Lourens Westbroek wil Japanse oesters duurzaam exploiteren
'We zitten hier op een culinaire goudmijn
COURANT'-
TEXELSE
De Crassostrea gigas (Japanse oester)
Najaarsku keltjes
Eeuwenoude Texelse traditie
Volksvoedsel l
DINSDAG 5 OKTOBER 1999
I H X H I h
De Japanse oester komt vnjwel over de hele wereld voor. Kwekers haal
den hem uit Japan om hem in het Westen uit te zetten. De larven wer
den met de stroming meegevoerd en hechtten zich overal waar zij een
harde, ruwe bodem aantroffen, zoals in enkele geulen in de Waddenzee,
waarin dode schelpen zich hebben opgehoopt. In sommige gebieden
doet de Japanse oester het door een gebrek aan natuurlijke vijanden beter
dan de oesters die er van origine voorkwamen en hier en daar heeft de
immigrant de inheemse soort zelfs verdrongen. Dit proces is nu o.a. in
de Oosterschelde aan de gang, waar de Zeeuwse platte oester verdwijnt.
De Japanse oester kent twee verschillende kleppen. De linker, bollere
klep, die circa vijftien onregelmatig geschubde ribben telt, hecht zich aan
de ondergrond. Het vaak ruwe, bonkige uiterlijk is kenmerkend voor de
Japanse oester, de creuse op zijn Frans of crassostrea gigas (Latijn). De
vorm is zeer vanabel, afhankelijk van de klimatologische omstandighe
den en waterstromingen. De oester is een filter feeder: hij filtert de water
kolom en haalt er plankton en slibdeeltjes uit, waarmee hij zich voedt.
Het diertje groeit zeer snel: twee keer zosnel als zijn platte familielid. Na
twee jaar is de schelp circa zeven centimeter lang en de oester op smaak
voor consumptie.
Dit is een van de mogelijke
gevolgen van diabetes (suiker
ziekte). Onderzoek moet een
oplossing brengen.
Geef dit onderzoek dat extra
zetje in de rug
Diabetes Fonds Nederland
Amersfoort Tel (033) 46 22 055
Héél bijzonder Is het met, maar wel
aandoenlijk. Deze parkeend die zich
met veertien kukeltjes op de laatste
dag van oktober in Den Burg liet be
trappen. De jonge aanwas is te dan
ken aan het balsgedrag dat eenden
en andere vogels in het najaar verto
nen, een verschijnsel dat wordt ver
oorzaakt door de daglengte die over
eenkomst vertoont met de paartijd in
het voorjaar. Als het de komende tijd
met al te slecht weer wordt, heeft de
jonge lichting een redelijke over
levingskans.
Keert de oestervisserij na honderd jaar afwezigheid terug op
Texel? Als het aan Lourens Westbroek ligt wel. Dankzij de
creuse, de Japanse oester die vanuit het verre Oosten via Ca
nada en de Zeeuwse kustwateren in de Waddenzee is terecht
gekomen. De eerste larven vestigden zich eind jaren '70 op het
wad en sinds een jaar of vijf is er sprake van een aanzienlijke
oesterpopulatie, die zich prima weet te handhaven. Westbroek
kent zeker twee locaties voor de Texelse oostkust waar nu kan
worden geoogst. De Creuse de Texèle kan uitgroeien tot een
regionale delicatesse die het eiland werkgelegenheid en uitstra
ling verschaft, die niet onderdoet voor die van lamsvlees,
schapenkaasjes en dekbedden. Maar de politiek moet dan wel
eerst meewerken. 'De Waddenzee is een heilige zee geworden
waarover een deken aan regels ligt en waar niets meer mag.'
Wat wel mag is op kleine schaal oes
ters rapen voor eigen gebruik. Dat
heeft de geboren Amelander, die
sinds 1971 op Texel woont, de laat
ste jaren dan ook regelmatig gedaan.
Met een bootje het wad op, laarzen
aan, emmertje mee. Westbroek kent
enkele geulen waar de schelpdieren
voor het oprapen liggen. Waar pre
cies wil hij met zeggen, bang als hij
is voor een toestroom van liefhebbers
die een graantje mee willen pikken en
de natuurlijke rust verstoren. Zoals in
Zeeland gebeurt, waar de Belgische
zuiderburen in groten getale op de
Fine de Zélande afkomen, dezelfde
Japanse oester die zich op het wad
heeft genesteld.
Af en toe verkocht Westbroek een
maaltje oesters aan hoteliers en res
taurateurs. 'Er is een enorme vraag
naar, maar ik moet de viswinkels en
restaurants teleurstellen. Oesters ge
noeg, maar bedrijfsmatig rapen is
verboden. Zonde.' Van lieverlee eet
hij ze zelf maar op, maar niet met te
genzin. 'Je moet ze leren eten, net
zoals je bier en wijn moet leren waar
deren. Rauw, rechtstreeks uit de
schelp zijn ze overheerlijk. Of
gegratineerd uit de oven. met een
druppeltje cognac erover Geweldig1'
Westbroek steekt zijn enthousiasme
met onder stoelen of banken 'Het
bijzondere is ook dat de smaak zich
aanpast aan het gebied. Daardoor
De Oesterstraat ligt niet voor niets in Oosterend. De eerste oestervissers
waren Oosterenders. die rond het jaar 1700 op het wad vruchtbare oester-
banken hadden ontdekt. De banken waren volgens hen ontstaan uit 'Gods
zegen en uijt de natuur" en niet door het strooien van oesterzaad (Van
der Vlis, p. 196). In de 18" eeuw groeide de Texelse oestervloot uit tot
zestig kagen, zeilbootjes waarmee werd uitgevaren naar een zwin of een
andere plek waar de boot voor anker ging en met hoog water weer zou
loskomen. Met een meegesleept haringschuitje zeilden ze verder naar
een ondiep zwinnetje of een bank, die bij laag water (bijna) droog kwam
te liggen. In lange leren heupbroeken raapten zij oesters, die in een door
een jongen voortgetrokken korf werden gedeponeerd. Houten plankjes
onder de laarzen moesten voorkomen dat de rapers in de modder weg
zakten. Deoogst, die op één dag dikwijls 2.000 stuks bedroeg, werdmet
de kaag naar de oesterbedden bij de huidige polder Het Noorden ver
voerd. Iedere visser liet de schelpdieren in zijn eigen, met takken afge
zette oesterbed tot wasdom komen, om de voorraad in september te
verkopen, voornamelijk aan Amsterdamse kooplieden. Vooraanstaande
oestervissers als Biem Vlaming en Klaas Brouwer lieten in 1843 een
oesterhaven aanleggen. Die werd gegraven achter de dijk bij Oost, waar
nu de IJzeren Kaap staat. Inmiddels hadden de vissers de kor ontdekt,
een ijzeren net dat door de kaag werd voortgetrokken en over de bodem
schraapte. De welvaart van de vissers kende extreme pieken en dalen
en was afhankelijk van het weer, de Amsterdamse koopkracht, de hoogte
van de later ingevoerde pachtgelden en belastingen en vooral de con
currentie van vissers van Wieringen en zelfs uit Zeeland. Overbevissing
decimeerde in 1880 het economisch belang van de oestervisserij. Meer
dere malen werd buitenlands oesterzaad gezaaid, maar de kunstmatige
teelt werd een mislukking. In 1890 volgde de genadeklap toen in de
strenge winter al het oesterzaad doodvroor. De vissers weken ondermeer
uit naar Yerseke en Zierikzee, waar de Texelse namen Salm en Vlaming
nog steeds voorkomen. Een eeuw later keerde de oester via Japan.
Canada en Zeeland temg in de Waddenzee en vatten Lourens Westbroek
en Hans Eelman het plan op om de oestervisserij nieuw leven in te bla
zen. De herstart lijkt te stranden op strenge wetgeving, politieke onwil
en bureaucratie.
De oude oesterhaven, die in 1859 al weer buiten gebruik werd gesteld. De foto werd gemaakt in 1976, net voor de dijkverzwaring.
(Foto orchmf Texelse Courant)
smaakt een Texelse creuse, hoewel
het om hetzelfde dier gaat, anders
dan een Zeeuwse. En daarom heeft
de oester ook de potentie om uit te
groeien tot een befaamd regionaal
product. Het zou toch prachtig zijn
als de Creuse de Texèle op de menu
kaart komt van Texelse restaurants
en in kraampjes op de markt wordt
verkocht?'
Dat zou dan wel eens de opmars
kunnen inluiden van de Texelse oes
ter. De honderdduizenden toeristen
die jaarlijks naar het eiland komen
zullen de bekendheid van het schelp
dier op het vasteland vestigen en wie
weet verschijnt dit 'Echt Tessels
Product' daarna nog in de schappen
van Albert Hei|n. Dat is ook met de
Zeeuwse oester gebeurd: de groot
grutter rekent voor een dozijn Fine de
Zélande ƒ12,95. Op den duur zouden
volgens Westbroek alle wadden
eilanden van Den Helder tot Esbjerg
de handen ineen moeten slaan om
van de oester een sterk interregionaal
product te maken dat internationale
faam geniet en tot ver over de lands
grenzen aftrek vindt.
Maar, om met Elsschot te spreken,
tussen droom en daad staan wetten
in de weg, en praktische bezWaren.
Op de Waddenzee is de strenge
Natuurbeschermingswet van toepas
sing en ook het gemeentelijke be
stemmingsplan en de Europese Vo
gel- en Habitatrichtlijn werpen
barrières op voor nieuwe vormen van
beroepsmatige visserij. Uitvoerige
correspondentie tussen Westbroek
en de gemeente en het Overleg Or
gaan Waddeneilanden leverde tel
kens weer een negatief resultaat op.
En daarbij ging het slechts om het
kleinschalig rapen van wilde oesters,
dus het kweken van de dieren op in
zee uitgegooide collectoren en het
vissen met kleine korren maken in de
huidige situatie al helemaal geen
schijn van kans. Dat ondervond ook
Hans Eelman. De Texelse makelaar
wil de oestergronden tussen Wie-
ringen en Ameland exploiteren, maar
de staatssecretaris van Landbouw.
Visserij en Natuurbeheer weigerde
hem een vergunning. Daartegen ging
Eelman in beroep, maar zonder suc
ces. Eelmans opmerking dat zijn
voorvaderen sinds 1642 hebben
meegewerkt aan de totstandkoming
van de natuur van de Waddenzee en
dat de Zeeuwse vissers heden ten
dage al 6.000 hectare mosselbanken
op het wad exploiteren, veranderde
daar niets aan. Bij de mosselvisserij
gaat het om een bestaande activiteit
waarvoor andere regels gelden.
Het argument dat de verschillende
overheden telkens hanteren is de
onbekendheid met de effecten van
de oestervisserij op de natuur. Daar
bij gaat het behalve de oesterstand
zelf om de overige natuur- en milieu-
waarden op het wad. Het zoge
naamde voorzorgsprincipe is van
kracht: zolang er twijfels bestaan over
de invloed van nieuwe activiteiten op
het ecosysteem, wordt de wet altijd
ten voordele van behoud van de
Waddenzee uitgelegd en is menselijk
ingrijpen verboden.
Maar Lourens Westbroek denkt aan
heel wat twijfels een einde te kunnen
maken. De ingenieur heeft een jaren
lange staat van dienst bij het Rijks In
stituut voor Visserijonderzoek als
onderzoeksleider kweek, visserij en
verwerking van schelpdieren. Hij is in
middels met de vut maar blijft op de
hoogte van zijn vakgebied en volgt de
wetenschappelijke bevindingen op
de voet, ook waar het de oesters
betreft. Sinds tientallen jaren houdt hij
het leefgebied van de creuse in de
gaten en concludeerde dat de wad
bodem er hard, ruw en stabiel is en
de stroming zodanig dat weinig
verslibbing optreedt: een ideale om
geving voor de Japanse oester. Het
dier kan goed tegen sterke
temperatuurswisselingen en is met
ziektegevoelig. Het wekt volgens
Westbroek dan ook geen verbazing
dat de oesterpopulatie de laatste ja
ren enorm is uitgebreid. Zelfs in de
Mokbaai is de vitale nieuwe gast ge
signaleerd. Hij verwacht dat de oes
ter na de Oosterschelde een groot
deel van de harde Waddenzeebodem
zal bevolken, waardoor commerciële
exploitatie interessant wordt.
'Die hoeft geen enkel nadelig gevolg
voor de natuur te hebben. De kunst
De oester geldt als een delicatesse, een exclusief zeebanket voor bijzon-
dere gelegenheden. Te serveren meteen mooie Chablis of champagne.
Maar vroeger was het schelpdier ordinair voedsel dat je gratis mocht
rapen en waarop je "wild" op mocht vissen. Dat deden vooral de armen,
die er heus geen dure wijnen bij dronken. In 1885 kreeg dé consumptie
flinke klappen toen enkele mensen stierven na het eten van besmette
oesters. In 1980 richtte de ziekte bonamiasis een slachting aan onder de
Zeeuwse oesters. Nu kweken de dertig Zeeuwse oesterbaronnen hoofd
zakelijk Japanse oesters. Vorige week richtten zij de Producenten Orga h
nisatie Oesters op, waar ook Lourens Westbroek zich bij aansloot. Doé ;o
is om de oester te ontdoen van zijn elitaire imago. Wie weet wordt de Ie
oester net zo populair als de mossel en de haring. Volksvoer. net als vrod. je
ger. I ti
ir
is dat je het duurzaam doet. Je moet
niet meer rapen of vissen dan er jaar
lijks bijkomt. En dat kan makkelijk: de
oester groeit razend snel en is al na
twee jaar rijp voor consumptie, twee
keer zo snel als de platte oester. De
consumptie moet gelijke tred houden
met de natuurlijke aanwas. Daarom
wil ik in eerste instantie ook alleen
maar de Texelse markt bedienen.'
Vogels hoeven met te vrezen voor
vermindering van hun voedsel
voorraad: zij eten geen oesters, afge
zien van die enkele slimme meeuw
die weet hoe hij de schelp kan open
breken.
Dit soort gronden heeft Westbroek
aangevoerd bij de verzoeken die hij
bij het ministerie van LNV en een an
dere eigenaar heeft ingediend om
twee percelen te mogen pachten en
langs natuurlijke, kleinschalige weg te
exploiteren. Een antwoord heeft hij
nog niet gehad. Toch heeft LNV -
zoals misschien te verwachten was -
met afwijzend gereageerd en West
broek om meer informatie gevraagd.
Ook grootschaliger productie van
oesters is volgens Westbroek moge
lijk zonder dat de natuur er onder lijdt.
Daarvoor hoeven alleen maar lege
mossel- en kokkelschelpen te wor
den gedumpt. Het uitzaaien van
oestergebroed van buitenaf is niet
nodig: de larven hechten zich vanzelf
op het harde substraat. De oester is
geen voedselconcurrent voor andere
Lourens Westbroek opent een schelp op 'zijn' oesterstekkie.
schelpdieren. Mede daarom l®
Westbroek zich met voorstellen jfe
natuurbeschermingsorganisaties 4
de Waddenvereniging en Natui*.
monumenten steekhoudende be
zwaren kunnen aanvoeren tegen 4
oesterkweek. 'De tijd van zwart-ns
denken is voorbij We zijn tot het in
zicht gekomen dat natuur en mense-
lijke aanwezigheid heel goed samen
kunnen gaan. De zee is ook een ak
ker, en net zo goed te exploiteren al-
het land. Met name door de oogs
van schelpdieren, die op de tweede
plek in de voedselketen staan en hè
primaire fytoplankton consumeren.
De oesters zijn te vergelijken met de
gras etende koeien op het land.'
'Het gaat erom dat we de natuurlijke
bronnen verantwoord gebruiken. Op
het land hebben we het al verpest
maar op zee kunnen we er nog duur
zaam mee omgaan.' Westbroek ver
wijst naar het onderzoek dat hijin
1991 deed naar de gevolgen van dt
mosselcultuur op het wad. Hij con
cludeerde dat die in veertig jaar lijp
ongeveer 600.000 ton hoogwaardig
voedsel heeft voortgebracht zonde
gebruik te maken van kunstmest en te
bestrijdingsmiddelen - daar kunnen
de landbouw en veeteelt niet aan tip
pen. 'Een uniek voorbeeld van een
meer dan verantwoorde exploitatie
van een natuurlijke hulpbron, zonder
noemenswaardige negatieve effec- ia<
ten op het milieu Wetenschappelijk :at
gezien is er geen enkele schade aan- de
getoond.' So
Hij hoeft er niet rijk van te worden. De
«ir
maar Westbroek is graag bereid on
te adviseren bij het opzetten van d
oesterteelt en wil het kweekprocs
met alle plezier begeleiden. Eer Is
zover is moet er nog heel wat wat
door het Marsdiep stromen. Het vb
baast Westbroek dat het gemeente
bestuur niet ingaat op zijn aanbod
geen enkel enthousiasme toont mas
lauw reageert en zich neerlegt
bureaucratische procedures en for
mele regels, zonder zich in de kwes
tie te verdiepen 'Hier dient zich
geweldige bron van werkgelegenher
en eilandpromotie aan. Texel moetoj
zijn zaak letten. Straks gaan andere
ermee aan de haal.'
Bart Boscl
Bronnen
Habraken N. (1999) Invloed van de Japans
oester (crassostrea gigas) op het Oost»
schelde-systeem. Rijksinstituut voor Visserij-
onderzoek
Stuurboord 13-12-1998. Meer meldingen van
Japanse oesters in het Noorden. Voorkomen
niet langer tot Zeeuwse wateren beperkt
Westbroek L (1991). Veertig jaar mosselkultuiï
in de Waddenzee
Rilksinstituut voor visseriionderzoek (1997)
Japanse oesterplaag in Oosterschelde Jaar'
verslag 1997 RIVO-DLO.
Van Dmther M. (1999) Open en bloot Vdc
krant Magazine nummer 4,25-9-1999. pp 52-
54.
Van der Vlis J.A. (1975). 't Lant van Texsel; fe'
geschiedschrijving door J.A. van der Vtë
Langeveld de Rooy