GOOCHELARIJ.
Advertenüën.
Hartelijke daÉtónipi
Dankbetuiging.
menschen. Dus kwamen allen om,
an 326 lijken zijn reeds gevonden
onder de puinhoopen. Meer dan de
helft der lijken is geheel onherken
baar. Onder de herkenden behoort
dat van een kindermeisje, 't welk
met twee kinderen naar den schouw
burg had mogen gaan en nu ook
gevonden werd met de beide kinde
ren in de armen gekneldalle drie
de kinderen waren verkoold. Deor
de ramp is o. a. een woning geheel
en al ontvolkt, daar het gansche
huisgezin zich in den schouwburg
bevond en daar omkwam. Wat wij
bij dit onheil moeten leeren is, dat
bij brandalarm in een vol gebouw
ieder moet trachten bedaard te blijven
dan alleen is redding van allen moge
lijk dringt en drijft men verbijsterd
naar voren, de dood van velen is
zeker.
Uit Philadelphia wordt ge
schreven wat er alzoo te vinden is
in het „bureau voor verloren voor-
werpenu van de aldaar gehouden
wereldtentoonstelling. In de eerste
plaats een volledige voorraad porte-
monnaies, van het dikke, sterke zak
boek en den geldbuidel van een vee
handelaar, tot de kleine, met parelen
bestikte portemonnaie van 't kost-
schooljuffertjen. Van alles is er in
die portemonnaies te vinden, behalve
geld. want in 't geheel bevat de
gansche verzameling misschien niet
eeüs 100 dollars; daarentegen vindt
men er kaartjes in. memoranda's,
spoorwegkaarten en ander papier, dat
slechts waarde heeft voor hem wien
het toebehoort. Onafhankelijk van
de kleine som in deze onopgevraagde
verzameling geldbeurzen voorhanden,
hebben de oppassers gedurende de
tentoonstelling aan geld meer dan
3000 dollars gevonden. Dit geld is
door de bezitters opgeëischt tot den
laatsten cent.
Verreweg het grootste gedeelte der
verloren voorwerpen behoort aan de
dames; als dasjes van kant en lin
nen, papieren of linnen manchetten,
in velen nog gouden of stalen
knoopen, chales, mantels, hoeden,
voiles, zakdoeken, linten, sjerpen,
spelden, chignons, nog een ander
soort valsch aanhangsel, enz.
Nog' vindt ;men er een voorraad
waaiers om er een magazijn mede
te vullen, waren zij in 't algemeen
niet zoo onbeteekenend van waarde.
Een duizendtal regenschermen en
evenveel parasols berusten er ook.
Li de herberg was hij tot het besluit
gekomen, om zich niet van Tempelhof te
verwijderent zonder den baron gesproken
te hebben.
Brook was aan de deur van het kasteel
geweest^ en had hier den onderrentmeestcr
gevonden, die hem raadde zijn heer, die
heden niet wel te spreken was, niet lastig:
te vallen,: maar liever den volgenden dag
terug te komen.
De ex-student was daarop teruggekeerd,
was de eerste straat ingeslagen en deze
bracht hem op de hoeve van Meijer.
Brook had een lang man met een slaap
muts op en een friesch wambuis aan,
in de groote poort van Meijer's hof zien
staan. De man had hem, toen hij hem groette
niet weder gegroet.
Meijer's hoeve achter zich hebbende, zag
Brook naar een geschikte plaats om tót
nachtverblijf. De weg liep lapgs den lagen
kerkhofsmuur. Hier bemerkte hij den half-
bedekten grafkelder.
Er kwam een ouweder op daar zou
hij ten minste een droge plaats vinden
gedurende den nacht. Den kelder open
vindende, had hij een weinig kruit aange
stoken om de gelegenheid der plaats op te
Onder de parasols zijn er van waarde,
Een ongeloofelijk groot aantal
juweelen is door de wachters en op
passers gevonden in de gebouwen en
op de terreinen, maar de meest kost
bare zijn opgevraagd en teruggege
ven. De anderen worden ook terug
gegeven, indien de eigendom kan
worden aangetoond.
Verder zijn er nog in dat bureau
van verloren voorwerpen geweest een
grijs merriepaard en meer dan 500.
kinderen van beider kunne. De merrie
kwam nog denzelfden dag waarop
zij verloren was op haar stal terug,
en de kinderen werden, al naarmate
de ouders van zich hooren Heten,
teruggezonden naar hunne familie.
Geen enkel kind bleef onopgevraagd.
Als 'k in mijn kinderjaren
Een gooch'laar werken zag,
Beschouwde ik menigmalen
Zoo'n man met diep ontzag.
En hoorde ik iemand zeggen
„Men kun er maar niet bij,"
Dan weh'schte ik ook ervaren'
Te zijn in gooch'iarij.
Maar nu ik, man geworden,
Schier eiken dag ontwaar,
Hoe in 't maatschapp'lijk leven
Zoo menig goochelaar
Vaak de onbeschanmdste toeren
Verricht voor Ti en mij,
'k Dweep dan niet meer, als vroeger,
Met al die gooch'iarij.
Een heer, die laatst failleerde,
Betaalde tien procent,
En ieder accepteerde
Uit meêlij met den vent.
Men dacht hem arm en brood'loos
Na rijdt hij trotsch voorbij
Met eigen equipage:
Dat komt door goöch'larij.
Een schurk had laatst gestolen
En na een korte poos
Moest hij ter rechtzaal komen
Nu moest hij in de doos,
Zoo denkt gc? Misgeraden,
Want de advocaat van Snij
Wist hem wel vrij te pleiten:
Dat heet ik gooch'iarij.
Als keizers samenstroomen,
Dan wordt er druk gekast,
En 't hartelijk omhelzen
Stelt 't volk alom gerust.
„Nu is de vrêe verzekerd,"
Zegt men dan: Ik Voor mij
Lach wat om die vertooning
En denk: 't is gooch'iarij!
Een zeker rijk studéntje
Had heel wat geld verteerd,
Sloeg nooit een oog in boeken
En had haaBt niets geleerd.
Toch deed hij eindexamen i
En niemand kon er b^j.
Dat hij niet was gedropen
't Kwam ook door'gooch'iarij.
Niet slechts in kermistenten
Ahnscboawt men goochelaars,
Men vindt hen in de kamers,
Zelf» onder redenaars;
nemen, en zich een nachtleger uit te kiezen.
Dit gevonden hebbende, had hij zich ter
ruste gelegd, en zoo vast geslapen, dat
hij van het onweder en den tegen niet be
merkt had:
„Ik ben een lichtzinnige knaap geweest,"
zeide Arthur Brook, nadat hij zijne ver
klaringen had afgelegd; „maar het denk
beeld van iemand van het leven tc beroovën
is nooit, zelfs bij de talrijke düels, die ik
gehad heb, in mij opgekomen. Ik ken hier
niemand in deze plaats toevallig heb
ik den houtvester ontmoet en eenigè woorden
met de waardin in de. „Ster3' gewisseld.
'Ik "heb den boer zelfs nooit hooren noemen.
Hoe heet hij ook?"
„Meijer is zijn naam," antwoordde de
nachtwacht.
Arthur Brook zweeg .eenige oogenbljkkep
stjl. 1
„In elk geval," vervolgde hij, „heb. ik
bij zijnen clöód niet het minste belang.
Men moet' toch een reden hebben, wanneer
men een dergelijke misdaad begaat."
„Dat kan zoer toevallig; geschieden
zonder vooraf het voornemen gehad te
hebben," zëide de houtvester somber. „Wij
zullen eens aannemen, dat gij, in plaats
Zoowel voor meen'ge rechtbank
Als in een komenij
Handhaven zich personen
Alleen door gooch'iarij.
HELDERSCHE MOPPEN.
Een schoenmakersjongen begon onder het eten
geweldig te hoesten. „Wat mankeert je," vraagde
de baas. „Er is wat in het verkeerde keelgat ge
schoten," antwoordde de jongen. Wat, nog een
keelgat." riep de haas, „dat moet er nog bg ko
men, dat ik een jongen met twee keelgaten te
eten moet geven; gij kant van avond heen gaan,
hoor je."
Burgemeester tot de leden vnn den raad. „Ik
heb van de. commissie voor den watersnood dui
zend gulden ontvangen. Hoe die nu het be9t ver
deeld? Mij dunkt wy moesten den ontvanger raad
plegen, en die de meeste belasting betalen ook de
grpotste ondersteuning geven." Al de leden als
met'een stem: Ja, burgemeester, dat is goed.
Want de arme lieden hebben ook het minste
verloren.
Afloop der Veikooping-
van HUIZEN en ERVEN, op Maandag jl.
in „Musis Sacrum," door den Notaris HAT-
TINGA RAVEN.
Met uitzondering vau perceel 9, dat over
5 dagèn wordt geveild, zijn alle pereeélen
opgehouden.
Burgerlijke Stand Helder.
Van S*Dec. tot 12 Der. 1876.
ONDERTROUWD: J. C. Meerens, timmer
man en B. de Beer. A. Domen, metselaar
en M., Wijkhuizen.'
GERÜWDGeene.
BEVALLEN: M. Schriever geb. Vis D.
M. Botter geb. Visser D. E. Meeuwenoord
geb.. Smit Z. A. Smit geb. Kok Z. C. Hni-
bregtsen geb. Dalmeijer Z. J. W. Burknnk
geb. Braspenning Z. V. Wandel geb. Klopper
Z. A. de Nocker geb. Bern&rd Z. A. C.
van der Spek geb. Verstegen D. C.Volmuller
geb Pinxter Z.
OVERLEDEN: E. Brems 13 m. A. Kamp
6 w. S. Pv Spoor bijna 4 m.
Ondertrouwd:
J. G. MEERENS
ÉN
B, DE BEER.
Helder, 8 December 1876.
Algemeen^ kennisgeving.
Ondertrouwd:
A. DAMEN
en'
M. WIJKHUIZEN.
Nieuwediep, 8 pee. 1876.
Bevallen van een welgeschapen
Zoon, mijn geliefde Eobtgerióote
C. VOLMULLER, geb. Pinxter.
Helder, 9 Dec. 1876.
Algemeene kennisgeving.
Bevallen van een Dochter,
A. C. van der S£EK—Vehstegen.
Helder, 11 Dec. 1876.,
Eenige kennisgeving.
van den grafkelder, de kerk fót nachtver
blijf gekozen hadt. Naar ik, gehoord heb,
hééft Mëiiër in de IcApcl 'licht gezien
en is gaan onderzoeken, wat di,t licht be
duidde.'
1 ^,Hoè zon ik dan aan licht gekomen
zijn vraagde Brook, die langzamerhand
zijne geestkracht térug kreeg.
„Zeer' gemakkelijk! Op het althaar staan
'twee leaarseh. Gij hadt slechts aan een d'er
pitten een we'ihig kruid te doen en dat met
het brandende zwam aan te raken - op
dezelfde wijze nagenoeg, als gij in de graf
kelder gedaan hebt en gij hadt licht.3'
Arthur Brook zweeg.
„En nu verscheen Meijer," vervolgde de
houtvester. „Hij zal met u geen compli
menten gemaakt hebben. Hij greep u aan.
Eén twist Ontstoud, er vielen eeiiigc slagen
'en séhoppen eü liet 'mes of de dolk werd
door Üeitfdclïj'k gebruikt;'"
„Ik heb nooit eeu dolk gehadant
woordde Brook.
„Gij kuilt uwe wapens wel weggemaakt
hebben. Gij Hadt Het sléchts ïn een graf
heuvel tc steken en met den voet er'in
tc stampen. Wie vindt het dan terug?"
„Ik bid u, heer houtvester, strijd het
Voorspoedig bevallen van een wel-
schapen Zoon,
OTTILIE BUHSE—Haapi
Nieuwediep 11 Dec. 1876.
Voorspoedig bevallen van een Zoos
J. W. BRASPENNING, geliefd?
Echtgenoot van
G. BüRKUNK.
Helder, 9 Dec. 1876.
Bevallen van een Zoon, T. d
VRIESgeb. Lof Echtgenoot va
K. de VRIES
SchilderKoningstraal
Heden overleed ons jongste Doch
tertje, slechts 14 maanden oud.
Nieuwediep, 8 Dec. 1876.
J. C. BREMS.
M. J. BREMS-Zits.
Algemeene kennisgeving.
Heden overleed, na een smartelij
lijdenons geliefd Dochtertj:
LOURINA HENDRIKA, in de
aanvalligen leeftijd van 4 jaar e
9 maanden.
Helder, 11 Dec. 1876.
H. ELBERS.
A. ELBERS, geb. Teerink.1
Algemeene kennisgeving.
aan het Bestuur en Leden der Vei
eeniging Kruis voor Krijgsverricl
tingeiivoor de laatste eer, mg
Echtgenoot bij zijn ter aardebestel
ling op 11. Zaterdag bewezen, e
aan allen die daarbij bebulpzaai
geweest zijn.
Nieuwediep, 10 Dec. 1876.
Wed. J. BERGSMA,
geb. Grimijzee.
Mede namens de Familie.
De ondergeteekende betuigt doo
dezen zijnen dank aan den Hei
P. A. HELLEGERS, voor zijne hulj
.betoogd bij de redding zijner doch
t^r uit bet water, welke zonder dez
hulp g^wis zoude zijn verdr.onkeq
alsmede aan den WelEd. Heer Doty
BITTER, voor den spoedig verlees
den bijstand en tevens aan den He?
LEIJER, voor zijn medewerking e
dadelijke bezorging van droge klei
deren.
P. BURGER,
Achterstraat, Helder.
dan niet met het gezóndverstand,' dat'1
mg, twintig schreden van het tooneel vu
een door mij gepleegden moord, rustig ztf
to slapen gelegd hebben
„Wie weet datP Gij hadt mijn rum ui
gedronken, en er was nog vrij veel il
hadt lang gevast, dronkt daarna nog eq
flesch bier de vermoeienis heeft u we
licht overweldigd
„Heb ik dan het voorkomen van iemanj
die voor een of twee uren beschonkij
was
„Dat zult gij later in het verhoor moete
goedmaken," zeide Söller. „Wij hebba
verder niets te doen, dan u in de gevangen!
over te leveren!"
„Mijn God! Mijn God!"
De gevangenis van het dorp bevond zij
op den Bémpelhof. De baron die vroegl
zelf het recht, van rechtsuitspraak tc dort
gehad had, had het goedgekeurd, dat, li
vóórkomende gelegenheid, dé' gevangen!
ten nutte der gemeente voor hetzelfde doi
gebruikt werd.
Arthur Brook werd hier afgeleverd.
Hij verlangde onmiddelijk den baron v«
Tempelhof te spreken.
(Wordt vervolgd.)
I