pm „Op mijn verjaardag mocht ik een instrument kiezen" Hoog van de toren mm Het mooiste cadeau voor Pieter-Jan Koorn: LANGS DE WEG 1891 (v? p') 199 v O PAGINA 10 TEXELSE COURANT DINSDAG 3 SEPTEMBl Pieter-Jan Koorn leerde, samen met vier leeftijdsgenootjes, spelen van twee leermeesters. V.l.n.r. staand: Adriaan Vonk. Henk Boon. Gerrit Broekman. Pieterman Koorn en Jan Dekker. Zit tend: Dlck Huizlnga en Jaap de Jong. „Pieter-Jan Koorn is het Texels Fan fare. hoor ik wel eens zeggen. Zo is het natuurlijk niet. De vereniging wordt door alle leden gedragen. Maar als ik alle uren, die ik geduren de mijn 58-jarig lidmaatschap in het fanfaregebouw heb gezeten, bij el kaar optel, kom je wel aan een paar jaar. Ik ben altijd enorm fanatiek ge weest. Dat is wel waar." Pieter-Jan Koorn is onafscheidelijk aan „zijn" fanfare verbonden. Op 69-jarige leef tijd is hij nog steeds bijna iedere dag voor zijn club in de weer. Momenteel als één van de vrijwilligers bij de bouw van het nieuwe onderkomen. Als jongetje van tien had Pieter-Jan Koorn één grote wens: lid worden van het Texels fanfare. „Een vriendje van me zat er bij, zodoende wist ik wat het inhield. Mijn leven lang ben ik niet meer zo blij geweest als met het cadeau dat ik op m'n elfde ver jaardag van mijn moeder kreeg. Ik mocht lid worden. Nog op mijn ver jaardag zélf mocht ik een instrument uitkiezen, cornet of saxofoon. Ik koos voor het eerste, want daar speelde mijn vriendje ook op. De volgende dag vond de eerste repetitie al plaats." „We kregen tweemaal per week les van Adriaan Vonk en Jan Dekker, bei den lid van het fanfare. Thuis oefen den we verder. Ik maakte deel uit van een groepje van vijf jongeren: Henk Boon, Gerrit Broekman, Dick Huizinga en Jaap de Jong. We waren nogal fanatiek en mochten binnen enkele maanden al met het korps meespelen. Op Hemelvaartsdag volg de ons eerste concours in Andijk. Ik vergeet het nooit meer. We stonden stijf van de zenuwen. Het fanfare speelde in die dagen in de afdeling uitmuntend. Maar we hebben het ge red." „De concoursen werden toen nog ge organiseerd door de Westfriese Bond. Het zijn voor mij altijd hoogtepunten in het verenigingsleven geweest. Met drie van de vier Texelse muziekkorp sen togen we erheen, DEK uit Den Hoorn, VIOS uit Oost en wij dan. We keerden pas tegen half twaalf 's avonds weer met een extra boot naar het eiland terug. Er waren evenemen ten bij waar we het nog wel eens over hebben. Na afloop van zo'n con cours was het altijd groot feest, vaak was er in zo'n dorp ook nog kermis. Zie in zo'n geval de mannen, met de nodige borrels achter de kiezen, maar eens op tijd in de bus te krijgen. Ik was altijd aan het tellen of we ieder een wel aan boord hadden." „Net na de oorlog hebben we één jaar niet gespeeld op zo'nconcours. Er waren te weinig mensen lid op dat moment en het rommelde wat bin nen de vereniging. Dat weerhield ons er echter niet van om toch heen te gaan. Dan alleen maar luisteren, niet waar? Een bevriend korps uit Venhui zen, waar we een uitstekende band mee hadden, speelde wél. Na afloop kwamen ze ons vragen hoe hun op treden was verlopen. Nou, volgens het Texels Fanfare zaten ze wel in de prijzen. Dat leverde een borrel op. En daar bleef het niet bij. Naarmate het tijdstip vorderde, steeg het korps uit Venhuizen volgens ons stééds hoger op de prijzenladder. Uiteraard werd iedere opmerking in die richting be loond met een glas. Op het laatst vonden we toch wel dat er in heel Noordholland geen beter korps was te vinden. Al met al een avond om niet licht te vergeten." Geen prijzenjagers „Nou zou je de indruk kunnen krijgen dat het Texels Fanfare een losbandig stel was. Het tegendeel is echter waar. Het is wél altijd een aparte vereniging geweest, waar gezelligheid boven prestatiedrang stond. Er hoeft namelijk niet altijd perfect te worden gespeeld. Hoewel we altijd naar ver mogen hebben gepresteerd, zijn we nooit prijzenjagers geweest. Toch hebben we ons van meet af aan van andere korpsen onderscheiden. Schrijf het maar aan een bepaald ka rakter toe. Op concoursen hebben we iedereen wel versteld doen staan door nummers uit „My Fair Lady" ten gehore te brengen. Let wel, in een tijd dat de musical nog nooit in Nederland was opgevoerd. We schuwden het ook niet om operette muziek op zo'n evenement te spelen. Dat werd als buitengewoon ervaren. Het programma bevatte altijd dezelf de geijkte nummers, iets anders hoorde je eigenlijk niet te spelen." Straatoptredens „En dan nog iets waarmee we ons van andere korpsen onderscheiden. Onze straatoptredens zijn, als je gaat vergelijken, altijd veelvuldig geweest. Ik geloof niet dat er één korps te vin den is dat zó vaak op straat heeft gespeeld als wij. Het publiek waar deert dat ook. Dat was al te merken bij de oprichting van het eerste fanfa regebouwtje. Veel weet ik daar niet van, want ik was een jaar of vijf toen dat werd neergezet. Maar er werd een fancy-fair gehouden in de schuur van Geus aan het Schilderend en bin nen één week was het benodigde bedrag binnen. Uniek, niet?" Later ben ik zelf ook leer meester geworden. Het was heel leuk om met kinderen te werken. Ik heb Willem van Sambeek - de huidige voorzitter - en Jaap Bak ker uit Oudeschild nog onder mijn hoede gehad. Toneelspelen Pieter-Jan Koorn: ..Ik ben altijd enorm fanatiek geweest „Repetities zijn ontspannend. Tij dens het spelen heb je geen tijd om aan andere zaken te denken. De muziek eist je helemaal op." Koorn op 42-jarige leeftijd tijdens een straat-optreden. ..Lopend spelen is leuk, maar moeilijk. Vooral als het zó koud is. dat de tonen helemaal vervormd uit je instrument komen." Als de vraag wordt gesteld wat er in vergelijking met vroeger erg is veran derd, schiet Koorn opeens in de lach. „De winteruitvoeringen. Vroeger werd er door de fanfareleden niet alleen muziek, maar ook toneel gespeeld. Voor de pauze muziek, na de pauze een kluchtige eenakter. Ik heb er goede herinneringen aan, ondanks het feit dat het repeteren altijd nachtwerk werd. We oefenden name lijk in de„Oranjeboom", toen nog bio scoop. Dat betekende dat we pas né het draaien van de film terecht kon den. We begonnen nooit voor half elf 's avonds met oefenen. Maar het to neelspelen op zich was leuk om te doen. Ik heb in heel wat gedaantes op de planken gestaan." Vrouwen De komst van de eerste vrouwen kan Koorn zich niet meer precies voor de geest halen. „In de begintijd waren ze er niet bij. Ik vermoed dat de eer ste vrouwen in de jaren vijftig hun in trede deden. Dat ging nogal geleidelijk, met dochters van fanfare leden. Ik vermoed dat Annemarie Molenaar het eerste vrouwelijke lid was. We waren op Texel in ieder ge val niet vlot op dit punt. Toen bij ons de eerste vrouwen hun intrede de den, was het in Noordholland al heel gewoon. Bugel Hoewel Koorn zijn fanfarecarrière startte op een cornet, heeft hij dit in strument na een aantal jaren verruild voor een bugel. „Dat is eigenlijk hét melodie-instrument van een fanfare korps. Ik ben het tot op heden trouw gebleven. De bugel is zeer bepalend voor het geluid. Op het ogenblik heb ben we zo'n tien bugels in het or kest, eigenlijk te kort. Het zouden er wel vijftien mogen wezen. Bugelspe- len is schitterend om te doen. Mak kelijk is het echter niet." Hoé verweven Koorn met zijn instrument is, bewijst een door hem zelf vervaar digd aluminium naambordje op de voordeur, in de vorm van een bugel. Over de vraag wat de mooiste mo- menten in zijn fanfarecarrière zijn ge weest, moet hij diep nadenken. „Ik heb 40 jaar in het bestuur gezeten, waarvan 27 jaar als voorzitter. In die jaren is er veel gebeurd. Er zijn tijden geweest dat het bestuur ernstig over woog tijdelijk met het Texels Fanfare te stoppen. Ik heb me daar fel tegen verzet. Een dergelijke pauze zou het definitieve einde van het korps zijn geweest. Maar dit terzijde, we had den het over hoogtepunten. Toen ik 50 jaar lid was, heeft het korj een serenade gebracht. In de van de Hemmerkooi, het was schrikkelijk slecht weer. Dat h enorm op prijs gesteld. Tot dt mooiste momenten behoort o der meer de koninklijke onder: ding die ik in 1982 kreeg uitg En een ander mooi moment s aan te komen. Dat is uiteraan honderdjarig bestaan, een ene mijlpaal." „Ik ben in 1982 uit het bestu gestapt om me meer aan de: te kunnen wijden. Niet dat he echt van is gekomen. Nu zijn heel wat uren gaan zitten ine van het nieuwe onderkomen, eigen arbeid van de vrijwillige groot op 1500 uren, maar hel me niet verbazen als dat het: is geworden. Ik zit er bijna iet middag. Mijn ervaring in de br komt goed van pas.Een paan geleden heb ik me helemaal a leefd op een trap. Daar wilde méér van maken dan gewoon! geval is. Er is door de leden It werk verzet. De één doet dit, der dat. Het resultaat mag er1 ook zijn. Een uniek pand, voor unieke vereniging." De eerste keer dat ik naar een fanfare-uitvoering moest om er een verslag over te schrijven, vond ik vre selijk. Ik hield niet van dat harde ge tetter in een warme, rokerige zaal. Bovendien had ik geen idee wat ik daarover in de krant zou moeten zet ten, laat staan dat ik mij in staat achtte iets deskundigs te vermelden over het gebodene. Het was geen kwestie van genieten maar van on dergaan. Uren duurde het en als het tegen zat gaven ze ook nog een toe gift. Gruwelijk. Mijn huidige diepe respect voor het korps is pas jaren later ontstaan. Toch voelde ik mij wel verbonden met het Koninklijk Texels Fanfare korps. Weet je dat ik daar nog wer kend lid van ben geweest't Was voor een blauwe maandag en het was geen succes, maar ik wil er toch over schrijven zodat ik ook dit jeugd trauma kwiitraak. Kort na de februariramp van 1953 meldde ik mij in het groene gebouw tje aan de Wittekruislaan als tamboer. Dat gebeurde op aanraden van vriendjes op school, die mij hadden horen trommelen op een Afrikaanse tam tam (nog afkomstig van pater Witte) en beweerden dat ik talent had. Met een groepje anderen kreeg ik les van meneer De Krijger, een in Den Burg gevestigde kleermaker. Al gauw bleek dat ik de kunst van het trommelen deerlijk had onderschat. Altijd had ik gedacht dat het improvi serend ging: de hoofdtamboer trom melde en de anderen deden hem gewoon na. Maar er bleek sprake te zijn van gecomponeerde marsen, die in notenschrift op papier waren gezet en die je uit je hoofd moest leren. In zo'n strak keurslijf wenste ik niet te lopen. De motivatie slonk nog sneller toen bleek dat het niet werd gewaar deerd dat ik de bedoelingen van de componist op mijn eigen wijze inter preteerde. In gewoon Texels: ik deed maar wat. Zolang ik dat thuis in mijn eentje deed in het schuurtje achter huis ging het prima, maar bij sa menspel in het fanfaregebouw werd het een chaos. Met moeite lukte het om de Eerste Modelmars er goed in te krijgen (ik kan hem ook nu nog feilloos tromme len, dus als er een invaller nodig is belt u maar) maar bij de volgende marsen ging het moeizamer. Aan de Buitenmodelmarsen kwam ik niet meer toe, want De Krijger nam mij tactisch terzijde en zei op vaderlijke wijze dat het voor de ontwikkeling van mijn onmiskenbare talent beter was om INDIVIDUEEL met een EIGEN trommel BUITEN verenigings verband verder te studeren. Ik zou dan geen contributie meer hoeven te betalen. Was dat even een prima oplossingIk werd er dus gewoon uitgegooid, maar De Krijger wist het leuk te verpakken. Veel later hoorde ik dat hij onder druk had gehandeld. Mijn gluiperige vriendjes waren naar zijn huis in de Juiianastraat gegaan en hadden gezegd: hij eruit of wij eruit. Toch heb ik het fanfare nadien nog diensten bewezen. Als fakkeldrager. Het was in die dagen noodzakelijk dat de muzikanten bij een avondrond gang door Den Burg werden bijge licht door fakkels, want de openbare verlichting was niet zo overdadig als tegenwoordig. Die walmende toort sen werden gedragen door vrijwillige kinderen, die onder de geduchte lei ding stonden van Piet van der Wulp, tenminste zo leek het. Als fakkeldra ger moest je de vlam zo dicht moge lijk bij de marcherende muzikanten houden zodat ze de noten op het briefje dat met een klemmetje op hun instrument zat, goed konden le zen. Een hele verantwoording. Je moest oppassen dat je niet te dicht bij kwam, want dan schroeiden de haren en oren van de muzikanten. Te gelijkertijd moest je uitkijken waar je Hep. Anders stroffelde je over het on regelmatige plaveisel, wat kon leiden tot een gecompliceerde valpartij waarin ook andere fakkeldragers en zelfs muzikanten werden mee gesleept. De muzikant die ik bijlichtte was Jaap Schrama. Die speelde bas, je weet wel, zo'n enorme toeter waar mee je alleen maar een heel laag „boep-boep-boep"-geluid kunt voort brengen. In mijn ijver om hem van dienst te zijn hield ik de fakkel zó dichtbij dat de vette rook in zijn ge zicht sloeg. Schrama begon te hoesten en te niezen waardoor het boep-boep-boepgeruime tijd ver stomde. Hij liet via directeur/dirigent Adriaan Vonk weten dat hij niet meer van mijn diensten gebruik wenste te maken. Mogelijk hebben deze traumatische ervaringen er meer dan vijftien jaar later aan bijgedragen dat ik als TC- verslaggever het Koninklijk Texels Fanfarekorps bij vlagen nogal kritisch bejegende. Dat was niet eenvoudig want ik had weinig verstand van mu ziek. Ik kan best horen of het goed of slecht gaat, maar de kunst is te bepalen wélke muzikanten/instrumen- ten in de fout gaan en het in juiste bewoordingen omschrijven in welk opzicht het beter moet. Het heeft een paar jaar geduurd voordat me dat begon te lukken. Ik pakte het aan zoals bij schapenkeuringen, waar ik ook geen verstand van heb: Goed luisteren naar juryleden en andere ex perts en de vaktermen die zij gebrui ken, overdadig in je stukje verwerken. Dat komt zo professioneel over dat de lezers al gauw denken dat je minstens muziekpedagoog bent bij wiens oordeel zij zich zonder morren moeten neerleggen. Sommige eigen wijze muzikanten denken echter dat je een anonieme deskundige hebt in gehuurd om het stukje te schrijven. Dat is mij bij het thans 100-jarige korps een keer overkomen, nog in de tijd dat het gefuseerd was met DEK. Onder het motto „Het fanfare heeft wel eens beter gespeeld" schreef ik een stuk over een niet al te best concert waarin het falen van wel haast elke muzikant op bekommerde toon werd omschreven met woorden die ik had gehoord van dirigenten van andere korpsen en had overgenomen uit juryrapporten van concoursen. Ik was er een hele nacht mee bezig ge weest en bij het leggen van het zout had ik geen slak overgeslagen. Het kwam zo deskundig over dat de ver ontwaardigde muzikanten direkt rie pen: dat kan Harry de Graaf nóóit geschreven hebben. Wie die streek dan wél had uitgehaald, was geruime tijd onderwerp van discussie en ver onderstelling. Namen van dirigenten van andere korpsen werden genoemd maar ook oud-leden die ooit met bonje waren vertrokken, werden tot de verdachten gerekend. Menigmaal verklaarde ik tegen muzikanten die me op straat boos aanklampten dat ik het echt allemaal zelf had bedacht, waarna ze hoofdschuddend doorlie pen. Het tumult was groot. Er ver schenen ingezonden stukken en bij de volgende uitvoering werd mij door een bestuurslid van DEK in eerste in stantie de toegang geweigerd en kwam ik pas binnen na ingrijpen van een ander bestuurslid dat zich minder door zijn gevoelens had laten meesle pen. De vraag of het nog wel verant woord was om ,,de pers" Ivoorzitter Pieter Jan wilde niet persoonlijk doen) bij de winteruitvoeringen toe te laten werd zelfs aan de orde gesteld op de eerstvolgende jaarvergadering. Zó „negatief" zijn de recensies na dien niet meer geweest. Ik ben mak kelijker geworden en het fanfare is beter gaan spelen, véél beter zelfs. Waarbij ik grif toegeef dat „Excelsi or" in Oosterend een aantal jaren nóg beter was. Maar dat was geen kunst want dit Christelijke korps wist zich steeds, dankzij een plechtig uit gesproken gebed vooraf, verzekerd van de steun van de Almachtige, ter wijl het heidense KTF het altijd op eigen houtje heeft willen doen. Onder andere daarom ben ik in de loop der jaren van het KTF gaan hou den, maar ook omdat het korps een culturele smaakmaker is van de eer ste orde zeer typerend voor het openbare verenigingsleven op dit be voorrechte eiland. Weet je wanneer ik het KTF het meest waardeerNiet tijdens uitvoe ringen, rondgangen, aubades of sere nades, maar op de ochtend t! zonnige koninginnedag. Een s uit het korps blaast dan men hoog van de toren, live! Eenf ge, ontroerende ervaring, telt! weer. De tonen van „Wij leva en andere vaderlandse deunlf men ijl en verwaaid door hel: merraam naar binnen, gemert geluiden van merels en ander- ge vogels. Een harmonisch si menspel van natuur en cultet gesloten ogen lig ik dan muis luisteren, bevangen door zovs nale als Texelse gevoelens. Hi héérlijk. q Oplettende lezers hebben vvd merkt dat ik steeds schrijf: ll korps en niet fanfarecorps, s fanfare zelf altijd doet. Het u schien schokkend zijn voor J rende heren, maar corps, dus een c, is fout en het is altijd i weest. Een corps spreek gei teerd uit: kóór), meervoud cd iets heel anders dan een korf maar aan het corps diplomsk studentencorps. Een corps be uit sjieke mensen, soms ook denten die bekakt, aansteller moerig zijn en ze worden dee /corpsballen" genoemd. Gen- boeren, burgers en buitenlui i poeha, waaruit het Texels ff tijd in zeer overwegende mek bestaan, vormen dan ook een en géén corps. Het zijn imft diplomaten en zeker geen b>i „corps" blaast het fanfare tH hoog van de toren, één c te precies te zijn. Vreemd dat1,1 iemand die fout heeft gecoat hoewel in het fanfare mensf die tevens behoren tot een korps. Honderd jaar achter l' woord fout schrijven, dat is melding waard in het Guinnd of Records.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 1991 | | pagina 10