medelijden opgenomen en werk ge
geven, niettegenstaande hg wist, dat
Terschegget uit het tuchthuis kwam.
Hij beloonde dezen weldaad door op
een nacht het huis in brand te
steken, zoodat de bewoners zich slechts
met groote moeite konden redden.
Ook de buren ontkwamen ter nau-
wernood en onder dezen was een
gezin, waarvan huis noch inboedel
was verzekerd. Drie huizen werden
in den asch gelegd. Op het kerkhof
staande, sloeg Terschegget den brand
gade en verwijderde zich toen in de
richting van Reenen, waar hij den
zelfden nacht nog een diefstal met
verzwarende omstandigheden pleegde.
Mr. Elias, ambtshalve als verdediger
hem toegevoegd, verklaarde niets ten
gunste van zijn cliënt te kunnen
aanvoeren. Deze werd nog in dezelfde
zitting veroordeeld tot een tuchthuis-
traf van 25 jaren.
Een menigte volks stond Zater
dagochtend te '8 Hage te kijken naar
het dak van het krankzinnigen ge
sticht op het Slijkeinde, waar een
man, verpleegde in dat gesticht, met
een mes gewapend, om zich heen
sloeg en stond te schreeuweu. Aan
de herhaalde aanmaningen om naar
beneden te: komen, gaf de man geen
gehoor, tot hij eensklaps het mes
wegwierp en hard langs de goot liep,
met het ongelukkig gevolg, dat hij
op een binnenplaats nederstortte.
Ernstig gewond en gekneusd is hij
daarna door den bediende opgenomen.
Door het omkantelen van een
zwaren ijzeren kraan, aan de ooste
lijke doorvaart van het Open Haven
front te Amsterdam, werden aldaar
vier werklieden vrij ernstig gekwest.
Een hunner zal een voet verliezen
een ander werd ernstig aan de hand,
m«rd aan het hoofd ver
wond.
Een veehandelaar te Kampen
is door de Zwolsche rechtbank ver
oordeeld tot 46 dagen cell. gevange
nisstraf en een geldboete van f 25,
omdat hij bedriegelgk heeft verkocht
een zestiende vat boter, dat 10 kg.
moest inhouden en bleek slechts 81/;}
kg. boter in te houden met iy2 kg.
water vermengd tot aanvulling van
het vereischte gewicht.
Door de politie te Tilburg is
een persoon in hechtenis genomen,
die ruim vijf jaar geleden naar België
was gezweken, om een gevangenis
straf van 45 dagen te ontgaan,
waartoe hij door de rechtbank te
's Bosch wegens verzet tegen de poli
tie was veroordeeld. De veroordeelde
meende, dat hij na verloop van 5
„O, om daarop antwoord te ontvangen
zult gij eerst moeten bewijzen, dat gij, en
het kind, dat ik bij den Assessor Bröök
besteed heb, dezelfde persoon zijt."
„Genadige heer Laat ons een einde
aan ons gesprek maken. Naar ik inzie, kan
het tot niets leiden."
Arthur Brook sloeg de armen over zijne
borst, nam zijne plaats op de bank weder
in en zette zich zoo gemakkelijk mogelijk.
„Wenscht gij heden nacht nog iets te
gebruiken?" vraagde Tempelhof koeltjes.
„Ja!"
„Ik beu tot uwen dienst!"
En Tempelhof vertrok.
Na weinige oogenblikken kwam hij terug.
„Mijnheer Brook!" zeide hij driftig, „ik
ben snel tot een besluit gekomen. Ik ver
lang, dat gij morgen vorklaren zult, dat
gij Arthur Brook zijt, student of kandidaat
dat weet ik zoo juist niet de zoon van
den overleden Assessor Brook te Ehren-
haideGij zijt hier gekomen, om, daar ik
vroeger met uwen vader bekend was, mijne
jaren ongehinderd kon terug keeren.
doch na vijf jaren verjaart wel de
vervolging wegens wanbedrijf, maar
is eenmaal de vervolging door een
vonnis gevolgd dan is de termijn
tien jaar.
De begrafenissen op het land
in het noorden van Zweden en Noor
wegen kosten ongelooflgke sommen,
wegens hetgeen daar gegeten en ge
dronken wordt, en leveren nog een
beeld van het oude erfbier vau de
vroegere heidenen. Staan zulke be
grafenismalen ons, beschaafde kinde
ren der 19 eenw, tegen, wij moeten
ons daarbij herinneren, dat wij ons
ook gansch andere begrippen van
den dood vormen, daar men vroeger
meende, dat het lichaam overging
tot een ander leven, en hoe de tegen
woordige gebruiken bij begrafenissen
voor een groot deel uit den voortijd
afstammen.
Kort voor de doodsnre wordt de
stervende onderzocht, of hg nog iets
van zilver of waarde bij zich heeft
men neemt hem dat alles af, om
hem den doodstrijd te verlichten, en
drukt hem een brandende kaars in
de verstijvende hand. En is het lijk
in de doodkist gelegd, dan geeft men
den doode een vuurslag, pijp, zak
mes en een gevulde brandewiju-
flesch mede een navolging van
het oude gebruik, om den doode
allerlei dingen mede te geven.
Wanneer op den morgen der be
grafenis het talrijk gevolg in het
sterfhuis verzameld is, wordt het ge
bruikelijke maal, bestaande in stevige
spijzen en dranken, op de gedekte
tafel opgedragen. Daarbij is het in
eenige gemeenten in het binnenland
gebruik, dat de doodkist met den
doode in de kamer, waar de gasten
zijn, gebracht, en brandende kaarsen
op het deksel gezet worden een
gebruik,waarin zrcn een-flaum. ovorlo-
vering vaneen oud-Egyptisch dooden-
maal afspiegelt, waarbij de gestorvene
mede aan de tafel aanzat. De kist
wordt behangen met een zwart lijk
kleed, waarop een wit kruis is af
gebeeld én op een zwarte baar naar
het graf gedragen. Achter haar gaan
de predikant, de mannen en vrou
wen. De lijkstoet mag niet stilstaan,
wijl men anders vreest, dat de doode
terugkomen en spoken zal. En om
dit nog meer te voorkomen, werpt
men den stoet bij het verlaten van
het sterfhuis vuur en asch achterna,
en daarop sluit men de huisdeur
stevig dicht. Op het kerhof houdt
de geestelijke de lijkrede. Bg de vol
gende godsdienstoefening deelt hij
den levensloop van den gestorvene
mede, en bidt voor de rust zijner
voorspraak en de bevordering uwer be
langen te vërzoeken. Hebt gij mij 'be
grepen
„Ja genadige Heer!"
„Onze bijzondere aangelegenheden kunt
gij met mij daarna regelen. Begrijpt gij
mij?"
„Ja
„Het zou u meer nadeel dan voordeel
doen, zoo gij mij, die in dergelijke punten
zeer gevoelig ben, in onaangènaambeden
bracht! Hebt gij nog iets te vragen?'c
„Ja, een flescli wijn en sigaren!"
„In mijne familie wordt zelden wijn ge
dronken," antwoordde de edelman zeer
uórsch'. „Maar ik zal zendén, wat gij
verlangt. En zoo mijn zoon, de Erf heer,
nog niet naar bed is, zal ik ook sigaren
zenden."
„Ook een boek onverschillig welk,
behalve stichtelijke lectuur. Ik ben te opge-
wondeu, om te kunnen slapen.
„Ik zal zien bromde Tempelhof met
een toornigen blik, en vertrok.
ziel een overblijfsel van de roomsche
mis. In de provinciën Heisingeland
en Herjedalen, is het gewoonte, dat
bij de teraardebestelling van jonge
lieden, voor het nederdalen van de
kist in de groeve, het deksel der
kist wordt opgelicht, opdat allen de
droefheid over deu jonggestorvene of
de in den lentetijd opgeroepene des
te dieper gevoelen mogeneen ook
nog in het aan het Noorden verwante
Normandië gebruikelijke, roerende
plechtigheid. De zorg voor het net
houden der graven maakt op alle
reizigers een aaogenamen indruk.
Rijke boeren verzuimen niet de graven
hunner geliefden met allerlei op
schriften te versiereu.
HELDERSCHE MOPPEN.
In deu laatsten Fransch-Duitschen oorlog
werd op zekeren dag aan kapitein van Holz-
berg opgedragen om een regement pas ge
rekruteerde, grootendeels getrouwde mannen
ten krijg te voeren. Onder die mannen was
ook Heinrich Dampfer, een man, die alles
behalve een goed soldaat was en er ook
volstrekt niet op gesteld was om het te
worden. Hij dacht veel te veel aan zijn
goede vrouw on vijf lieve kinderen, dan
dat het doodschieten of doodgeschoten wor
den hem bijzonder kon toelachen.
Dan de dag kwam, waarop het regement
zou optrekken, maar zie, even voor het uur
dat voor het vertrek bepaald was, kwam
een vrouw met een kind op den arm om
den kapitein te spreken. De kapitein liet
haar binnenkomen.
Beste kapitein, smeekte de vrouw
heb niet de wreedheid van mijn man
mee te nemen. Wat zou ik zonder hem
gunnen beginnen? Hoe zou ik de pacht
hoeve kuunen besturen en den oogst kun
nen binnenhalenhoe zou ik op uiijne vijf
kinderen, waarvan een, dit onschuldige
schaapje, alleen al mijn zorg behoeft, kun
nen passen?
Wie is uw man?
Heinrich Dampfer, mijnheer. Hij deugt
volstrekt niet voor soldaat. Hij kan schieten
noch vechten. Ik ken hem.
Dcaic "rronw, - - eeide de kapitein op
zachten toon, ik kan er waarlijk niets
aan doen. Uw man is opgeroepen volgens
de wet en hij moet gaan.
Is dat uw laatste woord, kapitein?
Moet hij gaan, gebenre wat gebeure?
Ja, ik moet hem meenemen.
Neem ze dan allenriep de vrouw.
Ziedaar, om te beginnen, deze kleine
en de andere vier zend ik u onniiddelijk
na!
En mot die woorden wierp zij haar kind
in de armen van den kapitein en liep hard
weg.
Kapitein von Holzberg bleef verbaasd
staan met den onwelkomen rekruut op den
arm. Wat zou hij er meê beginnen? De
moeder was heengegaan cn kon niet terug
gevonden worden. Hij kende maar één
mensehelijken weg, om uit de moeielijkheid
te gerakenhij liet Dampfer roepen en gaf
hem last om het kind naar huis te bren
gen en zelf bet regement zoo spoedig mo
gelijk te volgen.
„De oude korpoiaal kwam binnen.
„Zulk een Hans Péterkan gehangen
worden, zonder dat ik naar hem behoef
om te zien," zeide hij. „Dat is nog nooit
gobeurdEen vol uur heb ik daarbuiten
moeten schilderen. Wat hebt gij met
den genadigen heer gespróken; vertel het
mij
„Dat zijn zaken, die geen ander aan
gaan.
„Stil, stil! Hans Peter! Steek uw hoofd
zoo hoog niet op! Gij kunt u verzekerd
houden, dat het u toch nog op het onver
wachts voor de voeten gelegd wordt. Vol
gens de bestaande ordonnantiën moet ik
alles weteu, wat gij doet. Ik moet daar
van acte opmaken Inzonderheid wanneer
Hans Peter tot' de bende moordgezellen
behoort zoo als gij!"
„Oude domkop! Hier is mijn pijp, stop
ze, geef mij een lucifer en trek mijne
laarzen uit!"
„De oude was verbluft!
„Uit dankbaarheid moogt gij van avond
Heinrich gehoorzaamde onmiddelijk aan
het eerste gedeelte van dat bevel, maar
verzuimde, ook het tweede te gehoorzamen.
Hij volgde het regement niet en zeide
later, dat hij het niet had kunnen vinden.
Kapitein von Holzberg, die zelf deze zaak
beeft bekend gemaakt, gelooft tot op den
bnidigen dag dat hij dc d u p e is geworden
van een list van vrouw Dampfer, die toen
zij hem haar zuigeling op den arm gaf, de
stille hoop had, dat baar man hem baar
zou terugbrengen. En baar vrouwelijk
en moederlijk instinkt had haar niet be
drogen.
Exercitie van de schutterij.
Sergeant commandeert: „Hoofd links.''
Schutter: „Ik doe 't niet."
Sergeaut„Waarom niet?"
Schutter: „Je zal me eerst die lakensche
broek betalen, die ik verleden jaar voor je
gemaakt heb."
Eu nu zegt men nog dat de schutterij
niet onder discipline staat
292ste Staals-Loterij.
Prijzen van f 100 en daarboven.
5e Klasse. 13e Lijst.
Nos. 44,74 4713 9628 13048 15222 18106 en
.17302 elk f 1000. Nos. 4608 5320 7627
en 12892 elk f 400. Nos. 6865 12049 en
14327 elk f 200. Nos. 2149 4494 4571 5639
7576 7908 8226 10502 11154 11180 1 2225 1 2407
12520 13855 14881 15145 16390 17215 17773
19971 20534 en 20649 elk f100.
Burgerlijke Stand. Helder.
van 2226 December 1876.
Ondertrouwd en Gehuwd: Geene.
Bevallen: J. E. G. Willems geb.
de Glimmer. D. C. H. Koopman
geb. Brouwer. D. C. Prins geb.
Bomhoff. D. C. P. Hoelaodt geb.
Wondergem. D. S. W. van den
Broek geb. Reuter. D. H. P. de
Groen geb. van Bockxmeer, D.
Overleden: N. Buisman, 71 j.
F. van der Ben, 69 j.
Advertentiën.
Op den 24 December overleed
zacht en kalm mijn geliefde Echt
genoot K. BUISMAN, in den ouder*
dom van 71 jaar.
Wed. K. BUISMAN,
geb. Kaaes.
Mede uit Daam van kinderen en
Behuwd-kipderen.
Een Jongman,
gezond èn sterk en van goede ge
tuigschriften voorzien, biedt zich aan
om van 4 uur iederen dagen Zondags
geheel dienst te doen, hetzij op een
Kantoor, Pakhuis of Logement.
Adres BERKHOUT Co.
Gevraagd:
een flinke DIENSTBODE,
van goede getuigschriften
voorzien. Adres Binnen
haven No. 123.
met mij eten, een glas wijn drinken,1 en
een sigaar róoken, zoo goed, als de Erf heer
ze bezit."
Er werd gebeld.
De oude stapte naar buiten en opende
de buitendeur.
Een net, rank meisje trad binnen met een
groot presenteerblad. Zij zag met hare
groote, zwarte oógen angstig in het ver
trek van den cipier rond, zette de lamp
ter zijde, spreidde een tafellaken over bet
ruwe blok, dat tot tafel diende, legde een
servet, een vork en een mes aan den eenen
kant, en zette een flesch bij een glas naast
hot blad, waarop zich een ruim koud. sou
per bevond. Een pakje sigaren benevens
een boek nedergelegd hebbende, spoedde
het meisje zich voort, als liep zij gevaar,
door den ouden cipier in het halsijzer ge
sloten te worden.
„Hans Peter, ik wil zeggen, Mijnheer
Hans Peter, wat betcekent dat!" vraagde
de cipier op bijna weeuende toon.
(Wordt vervolgd.)