Een kerst om nooit te vergeten
De Schrijverij
H E I L O O
35
EWDEJAARSGEIUK?
Bij aankoop van 1 heel oudejaarslot speelt mee in de
extra SCHRIJVERIJ LOTERIJ met vele SUPBRPRIJZBN
Thuiskantoor
UITKIJKPOST
13 DECEMBER 2006
(zie voorwaarden in de winkel)
Heerenweg 199,1851 KVHeiloo
(aan de rotonde), Tel: 072 5334955
e: deschrijverij@thuiskantoor.com
w: thuiskantoor.com/deschrijverij
D# wlak*l woor fcarttoor «huis
niet meer nodig. Het had een beetje
geyzeld en de bomen en struiken
langs het Maalwater waren prachtig
wit. Dennis zag er eigenlijk niets
van. Hij had zijn kraag hoog op
gezet en stapte flink door om maar
zo gauw mogelijk bij zijn 'kranten-
afhaalpunt' te komen. Misschien
had meneer Kramer, die die och
tend de kranten zou uitdelen, wel
voor een warme beker chocolade
melk gezorgd. Wat was dat toch
een eind lopen. Dat lange stuk viel
hem bar tpgen. Zou het ijs al....?
Het had nog pas twee nachtjes
gevroren en hij had eigenlijk nog
niemand op het ijs gezien. Beter
maar niet doen, dacht hij bij zich
zelf. Moeder had hem trouwens nog
gewaarschuwd. „Dennis", had ze
gezegd. „Je kunt wel goed zwem
men, maar een kletsnat pak met die
kou.... en als je onder het ijs
schiet.... kijk alsjeblieft uit." Ineens
hoorde hij een krakend geluid en
een ijselijke gil van niet zover weg.
Wat was dat nou? Hij stond stil en
keek in het rond.... Niets te zien
natuurlijk. Het was ook nog zo don
ker. Hij luisterde scherp of hij nog
wat„ hoorde. Niets meer, zou het
verbeelding zyn geweest? Hij had
ook zo in gedachten gelopen.
Hoorde hij toch weer wat? Een
bepaalde onrust maakte zich van
hem meester. Toch maar even langs
de kant van het water lopen... Maar
welke kant uit? Niet zo gek ver bij
ADVERTENTIE
en het viel hem mee dat het eigen
lijk zo makkelijk ging. Na enig
gesjor, kon hij de jongen, want dat
had hij al gezien, onder het ijs van
daan trekken. Het was Bram, dat
zag hij direct aan dat gekke petje
wat hij altijd op had als hij de krant
ging bezorgen. Ze hadden hem er
vaak mee uitgelachen, maar Bram
had zich er nooit wat van aange
trokken. „Lekker warm", zei hij
altijd. „Lachen jullie maar." Dennis
was niet zo groot, maar Bram
gelukkig ook niet. Het lukte Dennis
hem op de kant te krijgen en hem
in de sneeuw langs het pad te leg
gen. Hy bewoog niet. Als een beze
tene rende Dennis naar het dichts-
bijzijnde huis en begon op het
eerste de béste raam te bonken.
Help... help... alstublieft, doe gauw
open!
Toen het gordijn opzij geschoven
werd zag Dennis het slaperige
gezicht van een oude man tevoor
schijn komen. „Help alstublieft,
mijn vriendje is door het ijs gezakt
en hy beweegt niet meer!" Na een
seconde ging ergens een deur open
en kwam de oude man in zijn och
tendjas naar buiten. „Waar ligt hij?"
vroeg de man. Samen renden zij
naar het Maalwater, naar de plek
waar Bram lag. „De politie en de
ambulance heb ik al gebeld", zei de
man. Laten we hem maar snel naar
binnen brengen, anders bevriest hij
nog. Samen sjouwden ze Bram naar
binnen en lagen hem op de bank in
de kamer. Intussen was de vrouw
van de oude man ook de kamer
binnengekomen. „Kom jy eerst
maar eens even hier", zei ze tegen
Dennis. „En trek gauw die natte
kleren uit voordat jy ook ziek
wordt." Toen Dennis nog bezig was
zich af te drogen en een (veel) te
grote droge broek aantrok kwam
de ambulance al aangereden. De
broeder en zuster 4 die binnenkwa
men begonnen zich direct met
Bram te bemoeien. „Dat valt geloof
ik nogal mee", zei de broeder. „Hij
is wel bevangen door de kou.
Gelukkig heeft hij niet te lang in dat
koude water gelegen." Langzaam
begon Bram wat te bewegen.
Door de warmte in huis en de mis
schien wel vijf dekens die de zuster
om Bram heen had gelegd kwam
hij weer bij en opende langzaam
zijn ogen. Wat was dat nou?
Glimlachte hij echt? Dennis kon
zijn ogen niet geloven. Had hij dat
nou goed gezien? Maar Bram had
intussen zijn ogen alweer gesloten.
„Hij gaat wel even mee naar het
ziekenhuis", zei de zuster. „Daar
zullen we z'n ouders bellen en zeg
gen dat alles goed is afgelopen.
Vanmiddag mag hij weer naar huis
denk ik." Bram werd op de bran
card gebonden en voordat hij de
deur werd uitgedragen zag Dennis
weer die glimlach op zijn gezicht.
Wat was dat nou toch? Dennis
kreeg, en dat is natuurlijk makke
lijk te raden, een kop warme cho
colademelk van die aardige
mevrouw en werd door die aardige
oude man naar huis gebracht.
Vader en moeder schrokken wel
even, maar waren blij dat alles toch
zo goed was afgelopen, 's Middags
kwam Bram's vader langs en kon
niet nalaten Dennis even in zijn
armen te nemen en hem te bedan
ken omdat hij zo dapper was
geweest om in het met ijs bedekte
Maalwater te stappen om iemand
zijn leven te redden. De dokter had
gezegd dat hy net op tijd uit het
water was gehaald en dat als dat
niet gebeurd was, Bram zeker was
verdronken. Dennis vond zichzelf
ook eigenlijk wel een held nu ieder
een zo over hem sprak,
's Avonds toen hij in bed lag en
over de gebeurtenissen van die dag
nog even nadacht, was hij wat trots
dat hy zijn vriencjje had kunnen red
den. Maar ja, dat zou iedereen toch
doen? Een paar dagen later was het
Kerstmis. Iedere eerste Kerstdag
kwamen oma en opa koffie drinken
en meestal bleven ze ook met het
kerstdiner. Dat was altyd wel gezel
lig, maar het leukste vond hij toch
de kerstochtend, dan werden
natuurlijk de cadeautjes uitgepakt,
die vaak al twee dagen van te voren
onder de kerstboom lagen. Dat was
natuurlijk om je nieuwsgierig te
maken! Er lagen er wel héél veel dit
jaar. Dennis was benieuwd voor wie
dat grote pak pak eigenlijk was en
wat er in zou zitten. Het bleef nog
als laatste liggen ook. Vader, die
altijd de cadeautjes onder de boom
vandaan haalde, pakte eindelijk het
grote pak. En voor wie was het?
Juist, voor Dennis! Zenuwachtig
maakte hij het papier los. Nee maar,
wat een mooie voetbaltas was dat,
en wat zwaar! „Maak hem eens
open", zei opa. Dennis kon zijn
ogen niet geloven. Eerst haalde hij
er een voetbalbroekje uit, toen een
paar kousen, toen een paar voetbal
schoenen, toen een trainingspak,
toen een paar scheenbeschermers
en als laatste een shirtje met op de
achterkant zijn naam. „Dit heb je
van je grote vriend Bram gekre
gen", zei vader. „Ik zou hem van
middag maar eens gaan bedanken."
Dennis kon haast niet wachten
om naar zijn vriendje te hollen.
Toen hij in de middag aanbelde en
Bram opendeed, vlogen ze elkaar
in de armen. Allebei waren ze
gelukkig en hadden elkaar veel te
vertellen. „Eén ding moet je me
nog vertellen", zei Dennis. „Leek r
het nou maar zo of lachte je echt
toen je voor het eerst je ogen open
deed?" Bram begon te schateren
van het lachen. „Weetje wat ik zag
toen ik m'n ogen opende? Jou! In
die achterlijke grote broek, het was
echt geen gezicht!" „Laten we
maar afspreken", zei Bram, „Dat
als jij nog eens wat van m'n petje
zegt, ik jou help herinneren aan die
gekke grote broek!" Dennis en
Bram hadden nog heel veel plezier
en zouden deze Kerst nooit meer
vergeten!
HEILOO - Het was koud. Het
was ook nog erg vroeg. Dennis,
10 jaar oud, moest aan zijn
dagelijkse krantenwijk begin
nen.
Hij bracht de Uitkijkpost rond in
Heiloo. Toen hij de deur achter zich
dicht trok woei een koude wind
hem midden in zyn gezicht. Gauw
de hoek om, dan liep hij tenminste
beschut langs de huizen die hij van
uit zijn slaapkamer kon zien. Het
zag er van boven af zo mooi uit
toen hij vanmorgen wakker werd en
naar buiten keek. Maar dat viel
goed tegen als je echt buiten was.
Eerst langs de huizen en dan langs
het Maalwater naar Trompenburg,
waar hij deze keer zijn kranten op
moest halen.
Dat was omdat er dit keer ook
een bijlage by zat en dat betekende
weer een hoop extra gesjouw en
insteekwerk. Bij Trompenburg zou
hy ook zijn vrienden ontmoeten.
Ook zij zouden de kou moeten trot
seren om hun krantenrondje te
maken. In gedachten liep hij langs
het Maalwater. Nog twee maandjes
en dan had hij zyn doel bereikt!
Alles nieuwl Voetbalschoenen, shir
tje, broekje, kousen en als zijn
vader zijn belofte hield, en daar had
hij natuhrlijk alle vertrouwen in,
kreeg hij ook nog een nieuw trai
ningspak cadeau van zyn ouders.
Een goede tas had hij al, die had hij
hem vandaan was een donkere plek
in het sneeuwwitte ijs. Maar even
kijken. Bewoog daar wat? Het
water was donker en ribbelig. Hoe
kon het water daar nou zo bewe
gen? Stijf van de zenuwen probeer
de hij om meer in het donker te
onderscheiden. Het zal toch niet
waar zijn? Zag hij daar een arm met
een hand bewegen?
Kou of geen kou, daar was hulp
nodig. Zonder zich langer te beden
ken liet hij zich in het water zakken.
Het was gelukkig niet zo diep. Toen
hij tot zyn billen in het water stond
zag hij weer wat bewegen en greep
meteen. Het was een hand, een
echte mensenhand die hij te pakken
had. Hij trok er met alle macht aan