Erfelijkheidswetten Mendei al vroeg toegepast [Nachtkastjes wekken jchroom en interesse Verbeterd Texels Schaap Dijt bezig aan comeback? y Circus van de Geest verwondert en verbaast TEXELSE g coURANT H//1 V 'J iflp Mfjv J >;|$i Dagboek Cornelis Dijt over reis naar Engeland :ht DINSDAG 30 AUGUSTUS 2005 ,'lP tbSijbrand Dijt (1864-1942) had aan de dsndbouwschool in Wageningen gestu- -r& ii De opgedane kennis paste hij met 1 v< «5 toe in de schapenfokkerij. ÏSfü- lel verplicht. Op een eiland dat 3^ kend staat als de bakermat van (Texelse schapenras zetten de kkers op de schapenfokdag 3e|{f, endag 5 september hun beste m Kntje voor. Maar ook in de voor- l0D; mde eeuwen hield men zich be- pöfl. |met het verbeteren van het ras. Km jerCornelisz Dijt (1732-1812) zat 15-1 neen commissie ter verbetering Texel ide schapenfokkerij. Huzaren- geen ikje verrichten ook diens klein- ens Jacob Sijbrand Dijt (1864- 12] en zijn broer Cornelis Py-si 162-1839), die al ver voor de erfe- 3ak« tódsleer in fokkerskringen op- deed, de erfelijkheidswetten jeroji iMendel met succes toepasten )oura hetTexelse schapenras. De door Amnt uond 1910 gefokte Verbeterde iflaar, die halverwege de vorige m geleidelijk verdween, lijkt w 2005 bezig aan een come- 4-3 i 1-5 23.) Ivoor velen vertrouwde Texelse )4-{ apenras kent een voorgeschiede- 3.) aeniet zo vanzelfsprekend is, zo y luit het boekje Bewaaierig weer hngkonterige schapen dat Piet wen Jan Vosjan schreven voor ^^Historische Vereniging. De mhouder en de wetenschap- )t het Hogeberggebied doken n het verleden van het Texelse 2-8tcenras en legden een stukje ïrkelijke geschiedenis bloot, dat Btigt dat de familie Dijt (van de ■<s) een bijzondere rol heeft ge speeld bij de verbetering van het Texelse schapenras. Zeker als wordt bedacht dat de erfelijkheidsleer pas in de loop van de twintigste eeuw bij de fokkers doordrong, dwingt het bewondering af dat de Dijten er al vroeg in slaagden het schapenras te verbeteren. Menig streek had vroeger zijn eigen schaap. Ook op Texel was dat het geval. Voor de intrede van de kunst mest ruim een eeuw geleden, waren de gronden hier over het algemeen schraal en niet al te vruchtbaar. Scha pen moesten met weinig genoegen nemen en waren sober. De Texelaar was klein en werd voornamelijk ge houden voor de wol, de afzet van weidelammeren en weideschapen voor de slacht. Kenmerkend voor het ras was de korte, puntige, onbewolde staart, waardoor het pielsteert werd genoemd. De teloorgang van dit ras werd inge luid toen in de tweede helft van de negentiende eeuw de industriële re volutie op gang kwam, de wereldbe volking snel toenam, er meer vraag was naar voedsel en vet en de kunst mest z'n intrede deed. Vooral door dat laatste verdween ook op Texel de noodzaak om een sober schaap te houden. In die tijd leefde Hendrik Dijt, die be kend stond als een vooruitstrevende boer. Hij liet zijn zoon Jacob Sijbrand Dijt studeren aan de Rijkslandbouw school in Wageningen. J.S. Dijt ont wikkelde een grote belangstelling voor natuurwetenschappen, in het bijzonder voor plant- en sterren kunde. Hij bezat kwekerstalent en voerde bijvoorbeeld de lelieteelt in op het eiland. Hij was ook wethouder, loco-burgemeester, secretaris van de Hollandse Maatschappij voor Land bouw en dijkgraaf van de Dertig Ge meenschappelijke Polders. In Wageningen had hij vermoedelijk gehoord over de goede fokresultaten die in Engeland werden behaald met het kruisen van Leic^sterschapen met Lincoln- en Border Leicester, Het was daarom niet toevallig dat zijn broer Cornelis, die als keurmeester op rammenkeuringen goed op de hoogte was van het exterieur van het schaap en de fokrichting, naar het Engelse Leicestershire werd gestuurd om daar goede rammen te kopen. Thuis kruisten de Dijten deze met hun eigen Texelse schapen en selecteer den voor verdere fok. Ze boekten goede resultaten, zodat weldra ook andere fokkers hun Texelse schapen met de ingevoerde rammen kruisten, met als gevolg dat de pielsteert plaats maakte voor een schaap met een betere vleesvorming, grotere vruchtbaarheid en dat sneller groeide, maar dat zijn soberheid be hield. Het begin van de twintigste eeuw was ook de tijd dat verschillende schapenstamboeken werden opge richt, zoals onder meer de Vereeni- ging tot verbetering van de Schapen fokkerij in Noord-Holland in 1909, waar onder meer Keijsers, eveneens vooraanstaande fokkers van Texel, in het bestuur zaten. Later werd de naam veranderd in 'het Texelsche Schapenstamboek in Noord-Hol land', dat nog steeds de schapenfok- ,-i - -ra*—— De Pielsteert ooi. een sober schaap dat op Texel lange tijd werd gehouden, e dankte aan de korte, puntige staart, zonder wol. Het Verbeterd Texelse Schaap, zoals dat door de gebroeders Dijt aan het begin v vorige eeuw werd gefokt, nadat ze de toen net herontdekte erfelijkheidswetten van Men del met succes op hun veestapel toepasten. Het schaap is voorzien van de familieletter D. dag organiseert. Uit archiefstukken blijkt dat de Dijten al vóór de oprich ting van het stamboek veel hadden gedaan ter verbetering van het Texelse schaap. Wat ze hadden ge daan werd echter niet vermeld. Maar nadere studie door Bakker en Vosjan leerde dat de Dijten als één van de eersten de erfelijkheidswetten van Mendel toepasten. De Augustijnse pater Georg Mendel had al in 1865 een verhandeling geschreven over door hem uitgevoerde experimenten waaruit bleek dat het overerven van bepaalde eigenschappen volgens duidelijke regels verliep. Maar lange tijd deed niemand er wat mee, tot drie geleerden (Correns, Tschermak en De Vries) zijn erfelijkheidsleer in 1900 herontdekten en het erfelijkheids- en genetisch onderzoek een hoge vlucht nam. Bekend werd bijvoorbeeld dat be paalde erfelijke eigenschappen zijn gekoppeld. Soms zijn bepaalde ei genschappen wel aanwezig in het erfelijk materiaal, maar uiten ze zich niet. In dat geval zijn ze recessief (te rugtredend) en als de eigenschappen wel tot uiting komen zijn ze dominant (overheersend). Voor de fokkerij is het van groot be lang of eigenschappen dominant of recessief zijn. Een man die er aan het begin van de vorige eeuw veel van wist was dr. A.L. Hagedoorn (1880- 1953), die de Dijten adviseerde over het toepassen van de erfelijkheidsleer op hun schapenfokkerij. Hij hielp ze onder meer te ontdekken welke ei genschappen in hun schapen reces sief en dominant waren. De opzet van de fokkerij was een type schaap te ontwikkeling dat de ge wenste eigenschappen heeft en waarbij deze eigenschappen over erven. Gebleken was dat door inteelt en terugkruisen met de vader be paalde eigenschappen die recessief zijn toch tot uitdrukking kunnen ko men. Daarom werd geen nieuw bloed meer gebruikt, wat verklaart waarom er na 1910 geen Engels fokmateriaal meer werd ingevoerd. Uniformiteit in de nakomelingen werd als een be langrijk kenmerk gezien. Een ram werd beoordeeld op zijn nageslacht. Als dat goed werd bevonden, werden de goede ooilammeren door hun goedgekeurde vader gedekt. Door dit zo'n zes generaties voort te zetten, werden zeer geschikte rammen ver kregen, die het Texelse schapenras verbeterden. Door de inteelt waren de goede eigenschappen naar voren gekomen. 'Het is dus een misver stand te denken dat door inteelt min der gewenste eigenschappen ont staan. Die eigenschappen zijn er al, maar worden alleen zichtbaar ge maakt', lichten Bakkeren Vosjan toe. De rammen die door de Dijten ge schikt werden bevonden, werden onder de Texelse fokkers verdeeld. Dankzij deze zorgvuldige selectie, het terugkruisen om de gewenste eigen schappen naar voren te brengen en de slechte weg te selecteren, ont stond er een Verbeterd Texels Schaap. Dit schaap had een grote fokzuiverheid, grote uniformiteit en een zeer goede bevleesheid met re latief weinig vet. Het leverde een smakelijk product en schaap produ ceerde een goede kwaliteit wol. Deze Verbeterde Texelaar groeide uit tot een in Nederland zeer populair ras en wereldwijd werd het bekend als één van de beste producenten van stam vaders voor slachtdieren. De Verbeterde-Texelaar hield tot hal verwege de vorige eeuw stand, toen het schapenras door verschillende ontwikkelingen van lieverlee een an dere vorm kreeg. Er kwam vraag naar luxe lamsbouten, fijner vlees en de Toen Cornelis Dijt in 1888 naar En geland reisde, onder meer om er schapen te kopen, hield hij een dagboekje bij, dat onlangs werd ontdekt in het archief van de His- tonsche Vereniging en door Piet Bakker en Jan Vosjan in hun boekje verwerkt. Dijt, toen 26 jaar, schrijft onder meer dat de Engelse boeren slor diger op hun land zijn dan hij thuis gewend is. Het land is er hobbeldebobbel, doch de ontwatering goed. Hij vindt het heuvelachtige land mooi voor ie mand die gevoel voor natuur schoon heeft, maar daarmee was hij zuinig bedeeld. Over het weer: de ene dag is het winderig en de andere be-waaieng. Het vee valt tegen. 'Allemaal eenlingen en de lammeren zijn klem van stuk en ruig.' Ook hadden ze naar zijn oor deel teveel vet op de stuit. Hij noemde ze hangkontehg. Dijt vond dat de Britten ruw met de dieren omsprongen. 'Ze worden in het water gesmakt en 1 met een stuk hout geboend. In de namid dag 15 schapen geschoren, ben zo stijf als een hout. Het verbaasde de mensen dat ik de schapen over het hek til, in plaats van ze uit de nes (vanghok, red.) te trekken Na het scheren wordt de eerste letter van de familienaam met teer op het schaap gestempeld.' Later hadden de Dijten ook een D op hun schapen. 'De werklui zijn thuis ook beter, het zijn hier maar lichte kereltjes. Ook is hier meer dronken volk.' Dijt, die waarschijnlijk niet heel gelovig was, ging er ook naar de kerk. 'Heden wel naar de kerk geweest, wat mij 15 cent heeft ge kost, dat zal mij niet meer overko men.' Het was de tijd dat tennis in opkomst was. 'Voor het eerst lawtennis gespeeld. De jonge da mes konden er beter mee overweg dan ik. Ze zijn vlug en generen zich niet.' Hij verhaalt over de komst Cornells Dijt (1862-1939). van een boer met z'n vrouw en schoonzuster, 'welke nog a prendre (vrij, red.) is, en die wel wil dat ik haar Hollands leer, om zo de kennismaking voort te zetten. Ze vroeg er zoo wat om.' Maar Dijt bleef vrijgezel tot zijn 425,e Over de Engelse dames: 'Ze zijn niet zulke goede huishoudsters maar kun nen goed koken.' Hij bezocht ook een concert waarin de Maneschijnsonate van Beethoven werd gespeeld. Over de pianiste: 'Ik weet niet zoveel van muziek, maar ze is niet opgewassen tegen Impje (zijn zuster Emelie, red.). In de trein was hij kennelijk een op merkelijke verschijning. 'Alle pas sagiers hadden aandacht voor me. De klompen en zijden pet veroor zaken heel wat attentie en ik hoor tussen beide zeggen: He's a sailor, no doubt. (Hij is zonder twijfel een zeeman, red.).' Uiteindelijk lukt het hem datgene te doen, waarvoor hij naar Engeland was gekomen: het kopen van schapen, waarbij de moeizame uitvoer naar Nederlend hem overigens irriteert. 'Wat weet onze regering toch een middelen uit te denken om het een boer las tig te maken.' 'In dat opzicht is er in al die jaren nog niet veel veran derd', verzucht Piet Bakker. hobbyfokker deed z'n intrede. Deze groep kopers nam sterk toe en had veel geld over voor een luxe ram. De Texelaar die op de keuringen de hoogste punten scoorden, waren wat kenners noemen extreem vlees- typisch dieren. Gewild bij de liefheb bers, maar de schapenhouderij zet ten er vraagtekens bij. Groeikracht en vruchtbaarheid waren afgenomen en er deden zich gezondheids- en geboorteproblemen voor. De laatste jaren is het fokdoel verlegd naar een ruimer ontwikkeld, dus gezonder schaap. Een aantal fokkers grijpt hier bij terug naar de door Dijt ontwik kelde Verbeterde Texelaar. Gerard Timmerman ima schuur had een paar weken Wen niet bepaald de uitstraling *ntheater. De stellages lagen allerhande spullen en op de tonstige podiumplaats ston- lno9 ee" stel wagens gepar- .0. W. Niets was echter wat het ienzo bleek de schuur van CKooger aan de Laagwaalder- Safgelopen vrijdag en zaterdag goed dienst te kunnen als voor het kunst- en i'eiM ^"''festival Circus van de iZo'n 220 tot 250 mensen -e«* Khten het festival. ningCS 6k*rt de lijn iets teveel losgelaten en dat bleek niet goed te werken. Op zater dagavond was de lijn weer terug, waardoor het publiek zo veel moge lijk te zien kreeg. Paarden waren één van de regelma tig terugkerende thema's van de voorstelling. Het onderwerp was ge baseerd op een stel ruiterborden die festivalorganisator Willem Broens, kunstenaar en leraar op de OSG, een jaar geleden had gevonden en van waaruit langzaam zijn ideeën voor het Circus van de Geest waren gegroeid. De Bowema's (Marcel Wernand en Bouwe Kuipers) hadden in paarden inspiratie gevonden om op geheel eigen wijze in sketches en gedichten de liefde tussen meisjes en paarden te beschrijven. Dat deden zij in een nimmer eindigende zoektocht die rei zend dichter Achilles aflegde naar Epona, de godin van de vruchtbaar heid en beschermster van paarden. Acteur Erik Vogel sprak de bezoekers toe vanaf een plank die meters hoog tegen een zijmuur was bevestigd, zodat iedereen omhoog moest kijken. Hij richtte zich op de schijn van de realiteit en wilde weten hoever hij zijn publiek kon krijgen om de realiteit te verloochen. Dat deed hij met een witte stoel waarop een rood licht werd geprojecteerd. Pogingen met zijn allen af te spreken dat de stoel groen zou zijn, hadden tot opluchting van Vogel geen resultaat. 'Gelukkig, u gelooft in wat u zelf ziet.' Bezoekers die er vooral op letten dat de man daar ver in de hoogte wel erg losjes op zijn plankje heen en weer zat te wiebelen, ontdekten eveneens dat 'niets was wat het leek'. 'Ik had voor de zekerheid toch maar een paar spanbanden aan de plank vastge maakt, zodat hij niet zou kunnen val len', liet Jaap Kooger na afloop we ten. 'Hij moest met zijn benen door die banden gaan zitten.' Nachtkastjes Na acteur Vogel was het de beurt aan Willem Broens zelf om enkele gedich ten voor te lezen bij afbeeldingen van zijn gevonden ruiterborden. De af beeldingen hingen stuk voor stuk aan opgestapelde kuubskisten die ston den opgesteld als zuilen waar bezoe kers tussendoor konden lopen. Ver volgens leidde de spreekstalmeester het publiek via kunstwerken van Kunstenaarscollectief 1,18 en tien tentoongestelde nachtkastjes terug naar het theatergedeelte. Met name de nachtkastjes wekten veel belang stelling. Het antwoord op de vraag die menig bezoeker op de lippen brandde, was ja. De zusters Sjakkeliene en Tanja Klaassen had den de nachtkastjes inderdaad spe ciaal voor het festival rechtstreeks bij een stel Texelaars uit de slaapkamer geplukt. 'En alles zit er nog gewoon lm in, behalve dan misschien medicijnen met etiketten erop waaruit je zou kun nen afleiden van wie welk kastje is.' Het stond vrij de inhoud te bekijken, maar zo vrij als het mocht, bleek het toch niette gaan. Diverse bezoekers reageerden terughoudend om vervol gens voorzichtig de deurtjes te ope nen. De vraag was telkens wat er aan attributen in de kastjes te vinden was. En inderdaad, er lagen ook 'gebruiks voorwerpen' in voor wie nog niet gaat slapen. Anderen hadden wat minder schroom en trokken de nachtkastjes bij het zien meteen open. 'Dit idee is ontstaan tijdens een paar biertjes', vertelde Sjakkeliene Klaassen. 'Maar het kostte daarna wel wat moeite om de kastjes loste knjgen, niet iedereen gaf ze meteen mee.' De zuster maak ten met de kastjes meteen promotie voor hun meubeldecoratiebedrijf Zus en Zo. Ook het kunstwerk Vreemde Vogels waarmee de twee eerder dit jaar de juryprijs tijdens de thema tentoonstelling in Tusse de Banke wonnen, stond opgesteld. Het opmerkelijke aan de kunstwer ken van Kunstenaarscollectief 1,18 was dat de leden (Agnete Mortensen. Erna van Sambeek, Marian Smit en Marjolein van der Stoop) hun werken het afgelopen jaar in een doos van TPG aan elkaar hadden doorge stuurd, zodat ze telkens met nieuwe werken op elkaar konden reageren. Zo begon Smit met beeldjes van piepschuim die ze aan de onderkant volprikte met naalden. Het idee was geïnspireerd op een stukje in de krant over voodoo. Van der Stoop zag in de beeldjes van Smit de vorm van een boon en produceerde vervolgens een kunstwerk van een genetisch gema nipuleerde boon. Erna van Sambeek, de volgende in de rij, zag in de boon de vorm van een long en maakte van stof een stel stoflongen. Die stof- longen brachten Mortensen op de gedachte van opblazen en in het ver lengde daarvan aanslagen. Het leidde tot een opgeblazen ballon in de vorm van een bom met aan de zijkant slierten die op Arabische let tertekens leken. Smit ging vervolgens weer met die slierten aan de slag en maakte een kluwen van draad die ze 'ingewikkeld' noemde. En zo waren er meerdere vormen van doorgeef- kunst van de vier te zien. Hoofdact van de avond was de voor stelling De psychose van de lemming van de theatergroep Oeloek 2 van de Theaterkade, de academie voor podiumkunstenaars in Amsterdam. Een technisch knap stuk waarin de hoofdpersoon wordt geconfronteerd met het feit dat hij slechts een perso nage is en dat alles wat hij doet door de bedenker van het stuk is bedacht. Zijn streven om aan zijn rol te ont snappen en te doen wat hij zelf wil, is schijn. Alles blijkt door de bedenker al te zijn bedacht. En zelfs op het einde van het stuk, als het personage zich daadwerkelijk aan de schrijver van het stuk lijkt te hebben onttrok ken, blijkt de werkelijkheid anders in elkaar te zitten. Hoewel technisch knap begon het stuk op sommige momenten te trekken en soms was het echt onduidelijk welke realiteits- modus er dan weer werd gehanteerd. Het bleek echter allemaal bij het stuk te horen. Het was voor het eerst dat in de schuur van Kooger een kunst- en literatuurfestival werd gehouden. Nadat bij Broens langzaam het idee voor het Circus van de Geest was gerijpt, hij in docent Pieter de Nijs van de Theaterkade een mede-organisa tor had gevonden en deelnemers om zich heen had verzameld, stapte hij naar Kooger met het verzoek zijn schuur te mogen gebruiken. Dat was voor Kooger, zelf sinds vorig jaar be halve diversionist ook beeldend kun stenaar, geen probleem. Een paar weken geleden werd de schuur gron dig opgeruimd, een deel van de spul len via een eenmalige schuurverkoop verkocht om een beetje ruimte te maken en afgelopen week werd de ruimte ingericht en aangekleed. Kooger maakte van de gelegenheid opgetrokken uit kuubskisten en zwart gebruik ook enkele zelfgemaakte sculpturen te tonen. Andere kunste naars die ook meededen waren Ben Witte, romanschrijver en essayist Yves van Kempen, spreekstal meester Jef Bogman en de 12-jarige Krijn Kooger. zoon van Jaap, die het festival zaterdagavond afsloot met een drumsolo in het donker. Wat Broens en Kooger betreft, is het fes tival voor herhaling vatbaar. 'En dat kan het ook weer in de schuur, maar dan moet het wel iets heel anders worden.' Tekst en foto's Jeroen van Hattum De doorgeefkunst van Kunstenaars collectief 1,18 op een rij. Van voor naar ach teren: de boon van Marjolein van der Stoop, de stoflongen van Erna van Sambeek, de bom van Agnete Mortensen en de kluwen ingewikkeld van Marian Smit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 2005 | | pagina 9