KLEINE COURANT
I
HELDER. NIEUWEDIEP EN OMSTREKEN
Np. 482.
Vrijdag 28 September 1877.
Vijfde Jaargang.
Oplaag 4000 Exemplaren.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
te HELDER.
Kalender der Week.
De stem des bloeds.
IOE-
aan.
't Vliegend Blaadje.
VOOR DEN
Abonnement franco p. post 50 Ct. p.3 maanden
Afzonderlijke nummers 1 Cent.
Uitgevers BERKHOUT Co.,
ADVERTENTIEN
Van 15 regels 35 Centenelke regel
meer 5 Centengrootere letters worden
naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 ure bij de Uitgevers bezorgd zijn.
alles
wist,
cht.)
s e Zondag
SEPT. OCT.
ipa-
OK-
'UF-
enz.
EN-
zijn
1.
be-
inst
•K-
de,
30 Opgang der Zon 6 u. m.
Ondergang 5 u. 36 m.
Isr. Vreugdedag der Wet.
Maandag 1
Dinsdag 2
Woensdag 3 Gedenkd. van Leidens Ontzet.
Donderdag 4
Vrijdag 5
Zaterdag 6 Nieuwe Maan.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 28 Sept. 187 7.
Gisterenmorgen ten 11 ure
ontstond er brand in het magazijn
van ijzerwaren van den heer 'T. O.
povers, aan de weststraat alhier, die
Zich zeer ernstig liet aanzien. Met
behulp van eenige spuiten der ge
meente, de schouwspuit der marine
en bovenal de prachtige hulp van
de marine stoomspuit, was men den
brand spoedig meester, zoodat alleen
het dak en bovenverdieping beschadigd
zijn. De schade, door het water ver
oorzaakt, is evenwel enorm groot.
Men vermoedt dat de brand door
onvoorzichtigheid van een der werk
lieden is ontstaan.
Op den ln Oct. e. k. zal 't
25 jaren geleden zijn, dat de con
ducteur der artillerie, alhier in gar
nizoen, C. J. B. de Winter, tot
sergeant-majoor bij dat wapen aange
steld werd. Gedurende dien tijd was
hij in dien rang steeds in verschillende
IE
FEUILLETON.
i)-
IV.
Wij slaan thans een tijdvak over van
plus minus veertien jaren, een tijdvak waarin
Albert, sedert vier jaar op een voornaam
instituut geplaatst zijnde, in kennis en
karakter een verandering had ondergaan,
zooals men moeielijk van den schier in het
wild opgegroeiden en zedelijk verwaarloosden
knaap zoude kunnen verwachten. De over
tuiging, van alleen in de wereld te staan
en het gevoel van liefde niet te kunnen
uiten, dat het kind voor zijne ouders inge
schapen is, had den jongeling aangespoord
naar deugd en kennis te streven, opdat hij,
door zijn gedrag en wandel zoude kunnen
vergoeden, wat hij aan wettige afkomst te
kort schoot. In de laatste jaren die hij
aan het huis van Poluk als gezel doorbracht,
had hij voor de kleine Martha een gevoel
van genegenheid, gehechtheid en vriendschap
gekregen, dat noch zwak noch voorbijgaande
was, maar zich, in spijt van zijne afwezig
betrekkingen met yver werkzaam
en mocht hij zich de genegenheid
zijner superieuren en de achting van
de met hem dienende kameraden en
wapenbroeders genieten.
't Is te hopen dat die dag voor
hem en zijn huisgenooten niet onge
merkt moge voorbijgaan, en dat hij
nog een aantal jaren met dezelfde
trouw zijne tegenwoordige betrekking
moge waarnemen.
Het Jongelings-Collegie »Nut
en Genoegen" zal Zondag 7 October
de tooneelvoorstellingen met een bui
tengewone Vergadering, waarbij ook
niet-leden toegang hebben, openen.
De officier-machinist A. Jong-
kees, wordt van *s Rijks werf te
Amsterdam, overgeplaatst naar hier.
Het st. Prins van Oranje"
is 25 Sept. des namiddags van Sout-
hampton naar Batavia vertrokken.
Het st. »Stad Haarlem," is te Port
Said aangekomen en vertrok van daar
26 Sept. des morgens.
Blijkens een bjj het depvan ko
loniën ontvangen telelegram van den
gouv.-gen. van Ned. Indië van 25
dezer heeft ook de radja van Merdoe
(noordkust van Atjeli) zich thans
onderworpen en alle hem gestelde
voorwaarden aangenomen.
De hevelhebber in Atjeh heeft,
onder dagteekenening van 21 dezer,
aan de Indische regeering bericht,
heid, dagelijks meer uitbreidde en bevestigde.
En zoo groot was de sympathie, die deze
vriendschap bij Martha opgewekt had, dat
zij zich al de iiefde, al de zorgen, van hare
pleegouders moest herinneren, om niet meer
aan den vreemden jongeling, dan aan hare
aangenoinene ouders verkleefd te zijn.
Martha was niet schoon door uiterlijke
hoedanigheden, maar te meer door de be
wonderenswaardige eigenschappen van hare
heldere ziel. en haar gevoelig hart. Zij
leefde in dankbare erkentelijkheid voor de
familie Poluk, in stille aanbidding voor de on
bekende wezens, waaraan zij haren oorsprong
te danken had, en in overstoorbare gehecht-
hecht aan Albert, het éenigste wezen, dat,
buiten de familie Poluk, zich harer aantrok.
Zij verstond de brieven, dien zij van haren
goeden Albert ontving, en wanneer zijne
overkomst werd tegemoet gezien, die, gere
geld tweemaal in het jaar plaats had, dan
klopte haar het hart zoo hevig, zoo warm,
zoo onstuimig, dat het bijna de liefde zelve
moest zijn, die de snare des gevoels ineen
zoo aangename trilling bracht.
Thans waren wederom de gelukkige dagen
daar, dat de schrandere en goedhartige
Albert aan hare zijde was. Ditmaal echter
dat te Samalangan de zaken uitmun
tend gaan.
By de vestingbegrooting voor
1878 is de Minister van Oorlog uit
gegaan van het denkbeeld, dat de
meeste krachten moeten besteed
worden aan het afwerken der nieuwe
Hollandsche waterlinie, en dat voorts
moet worden aangevangen met de
werken tot afsluiting van den
toegang tot het hart des lauds.
Vandaar dat het aangevraagde bedrag
hoofdzakelijk strekt voor de werken
Willemsdorp, Maasmond, Helder en
Ymuiden. Voor den bouw van een
fort bij laatstgenoemde plaats wordt
een ton aangevraagd.
Een agent van politie te Am
sterdam, die een jongen in arrest
bracht, ontving op straat een mes
steek in den rug, gelukkig niet ge
vaarlijk. De dader is onbekend.
In Assen is 't niet pluis. By T.
Bóer, even buiten de stad, werd
Maandagavond, toen de huisgenooten
te bed waren, aan de deur geklopt
en onmiddelijk daarna tweemaal door
de glazen geschoten. De luiken hiel
den de schoten tegen, zoodat slechts
eenige glasruiten verbrijzeld werden
anders hadden licht eenige van de
in het vertrek slapende personen ge
troffen kunnen worden. De justitie
is aan het opsporen der daders.
Woensdag is bij Herstal een
was hij minder opgeruimd, minder onder
houdend, minder beminnelijk, dan vroeger.
„Hoe komt het toch, beste Albert," zeide
Martha, toen zijne droefgeestigheid in het
oogloopend werd, „hoe komt het toch, dat
gij niet meer die onbezorgde tevredenheid,
dien innigen vriendschapstoon aan den dag
legt waarmede gij mij steeds zoo gelukkig
gemaakt hebt."
„Och, lieve Martha, dit is misschien
toeval, de mensch is niet altijd even vroolijk
en opgeruimd, het vogeltje zingt niet altoos,
maar trekt na den middag ook al zich in
het lommer terug."
„O, dat bewijst niets. Gij behoeft niet
altijd te zingen en te dartelen, doch tus-
schen dartelheid en droefgeestigheid, tussclaen
zang en zucht, zijn een reeks van gemoeds
stemmingen gelegen. Uw zwijgen verraadt
treurigheid, uwe tranen verkondigen kwelling,
kom aan, spreek eens op, wat deert n
„Martha! zult gij mij verstaan, als ik
een taal spreek, die ik zelf niet berijp?"
„Dit is moeielijk, maar toch te beproeven."
„Ik bemin u!"
„Dat is duidelijk genoeg."
„Ik kan zonder u niet leven."
„Ook deze overdrijving is begrijpelijk,
kind uit den trein gevallen. De vader
sprong het, uit het portier, achterna.
Het kind is er zonder verwonding
afgekomen, de vader is aan het hoofd
gewond. Dr. Heurard verleende hem
de noodige hulp.
Zekere D., uit Gulpen, heeft
zich vrij willig in hechtenis gesteld,
onder verklaring, dat hij vermoede
lijk onder die gemeente een man
had doodgeslagen, door wien hy zou
bedreigd zijn geworden. Er is wer
kelijk op den weg een man gevonden,
die den volgenden dag bezweek
blijkbaar tengevolge van mishande
ling. De verslagene was een boezem
vriend van den vermoedelijk schul
dige.
Betreffende den te Rymerstock
gepleegden moord kan nader het
volgende worden gemeld. Zekere
Martin Deusch, zeer vreesachtig van
aard, keerde naar zijne woning terug,
gewapend met een paal, dien hij uit
een haag getrokken had. Onderweg
ontmoette hij zijn vriend Adolphe
Wouters, die, wegens d« koude, zijn
hoofd in een bouffante had gewik
keld, en, Deusch herkennende, want
het was maanlicht, zijn stok gek
scherend ophief als om dezen te slaan.
Deusch, meenende, dat hij met een
handiet te doen had, stelde zich
te weer en bracht Wouters op het
hoofd zulk een geduchten slag toe,
dat de ongelukkige dood neerviel.
indien de taal der jeugd spreekt."
„Ik zou u willen bezitten."
„Welnu?"
„En ik kan dit niet."
„Nu wordt gij eerst onbegrijpelijk;
waarom niet? Ik houd van niemand meer
dan van u."
„Gij zoudt mij dus naar het echtaltaar
willen volgen?"
„Wat heeft dat echtaltaar met onze
vriendschap te maken F"
„Maar zoudt gij het kunnen
„Neen."
„En waarom niet."
„Dat kan ik u niet verklaren."
„Zie, daar verklaart gij nu zelve mijne
treurigheid, ik zou het ook niet kunnen,
hoe onnoemelijk groot mijne liefde tot n
ook zijn mag."
„Maar moet men dan ook juist altijd
in den echt treden, om elkander als warme
vrienden te bezitten? Kan mijne betuiging,
dat ik niemand meer lief heb dan n, niet
wedijveren met wettelijke beloften?"
„Ach jamaar nu begrijpt gij mij weer
niet."
„Yerklaar u dan duidelijker."
(Wordt vervolgd.)