstrooit, kén het een zwak punt worden. Daarom is het altijd goed je eigen stukken terug te zien." „Of ik me helemaal op schrijven zou willen tolweggen? Nee, ik zou er nooit helemaal voor kiezen. Niet alleen om dat er geen droog brood in te verdie nen is, maar ook omdat je wereld dan kleiner wordt. Bovendien heb ik tijdens m'n werk tijd genoeg om na te denken. Ik laat m'n gedachten af en toe lekker de vrije loop."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1990 | | pagina 7