Viciiws- cn Advertentiebode
No. 103.
Woensdag
^jjruari 1874.
Prijs i Cent.
't VLIEGEND BLAADJE.
alg iem: :e 'm nsr ieï
VOOR DEN HELDER EN OMSTREKEN.
WOENSDA^GeÏStERDAG. Oplaag' 400Ö ëx. BERKHOUT Co.
Advertentie» van 15 regels 25 C at. Elke regel meer 5 Cent.
nieuwsberichten!
Abonnementen per flrie maanden 30 Ct.buiten deze gemeente, franco per post, 50 Ct.
Vertrekdagen der Mails.
NaarOost-Indië: via Marseille 12 Febr. 'sav. 6.25
Kaap de Goede Hoop: via Soutliampton,
12 Febr. 's morgens 6.25.
Curagao en Suriname16 Febr., 's morg. 6.25
HELDER, 10 Febr. 1874.
Telegram van generaal v. Swieten van 4
Febr., in den laten avond van 7 dezer ont
vangen
Sedert 29 Jan. is er niets belangrijks, onk
de toetreding tot onderwerping is niet vooruit
gegaan. In 't binnenland aangelegd wordende
versterkingen getuigden voortdurend van de
vijandige houding der hoofden, maar gaven geene
bezorgdheid, daar het slechts plaatselijke mid
delen van tegenstand zijn, die gemakkelijk on
schadelijk gemaakt zullen worden.
Door verovering van den Kraton is de kracht
der verdediging gebroken, en wat verder geschiedt
is slechts partieel.
De kleine man scheen voor voortzetting der
vijandelijkheden minder gestemd.
»Het kamp der expeditionaire troepen is niet
meer gealarmeerd. In enkele in de nabijheid
gelegen kampongs waren de vrouwen terugge
keerd; ook werden door enkelen boomvruchten
en andere kleinigheden te koop gebracht; 't
volk bewoog zich, in tegenstelling met vroeger
op eigen terrein ongewapend.
Dit doet het den opperbevelhebber raadzaam
achten eenigen tijd bezinning aan de bevolking
te geven, alvorens verder handelend op te
treden, en af te wachten, wat de vredesge-
zinden doen.
»De dood des sultans wordt bevestigd.
»De cholera is in 't leger door de gegunde rust
belangrijk afgenomen."
Het bericht bevestigt eerst de tijding van
den dood des Sultans, verklaart, dat dé cholera
in 't leger belangrijk vermindert, dat de toe
treding tot onderwerping nog niet vooruit
gaat, maar dat de tegenstand in 't binnenland
niet veel meer beteekent en slechts lokaal
wordt, dat de kleine mau niet voor liet voort
zetten der vijandelijkheden is, de vrouwen in de
kampongs terugkeeren en vrachten te koop
komen aanbieden, terwijl 't volk ongewapend
zich vertoont.
Dat alles klinkt bevredigend, en 'tis te begrijpen,
dat de opperbevelhebber de bevolking den tijd
wil geven, om zich te bedenken, alvorens weer
aanvallend op te treden.
Men mag dus blijven vermoeden, dat de oorlog
zoo goed als geëindigd is, en de vrede, door
onderwerping, meer dan waarschijnlijk, spoedig
is te wachten.
De 2e luit. der infant, van het O.-I. leger,
A. Beekhuis, is op Sumatra bij de expeditie
tegen Atchin gesneuveld. Gestorven op het
veld van eer, daalt hij in hetzelfde helden
graf neder, waarin voor weinige maanden zijn
zwager, generaal Kohier, w'erd weggelegd.
Wel wordt deze familie zwaar getroffen en
"brengt zij kostbare offers op het altaar des
Vaderlands.
Naar wij vernemen, zal het vertrek dei-
mariniers naar Indië niet plaats hebben.
De tooneelvoorstelling, gegeven door het
Jongelings-Collegie »Nut en Genoegen," op
Donderdag 5 Febr. jl.ten voordeele van de
wed. T. Kunst en hare 7 kinderen, heeft, na
aftrek van onvermijdelijke onkosten, opgebracht
de aanzienlijke som van f 212.931/s*
De heer C. Diepen daal, pastoor alhier,
is gekozen tot aartsbisschop van het kerkge
nootschap der oud-bisschoppelijke clerezy.
Het stoomschip »Prins van Oranje", kapt.
Aukes, kwam 6 dezer, teu 7 uur des morgens,
te Port-Saïd aan, en heeft den volgenden dag
de reis voortgezet. Alles wel aan boord.
Te Rotterdam zijn Vrijdagavond twee
aldaar in garnizoen liggende mariniers 3 kl.
door de policie aangehouden, omdat zij uit een
kleederen magazijn een zoogenaamde boezeroen
hadden ontvreemd. Daar zij na het plegen van de
euveldaad geen pogingen aanwendden om te
ontvluchten en door den bestolen winkelier
gevat, weigerden het corpus delicti af te geven
voor er een policiebeambte bij tegenwoordig was,
hebben zij den diefstal blijkbaar gepleegd om
zoodoende een eerloos ontslag uit den militairen
dienst te verkrijgen.
De cellulaire gevangenisstraf van 3 maanden,
waartoe twee knapen uit Warmen huizen we
gens diefstal van een dirkjespeer door het Hof
van Noordholland zijn veroordeeld, is op verzoek
om gratie door hun verdediger, mr. L.H.Kuhn jr.,
bij den Koning ingediend, veranderd in eene
gevangenisstraf van 3 dagen.
Jl. Donderdag is in 't rijksgesticht Om-
merschans een verschrikkelijk ongeluk gebeurd.
Daar voor het huis van den adjunct-directeur
eenige zware boomen waren geveld, kwam men
op den inval om de wortels door middel van
buskruit te laten springen. Een jonge man,
veldwachter aan 't gesticht, bood aan dit te
bewerkstelligen, daar liij 't wel meer had
gedaan. Hij boorde een gaatje in een wortel,
vulde dit met kruid en beproefde meermalen
het kruid door een lucifer te doen ontbranden,
maar te vergeefs. Nn maakte hij een lont,
plaatste die brandende op het kruid en wachtte
op den uitslag het duurdê hem echter te lang
en daarom ging hij er op de knieën bij liggen om
het vuur aan te blazen. Op eens vatte het kruit
vuur eu barstte de wortel met een harden slag.
De arme veldwachter werd zoo zwaar gekwetst,
dat hij voor dood in 't hospitaal gedragen werd
en men voorshands wanhoopt aan zijne genezing.
De ongelukkige heeft een vrouw met 4 kinderen
en was nog slechts negen maanden in functie
- Te Ruinerwnld is voor f 54.000 een boer
derij verkocht, die door den verkooper voor
25 jaar voor f 6000 aangekocht was.
Te 's Bosch miste een vrouw een zwart
zijden japon en ontdekte dien bij een oude-
kleêrkoopster. Zij deed van een en ander me-
dedeeling aan de politie, die den japon in be
slag nam. Zij gaf haar vader hiervan kennis.
Deze zeide niets, maar maakte den volgenden
morgen door ophanging een einde aan zijn
leven. Hij was de dief van het kleed zijner
dochter.
Te Sliedrecht is in den nacht van Zondag
op Maandag ingebroken in een schuurtje van
J.Mutjes. De onverlaten hebben een koe den kop
afgezaagd en eenige stukken medegenomen.
Zaterdagmorgen is uitdenZoeterwoudschen
polder opgehaald het lijk van K, Krocht. Een
uur te.voren had de man zijn woning te Lei
den verlaten, vermoedelijk met het plan om
wegens huiselijke onaangenaamheden, een einde,
aan zijn leven te maken.
In de gemeente Péguilhan, een uur van
Toulouse woonde een familie Daubian, vader,
moeder en twee zonenze kwamen herhaaldelijk
in aanraking met de politie wegens diefstal of
landlooperij, maar men vermocht weinig, omdat
niemand tegen hen durfde getuigen, 'daar ze
ieder, die tegen hen opstond, met den dood
dreigden. Een brigadier der gendarmerie met
twee gendarmes zou hen thans gaan arresteeren
toen zij de woning naderden, werd dadelijk ge
dreigd, terwijl de vier bewoners zich opsloten
in huis; nu kwamen vier gendarmen en de
maire met eenige veld- en boschwachters ter
hulp, maar men wachtte nadere versterking; de
oudste zoon, een Hercules, kwam nu naar buiten
en ging op een stroomijt zitten. De brigadier
zat daarachter en greep Daubian, doch zijne be
trekkingen snelden ter hulpbij den strijd, die
nu volgde werden de brigadier en een gendarme
gewonddë Daubians hadden weder gelegenheid
zich in het huis te vereenigeumen gebruikte
toen de vuurwapenen, waarmede de vader en
een zoon werden getroffende tweede zoon en
de moeder gaven zich toen eerst gevangen.
Een Fransch blad deelt het volgende
voorbeeld van bijna bovenmenschelijke goed
heid mede: »Een Poolsclie prinses had gedu
rende haar verblijf heelkundige hulp noodig.
Zij werd behandeld door een der bekwaamste
operateurs, maar, het beste paard struikelt
wel eens, hij had het ongeluk haar gevaar
lijk te kwetsen. Het koudvuur kwam bij de
veroorzaakte wonde; snel was de geheele arm
aangetast en het afzetten was onvermijdelijk.
Ook die kunstbewerking liep ongelukkig af.
De patiënt had de noodigc kracht niet haar te
wederstaan. De dood was het gevolg. Twee
dagen vóór haar overlijden had zij, volkomen
bewust van haren gevaarlijken toestand, haar
testament gemaakt. En wat las men erin?
Overtuigd dat het gebeurde den ongelukkigen
heelmeester, die de oorzaak van mijn dood is,
grootelijks zal benadeelen, vermaak ik hem
een lijfrente van tweehonderd ducaten en ik
schenk hem van ganseher harte vergiffenis voor
zijne onhandigheid. Mijn vurige wensch is,
dat hij door dit legaat schadeloos gesteld zal
worden voor het wantrouwen, dat mijn ongeluk
hem veroorzaken kan."
Indien 't waar is wat Amerikaansche bladen
melden, dan zou de dood van de Siameesche
tweelingen een weldaad voor hen beiden zijn
geweest.
Een hunner, zoo meldt men, was in den
laatsten tijd geheel verlamd en sedert onuit
staanbaar door zijn slecht humeur. Om zijn
verdriet te verzetten, nam hij zijne toevlucht
tot drauk, waardoor 't er natuurlijk niet beter
op werd. Dientengevolge was de harmonie
tusschen de onafscheidelijke broeders geheel
verstoord, daarbij kwam nog jaloezie, en ofschoon
geen bijzonderheden worden gemeld, schijnt er
een dame bij in 't spel te zijn geweest.
Een bede voor de lijdenden door de Atchin-
expeditie.
Overgenomen uit het N. v. d. D.)
In nachtelijke stilte
Lag, doodskleur op 't gelaat.
Op vijauds grond en bodera,
Een stervende soldaat.
Een donker floers omwaarde
Reeds 't half gebroken oog;
De droge lippen zonden
Een amockbeê naar omboog.
„Bescherm hen, God en Vader,
„Die 'k teer heb lief gehad,
„Wees hen een hulpe en trooster,
„Steun ze op hun levenspad
„Beweeg Gij veler harten
„Eu veler liandeu, Heer,
„Opdat na zooveel lijden,
„Hun leed nist nog verincSr 1"
Nog ccnen blik ten hemel
Vol bitt'ren stervensnood,
Toen sloot voor goed hij d'oogen.
De dappere was dood.
O juich, bezing, bejubel
Het groote wapenfeit,
De Ncdcrlandsche braven,
Huu moed en hun beleid.
Dat dank, dat eer, belooning,
Dien levend keert, verras'
Maar denk ook aan de doodeu,
Aan wat liun dierbaar was.
2ö Januari 1874. L. A.
HELDERSCHE MOPPEN.
IN 'T VERHOOR.
R eg t e r„Wat heb je gestolen
V rouw: „Och mijnheer! mijn arme kinderen hadden zoo'n
honger en geen brood, en. toen
Rcgtcr: „Wat honger! Ik heb ook alle dag honger en ik
steel toch niet."
WERKEN OM NIET.
„Dat is moeite te vergeefs," zei een orgeldraaier, nadat hij
een uur had gedraaid en toen eerst bemerkte dat hij voor een
doofstommen-instituut stond.
Een geleerde, die niet weinig met hoogmoed liehebt was,
werd op eeu donkeren avond door een jongen met een lantaarn
gevraagd, of hij hem voor een kleinigheid mogt vóórlichten.
„Neen, jongenzei de geleerde, „ik beu zelf een van de
lichten der wereld.'. „Dan wou ik," zei de jongen, „dat je
aan 't end van onze steeg aan een spijker hing, want wij wonen
in een erg donker gangetje!"
Burgerlijke stand der Gem.Helder.
Opgavo van 6 10 Februari 1874.
ONDERTROUWD en GETROUWD: Geene.
BEVALLEN; G. Spigt geb. de Lange, Z. J. Stroomer
geb. Iloogvorst, Z. C. Riesebos geb. Vonk, D. P. van
der Werft' geb. Bruins, D. T. Griek geb. Kok, D. G.
Run geb. Blomberg, D. A. M. Vinken geb. Ramler, Z.
N. de Graaf geb. Klein, Z. A. J. Appel geb. Tander, Z.
E. van der Wiele geb. Smit, Z. J. Dijker geb. Kaan, Z.
M. Kwist geb. Boll, D.
OVERLEDENGeene.