Eenvoudige maar grote zoon van het eiland'
'Jan Drijver had altijd
heimwee naar Texel'
Pionier bracht besef
bij van noodzaak
natuurbescherming
1 bAtL^fc COURANT
VRIJDAG 28 NOVEMBER 2003
op latere leeftijd, thuis aan zijn bureau.
jaren later in de gemeenteraad zou
houden voor het historisch mede
gebruik, dat ervan uitgaat dat het met
nodig en juist schadelijk is de mens
uit de natuur te weren, omdat hij an
ders het contact ermee verliest en
met langer de waarde ervan zal leren
inzien. Dick Drijver heeft wat dat be
treft nog een persoonlijke herinnering
aan zijn oudoom die hij graag vertelt.
'Ik ben als schooljongen wel eens
met hem mee geweest. Oom Jan
woonde toen in Santpoort, ik zat in
Bloemendaal op de middelbare
school, leder voorjaar kwam de top
van Natuurmonumenten naar hem
toe om kievitseieren te zoeken in de
Zaan. Dat was een jaarlijks uitje. En
denk maar niet dat ze de eieren lie
ten liggen.'
Jan Dnjver (geheel rechts) bij de opening van de naar hem vernoemde school in Den Hoom.
Links 'meester' Moonen, rechts 'meester' Gottschal. Het meisje is Lia Commandeur, de
jongen Koos Koopman. De foto hangt nog in de gang van de school.
jaren 1916 tot en met 1918 was er
buiten de bestuursleden zelfs maar
één 'gewoon' lid aanwezig Jan
Drijver. In die tijd was Van Tienhoven
als penningmeester en later als voor
zitter de spil waar de vereniging om
draaide. Hij werd terzijde gestaan
door secretaris Jac. R Thijsse en
administrateur Jan Drijver. Samen
vormden ze een belangrijk drieman
schap, dat gedurende tientallen jaren
veel invloed zou hebben op het be
leid en de koers van de natuurbe
scherming in Nederland. De werklust
van Drijver werd omschreven als
'onblusbaar'. Hij had zijn leven aan
Natuurmonumenten verbonden en
gaf al zijn energie aan 'de goede
zaak'.
In de praktijk had hij de zorg voor de
gang van zaken op kantoor. Hij deed
de hele boekhouding, maar had daar
naast ook het beheer over de 'natte'
terreinen, waaronder het Naarder-
meer. Zijn grote praktische deskun
digheid kwam daarbij goed van pas.
Daarnaast was hij een knap auteur,
die wist hoe hij een breed publiek
moest aanspreken. Hij schreef vele
artikelen en een handvol boeken,
waaronder het standaardwerk Texel,
het vogeleiland, dat niet alleen een
volledig overzicht biedt van alle vo
gels die er voorkwamen, maar ook
veel informatie bood over de ont
staansgeschiedenis van oude en
nieuwe gedeelten van het eiland. Ook
door zijn lezingen wist hij de publieke
belangstelling voor natuur- en vogel
bescherming op te wekken. Drijvers
kennis van alles wat op vogels be
trekking had, was fabelachtig en hij
werd dan ook hogelijk gewaardeerd
door vogelwachters en opzichters,
temeer hij ze als zijn grootste vrien
den beschouwde.
In de loop der jaren ontwikkelde
Drijver zich tot een bekwaam onder
handelaar bij het verwerven van
nieuwe bezittingen. Hij deed dat op
een wijze die door anderen als 'vol
komen eigen, bescheiden en prettig'
werd omschreven en die hem geen
windeieren legde. Zo kwamen de
aankopen van de vereniging in het
noordwesten van Overijssel, bij
Nieuwkoop en in Dwingelo groten
deels door zijn persoonlijke bemidde
ling tot stand. Ook op Texel had hij
veel succes met zijn aanpak. Nadat
Drijver zijn intrede had gedaan in de
dagelijkse leiding, kwamen meerdere
natuurgebieden - veelal door schen
king - in bezit van de vereniging.
Voorbeelden zijn de Zandkuil (1923),
Büttikofers Mieland (1924), de vogel
broedplaats in de Prins Hendrik
polder (1930) en delen van polder
Waalenburg (1931) en De Bol in pol
der Het Noorden (1937).
'Ik begrijp de waardering voor ie
mand als Thijsse. Maar ik heb nooit
begrepen waarom de rol van Drijver
zo onderbelicht is gebleven', vertelt
achterneef Dick Drijver. 'Hij heeft op
Texel veel meer bereikt dan die an
dere kopstukken van Natuur
monumenten. Voor de boeren was hij
er één van ons, ze vertrouwden hem.
Thijsse heeft wel een paar jaar les
gegeven op Texel en kwam daarna
steeds weer terug, maar hij bleef een
vreemde.' Andersom deed Drijver
graag zaken met mensen die hij ver
trouwde. Het beheer over De Petten
gunde hij aan zijn broer Dirk, die la
ter van Natuurmonumenten toestem
ming kreeg het over te doen aan zoon
Piet. Het vogelrijke gebiedje bij Den
Hoorn wordt nu nog gepacht door
Dirks kleinzoon Dick.
Nieuwe bezittingen werden gesloten
voor publiek. Vrijwillige vogelwach
ters zagen erop toe dat dit verbod
niet werd overtreden, zodat de vogels
er ongestoord konden broeden en
hun jongen grootbrengen. Toch was
Drijver er geen voorstander van alle
landerijen tot verboden gebied te
verklaren Door het gebruik van
kunstmest, dat in de jaren na de oor
log opgang deed, en de betere wa
terhuishouding groeide gras steeds
vroeger en steeds sneller. Geleidelijk
ontstond een situatie waarin het
maaien van hooiland al moest plaats
vinden in een periode dat veel weide
vogels nog zaten te broeien, waar
door veel nesten sneuvelden, zonder
dat er eierzoekers in het terrein wa
ren geweest. Drijver besefte mis
schien wel als eerste dat de mens
ook een rol kon spelen bij het be
schermen van nesten. In het verslag
over 1950-1951 van de Nederlandse
Vereniging tot Bescherming van Vo
gels schreef hij: 'In dit voorjaar, toen
vrijwel alle werkzaamheden op bouw
en weiland met grote vertragingen
moesten worden uitgevoerd onder
invloed van de hoogst ongunstige
weersomstandigheden, hebben de
vogelwachters zich beijverd tijdig de
nesten op te zoeken op de percelen
land die voor bewerking in aanmer
king kwamen. Op het kritieke moment
werden die nesten verlegd en in vei
ligheid gebracht.
In andere opzichten kon Dnjver zich
als een terriër opstellen. Zo schreef
hij honderden brieven om overheids
instanties te wijzen op de dodelijke
aantrekkingskracht die vuurtorens
hadden op trekvogels, die zich na een
vermoeiende tocht verblind door het
sterke licht in duizenden te pletter
vlogen. Hij bereikte er na een langdu
rige lobby mee dat de torens werden
voorzien van floodlights, lichtjes op
de toren zelf, waardoor de contouren
in het donker oplichten en zichtbaar
zijn voor de vogels. Naast de Vogel-
wet (1936) drukte hij eveneens een
belangrijke stempel op de herziening
van de Jachtwet (1954). De voorloper
van deze wet maakte nog een onder
scheid tussen nuttige en schadelijke
vogels Valken, arenden, gieren en
roofvogels golden als zeer schadelijk
en jagers die een exemplaar dood
schoten, kregen een premie, met als
gevolg dat veel van deze vogels prak
tisch werd uitgeroeid. Toen Drijver bij
Natuurmonumenten en de Vogel
bescherming in dienst trad, was de
wet net gewijzigd en het onderscheid
tussen nuttig en schadelijk losgela
ten, maar mocht op sommige vogels
zelfs in het broedseizoen nog jacht
worden gemaakt. Deze situatie was
Drijver een doorn in het oog. 'In een
halve eeuw is de bevolking van ons
land verdubbeld (tot tien miljoen in
1950, red.); de natuurterreinen daar
entegen zijn gaandeweg mge-
schrompeld. Onze bossen en heiden,
onze stranden en duinen, onze plas
sen en meren dreigen als het ware
onder de voet te worden gelopen;
reeds nu kan de geboren zwerver zich
ternauwernood binnen onze grenzen
uitleven en ervaart de bioloog, dat zijn
studieveld meer en meer in het ge
drang raakt', schreef hij in zijn jaarver
slag over 1949-1950.
Toen Drijver bij Natuurmonumenten
kwam, was het bezit van de vereni
ging bescheiden Het omvatte het
Naardermeer, het Leuvenumse bos.
het landgoed Hagenau en de vennen
en bossen bij Oisterwijk. In de jaren
veertig was er echter al sprake van
rond de vijftig bezittingen. In die tijd
deed hij de boekhouding van de hele
organisatie geheel eigenhandig en
toen in de oorlogsjaren de gezond
heid van Thijsse steeds verder ach
teruitging, nam Drijver ook diens ta
ken als secretaris waar. In de
Al eerder had Drijver bewezen met
een man van geboden en verboden
te zijn. Toen in de jaren dertig de her
ziening van de Vogelwet aan de orde
was, beijverde Drijver zich voor een
verdere beperking van de vogel
vangst en -jacht. Het geheel verbie
den van het rapen van eieren zou wat
hem betreft echter eerder averechts
werken. 'Wij van onzen kant zijn ervan
overtuigd, dat minder jonge vogels
hun leven tusschen de messen der
maaimachmes zouden laten, indien
de weidevogels eerder met broeden
zouden kunnen beginnen. Deze
meening leidde er toe, dat onze
Vereeniging er bij de Regering op
aandrong, den raaptijd van kievits
eieren acht dagen te verkorten en dit
ook te doen ten aanzien van andere
weidevogels als Grutto's, Tureluurs
en Kemphanen Wij erkennen
gaarne, dat het zoeken van eieren,
mits behoorlijk gereglementeerd,
geen nadeel aan de vogels toebrengt,
omdat iedere eierenzoeker, uit welbe
grepen eigenbelang, zich zal
beijveren de Kieviten en de andere
vogels in den verboden tijd zooveel
mogelijk in bescherming te nemen.
Deze belangstelling is van groote
betekenis en mag niet plaatsmaken
voor een zekere mate van onverschil
ligheid, welke te duchten is. indien er
geen enkel geldelijk voordeel meer uit
de aanwezigheid der Kieviten te put
ten zou zijn.
Onder invloed van de snel toene
mende verstedelijking en milieuver
vuiling zijn de natuurbeschermings
organisaties zich gaandeweg veel
harder gaan opstellen dan destijds
Drijvers bedoeling zal zijn geweest.
Wie zijn pleidooi leest, moet onwille
keurig denken aan de warme plei
dooien die zijn achterneef Dick Drijver
ledenvergadering van maart 1943.
waar onuitgenodigd ook een afge
vaardigde van de Duitse autoriteiten
was komen opdraven, ontstonden
angstige ogenblikken toen het pu
bliek begon te applaudisseren tijdens
Drijvers jaarverslag over de vogels
van het Naardermeer. Daarin kwam
de volgende passage voor 'Aal
scholvers zijn agressieve dieren met
grote behoefte aan levensruimte en zij
maken bovendien niet al teveel on
derscheid tussen het mi/n en dijn. On
middellijk na de vestiging begonnen
zij dan ook de nesten van de Purper
reigers af te breken, om met de vnj-
gekomen takken en netstengels hun
eigen bouwwerken te vervaardigen
Het was in de tijd dat de Duitsers al
lerlei Nederlandse bezittingen an
nexeerden om hun eigen gebombar
deerde steden weer op te bouwen.
Bij de passage 'maar eindelijk kwa
men de Aalscholvers toch tot het in
zicht dat zij beter deden hun biezen
te pakken', werd de zaal bijna afge
broken. Het publiek klapte en
stampte op de grond. Het liep goed
af. want de Duitse houtvester die de
vergadering bijwoonde bleek 'goed'.
Na de dood van Thijsse in de winter
van 1945 volgde Drijver hem op als
secretaris, terwijl hij na het overlijden
van Van Tienhoven ook nog penning
meester werd. De samenbundeling
van deze belangrijke functies beves
tigde het vertrouwen dat de Neder
landse natuurbeschermers in Drijver
waren gaan stellen. In 1947 werd
besloten tot de instelling van een
driehoofdige directie, waarbinnen
Drijver hoofddirecteur was.
Lees verder pagina 8
=n eenvoudige maar grote zoon van het eiland, die onschat-
re diensten aan Nederland heeft bewezen en wiens presta-
s slechts vergelijkbaar zijn met die van professor Keesom. Wij
bben hem bewonderd om zijn wetenschap, maar vooral om
eenvoud. Hij verenigde alle goede eigenschappen van een
xelaar in zich en leek de slechte te missen.Het waren mooie
orden die burgemeester De Koning sprak bij de begrafenis
n Jan Drijver, bekend voorvechter op het gebied van de na-
jrbescherming, die vandaag veertig jaar geleden overleed.
Ilega's waren evenmin zuinig in
i oordeel en roemden hem als één
i de pioniers, samen met Thijsse
Van Tienhoven, die Nederlanders
besef hadden bijgebracht dat de
uur er niet alleen was om te exploi-
en. maar ook om zuinig op te zijn.
s we nu denken aan de tijd dat het
ïgen van vinken, leeuweriken en
ere zangvogels voor consumptie-
eleinden toegestaan was, dat alle
groofvogels. purperreigers, roer-
mpen, kwakken als schadelijk be-
ouwd werden, dat waterhoentjes,
artels, kwartelkoningen, kemp-
den, kieviten, ruiters, grutto's,
iIpen en strandlopertjes bejaagd
ichten worden, soms zolang dat
hele soorten al op eieren zaten, dan
seffen we hoeveel werk er aan de
ikei was', schreef Gerrit Bosch in
in memoriam in Vanellus, het tijd-
Jnft van de Bond van Friese Vogel-
schermmgswachten. Nog verder
it ig dr. J.E. Carrière, voorzitter van
Nederlandse Vereniging voor Be-
lerming van Vogels, die bij Drijvers
,'aardienst zei:Het is voor een zeer
langrijk deel aan Drijvers mspannin-
i te danken dat men in Nederland
P j iets kan terugvinden van Gods
e natuur. Door hem heeft Neder-
d de beste vogelwet ter wereld.
jver werd op het Hoornder kerkhof
graven en dat was geen toeval,
ewel hij wegens zijn werkzaamhe-
al tientallen jaren aan de overkant
je onde, bleef hij zich altijd nauw ver
binden voelen met Den Hoorn, waar
op 29 september 1886 ter wereld
am. Hij bezocht zijn geboorte-
ind regelmatig en woonde na zijn
isioen in 1953 een groot deel van
l jaar in De Marei, een huisje aan
Rozendijk. De voorloper van het
s was een boerderijtje met de-
0 fde naam, dat aan de Waterweg
Zuid-Haffel stond en in het begin
de jaren dertig door brand werd
woest. De 'nieuwe' Marei in de
men werd ontworpen door zijn
uurvriend en architect Jan P.
jbos. Het staat er nog steeds en
i bezit van Drijvers kinderen,
deur stond er altijd gastvrij open.
or alle lagen van de bevolking', uit
nen- en buitenland, schreef de
else Courant in een in memoriam.
i hi| niet alleen aan Texel verknocht
gebleven, maar dat veel
;elaars ook sympathie voor hem
Itden en zelfs trots op hem waren,
ek toen hij in het voorjaar van
)6, een jaar nadat hij was be-
md tot Officier in de Orde van
j inie Nasssau, de eer had de naar
n vernoemde openbare lagere
looi in Den Hoorn te openen. Een
3 van deze plechtige gelegenheid
igt nog steeds in de hal tegenover
ingang van het gebouw. Een de-
inium later werd in Den Burg een
g, iat naar hem vernoemd, in de-
Ide wijk waar ook natuur-
,e ichermers als Thijsse en
isbergen met een straatnaam
ierd werden.
Drijver werd waarschijnlijk op het
es Herenstraat 33 geboren en ver-
sde in 1893 naar Herenstraat 29.
was de jongste van zes kinderen
Dirk Jan Drijver (1835-1912) en
je Remmers (1846-1923). Vader
jver monsterde al jong aan op het
zeilschip waarop zijn oom kapitein
was en bereisde de hele wereld, maar
toen hij wegens gezondheids
klachten niet meer in staat was te
varen, was hij noodgedwongen
schapenboer geworden. Zijn scha
pen graasden in een duinterrein, dat
hij pachtte van de (staats)dienst Do
meinen. Volgens het Boerdenjenboek
betaalde hij in 1876 ƒ910,- per jaar
voor het duinperceel nummer 7, dat
liep van paal 14 tot paal 15, bij
Westerslag, via de Rozendijk tot de
Bakkenweg en de Fonteinsweg. Ei
gen grond had hij waarschijnlijk niet
of nauwelijks. Toch was het bedrijf
kennelijk net groot genoeg voor twee
opvolgende zoons. Eén van hen was
Dirk, de grootvader van Dick Drijver,
volgens eigen zeggen veel later nog
zijn voordeel doen in zijn functie als
lobbyist Bij zijn afscheid in 1953 als
hoofddirecteur van Natuurmonu
menten zei hij in de Toeristen
kampioen van de ANWB: 'Ik ben met
alleen een vervaarlijk eierenzoeker
geweest, maar ook een verwoed
sijsjesvanger en lijsterstrikker. Dat zult
u wel niet zo erg waarderen, maar het
is me in mijn verdere leven toch goed
van pas gekomen. Zo werd in 1923
aan de minister van landbouw ge
vraagd of hij het lijsterstrikken in de
nieuwe Jachtwet weer wilde toe
staan. Ik heb toen aan de minister een
rapport uitgebracht, waarbij ik uit mijn
eigen jongenservaringen kon putten.
Gevolg de minister deelde aan de
Tweede Kamer mede, dat hij er met
over dacht het lijsterstrikken weer in
te voeren.
Terwijl jagers uiteenlopende vogels
oorten bij duizenden uit de lucht
schoten, zodat hun veren als versie
ring konden dienen op de hoeden
van rijke dames, en eieren in nog veel
grotere hoeveelheden werden ge
raapt om op te eten of ze aan het vee
te voerenwas Drijver zich er al vroeg
van bewust dat vogels bescherming
het oud-raadslid dat twee jaar gele
den als laatste telg van vier genera
ties Drijver afscheid nam als duin-
boer. De andere drie jongens, onder
wie Jan. mochten middelbaar onder
wijs volgen aan de Fransche School
in Den Burg. Dri|ver senior hoopte dat
ze een baan zouden vinden bij de
overheid, want dat betekende zeker
heid.
Hoewel hij geen kans maakte het van
zijn vader over te nemen, werd Jan
Drijver als kind al vroeg ingeschakeld
in het bedrijf. 'Voor hij 's ochtends
naar school ging, moest hij eerst de
schapen tellen', vertelt zijn in Schoorl
wonende en inmiddels 83-jange zoon
Dirk Jan (Dick) Drijver. 'Een heel werk.
want de schapen graasden in een
gebied dat liep van paal 9 tot aan De
Koog. Hij schuilde wel eens in een
oude schapenboet. Als hij beesten
miste, dan moest hij eerst terug naar
huis om dat aan zijn vader te vertel
len. Je had nu eenmaal nog geen
mobieltje.'
In zijn vrije tijd zwierf Drijver door de
duinen en over het strand. Een be
kend familieverhaal is dat hij als jon
gen van acht jaar een bijenscherm uit
een konijnenhol schepte en thuis in
een korf deed. Tot de laatste dag van
zijn leven bleef hij een hartstochtelijk
imker. Tot zijn favoriete liefhebberijen
behoorden ook strandjutten, bramen
plukken voor huishoudelijk gebruik
en het zoeken van eieren, die hij zelf
opat of verkocht aan poelier Plaats
man op de Vismarkt in Den Burg. Dat
de boerenzoon zich in de natuur ze
ker niet als een heilige gedroeg, heeft
hij zelf meermalen toegeven. 'Zeker,
ik heb in mijn jongensjaren óók heel
wat eieren geraapt, maar aan denes
ten ben ik nóóit gekomen. Dat was mij
thuis ingeprent en menig robbertje
heb ik moeten vechten om de kornui
ten, op wie mijn vermaningen geen
vat hadden, ver te houden van het
nest', vertelde hij in een interview in
het Handelsblad van 28 november
1931.
Met zijn kennis van de praktijk zou hij
nodig hadden. Volgens zoon Dick
stond hij aan de wieg van een vroege
vorm van nestbescherming, waarbij
de eierrapers van Den Hoorn afspra
ken vanaf mei hun activiteiten te sta
ken. Nesten die vóór die tijd al waren
bebroed, werden gemarkeerd met
een in het gras uitgesneden V (vuil),
zodat latere bezoekers wisten dat ze
er niets meer aan hadden. Enig ei
genbelang zal met vreemd zijn ge
weest aan dat besluit. Ze snapten
wel dat je de kip met de gouden eie
ren met moest slachten. Het jaar erop
moesten ze weer rapen.'
Drijver werkte aanvankelijk op diverse
postkantoren in Noord- en Zuid-Hol
land en Drenthe, maar zijn geboorte-
eiland bleef trekken en ten slotte
keerde hij terug, om postbeambte op
Texel te worden. Rond 1910 kwam hij
er in contact met vogelfotografen uit
binnen- en buitenland, onder wie de
bekende Burdet uit Bloemendaal. Zij
logeerden geregeld in het gerespec
teerde hotel De Lindeboom. Eigenaar
Kikkert stelde de heren voor aan
Drijver, die inmiddels op Texel be
kendheid genoot als de man die ie
der vogeltje kende. Zo wees hij hen
op het nest van de zeldzame
sprinkhaanrietzanger.
Uit de contacten met de fotografen
leerde Drijver in 1912 prominente
natuurbeschermers als Thijsse en
Van Tienhoven kennen, die in 1905
de nog heel kleine Vereniging tot
Behoud van Natuurmonumenten
hadden opgericht. In het Jaarboek
1950-1953 van Natuurmonumenten
keek Drijver terug op een eerste ge
sprekje met één van hen: 'Het was bij
toeval dat ik in Mei 1912 op Texel
twee heren ontmoette, die, afgaande
op hun kleding, blijkbaar waren aan
gelokt door de faam, die er toen al van
dat eiland uitging. Een van hen droeg
een lange veer op zi/n hoed en toen
ik terloops informeerde of zij wellicht
een dode wulp gevonden hadden,
kwamen de tongen los. Dat was mijn
eerste kennismaking met Van Tien
hoven, die zi/n jaarlijkse inspectie
bezoek bracht aan de bezittingen van
de Vereniging op het eiland, toen al
leen nog de Staart in Waalenburg en
de Petten in het Hoornder Nieuw-
land.'
Incidenteel werd hij daarna ingescha
keld bij het beheer van het Texelse
bezit van Natuurmonumenten. Be
trokken als Drijver was, meldde hij in
1913 per brief dat het grasgewas op
het eiland Griend, waarop de Texelse
familie Lap rechten had. te koop
kwam. Het bestuur wees het voorstel
af, maar vroeg hem wel om hulp
secretaris te worden. Hij zei 'ja' en dat
was het begin van een dienstverband
dat ruim veertig jaar zou duren. Het
besluit getuigde van zijn liefde voor
de natuur, want er kleefden zeker ri
sico's aan. De financiële situatie van
de vereniging, die op dat moment
acht jaar bestond, was verre van
rooskleurig. De schuldenlast door
aankopen van diverse terreinen be
droeg rond de ƒ800.000.-, terwijl het
aantal leden de tweeduizend met
oversteeg Het kantoor bestond uit
één klein, sober ingericht kamertje -
een verbouwde badkamer - in het
zelfde kantoorpand aan het Rokm in
Amsterdam waar ook de Nationale
Zee- en Brand Assurantie was geves
tigd en waarvan Van Tienhoven direc
teur was. Bovendien werd Drijver
voor slechts drie dagen per week
aangenomen, voor een salaris van
zeshonderd gulden per jaar. In de
notulen van een vergadering uit die
tijd staat' 'De heer Hemsius vraagt of
de Vereeniging haar ambtenaar een
behoorlijke toekomst kan verzekeren,
waarop de voorzitter antwoordt dat op
't oogenblik daaromtrent geen belof
ten gedaan kunnen worden, maar dat
met meerder bloei der Vereeniging en
uitbreiding der werkzaamheden na
tuurlijk ook een verbetering van de
positie der ambtenaren gepaard gaat
Van Tienhoven nam in dezelfde jaren
een nieuwe typiste in dienst met de
opmerking: 'Umoet maardenken, het
werken bij Natuurmonumenten is ei
genlijk loon in natural'
Hij zou geen spijt krijgen van zijn be
slissing. Drijver, die onder meer het
beheer over de terreinen op Texel
Een portret van Jan Drijver uit het Handels
blad van 28 november 1931.
overnam, kreeg al snel een hele baan
en werd op verzoek van Van Tien
hoven met ingang van 1 juli 1914 te
vens hulpsecretaris van de Neder
landse Vereniging tot Bescherming
van Vogels. Logistiek was dat geen
probleem, want beide verenigingen
deelden tot in de jaren vijftig één ge
bouw en aanvankelijk zelfs één ver
trek. Eenmaal in vaste dienst trouwde
Drijver op 28 juli 1915 met Grietje Dijt
uit Den Burg. Ze gingen in Santpoort
wonen, van waaruit hij dagelijks naar
Amsterdam reisde. Ze kregen twee
kinderen: Dick (1920) en Ah (1922).
Natuurmonumenten was aanvanke
lijk maar een zeer kleine organisatie.
De algemene ledenvergaderingen
trokken weinig belangstelling. In de