Een tijd waar ik met voldoening en veel plezier aan terug denk' TEXELSE 13 COURANT Zeevaarder Hamers slaagde tachtig jaar geleden voor examen Laatste getuige van Zeevaartschool Texel WOENSDAG 16 MEI 2012 Via (oud)kapitein Kees Salwegter uit Hilversum, wiens vader in 1921 op de Texelse Zeevaartschool studeerde, kwam Ed Vermeulen uit Baam in contact met 'zee vaarder' Wil (Wilhelm Paul) Hamers (1912) uit Bussum. Hamers studeerde van 1930 tot 1932 aan de Gemeentelijke Zee vaartschool Texel. Samen met Frits de Jong uit De Koog was Hamers waarschijnlijk de laatst levende getuige van de Zee vaartschool. Deze school heeft van 1912 tot 1933 bestaan en was eerst gevestigd in het Glazen Paleis aan de Nieuwstraat (thans Burgwal) en vanaf februari 1915 in het eigen gebouw aan het Schilderend (waarin thans Artex is gevestigd). De leerlin gen werden in de volksmond 'zee vaarders' genoemd en hun aanwe zigheid heeft zijn sporen nagelaten in de lokale geschiedenis. Met het overlijden van De Jong (in 2010) en Hamers (in 2011) kwam er een einde aan de levende geschiedenis. Ver meulen, die al enkele jaren onder zoek doet naar de geschiedenis van de Zeevaartschool, voerde enkele gesprekken en een uitgebreide brief wisseling met de dan 97-jarige Hamers. 'Zijn herinneringen aan zijn Texelse tijd waren nog haarscherp', zegt Vermeulen. 'En ook sprak hij liefdevol over zijn toenmalige Texelse vriendinnen.' Van Hamers kreeg Ver meulen een vijftigtal foto's, gemaakt tijdens de jaren dat hij leerling op Texel was. In juni is het tachtig jaar geleden dat Hamers het eiland ver liet. Een mooie gelegenheid om hem zelf zijn verhaal te laten doen. 'Omdat ik geen einddiploma van de HBS had, kon ik niet naar de Kweek school voor de Zeevaart in Amster dam. De opleiding bij de Hogere Zeevaartschool in Amsterdam zat vol. Daardoor was ik gedwongen naar een andere opleidingsplaats uit te kijken. Den Helder was volgens mijn ouders geen goede keus, rom melige stad, te veel Marine. De keus viel op Texel. Niet te ver weg, wij woonden in Bussum, en goed bereikbaar. Diep in mijn hart was ik liever naar de tropische landbouw school in Deventer gegaan. Daar had ik een opleiding tot planter kun nen volgen en aansluitend naar Indië kunnen gaan. Maar het liep anders. In de zomer van 1930 werd ik aan genomen op de tweejarige oplei ding voor stuurmansleerling aan de Gemeentelijke Zeevaartschool op Texel. Omdat de school niet over een eigen internaat beschikte, moest ik op zoek naar een kosthuis. Van de schoolleiding kregen we een lijstje met adressen en mijn eerste kost huis vond ik bij de familie Kuipers op het Schilderend, min of meer recht tegenover Flevo. Kuipers had een reparatiebedrijf voor landbouwwerk tuigen en had lang in Indië gewoond. Daar was hij hoofdmachinist geweest op een suikerfabriek in de buurt van Cheribon, West Java. één van de vijf fabrieken van het grote familiebedrijf Ament. Door de toen heersende cri sis in de suikerindustrie werden vier opgevolgd door De Groot, en boots man De Gooijer. Links en rechts van de hal bevonden zich de leslokalen. Via een vrij brede trap kwam je op de zolderverdieping. Op de overloop stond een grote vitrinekast met daarin een scheepsmodel van een volgetuigd zeilschip. Een mooi model waarmee we ons de namen van de zeilen en de tuigage eigen konden maken. Op zolder kregen we les in schiemanswerk, touw- en staal- draadsplitsen. Ook leerden we veel bijzondere knopen maken, zoals een Turkse knoop en de hele en halve sjouwerman (*1), en ook een platting (*2). Van de zolder kon je via een trap en een luik naar de kop van het hoofdgebouw, zeg maar het platte dak, een grote vrije ruimte met uit zicht naar alle kanten. Hier stond een levensgroot kompasmeubel, met veel koper om te poetsen. Op dit kompas konden instrumenten geplaatst worden voor het verrichten den klasgenoot Frans de Craen van Haeften (door ons Van Haeften genoemd) en ik meerijden met zijn oom in diens auto. Deze oom was aan de Zeevaartschool van Den Hel der verbonden. Van Haeften woonde in Hilversum en ik in Bussum, dus dat werkte prima. Ik stapte in Bus sum uit en liep het laatste stuk naar mijn ouderlijk huis, op de Gooiland- seweg. Af en toe kwamen mijn ouders mij op Texel bezoeken. Uiter aard per automobiel. De auto werd in Oudeschild altijd met veel zorg en mankracht op de wal gezet. We reden over het hele eiland en beke ken de Slufter, de V\fezenputten en ook de werf in Oudeschild. Stappen deden we in Den Burg. Dit hield in dat we van ons bescheiden zakgeld een pilsje kochten bij Café Lips (*10), op het hoekje bij De Waag. Op mijn vrije zaterdagen hielp ik Lips met stiekels hakken. Dat leverde me een kwartje per uur op, gelang wie we onderweg tegen kon den of wilden komen. Dit rondje noemden we de Zeevaartschool- beurs. Dan terug naar onze kosthui zen. Nog even wat huiswerk maken, napraten en dan wacht te kooi. Bootsman De Gooijer ging 's avonds langs de diverse kosthuizen om zich er van te vergewissen dat iedereen ook werkelijk op tijd thuis was. Een soort avondronde dus. Het hoogte punt van onze tijd op de Zeevaart school was de reis met het instruc tieschip Prinses Juliana, van 22 tot 29 april 1932. Een boeiende, leerza me, maar zeker ook avontuurlijke reis, waarbij ons eerste reisdoel Amsterdam zou zijn. Het was de bedoeling de route via de Noordzee te nemen, maar lukte niet omdat de Marine ter hoogte van Huisduinen schietoefeningen hield. Er werd toen besloten via Kornwerderzand - de aanleg van de Afsluitdijk was nog in volle gang - naar Enkhuizen te varen van de vijf fabrieken gesloten, waar bij Kuipers werd ontslagen. Hij had een machinistenopleiding genoten aan de MTS Plantage Muidergracht in Amsterdam, de zogenaamde sui- kerschool en was opgeleid voor alle technische aspecten rond de pro ductie in een suikerfabriek, waaron der ook het onderhoud en reparatie van stoommachines en smalspoor treintjes. Ik denk dat hij met zijn ontslagpremie in staat was zijn repa ratiebedrijf op Texel op te zetten. Zijn vrouw had een fietsenwinkel aan huis en het spreekt dus vanzelf dat ik bij haar een fiets kocht, die ik overi gens bij mijn vertrek van Texel weer heb ingeleverd, waarbij ik mijn aan koopbedrag heb teruggekregen. Een fiets was onmisbaar, want die stelde je in staat om je over het hele eiland te verplaatsen. Voor kost en inwoning betaalden mijn ouders ongeveer tachtig gulden per maand. Ter vergelijking kan ik je vertellen dat een leerlingstuurman in die tijd onge veer vijftien gulden per maand ver diende. Ook heb ik gewoond bij de familie Van Zeijlen, in het centrum van Den Burg. Binnenburg 11, recht tegen over de kerk. Ik weet dat Van Zeijlen als planter in Indië had gewerkt en hij was getrouwd met een Baronesse van Slingelandt. Van Zeijlen had meerdere leerlingen van de Zee vaartschool in de kost. Ik herinner mij een Javaanse jongen, Raden Mas Soemarsono, die een klas lager zat dan ik. Op feestavonden en bij andere gelegenheden voerde hij Javaanse dansen op. Een andere klasgenoot, Pijpers, zong dan de in die tijd populaire liedjes. Tussen de De familie Hamers op Texel. Koel helder middag werd er warm gegeten. De heer des huizes kookte zelf. Later verhuisde de familie naar Flevo aan het Schilderend. Het schoolgebouw was symme trisch. Het middenstuk met de hoofdingang gaf toegang tot de hal, waarin zich het trappenhuis bevond. Links en rechts hiervan waren de kantoren van directeur Vijn, in 1931 kijkje bij de werf van De Wijn, Oudeschild. van peilingen en azimutmetingen f3). 's Nachts werden hier, bij hel dere hemel, de verschillende ster renbeelden bestudeerd. Beneden stond tegen de achterge vel de pomp, die een grote rol in ons schoolleven speelde. Iedere zater dag moesten we daar water pom pen voor de door ons, de zeevaar ders, te verrichten schoonmaakwerkzaamheden. Maar ook voor een koele dronk waren we op deze pomp aangewezen. Voor de school lagen grote zwerfkeien, die we de Hunebedden (*4) noemden. Ook stond op het terrein een echte bezaansmast f5), voorzien van alle stagen, touwladders, pardoens f6) en zaling f7). Deze mast werd gebruikt voor instructiedoeleinden, zoals het optuigen en gebruik maken van een laadboom, in het want klim men (aan stuurboord omhoog, over de zaling en aan bakboord weer naar beneden) en natuurlijk ook bij het pavoiseren f8). Ook het onder houd van de mast en de tuigage werd door ons gedaan. Je leerde zo goed je handen te gebruiken. Voor praktijklessen roeien, wrikken f9) en zeilen gingen we naar Oude schild. Hier lagen twee grote sloe pen, barkassen, van de school, vlak bij de botenhelling van scheepswerf De Wijn. Daar hebben we wel bot ters te water zien gaan. Mijn uniform, verplicht tijdens de lessen, werd me aangemeten en gekocht bij de kleer maker, mogelijk kleermaker Wort- man in de Nieuwstraat, maar hele maal zeker ben ik daar niet van. Schoenen werden gekocht bij Rab aan de Weverstraat. Onze school boeken kochten we, voor eigen kos ten, met behulp van de door school verstrekte boekenlijst, bij Boekhan del Parkstraat. Eén van mijn klasge noten was een Texelse jongen, Klaas van der Kooij, een van de Engeland vaarders die tijdens de Russenoor log met de Joan Hodshon de over steek waagden naar Engeland. In de zomer van 1931 werden wij, met uitzondering van zeven klasgenoten, bevorderd naar de tweede klas. Onder hen mijn vrienden Van Rhee- nen, Benes en Pijpers. Op mooie zomerse dagen gingen we met de fiets naar De Koog. Even op het strand kijken en natuurlijk even de zee in. Nou, dat hebben we gewe ten. Mijn klasgenoot Benes, keeper van ons voetbalelftal, ging iets te ver door de branding en kwam in moei lijkheden tussen de muien. Hij ver dronk bijna. Ik heb hem er uit gehaald. Later bleek dat hij niet kon zwemmen. Op vrije middagen en in het weekend gingen we ook vaak zwemmen in de Weegeswaal in Waalenburg. Nee, een zwempak hadden we niet bij ons, gewoon in je blootje te water. Dit was bekend bij de meiden en het gebeurde dan ook wel dat we vanaf de kant bespied werden. Op zondag gingen veel leerlingen naar de kerk. Zelf kwam ik daar alleen wanneer het heel slecht weer was of als er echt niets interessants te doen was. En dat was slechts bij hoge uitzondering het geval. Naar huis gingen we alleen in vakantietijd. Met de bus van Boekei, die stopte voor de school, reden we naar Oudeschild. Vanuit Den Helder kon- plus een fles bier. Nee, financiële problemen heb ik niet of nauwelijks gekend. en vandaar via Urk naar Amsterdam. Hier meerden we af achter het Cen traal Station. De volgende dag voe ren we via IJmuiden naar Rotterdam, onze leraren, Vijn en Schmidt, of door vertegenwoordigers van de rederijen zelf. Door de crisis in de scheepvaart viel het echter niet mee een plek als stuurmansleerling te krijgen. De grote maatschappijen zoals de Mij. Nederland en de Rot- terdamsche Lloyd stonden niet direct te trappelen om de geslaag den van de Texelse zeevaartschool in dienst te nemen. Via voorspraak van een in Bussum wonende direc teur van de Mij. Nederland lukte het mij om aangenomen te worden en met het m.s. Poeloe Laut voer ik naar Batavia. Onderweg ontmoette ik mijn klasgenoot Van Rheenen, die op 17 april 1943 met het s.s. Sembi- lan, in de buurt van Durban, Zuid Afrika, door een Italiaanse onderzee boot werd getorpedeerd. Alle opva renden, op één na, kwamen hierbij om het leven. Ik denk dat hij toen vierde of derde stuurman was. In Batavia ben ik overgestapt op het m.s. Talisse, varend in de Java-New York Lijn en in 1935 haalde ik mijn derde rang. Met dit diploma kon ik in 1937 een plaatsing als vierde stuur man krijgen bij de Koninklijke Paket- vaart Maatschappij (KPM). In 1938 kreeg ik een oproep om mij in Soerabaja te melden voor militaire dienst. Daar kregen we een oplei ding als reserveofficier van de vloot of bij de vliegdienst. Ik koos voor de Marine Luchtvaartdienst, werd afge keurd voor de pilotenopleiding en werd waarnemer. In Soerabaja ont- de. Na nog een tussenstop in Vlis- 1941 zijn we getrouwd. In de oorlog singen voeren we via de Noordzee vloog ik in Zuidoost Azië, waar ik terug naar Texel. Uiteraard was het hoorde van de tragische ondergang Ons sportieve leven speelde zich af waar we aanlegden aan de Parkka- moette ik mijn eerste vrouw en in op het voetbalveld, de tennisbaan, of zoals in mijn geval bij de korfbal vereniging, Verdo Nigro (Esperanto voor Groen Zwart). Ook had ik een min of meer vaste plaats in het voet balteam van de Zeevaartschool. Wij speelden tegen voetbalvereniging Texel uit Den Burg, maar ook in de andere dorpen waren wij graag geziene gasten. Onder mijn mede leerlingen waren diverse goede voet ballers. Ik herinner mij Martin Liotard, een Indische jongen. In het veld een ster, maar ook op de feestavonden, waar hij bijzonder in de smaak viel bij de dames. Hij had een meer dan goede band met een meisje Mole naar, van het Schilderend. Ook waren we bijna zonder uitzondering lid van tennisvereniging Deuce. Tij dens toernooien werd ik vaak gevraagd op te treden als umpire, zeg maar scheidsrechter. En ook op de baan stond ik mijn mannetje. Maar het meest verknocht was ik aan de korfbalsport. Bij Verdo Nigro heb ik een fijne tijd beleefd. We speelden op het veld bij Buitenlust aan de Koogerweg en in alle dorpen. Ook was er een rijk sociaal leven verbonden aan de sportclubs, waar bij het duidelijk moge zijn dat korfbal een gemengde sport is. Tochtjes naar de overkant, gezellige midda gen op het terras van het badhotel in De Koog. Kortom, het leven lachte ons toe. Vacantietijd op het Schilderend! Zeevaarders gaan met de bus naar Oudeschild, uitgeleide gedaan door leraar Dirk Ruijterman (voorgrond), met op de achtergrond directeur Pieter Vijn. de bedoeling om Oudeschild over van het s.s Tjisalak, van de Java het Marsdiep te bereiken, maar door de dichte mist zijn we Huisduinen voorbijgevaren. Je zou kunnen zeg gen dat we de afslag hadden gemist. Het eerstvolgende herkenningspunt was de vuurtoren van Eierland, waarop besloten werd door te varen China Japan Lijn, waarop Frits de Jong, oud-leerling van de Texelse Zeevaartschool, eerste stuurman was. Hij was één van de slechts vijf overlevenden van deze tragedie. Bij zonder was dat wij met onze Catali- na (*11jacht hebben gemaakt op de naar Terschelling. Via Zürich in Fries- voor dit drama verantwoordelijke land, kwamen we op vrijdag 22 april Japanse onderzeeboot I-8. weer terug in het ons vertrouwde Oudeschild. Hier werd schoonschip Ik ben in mijn tijd op Texel bevriend geweest met leuke Texelse meisjes, waarbij vooral Ina Rab, de dochter van schoenmaker Rab uit de Wever straat en Antje, uit Oudeschild (haar achternaam was geloof ik Dogger), een speciaal plekje in mijn herinne ring hebben. Ina ontmoette ik tijdens het korfballen bij Buitenlust. Ook gingen we samen naar de schapen- markt op de Groeneplaats en naar de jaarlijkse kermis, een hoogtepunt in ons jonge en redelijk onbezonnen leven. Ook met Antje ging ik naar de kermis. Haar ouders waren visserlui. Toen ik haar na afloop op de fiets naar huis bracht en we het aan de dijk gelegen huis binnengingen, hoorden we een stem uit de bed stee, die zei "Zijn jullie daar? Er ligt op tafel nog een vissie voor jullie, welterusten". Het zal duidelijk zijn dat je, mits je goed bekend stond, ook bij je Texelse vriendinnen thuis kon komen. Ook was ik altijd welkom bij bakker Moojen in de Weverstraat. Hier haal den we voordat we naar school lie pen een lekker vers broodje. Bakker Moojen is bij de beschieting van Den Burg in april 1945 omgekomen, een bijzonder tragische gebeurtenis, 's Avonds na het eten verzamelden we altijd bij het burgemeestershuis op de hoek van de Julianastraat. We liepen dan met een klein groepje een rondje linksom of rechtsom, al naar gemaakt waarna we gezamenlijk teruggingen naar Den Burg. Onze eerste echte zeereis was een feit. Dat het bezoek aan Café Lips wel eens uit de hand kon lopen, bleek ten tijde van ons eindexamen, in juli 1932. Vier zakten, tien slaagden, waaronder ik zelf. Voorafgaand aan de diploma-uitreiking ging onze groep stappen en enkelen hadden duidelijk te veel gedronken. Direc teur De Groot, de opvolger van de naar de zeevaartschool Vlissingen vertrokken Vijn, kon ons gedrag maar matig waarderen en besloot om dat jaar het gebruikelijke geschenk voor de beste leerpresta ties te laten vervallen. In zijn toe spraak werd ons het in zijn ogen lie derlijke gedrag dik ingewreven en verweten. Dit nieuws haalde uiter aard ook de Texelse Courant. Tijdens onze schooltijd werd voor lichting gegeven over rederijen door Mijn verdere werkzame leven heeft in het teken gestaan van de lucht vaart. De rest is, zoals dat zo mooi gezegd wordt, geschiedenis. Het zal je inmiddels duidelijk zijn dat ik een prima tijd gehad heb op Texel. Een tijd waar ik met veel voldoening en plezier aan terug denk.' Met dank aan Ed Vermeulen, Wil Braam (archiefmedewerker Gemeente Texel), Geleln Jansen, archief Texelse Courant. (1) Platte gebruikt vc il gevlochten t< trapleuningen aan boord van schepen. (2) Sierknopen, waarbij de strengen van het touw losgedraaid en daarna door elkaar gewerkt worden. (3) Meting gebruikt bij de plaatsbepaling op De sl (5) (6) Lang touw dat van top het scheepsboord loopt. (7) Dwarshout in de mas staand want te spreiden. (8) Met reeksen vlaggen (9) Een (roei)boot met (10) Later café De Karseboom. (11) Vliegboot of watervliegtuig, tussen 1941 en 1957 in gebruik bij de Marine Li Grotere zomerhuizen Opnieuw werkt het college mee aan de vergroting tot 100 vier kante meter van een aantal recreatiewoningen. Deze keer start de zogeheten pro- jectafwijkingsprocedure voor de bungalows Pelikaanweg 11 en Slufterweg 6. Ten aanzien van een vijftal andere huisjes is de proce dure al een stap verder. Het gaat om Zanddijk 156 en 160, Slufter- weg 92, Gerritslanderdijkje 236 en Tempeliersweg 35. Tegen de voor genomen verbouwing zijn geen bezwaren binnengekomen, zodat de betreffende omgevingsvergun ningen kunnen worden afgegeven. Daartegen is overigens nog wel beroep mogelijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 2012 | | pagina 13