1849: lichtmatroos overleeft stranding jachtschip niet
TEXELSE 11 COURANT
Fanfareconcert zonder één enkele mars
Zangeres Meike Wilms
speelt hoofdrol bij DEK
'Het muziekkorps van DEK ont
wikkelt zich in rap tempo van
een traditioneel blaasgezel-
schap tot een showorkest',
schreef de Texelse Courant
vorig jaar. Die conclusie kan na
de winteruitvoering van afgelo
pen zaterdag in de Burgemees
ter de Koninghal onverkort wor
den gehandhaafd. Waarschijnlijk
voor het eerst in de 86-jarige
geschiedenis speelde de Hoorn
der muziekvereniging zelfs geen
enkele mars.
In overleg met dirigent Michiel
Drijver en de eigen muziekcom-
missie besloten de leden van DEK
vorig jaar de jaarlijkse uitvoerin
gen een speciaal thema mee te
geven. Dit keer was gekozen voor
musical en die keuze werd conse
quent nageleefd.
Geen traditionele fanfaremuziek,
maar stukken uit musicals als
Jesus Christ Superstar, Westside
Story en Joseph and the Amazing
Techicolor Dreamcoat vormden
het programma. Het korps bracht
ze met verve ten gehore. Swin
gend, maar ook met gevoel, als
daar om gevraagd werd.
Dat bij musicals niet alleen de
muziek belangrijk is, maar dat het
misschien nog wel meer draait om
de show, hadden ze bij DEK ter
dege beseft. Het concert begon
met een spectaculaire opkomst
van de muzikanten, die in een
spotlight en terwijl er spannende
zonnebrillen aan toegevoegd. Tij
dens het spelen van een stuk uit
Joseph and the Amazing Techico
lor Dreamcoat droeg dirigent Drij
ver, net als in de 'echte' musical,
een bontgekleurde jas.
Toonbeeld van de vernieuwing
was Meike Wilms. De zangeres,
lid van muziekvereniging Wierin-
gerwaard, een ander orkest waar
dirigent Michiel Drijver de scepter
muziek klonk één voor één het
podium werden opgeroepen door
speaker Piet Schneider.
Opvallend was ook dat ze geen
uniform of polo (zoals de afgelo
pen jaren) droegen, maar stijlvolle
avondkleding. Afhankelijk van de
muziek die ze speelden, werden
daar attributen als hoeden en
zwaait, verleende al een paar keer
eerder haar medewerking aan
concerten van DEK, maar toen
betrof het steeds één of twee
stukken. Nu stond de zangeres
ongeveer de helft van het concert
op het podium. Tot enthousiasme
van het publiek, want Wilms zingt
prachtig: hoog, een beetje ijl,
maar zeer zuiver. Eén van de
hoogtepunten was haar vertolking
van I don't know how to love him
uit de musical Jesus Christ Super
star, dat ze zeer overtuigend ten
gehore bracht.
Maar ook van de andere leden
werd meer verwacht dan alleen
het spelen van hun partij. Bij solo's
gingen ze staan, sommigen moes
ten nu en dan de percussionisten
assisteren en ook werd gezongen.
Drijver gaf het goede voorbeeld
door drie keer swingend te sole
ren: één keer op de trombone, het
instrument dat hij bij DEK bespeel
de voordat hij dirigent werd, en
twee keer zingend.
Toonbeeld van de vernieuwing bij DEK was zangeres Meike Wilms
Ook de optredens van de majo
rettes pasten helemaal in de nieu
we opzet. Ditmaal geen shows op
muziek van K3 en andere pophel
den, maar Edelweiss, Do-Re-Mi
en De eenzame herder uit Sound
of Music, Disco Inferno uit Satur
day Night Fever en Pettycoat uit
de gelijknamige musical. Ook hier
werd zichtbaar dat Den Hoorn
vergrijst, want de groep majoret
tes - omgedoopt tot twirlgroep -
is nog maar half zo groot als een
paar jaar geleden.
Joop Rommets Kleurige lichtjes worden weerkaatst op de bas van Jacob Lap. Foto Joop Rommets)
Noodgedwongen werkten majo
rettes van uiteenlopende leeftij-
den ook samen. De kwaliteit liet Dirigent Michiel Drijver
echter niets te wensen over. De
meiden lieten mooie demonstra
ties zien. Baukje Drijver werd na
afloop in het zonnetje gezet,
omdat ze al 25 jaar leiding geeft
aan de majorettes en daar -bijge
staan door Debby Sangers en
Evelien Berbée - altijd enorm veel
tijd in steekt.
Lovende woorden van voorzitter
Herman Bakker en de gouden
speld waren er ook voor Anton
Terpstra, die eveneens 25 jaar lid
is en in die tijd diverse instrumen
ten bespeelde en deel uit maakte
van het bestuur.
Na een hevige storm die de kust
enkele dagen had geteisterd,
stuurde opperstrandvonder Bok
op 29 december 1849 een brief
aan de staatsraad van de gou
verneur van Noord-Holland (in
huidige termen de secretaris van
de Commissaris van de Konin
gin), waarin hij meedeelde dat
tengevolge van het zware weer
twee schepen op het strand
waren gelopen. Het waren het
Deense jacht Knud en het Hol-
steiner jacht Aurora. De tuigage
was geborgen, maar beide sche
pen moesten als verloren wor
den beschouwd. Eén opvarende
was al voor de stranding aan zijn
vermoeienis bezweken.
De Aurora was onder kapitein Rie-
per van Londen onderweg naar
Newcastle, geladen met ballast en
met een bemanning van zeven kop
pen. Ondanks de storm slaagde de
bemanning er in zich met de eigen
boot in veiligheid te brengen. Het
verhaal van de Aurora zal tot een
volgende keer moeten wachten. De
Aurora en de Knud worden door
zowel strandvonder Bok als notaris
Kikkert 'jagtschepen' genoemd,
een vrij algemene term waarmee
snelle schepen werden bedoeld,
doorgaans met een kajuit op het
achterdek. Gezien de lading aan
boord van de Knud zullen het geen
grote schepen zijn geweest, hoewel
de bemanning uit zes of zeven man
bestond.
De Knud was met kapitein Chris-
tensen van Habro op Jutland met
een lading gerst onderweg naar
Ipswich. De scheepsboeken waren
tijdens de storm verloren gegaan,
maar de opvarenden deden op 2
januari 1850 ten overstaan van
notaris Kikkert verslag van de
gebeurtenissen. De verklaring werd
opgetekend uit de mond van gezag
voerder Lars Christian Christensen,
stuurman Lauwitz Wilhelm Peter
sen, matroos Jens Christian Hasi-
sen, lichtmatroos Christian Larsen
en scheepskok Albert Nidson, allen
afkomstig uit Denemarken. De taal
bleek geen probleem, want volgens
de notariële akte sprak 'de eerste
comparant', kapitein Christensen,
voldoende Deens en Nederlands
om een akte mogelijk te maken. Als
getuige waren opgeroepen Pieter
Simons Wuis (notarisklerk) en Wil
lem Mooijen (koopman), beiden uit
Den Burg.
De mannen begonnen hun verhaal
met een verslag van het beladen
van het schip. Volgens hen verliep
dat allemaal keurig volgens de
regels. Tussen 28 november en 16
december lag het schip in de haven
van Hobro (in de akte Habro
genoemd), waar het werd beladen
met gerst. Alles was prima in orde,
de scheepshuid werd nagekeken,
de pompen werkten naar behoren
en de lading was behoorlijk gesjord
en afgedekt. De bemanning van zes
koppen bestond buiten de hierbo
ven genoemde personen ook nog
uit lichtmatroos Christiaan Peter
sen. Hij zou de reis niet overleven.
Met de lading aan boord nam de
bemanning nog enkele dagen tijd
om alles in orde de te maken, maar
op 19 november werd met een
loods aan boord en met NNO-wind
'de rivier afgezeild' (bedoeld wordt
het Mariager fjord). Hoewel het weer
niet best was, werd zonder proble
men de rede van Hurup bereikt,
waar de loods van boord ging. De
Knud bleef op de rede liggen, daar
toe genoodzaakt door het onstui
mige weer 'vergezeld van sneeuw
jacht en vorst met contrariewind'.
Maar op 22 december besloot kapi
tein Christensen het anker te lich
ten. Vier dagen werd onder gunsti
ger omstandigheden en 'zonder
enige verdere ontmoetingen' verder
gevaren. Maar toen sloeg het weer
om. In de nacht draaide de wind
naar NNW, 'met buijig en stormach
tig weder', waardoor de mannen
zich genoodzaakt zagen alle zeilen
te reven en van het schip een 'bijlig
ger' te maken. Met slechts een klein
zeil, om het manoeuvreren mogelijk
maken, bleef het schip gedurende
twee dagen voor de wind 'liggen'.
Gedurende die twee dagen (inmid
dels 27 en 28 december) wist de
kapitein de Nederlandse kust steeds
dichterbij en op zeker moment zag
hij zich genoodzaakt 'tot behoud
van schip en lading' meer zeil bij te
zetten om, zoals hij zelf zegt 'door
de kracht der zeilen het gevaar van
een stranding te ontlopen'.
Maar de wind nam toe en daarmee
de golfslag. Een overrollende zee
spoelde 'boorden en regelings'
weg, maar het schip bleef dicht. Er
was echter geen houden meer aan.
De wind nam gedurig in hevigheid
toe en op zeker moment scheurde
de fok en moest de kluiver worden
bijgezet. Niet meer dan een half uur
later scheurde ook het grootzeil.
Stukken zeil wapperden in wind en
sloegen overboord, terwijl het schip
steeds dichter naar de kust dreef.
Toen de maan rond zes uur even
door de wolken kwam, zagen de
mannen 'tot hunne niet geringe ont
zetting' de kust veel dichterbij dan
ze gehoopt houden. Grondzeeën
sloegen onophoudelijk over het
schip en het schietlood gaf aan dat
ze nog maar drie vadem water
onder de kiel hadden (iets minder
dan 5,5 meter). In een laatste poging
schip en lading te behouden, werd
besloten alle gaten op het dek dicht
te spijkeren, twee ankers uit te zet
ten en de kettingen over de volle
lengte te laten vieren. Zo zou het
schip kunnen blijven drijven tot de
storm was uitgewoed. Dit leek in
eerste instantie te werken, hoewel
de Knud zo werkte en stampte dat
geen van de opvarenden op het dek
kon blijven en de mannen hun toe
vlucht zochten in het want. Daar
vandaan zegen ze hoe eerst de ene
en toen de tweede ankerketting
brak. Losgeslagen zagen ze het
schip 'met geweld' naar het strand
drijven, waar ze omstreeks negen
uur 'met vreselijke stoten' kwamen
vast te zitten 'en in dat noodlottige
ogenblik niet anders dan de dood
voor ogen zagen'. Het enige middel
om het vege lijf te redden, de twee
reddingboten, waren al eerder over
boord geslagen. Er zat dus niets
anders op dan in het want te blijven
hangen tot de wind enigszins ging
liggen of redding zou komen opda
gen.
Omstreeks elf uur, dus zo'n twee
uur na de stranding, hield lichtma
troos Christiaan Petersen het niet
meer uit. Hij viel uit het want en
kwam met een smak op het dek
terecht. Kapitein Christensen waag
de zijn eigen leven door naar bene
den te klimmen om Petersen vast te
sjorren en daarmee te voorkomen
dat hij overboord zou spoelen.
Kort daarop ontwaarden de man
nen mensen op het strand, die
echter door de hoge zee geen hulp
konden bieden en 'in deze treurigen
toestand' moesten ze de dageraad
afwachten. Er werden vanaf het
strand vele reddingspogingen
ondernomen, maar het duurde tot
circa negen uur in de ochtend voor
deze eindelijk het gewenste effect
hadden en de bemanning van de
Knud aan land kon worden
gebracht.
Niet meer dan een dag na het opte
kenen van deze verklaring werd in
logement De Vergulde Zwaan in
Den Burg de lading van de Knud -
bestaande uit door zeewater
beschadigde gerst - door notaris
Kikkert bij opbod verkocht. In totaal
leverde de verkoop ƒ1.716,22 op
(omgerekend een waarde van
€17.666,59 vertegenwoordigend).
Er waren 73 kopers, van wie de
grootste Dirk Bakker, die goed was
voor ƒ356,40. De meesten kochten
voor tussen 10 en 25 gulden, alleen
Jacob Bakker kocht voor slechts
ƒ1,35. Weer een dag later inspec
teerden kapitein Jonas Noordberg
en Dirk Cornelis Bakker, oudkapi
tein der koopvaardij en havenmees
ter, het gestrande schip. Zij ver
klaarden dat de Knud 'geheel wrak'
geworden was en dat het meren
deel van de geborgen tuigage door
het kappen en de overslaande zee-
en grotendeels ongeschikt was
geworden voor gebruik op een
schip. Het schip zelf was volgens
deze deskundigen geheel 'ontram-
poneerd en aan stukken'. Zij advi
seerden de resten zo snel mogelijk
bij opbod te verkopen, omdat ze
per dag minder waard zouden wor
den.
Op dat advies werd vijf dagen later
- op 9 januari, dus amper tien dagen
na de stranding - op het strand
achter De Koog, dus bij het gestran
de schip zelf, door notaris Kikkert
een verkoping gehouden. Het cas
co werd verkocht aan Jacob Bak
ker voor 584,- (€6.012.41), die ook
de zeilboom, twee stukken rond
hout, het roer en de gaffel overnam
en kleinere dingen als een ladder,
het watervat, twee dieploden en het
kompas (samen voor ƒ4,-). Ook
kocht hij twee luiken, grote hoeveel
heden touw, een werpanker en het
grootzeil 81,-). In totaal kocht hij
40 kavels, voor een bedrag van
ƒ1.014,05. De (redding)boot werd
voor 20,- verkocht aan Simon van
Grouw, een tweede watervat aan
Reijer Simons Smit. De 86 kavels
leverden in totaal €1.462,09 op (dus
minder dan de lading een paar
dagen eerder). Veel kavels verwis
selden voor een paar gulden van
eigenaar, stukken touw, ijzerwerk
en ketting.
Uit het archief van Klaas Uitgeest.
De Knud, het schip dat in 1849 bij De Koog op het strand liep, was een jachtschip. Waarschijnlijk heeft het er ongeveer
uitgezien als dit onbekende schip, op een ets van G. Groenewegen uit 1794.