imm UB TEXELSE 11 COURANT Riettransplantatie voor helofietenfilter zuivering De rietzoden worden gestort bij waterzuivering Everstekoog. De riettransplantatie in opdracht van hoogheemraadschap Hol lands Noorderkwartier is onder deel van de vernieuwing en uit breiding van waterzuivering Everstekoog aan de Pontweg. De uitbreiding houdt verband met de samenvoeging van enkele zui veringen in de buitendorpen die buiten gebruik worden gesteld. Het bestaande helofietenfilter waarin het gereinigde (dode) rioolwater door riet wordt gefilterd en tot leven komt, is te klein en moet uit gebreid. Het nieuwe filter krijgt een oppervlakte van 26.000 vierkante meter. In het verleden stroomde het onbruikbare water in zee. Water dat straks door dit moerasachtige stelsel van rietsloten wordt geleid, stroomt daarna in het oppervlakte water. Voor Texel een duurzame oplossing en met het oog om de voorspelde schaarste aan schoon zoet water een maatregel die er aan bijdraagt dat op Texel meer zoet oppervlaktewater beschikbaar blijft. Het aanvankelijke idee om het nieuwe filter vol te planten met jonge stekkies en het zo vol te laten groeien is los gelaten, door rietplaggen uit bestaande sloten te 'transplanteren' zal het filter van Everstekoog veel sneller dicht groeien met riet. Bovendien is het volgens hoogheemraadschap Everstekoog aanzienlijk goedko per. Wel een omvangrijke klus voor aannemer De Vries en Van de Wiel en onderaannemers Loonbedrijf Smit, Ronald Uitgeest (kraan) en Paul Wuis/De Tijd. Op plekken die bereikbaar zijn wordt veel vroeger dan normaal riet eerst gemaaid, waarna de zoden met een kraan worden gestoken en te drogen gezet op de kant. Na een paar dagen wordt de uitgelekte wortel massa in kiepwagens geschept en overgebracht naar Everstekoog. Daar wordt de massa met een kraan verspreid over de bodem van het helofietenfilter, waarna de kraan van 27 ton het met het eigen gewicht aandrukt. Zodra dit karwei is geklaard, wordt het betreffende filter onder water gezet en kan het riet gaan groeien. Op veel plaatsen kan nog geen riet worden gesto ken. Ze zijn niet te bereiken wegens de flora- en faunawet of omdat er nog graan of een ander gewas op akkers staat. Als het filter voor de bouwvak niet volledig kan worden gevuld, zal het werk daarna veel sneller gaan omdat oogst- en broedseizoen achter de rug zijn, redeneert Hollands Noorderkwar tier. Grauwe ganzen (2) Met veel belangstelling heb ik de artikelen gelezen over de ganzen- problematiek op Texel. Persoonlijk betreur ik dat niet de werkelijke praktijksituatie wordt verwoord. Te vaak zijn er aannames of theoreti sche benaderingswijzen. Jammer genoeg wordt er niet geschreven dat een grondgebruiker bij het indienen van een verzoekschrift voor een schadevergoeding een inspanningsverplichting heeft. Op niet-oud grasland moeten op per celen met andere gewassen werende middelen worden geplaatst. Als richtlijn worden vier vogelverschrikkers per hectare genoemd met vier vlaggen c.q. linten per hectare. Voorts één knalapparaat per vijf hectare. Wanneer de grondgebruiker zelf geen jager is dient een ander die de jachtrechten heeft minimaal drie keer per week zijn inzet te tonen door te verjagen met onder steunend afschot. Nadat de scha de is opgenomen wordt er door het Faunafonds een rapportage formulier toegezonden om te ver melden welke inspanningsver plichting door de grondgebruiker met hulp van de jager is gedaan. Wanneer niet aan deze verplich ting wordt voldaan, komt er geen schadevergoeding ondanks dat er schade is getaxeerd. Het geheel geeft verplicht handwerk in het veld en een papiermassa thuis waar de grondgebruiker voor de teelt van zijn gewassen niet om vraagt. Wat mag de praktijk verwachten van TOF (Texels Overleg Faunabe heer)? Ik begrijp dit niet omdat er vanaf de jaren '70 er een rotgan- zenoverleg is. TOF is een nieuwe naam voor iets dat reeds jaren op Texel was en het probleem met de ganzen niet heeft kunnen oplos sen voor de agrarische sector. Wellicht kan de bijgevoegde brief van 1980, van de agrariërs rond Dijkmanshuizen, de heer Menk- veld het juiste beeld geven van de praktijk vanuit het verleden. Dus wat de heer Menkveld denkt, is voor mij een misvatting. Jan Koolhof Naschrift. In de brief van 28 okto ber 1980 aan Natuurmonumenten spreken boeren hun verontrusting uit over de grauwe ganzen die enkele jaren eerder zijn uitgezet. 'Inmiddels is de populatie uitge groeid tot ongeveer 120 stuks, wat een verdubbeling is van verle den jaar.' Ze pleiten er voor die te kortwieken of tot een 'aanvaard baar niveau' terug te brengen. Erik Menkveld van NM zei vorige week dat de ganzen die in 1974 zijn uitgezet van een andere onder soort zijn dan de huidige popula tie, dus geen nakomelinge kunnen zijn. Ganzen (3) In 2002 is het provinciale faunabe heersplan vastgesteld. Een breed gedragen plan waarin staat dat er op Texel plaats is voor 200 broed- paren grauwe ganzen. Dat komt neer op een populatie van 700 a 1000 grauwe ganzen. Goed plan, maar hoe leg je dat aan? Sinds dat plan is vastgesteld zijn er alleen maar meer ganzen op Texel gekomen en is er steeds meer schade aan natuur en landbouw. Drie jaar geleden werd er gezegd dat er nog maar weer eens drie jaar onderzoek gedaan moest worden en dus moest de land bouw nog maar weer eens drie jaar ganzen verjagen en schade claims indienen, een frustrerende bezigheid, want de werkelijke schade is altijd veel groter dan de uitgekeerde schade. En ondanks dat er jaarlijks 10.000 eieren wor den geprikt en er zo'n 15.000 ganzen zijn afgeschoten, daalt het aantal ganzen niet. Kun je nagaan hoeveel ganzen we zouden heb ben gehad als al dat werk niet was gedaan. Een nachtmerrie! Nu heeft dat onderzoek bevestigd wat de jagers en de boeren al tien jaar zeggen: om de ganzenpopu- latie in toom te houden moeten we drie dingen doen: eieren prikken, ganzen bejagen (liefst zo ruim mogelijk) en ganzen vangen. Ein- Medewerkers van loonbedrijf Gebroeders Smit tijdens het opladen van rietzoden in De Westen. (Foto's Gerard Timmermani delijk duidelijkheid, zou je den ken. Maar de Vogelwerkgroep weet het beter. Die onderzoekers weten er niks van, want, zegt de Vogel werkgroep: Er zijn helemaal niet teveel ganzen op Texel. Er is geen schade aan de natuur. (Daar denkt Staatsbosbeheer heel anders over.) En die landbouw voert alleen maar een hetze, (wie voert er hier nou een hetze, en tegen wie?) Stelt ook niks voor, die landbouw, slechts 12 procent van de Texelse economie. (Hoe zit dat eigenlijk met die Vogelwerkgroep, hoeveel procent hebben die?) En trou wens, beweert de heer Spaans, schade door zomerganzen maxi maal 0,13 procent van de omzet. Jawel, 0,13 procent. Nu heeft onze aardappelfirma vorig jaar, na aftrek van eigen risi co, €52.199,- schade door zomer ganzen uitgekeerd gekregen. Wat zou ik graag willen dat dat 0,13 procent van onze omzet was, dan zouden we met onze aardappels maar liefst ruim 40 miljoen euro hebben besomd. Helaas moet ik u meedelen dat de heer Spaans hier een beeld schetst dat niets met de werkelijkheid van doen heeft. Wij streven naar een omzet van vier ton, dan blijft er na aftrek van de kosten nog een aardige boterham over. Dus is ruim een halve ton schade in een minder goed jaar heel erg veel, vele malen meer dan 0,13 procent. Conclusie: de beweringen van de heer Spaans omtrent de ganzen- schade in de landbouw raken kant noch wal. En dan rijst bij mij het vermoeden dat de rest van het betoog ook wel niet zal kloppen. Lia Duinker, Nieuweschild. Ganzen (4) In de Texelse Courant van dinsdag 10 juli stond een ingezonden stuk van Vogelwerkgroep Texel over ganzenschade. Op het aspect van de landbouwschade wil ik hier ver der niet ingaan. Dat zullen anderen vermoedelijk wel doen. Waar het mij om gaat, is de bewering aan het eind van het stuk dat 'het zomerganzenprobleem uitsluitend een agrarisch probleem is'. Met andere woorden: schade in de natuur door ganzen is er niet. En dat wordt dan gebaseerd op de mededeling dat in 'het onderzoek niet is komen vast te staan dat de ganzen wezenlijke schade veroor zaken aan de natuur'. Ten eerste: het feit dat het onder zoek iets niet heeft kunnen aanto nen, wil nog niet zeggen dat er 'dus' geen schade optreedt. Wat betreft dat onderzoek in Texelse duinpiassen: het gaat om een uiterst beperkt onderzoek, waarbij een klein aantal proefvlakken van luttele vierkante meters bekeken en vergeleken is. Bovendien liep het onderzoek zeer kort. De proef vlakken zijn in 2010 uitgezet, toen is de 'nul-situatie' opgenomen. Vervolgens is er in 2011 één keer een vergelijkingsopname gemaakt. Medio juni, na een extreem droog voorjaar, en derhalve in een totaal niet representatieve situatie, waarin veel plassen al droog lagen. Op die basis valt hoegenaamd niets over een eventuele trend te zeggen. Dat zulk, zowel qua looptijd als schaal minimalistisch, onderzoek geen duidelijk beeld oplevert, verbaast mij niets. Nu wil het geval dat ik me inmid dels al 38 jaar tamelijk intensief met de vegetatie van de Texelse duinpiassen, groot en klein, heb bezig gehouden. In die periode heb ik op tal van plekken heel dui delijk kunnen waarnemen dat gan zen, mits ze maar in voldoende grote concentraties duinpiassen bezoeken, een sterk negatieve invloed op waardevolle waterplan tenbegroeiingen hebben. Ze woe len gaten in de bodem, vertroebe len het water, vreten de planten op en deponeren mest in het water en op de oevers. Dit alles blijft niet zonder gevolgen voor de waarde volle vegetaties van voedselarme duinpiassen. Wie daar iets meer over wil weten kan op de website van Staatsbosbeheer het rapport 'De waterkwaliteit van Texelse duinpiassen, onderzocht aan de hand van de sieralgenflora' van H.J.F. Schulp, J. Simons en onder getekende vinden. Geef de zoek term 'sieralgen' op, en u vindt ver volgens onder aan de korte tekst hierover een link waar het volledige rapport gratis als PDF te downloa den is. In dat rapport wordt op pagina 34 en verder uitgebreid ingegaan op schade aan duinpias sen door vogels. Ook wordt in ons rapport verwezen naar onderzoek van dr. E. Brouwer, die met zijn team voedselarme vennen in Brabant en duinpiassen op Terschelling onderzocht op ganzenschade. Daarbij bleek bij voorbeeld dat de beschikbaarheid van opgelost fosfaat in de water- laag van een ven nadat een koppel van ca 250 grauwe ganzen een bepaald gedeelte enkele weken had bezocht, met een factor 10 was gestegen. In een Terschelling- se duinpias waar veel ganzen kwa men (en ook aalscholvers en meeu wen) bleek de fosfaatconcentratie 8 maal zo hoog te zijn als in omrin gende, niet door ganzen aange taste, plassen. Brouwer komt dan ook tot de volgende aanbeveling: 'Voor vennen en duinpiassen met een zeer hoge natuurwaarde beve len wij aan geen enkel middel (dwz ter bestrijding van ganzen) uit te sluiten.' Dit laat aan duidelijkheid weinig te wensen over en staat haaks op de aanbevelingen van de Vogelwerkgroep. Uit ander Nederlands onderzoek, onder meer naar het effect van grauwe ganzen op rietkragen en waterriet, blijkt eveneens duidelijk dat ganzen een sterk negatief effect op natuurwaarden kunnen hebben. Ook uit buitenlands onder zoek, bijv. naar Canadese ganzen in Engeland en kleine sneeuwgan- zen op de toendra's rond de Hudsonbaai, komen bewijzen naar voren van de ronduit desastreuze effecten die een overschot aan ganzen op bepaalde vegetaties kan hebben. Kortom, de stellige, en ietwat tri omfantelijke, bewering van de Vogelwerkgroep, dat het zomer ganzenprobleem alleen een agra risch probleem zou zijn, wordt absoluut niet door de feiten onder steund. Zowel de boeren als de natuur ondervinden schade van teveel ganzen. Ten slotte nog iets anders. In het stuk van de Vogelwerkgroep wordt gezegd: 'Wij zouden graag willen dat er in de toekomst een meer zakelijke discussie over dit onder werp met de landbouwsector gevoerd kan worden'. Met dit typi sche gevalletje van 'framing' pro beert de Vogelwerkgroep zichzelf als de 'zakelijke' partij neer te zet ten in het conflict over de zomer ganzen tussen de Vogelwerkgroep, Landschapszorg en de Faunabe scherming enerzijds en de land bouw en de natuurbeheerders anderzijds. Ik heb het hele gebeu ren rond de Texelse ganzen vanaf het begin van zeer nabij meege maakt, inclusief de toestanden, acties en protesten, rond het van gen van Texelse ganzen in 2008. En ik kan de lezer verzekeren dat de tegenstanders van die ingreep, dus lieden van de eerstgenoemde drie clubs, alles behalve zakelijk opereerden in dat conflict. De emo ties liepen hoog op en iedere zake lijkheid was ver te zoeken. Nu kan ik best begrijpen dat vogel- en die renbeschermers sterke emoties ondervinden bij de liquidatie van duizenden ganzen, maar om nu in dat ingezonden stuk doodleuk jezelf als zakelijke partij te profile ren en zo je tegenstanders impli ciet als niet-zakelijke, door emoties gedreven, lieden af te schilderen, vind ik in dit geval wel erg goed koop. Het probleem van de zomerganzen is voorlopig nog niet opgelost, en zolang Vogelwerkgroep, Land schapszorg en Faunabescherming alleen maar 'njet' blijven verkopen, hoeft van hun kant ook niet op een oplossing gehoopt te worden. Daarom roep ik ze bij deze ander maal op om zich eindelijk eens wat constructiever en realistischer op te gaan stellen, zowel in de richting van de landbouw als het natuurbe heer. Er zijn gewoon veel te veel ganzen op Texel, en daar zal links om of rechtsom wat aan moeten gebeuren. Wie dat steeds maar bikkelhard blijft ontkennen, plaatst zichzelf in feite buiten de discus- Kees Bruin, Den Hoorn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Texelsche Courant | 2012 | | pagina 11