'De clroeOe lótsbestemming rondom Kerstmis
f
Een Verhaal door Hennan Burger
Zittend in de wachtkamer
van de arts bestudeer
ik eindeloos de afbeel-
I dingen die hij heeft uit
gekozen voor de aan
wezige patiënten om te zien.
Feitelijk vanuit een vorm van
oerverveling. Wachtend hoe de
seconden vanzelf na zestig tel
len minuten worden waarbij
iedere minuut aanvoelt alsof
het er vijf zijn. Wachten in de
wachtkamer.
In mijn gevoel van erger
nis en ongeduld aanschouw ik
twee kindertekeningen gefa
briceerd met vingerverf met
een goedkoop lijstje eromheen.
Er is een poging ondernomen
door een kind om een situatie
uit een woud te schetsen. En in
gedachten verzonken zie ik een
bos met groene varens waar
dauwdruppels glinsterend in de
ochtendzon de fragiele bladeren
versieren. Wat een fantasievolle
kindertekening wel niet kan los
maken in een mens. Ook zie ik
aan de wand een schreeuwende
foto. Het zijn vogels die bijna
geluid lijken te produceren in
hun bevroren pose. Met hun
klapwiekende vleugels die zo
wijds uitstrekken, dat je wan
neer je je ogen sluit denkt mee
te vliegen op hun vlucht in het
najaar naar warmere oorden
om te overwinteren. Je ogen
sluiten is hier niet moeilijk. Veel
moeilijker is om ze weer te ope
nen en dezelfde facjade waar te
nemen vanuit alle hoeken die je
ogen tot vermoeiens toe opzoe
ken, maar het resultaat blijft de
drie wanden in de wachtkamer
waar je zicht op hebt.
Er staat een rek met folders
over allerlei kwalen die je kan
oplopen en wat je eraan kan
doen. Alcoholverslaving, stop
pen met roken, gewrichtspijn,
eetverslaving, angststoornissen
en allerlei fobieën waar een fol
der je helderheid over wil ver
schaffen.
Ik aanschouw de enige andere
aanwezige in de wachtruimte.
Een oudere dame. Zij zit ogen
schijnlijk gedwee, diep voor
overgebogen met een zilver
kleurige leesbril op het puntje
van haar neus de laatste roddels
door te nemen uit een of ander
ranzig boulevardblad. De dokter
verschijnt. Hij roept de naam
om van de oude dame. Ze legt
bevend het magazine terug op
de stapel blaadjes met allemaal
ezelsoren en komt moeizaam
overeind om schoorvoetend de
dokter te volgen die uitnodi
gend zijn rechterarm uitgestrekt
houdt.
Wat is hier nog meer te zien?
Ik kijk naar een speelhoek en
juist op dat moment gaat de bui
tendeur open en er stormt een
uitbundig joch naar binnen. Als
een wilde valt hij de hoek aan
waai- wat ridders op de grond
liggen en een ingewikkeld spel
met gekleurde kralen die je via
allerlei willekeurige bogen naar
een andere hoek moet zien te
brengen. Zijn moeder volgt hem
op de voet met rood aangelopen
hoofd. "Kalm aan John. Gedraag
je!" Het jochie pakt beide rid
ders in zijn knuisten en laat ze
flink met elkaar vechten. Hij
produceert er geluiden bij die
mij doen denken aan aardvar-
kens of hangbuikzwijnen.
Na enkele minuten zwaait
de wachtkamerdeur plotseling
open en de oude dame loopt
overduidelijk terneergeslagen
naar buiten. "Ik blijf u volgen
op de voet, u bent niet alleen.
Zalig kerstfeest, ondanks alles."
De arts spreekt haar kennelijk
op de valreep nog moed in. Ik
schrik een beetje maar voel een
vorm van verlossing dat hij ver
volgens mijn naam roept waar
door ik bevrijd ben vanuit de
beklemming van de deprimeren
de wachtruimte met vingerverf-
tekeningen, vertrekkende vogels
en een irritant joch dat kabaal
produceert terwijl zijn moeder
onzichtbaar probeert te zijn. En
onderwijl geeft de buitendeur de
oude dame een zetje tegen haar
gat omdat de dranger sneller is
dan haar trage tred. Ze waait
zo de winter in met een loden
boodschap op zak vervuld van
droefenis.
In de kamer met de dokter
alleen moet ik even wachten
omdat hij achter zijn beeld
scherm gezeten nog wat dingen
achteloos lijkt in te voeren. Hij
mompelt naar me ter geruststel
ling: "Ben zo klaar hoor hier
mee, dan krijgt u alle aandacht."
Alle aandacht, denk ik ineens.
Wil ik dat wel? Waarom ben ik
hier? Om een bevestiging van
slecht nieuws? Om een rotbood-
schap, die weliswaar oprecht is
van een gerespecteerd medicus,
maar waar ik niet op zit te wach
ten? Met de rug tegen de muur,
denk ik in mezelf en ik probeer
me af te sluiten van zijn mate
loos irritante getik op de toetsen
van de digitale wereld.
Ik kijk om me heen en zie
een foto op zijn bureau waarop
hij staat met een skibril en een
lachende dame en twee kin
deren met snowboards onder
hun armen geklemd. Iedereen
heeft opvallend witte tanden.
De sneeuw steekt er bijna vaal
bij af. En hij tikt maar door. Ik
moet respectvol wachten in
deze heilige ruimte. Want hoe
veel tijd vertoef je hier in de hei
ligheid? Hooguit tien minuten en
dan komt de volgende patiënt.
Ik zie een spreuk hangen die
mij fascineert. Er staat geschre
ven: 'Alles wat je hebt gezien
onthoud het. Want alles wat je
vergeet vliegt mee in de wind.'
Eronder staat een bronvermel
ding: 'Liedje Navajo's.'
Ik vind het zo fascinerend dat
ik bijna denk: Hierom moest
ik hier zijn Wat moet ik met
een droeve boodschap als zoiets
prachtigs vanaf de vergeelde
wand van de dok straalt van een
oervolk?
Frappant en verrassend. Ik
kijk nog naar een schedel en
een tekening van anatomie en
vervolgens doorbreekt de dok
ter mijn droomstaat en daarmee
al het ijs en zegt: "Heer de Jong
u komt voor de uitslag van de
foto's. Ik haal ze er even bij." Op
een lichtbak, hangend aan de
wand op de enige lege plek in
zijn kamer, kleeft hij twee foto's
in wit grijs tegen het geheel.
Hij pakt een aanwijsstok en
gaat naar twee gitzwarte vlak
jes die uitblinken in helderheid
en waarschijnlijk, droefheid.
"Kanker", zegt hij, terwijl hij de
stok met vaste hand dirigeert
over de foto. Bij de volgende
foto: "Kanker, met uitzaaiin
gen", hij laat de punt van de stok
door een zwarte mist dansen. Ik
slik iets weg want mijn wereld
valt uiteen. En er is maar één
wereld. Deze wereld, iedereen
zijn wereld; er valt voor mij een
doek. Een definitief doek, zo
vrees ik. Als verslagene, als leek
tegenover de man in de witte
jas, stamel ik nog als laatste red
middel: "Is er iets aan te doen?"
De dokter trekt zijn stok
vol ellendige aanwijzingen
omlaag en schudt resoluut zijn
hoofd. "Uitbehandeld. Hier
is geen kruid tegen gewas
sen. Kwaadaardig uitgezaaide
gezwellen in de longen. Daar is
niets aan te doen, u bent opge
geven. Klinkt heel hard hoor,
ik had liever anders geconclu
deerd, maar de waarheid is zo
hard als de waarheid is. Ik leef
met u mee meneer de Jong. Dat
absoluut." Hij zette even zijn
bril af met goudkleurig montuur
en wreef de glazen schoon met
een punt van zijn smetteloze
witte jas. Dat kon twee dingen
betekenen. Hij leefde écht mee,
of hij dacht: hoe krijg ik hem zo
snel mogelijk de kamer uit want
ik kan toch niks meer voor hem
doen en de volgende patiënt
wacht.
De deur naar de uitgang op
straat weet ook mij in mijn
traagheid een klap voor mijn
gat te geven. Ik zie natte sneeuw
vallen in een bijna betove
rend mooi, dwarrelend tempo.
Dansend wit in alle stilte voor
mijn betraande ogen en ik veeg
het zilte verdriet weg terwijl
mijn hart klopt in mijn keel. En
ik denk bij mezelf: Hoe onno
zel was ik om mij te laven aan
mijn eigen verzonnen waar
heid? Kanker, dacht ik? Dat heb
ik niet. Andere mensen hebben
dat. Maar mijn 'waarheid' bleek
een utopie. Een gifbeker die ik
tot de laatste druppel moet leeg
drinken vanwege de echte waar
heid uitgesproken door de medi
cus in de witte jas.
Ik zie een gezin een kerst
boom uit de achterklep van een
auto trekken en de jongste telg
staat met open mond sneeuw
vlokken op te vangen met uit
gestoken tong. De moeder lacht
naar haar oudste, een dochter,
en wrijft haar over haar blonde
bol. De man loopt vloekend
vooruit en torst de kerstboom
mee. Tegen wil en dank. Het
feest van de vrede, denk ik.
Maar in mijn hoofd is er geen
plaats meer voor vrede. Meer
iets wreeds dat mijn kerst gaat
verpesten. En ik hield al nooit
van kerst. En toch kijk ik het
gezin na. Minutenlang. Langer
dan normaal. En ik zie hoe de
dochter haar moeder spontaan
een kus geeft. Het lijkt net slow
motion. En de jongen pakt het
slepende uiteinde van de blauw-
spar op van de straat en zegt:
"Pap, ik help je tillen hoor." En
zijn vader draait om en toont
een verkrampte lach.
Kerst zal altijd verbindend blij
ven werken achter de voordeur
en liefst ook wereldwijd. En ik
leg mij neer bij het onverbidde
lijke en ultieme oordeel van de
man in het wit.
Maar het leven gaat gewoon
door. Morgen komt de zon
weer op en er valt sneeuw of
het regent en de wereld draait
gewoon door zoals ze om haar
as en alle planeten heen draait.
Ik aanvaard de harde werkelijk
heid van de waarheid want er
valt niets anders te aanvaarden.
Wie ben ik? Op naar huis, het
is bijna kerst, want een paar
duizend jaar geleden is er een
kindeke geboren op aard.
UITKIJKPOST
9 DECEMBER 2020
VS
r