m
ogsnerinneringen
aliaan vocht mee
egen de bezetters
na dato
jaar
Galgemaal
,An Den Burg vlagge ze ok!"
TEXELSE g COURANT
Wonden genezen, maar
littekens helen nooit
g steeds contact met onderduiker
RUSWEIS (nr.tn
Moeders met bloemen
zochten graven zonen
msterdammertje
ndt geborgenheid
en eten
Beurtschipper Mets
verborg onderduikers
Alle nationaliteiten
kwamen over de vloer"
DINSDAG 28 MAART 1995
mei is het 50 jaar geleden dat Nederland werd bevrijd,
■den voor de Texelse Courant om terug te blikken op
Tweede Wereldoorlog. In de eerste aflevering staan
rlogsherinneringen centraal. We bedanken de lezers
gehoor hebben gegeven aan onze oproep. Wegens
vele inzendingen kunnen we ze vandaag niet allemaal
aatsen. Voor anderen is in de komende edities een
aatsje ingeruimd. We houden ons aanbevolen voor
auwe reacties. Die kunt u sturen naar de redactie van
Texelse Courant, postbus 11 in Den Burg.
De oorlogsherinneringen staan nu
na vijftig jaar nog steeds in mijn
geheugen gegrift. Wij, vader, moe
der en zes kinderen woonden aan
de Hollewal, naast de grote
opslagplaats van de firma Ph.
Vlessing. Verder stonden aan die
kant geen huizen. De eerste oor
logsjaren verliepen vrij rustig. Mijn
vaders werk was het beheren van
de „radio-centrale" voor Den
Burg. In 1942 werd mijn oudste
broer Kees, werkzaam bij Bakkers
Ijzerhandel, 18 jaar. Hij was een
van de eerste Texelse jongens die
verplicht te werk werd gesteld in
Duitsland. In 1943 werd er in ons
gezin nog een broertje geboren.
Het was ook de zomer dat Kees
vanuit Duitsland met verlof naar
huis kwam. Zijn verantwoordelijk
heidsgevoel voor een ander die in
Duitsland borg stond voor dit ver
lof was groot, zodat Kees toch te
rugkeerde. Door de
verslechterende situatie in Duits
land werd Kees ernstig ziek en in
juli '44 kwam hij totaal uitgeput
terug naar huis, met een brief „on
geneeslijk ziek" op zak. Tien da
gen na zijn thuiskomst stierf hij.
In die tijd werd ook mijn tweede
broer Chiel 18 jaar en verplicht om
naar Duitsland te vertrekken. De
„Arbeidsdienst" was een andere
mogelijkheid, zodat hij in Holland
kon blijven. Die keus bleek een
verkeerde en Chiel is toen onder
gedoken. Ik weet nog goed dat de
postbode met aangetekende brie
ven voor hem kwam en zei: „On
bestelbaar retour zeker?"
Op 11 november 1944, toen alle
mannen tussen 17 en 35 jaar zich
moesten melden, is Chiel gewoon
meegegaan naar Assen. In februa
ri '45 keerde hij naar huis terug.
Op 6 april 1945 begon de Russen
oorlog. Voor ons gezin werd dat de
zwartste dag in ons leven. Nog
vóór Den Burg werd beschoten,
kwam er op het „Driehoekie" ge
schut te staan. Dit was even na
één uur. Wij zaten allemaal rond de
tafel toen datgeschut op bepaalde
doelen begon te vuren. Zo ook op
onze kamer en dat moment is niet
te beschrijven. Vader was op slag
dood en mijn broer Chiel zwaarge
wond. Even later moest de hele
buurt uit haar huizen vluchten.
Mijn moeder bleef achter met één
van de zusters uit het klooster aan
de Molenstraat, die te hulp was
geroepen.
Na de beschieting kwam de ver
loofde van ons buurmeisje eens
kijken hoe de situatie bij haar was,
maar er was niemand meer thuis.
Hij zag toen ook dat ons huis in
brand stond en liep erheen. Hij
vond mijn moeder, die hem vertel
de wat er allemaal was gebeurd.
Toen zei hij: „Maar uw huis staat
in brand, dus zo gauw mogelijk
weg!" Zo goed en zo kwaad als
dat ging werd mijn zwaargewonde
broer naar het noodhospitaal ge
bracht, waar hij op 7 april aan zijn
verwondingen is overleden. Nu,
50 jaar na dato, zijn voor mij de
wonden genezen. Maar de litte
kens van dit leed zullen nooit he
len.
A.E.L. van Heerwaarden-
van Swinderen,
Zwaag.
50
proenhof Irechtsen moeder Keunje begin zeventiger Jaren op bezoek In de wijn
en de Italiaanse onderduiker Bordi Settimio.
aar Kees Groenhof onder-
nog contacten met Bordi
mio, een Italiaanse krijgsge-
ene die tijdens de Russen-
meevocht met de
giërs. Bordi, zoals hij hier
genoemd, dook onder en
hof hielp hem in april 1945
anden van de bezetters te
in. Bordi keerde na de oorlog
naar zijn vaderland, maar de
dschap bleef. De Texelaar
ocHt hem twee keer op.
ggi's eenheid stond onder lei-
m van generaal Badoglio en
lot in 1943 in Zuid-Frankrijk
egen de uit Afrika oprukken-
eallieerden te vechten. Ze
en krijgsgevangen gemaakt
de keukens van de Wehr-
macht te werk gesteld. Zes van
hen kwamen terecht bij paal 17 bij
De Koog. Toen in 1944 een twee
de verdedigingslinie in Ongeren
werd gemaakt, verhuisden ze daar
naartoe.
Tijdens de opstand kozen enkele
van hen partij voor de Georgiërs
en vochten dapper mee. Eén van
hen, Constantino Pascolini, werd
door de Duitsers gevangen geno
men en gefusilleerd.
Bordi dekte de aftocht van de Ge
orgiërs met een machinegeweer.
Daarna vluchtte de Italiaan door
een_ sloot naar. De. Waal .en ver
stopte zijn wapens en handgrana
ten onder een stapel hout aan de
Bomendiek. Op 6 april werd hij op
gemerkt en herkend door een
„beursje" op de driesprong Bo-
Herr
aui'...p.e....Kq.C£,1o4.. geb. aml9.5.o3.
isl berechtigt^ie Schutzfrebiete zwischen kri 23 tt.27 lorid
Polder Eendracht
(aurji-f M'T*. 20^) zwecks Rusfiihfung von P.rbeiten zu betrelen.
Der fiusweis hat nur Gültigkeit in Verbindung mit dem Personalausweis.
^5ë%ï/^usweis lauft am .51...Jpli ,...194 3 ab.
-A Ter Ortslcoranandant
Rusgeslettjam 1943. i.V.
Potdeufno-nf
met een geldig Ausweis mocht de bezitter zich in bezettingstijd in het aangege-
ebiod ophouden.
mendiek, Polderweg en
Dorpsstraat.
Groenhof was één van hen. „Dirk
Boot stelde voor dat ik Bordi naar
zijn schuurtje buiten De Waal zou
brengen, waar nu Texel BV is ge
vestigd." Nadat Bordi in burgerkle
ding was gestoken leverde hij hem
daar af. „leder dag bracht ik hem
warm eten en brood in een zinken
emmer. Bovenop lagen aardappel
schillen om geen argwaan te wek
ken. Na een week op deze plek
werd het te link en heb ik hem
naar een schapenboet in het
„Sudfeld" tussen Oudeschild en
De Waal gebracht."
Razzia
Toen kwam de grote razzia. Héél
Texel werd van Noord tot zuid door
Duitse soldaten uitgekamd op Ge
orgiërs. 's Avonds kwam deze
groep vanuit Eierland tot De Waal.
Om te voorkomen dat ze Bordi
vonden, besloot Groenhof hem in
overleg met Sieme (Ouwe Sijs) du
Porto in een gat te verbergen. Een
draineerbuisje zorgde voor aan
voer van frisse lucht. Om de be
zetters op een dwaalspoor te
brengen, strooide hij naast de om
gewoelde grond schapewol. Duit
sers moesten denken dat in het
gat een schaap lag begraven,
waarvan er in die dagen veel wer
den gedood.
Rond het middaguur kwamen de
Duitsers. „Bordi hoorde ze praten,
zo dichtbij waren ze. Toen de man
schappen hem op zo'n honderd
meter waren gepasseerd, vluchtte
hij naar Spang." Daar kreeg hij van
Du Porto een draagbak voor de
buik gehangen en hielp hij de rest
van de dag met het poten van
aardappelen.
Blonde Italiaan
Mede door zijn blonde haar viel
Bordi niet op en kon hij de reste
rende oorlogsweken in betrekkelij
ke rust doorbrengen.
Na vijf mei probeerde Bordi ver
geefs via het Rode Kruis enandere
instanties contact met zijn familie
in Italië te leggen. Van de Vreem-
Piet van Leersum is weliswaar na
de oorlog geboren (1946), maar
schreef toch een verhaal dat er in
direct mee te maken heeft. Het
speelt zich af in '63 of '64, toen
hij bij Gemeentelijke Sociale
Dienst, de voorloper van De Bolder
werkte. Die had destijds een kwe
kerij achter de Algemene Begraaf
plaats in Den Burg.
Op een middag kwam er een hui
lende Duitse vrouw het graf van
haar zoon opzoeken. We vertelden
haar dat de gesneuvelde soldaten
begin vijftiger jaren waren herbe
graven op een Duitse militaire be
graafplaats. Haar reis was dus
voor niets geweest. Na een paar
dagen herhaalde zich hetzelfde ta
fereel. Een vrouw kwam bloemen
kopen om op het graf van haar
delingendienst moest hij zich in
Eindhoven melden om eind januari
pas op transport naar zijn vader
land te worden gezet. De reis in de
goederentrein duurde een week.
Bij aankomst in Senegallia aan de
Tyrrheense Zee, moest hij de 40
kilometer naar zijn woonplaats Ar-
cevia te voet afleggen. Toen kwam
hij erachter dat z'n vader en broer
bij de partizanen in de bergen wa
ren gesneuveld.
In de jaren daarop wisselden Bordi
met z'n Texelse helpers jaarlijks
een kerstgroet uit. In 1970 ging de
familie Groenhof op bezoek bij
Bordi, die een florerende wijn
gaard dreef. De Texelaars baarden
opzien in het gehucht. „Er waren
nog nooit Hollanders geweest." Ze
werden onthaald als helden.
„Want hij had iedereen van de ge
schiedenis verteld. Sigarenkistjes,
kaarten en foto's bewaarde hij als
relikwieën." Kort daarop keerde
Groenhof met echtgenote Tine
nog eens terug. De Texelaars on
derhouden nog steeds een brief
wisseling met Bordi, die inmiddels
74 jaar is.
iterdam 1944. Mijn ouders
ben in de oorlog geknokt om
verleven. Maar in de honger-
:er viel er niets meer te knok-
Wat overbleef was de
keuken.
was het jaar van de evacuatie
de Amsterdammertjes,
de Marsdiep voeren we via
Noordzeekanaal richting Den
Ier. In Oudeschild moesten we
verzamelen voor het Teso-
buw. We hadden een kaart om
nek waarop onze namen
den en die van onze pleeg-
irs.
stonden we, met nog 500
te kinderen. Het huilen stond
lader dan het lachen. Er liep
9rote, statige man op me toe.
llJkte, keek op mijn kaartje en
"J'j gaat met mij mee." Het
Kasse Zegel, die vlak bij de
!n woonde. Hij straalde zoveel
ouwen uit, dat ik me meteen
orgen voelde. De spanning viel
me af.
pleeggezin bestond uit vader
•e, moeder Nies Zegel-Krijnen,
'Ier Wil en zoon Dirk. Wat
len deze mensen mij een
flte gegeven. Geborgenheid,
e en... eten. En wat voor eten.
brood en de specialiteit van
buis: Jan in de zak. Wat een
terwijl in Amsterdam de
lsen °P straat stierven. Wat
déór een terreur en wat was
het op Jexel rustig.
Het is 6 april, vier uur in de och
tend. Ik word wakker van een hels
kabaal. Er werd geschoten en ik
kijk uit het raam. Voor ons huis
stonden twee grote mitrailleurs
opgesteld. Overal liepen en renden
soldaten rond. Ik was bang, rende
naar beneden waar ik die gebor
genheid weer vond.
We gingen schuilen in de kelder bij
opa. Er kwamen regelmatig solda
ten. Gekwetst, gewond of uitge
put. Ze werden verbonden, van
eten of drinken voorzien en kregen
een bemoedigend woord. Het
werd echter te gevaarlijk en met
de moed der wanhoop vluchtten
we naar een gemeenschap vlak bij
de katholieke kerk. Toen het ook
daar te onrustig werd gingen we
weer terug naar de haven.
Daar was de situatie echter kri
tiek. De Marsdiép en visserboten
waren tot zinken gebracht en de
visveiling stond in lichterlaaie. Ook
huizen naast de molen stonden in
brand evenals de schuur van de
smid. Ervoor leunde een soldaat
tegen de deuren. Je kon zien dat
hij gewond was. Hij werd voor on
ze ogen doodgeschoten. De Duit
sers zijn echt als wilde beesten
tekeer gegaan.
Mijn drie maanden op Texel waren
vol emotie. Als ik dat weer beleef,
dan is mij vooral de rust en be
scherming van tante Nies en oom
Kasse bijgebleven. Het was wer
kelijk onvergetelijk.
Wolter IJspeert,
Ermelo.
Ze zijn in 1964 afgebroken, de
huisjes van Dorpszicht in De
Cocksdorp, maar ten tijde van
de Russenoorlog woonden
daar vier gezinnen. Wij, vader,
moeder en vier kinderen,
woonden er sinds 1939. De
huisjes stonden wat afgele
gen, net over de brug van
Dorpszicht. Georgiërs en Duit
sers vonden deze lokatie toch
wel wat verdacht.
Ik herinner me dat een Geor
giër het huis 's morgens door
zocht op Duitsers en in de
voorkamer prompt met volle
dige bepakking in slaap viel.
Mijn vader wist hem na een
uurtje met zachte hand het
huis uit de krijgen. Net op tijd,
want kort daarna arriveerden
er twee Duitsers, die met de
bajonet op het geweerop hun
beurt het huis doorzochten op
Georgiërs. Je mag er niet aan
denken wat er gebeurd zou
zijn als die vijanden elkaar in
ons huis waren tegengeko
men.
De Duitsers waren er rond
etenstijd en ik weet nog wat
mijn moeder had gekookt: ui
en, aardappelen en spek. Een
rijk maal, want er was geen
Texelaar die in de oorlog hon
ger leed. De Duitsers keken
begerig in de pannen. Het
rook lekker. Vader vroeg heel
gastvrij of ze wilden meeëten.
Dat was niet tegen doveman
soren gezegd. Moeder zette
nog twee borden bij en de
zoon te zetten. Uiteindelijk wisten
we het graf van haar zoon te vin
den. Ze beloofde ons nog dat ze
geld zou opsturen zodat er bloem
bollen bij het graf konden worden
geplant.
Vanaf dat moment heeft de bevrij
ding voor mij als naoorlogs kind
een andere betekenis gekregen.
Twee moeders, beiden op zoek
naar het graf van hun kinderen die
in een nietsontziende oorlogsma
chine zijn gesneuveld. Ik begrijp
nog steeds niet dat de mensen
sindsdien eigenlijk niets geleerd
hebben. Maar ouders verliezen
nog steeds een stuk van hun le
ven, dat door hooggeplaatste
mensen wordt vernietigd.
Veel onderduikers tijdens de
Tweede Wereldoorlog hebben
hun leven te danken aan
beurtschipper Douwe Mets.
Een gemoedelijk baasje op
klompen, met een vale pet en
een blauwe kiel die er niet be
paald uitzag als een verzets
held, maar in de oorlogjaren
toch dapper werk heeft ver
richt. Samen met JanHeij, een
bekende Zaandamse veehan
delaar die van de bezetters
niet meer op Texel mocht ko
men, plaatste hij een grote ei
ken taaikist aan boord van zijn
scheepje waarmee hij vee ver
voerde. De kist had beluch
tingsgaatjes en bood met
gemak plaats aan een volwas
sen kerel. De kist ging schuil
onder enkele balen stro. Mets
had de gewoonte om tijdens
de veetransporten van Leiden
of Purmerend naar het eiland
even aan te leggen bij 't Zand,
waar Jan Heij of anderen die
geen identiteitsbewijs (Aus
weis) hadden, aan boord kwa
men. Vlak voor de haven van
Oudeschild stapte de passa
gier in de kist die werd afge
dekt met stro. Dat was nodig
om de Duitse wacht om de
tuin te leiden. Die keek even in
het ruim en in de stuurmans
hut en vertrok dan weer. Zo
dra de wacht vertrokken was,
kroop de onderduiker uit de
kist en stapte op een fiets, die
door het Texelse verzet gereed
werd gehouden. Op die ma
nier moeten tal van onderdui
kers van en naar het eiland
zijn gebracht. Een service
waarvoor beurtschipper Mets,
uitgezonderd soms een si
gaar, geen vergoeding wilde
hebben.
De Canadese bevrijders bij boerderij Isola Belle aan de Rozendljk. De donkere knaap is
Gijs Broere. de blonde Hans Bremer. (Foto's uit archief Jaap Bakken
vader wordt tussen de Duitsers
weggevoerd.
April '45. De Russenoorlog is uit
gebroken. In de verte trekken rijen
soldaten over de dijk in oostelijke
richting. Het zijn de Duitse verster
kingen, die via De Mok zijn aange
voerd. Beklemmend.
Bevrijdingsdag '45. Vijftien jaar
ben ik als ik 's morgens op m'n
veel te kleine kinderfiets naar Den
Burg rij, waar ik naar de ULO ga in
het Roomse kleuterschooltje in de
Molenstraat. We gaan elke dag
met een groepje. Ik ben de enige
met een fiets met echte luchtban
den. De rest hobbelt op „anti-
plof", van massief rubber. Er
hangt iets in de lucht. Er zijn ge
ruchten over vrede. Bij de Witte
Engel zien we opeens Kasse
Beumkes aankomen, op de fiets,
Duitse soldaat bij de graven van zijn strijdmakkers aan de Kogerstraat.
Den Hoorn, 2 april '44. Het
angstaanjagende geluid van een
aangeschoten, heel laag overko
mend vliegtuig. Ik ren naar boven
om mijn kleine broertje uit de wieg
te halen. Door het slaapkamer
raam zie ik het brullende donkere
gevaarte, monsterachtig groot.
Een nachtmerrie. Een paar secon
den later is het neergestort in De
Hemmer.
4 december '44. Midden in de
nacht het gebonk van geweerkol
ven op de deur. „Aufmachen, auf-
machen." Paniek. In de hal
beneden nemen mijn ouders af
scheid van elkaar. Ik kijk recht in
het gezicht van een Duitse sol
daat. Hij is nauwelijks ouder dan
ikzelf, een jaar of 16. Een kinder
gezicht onder die grote pet. Mijn
gasten deden zich tegoed aan
het eenvoudige maal. Ze ver
telden dat ze twee Oostfriese
boeren waren die héél graag
naar huis wilden. Ze hadden
gedacht op Texel veilig het
eind van de oorlog te kunnen
afwachten. Maar nu de Geor
giërs begonnen te donderja
gen waren ze hun leven niet
meer zeker.
Toen de maaltijd voltooid was,
bedankten de twee gasten
voor het eten en vervolgden
schoorvoetend hun patrouille
langs de Eendrachtdijk.
Later, in namiddag stond er in
eens een driewielerkar bij de
dijk. Er werd wat heen en
weer gelopen en vader nam
een kijkje wat er aan de hand
was. Even later kwam hij wat
ontdaan terug. In de kar lagen
de lichamen van de twee
Oostfriese boeren. Ze waren
gesneuveld op de dijk bij De
Eendracht.
Zij en wij hadden niet kunnen
bevroeden dat de uien, aard
appelen en het spek hun gal
gemaal zou zijn. Waarom mijn
moeder huilde begreep ik toen
niet. Nu wel!
Bieuwkje Monen-Waldus,
De Cocksdorp.
de armen in de lucht, ,,'t Is vrede!
Den Burg vlagt al", schreeuwt hij.
Op hetzelfde ogenblik zie ik er
gens hoog op een gebouw twee
vlaggen rood-wit-blauw!
Ik zeg niks, draai m'n fiets om en
race terug naar Den Hoorh. Nog
nooit heb ik zo hard gefietst. De
Kamp, De Atlas, SintAnna en Do-
natus flitsen voorbij. Op het dak
van de schuur van Commandeur
zie ik in enorme letters: DUIKERS
NEST en op het dak grote vlaggen.
Later hoorde ik dat er een hele tijd
negen onderduikers in een hol in
het hooivak hebben gezeten, ge
voed en verzorgd door „vrouw
Huusman".
Bij Martha's Hoeve staat een
groepje Hoornders te delibreren
over het al of niet uitsteken van de
vlag. De Duitsers zijn immers nog
gewapend. Triomfantelijk roep ik:
„Jullie kenne het gerust doên,
want an Den Burg vlagge ze ok!"
Door naar huis, waar mijn vader
ondergedoken zit omdat hij niet
terugging naar Assen na de „Ur-
laub" voor de begrafenis van zijn
vader. Hij staat midden op straat
en staart naar het kringeltje rook
uit zijn schoorsteen. Het eerste
dat hij deed was de brand steken
in zijn bakkersoven die vanaf zijn
deportatie niet meer had gewerkt.
Wat een glorieuze dag!
Een dag kort na 5 mei '45. Het is
vrede, maar toch...
Er komt een gammele oude leger
wagen aan, met gewapende Duit
sers, meest oudere mannen. Er
ontstaat spanning, schrik. Maar
de soldaten zitten schutterig te la
chen. Opeens weet ik het: ze zijn
ook blij!
Gré Dros,
Den Burg.
„Wij waren neutraal, ledereen
kwam bij ons over de vloer. Duit
sers, Georgiërs en noem maar
op." Tijdens de oorlogsjaren leek
het boerderijtje van Meiert en Ime
Spigt aan de Ruigendijk een zoete
inval. „Waarom? Ach, ze vielen
zomaar binnen. Alleen kwamen
de verschillende nationaliteiten
nooit gelijk. Eigenaardig maar
waar. Alsof ze het van elkaar
wisten."
Meiert, nu 87, zit vol verhalen.
„Een Duitse soldaat vertelde me
eens dat hij bij de Inselcomman-
dant in Hotel Texel op kantoor
werkte. Ik vroeg of hij kon regelen
dat m'n schoonmoeder Anne Hut
jes, die honger leed in Haarlem,
naar Texel mocht komen," Toen
toestemming was geregeld, bleek
vervoer een probleem. Een zoge
naamde hongerploeg, die Noord-
holland afstroopte om voedsel,
nam de vrouw mee op de handkar,
waarmee ze uiteindelijk aankwa-
menbij Den Helder belandde. Een
man bracht haar met met een klei
ne vlet naar het eiland. „Halver
wege net Marsiep informeerde
m'n schoonmoeder naar z'n
naam. Toen hij zich voorstelde als
Daan Hutjes riep ze uit: Maar dan
ben ik je tante. Ze hadden elkaar al
in geen eeuwen meer gezien."
Na de Russenoorlog stond de
Duitse soldaat die haar komst had
geregeld opeens bij Spigt in de ka
mer. „Hij vertelde dat hij de Geor
gische opstand had overleefd door
zich op het dak van Hotel Texel
schuil te houden."
Nog vóór de Russenoorlog uitbrak
pakte een Georgische patrouille
Spigt op toen hij een neergestorte
bommenwerper te hulp wilde
schieten. „Ik werd via een pad
door een mijnenveld meegenomen
naar een bunker. Ze stuurde me in
m'n eentje in het donker terug.
Dat was wel eng, maar ik kende
het gebied op m'n duimpje."
Om brandhout te verzamelen
waagde hij zich wel op het strand,
wat verboden was. „Maar de Rus
sen hadden me verteld wanneer
de patrouilles voorbij kwamen."
Het angstzweet brak hem echter
uit toen een Duitser hem toch be
trapte. „Toen ik hem uitlegde dat ik
jutte, begon hij me te helpen. Hij
vond het zo leuk, dat ik hem zelfs
moest afremmen. Ik kon het hout
gewoon niet meer sjouwen."