laadje
i Jas
617
Dinsdag 14 Januari 1879.
Zevende Jaargang.
Uitgevers BERKHOUT Co
Nederland in rouwe
Te midden van de toebereidselen
tot een feestelijke ontvangst van
Neerlands Koningin, komt daar de
ontzettende mare uit Luxemburg het
Koninklijk Huis en de natie in diepen
rouw dompelen
Prins Hendrik overleedDen
Koning een broeder ontvallen, aan
wien hij door meer dan banden des
bloeds was gehechtde jonge
Gemalin een dierbare gadehet
Nederlandsche volk zijn besten vriend!
Waar is in Nederland de man,
die anders dan goed van Prins Hen
drik sprak Niet, nu hij gestorven
is, maar ook toen hij leefde. Waar
ter wereld was een Prins meer dan
hij de lieveling des volks, en die
niet den roemrijken naam zijns ge-
slachts noodig had om in de harten
te leven. Zijn deugden hebben dien
band geknoopt, Zijn reine zeden,
zijn huiselijke zin, zijn beminnelijke
goedheid, zijn hart voor het volk
Waar is de Prins, die. voor zijn volk
leefde als hij P die zijn liefde voor
het volk, zoo door daden, door ko
ninklijke daden toonde F
Dien kostelijkcn schat hebben wij
verloren.
Alom is er rouw in Nederlandsche
harten, dat zooveel goeds en grootst
van hem gezien heeft.
Zijn nagedachtenis zal bij het
Nederlandsche volk in zegening zijn,
met dien van de besten van zijn
geslacht, die zich zeiven gegeven
hebben aan het volk.
Diepe weemoed vervult ons over
de Koninklijke Prinses, zoo spoedig
reeds van haar echtelijk geluk ge
scheiden, beroofd van het beste en
trouwste hart. Moge haar de her
innering aan haar korstoudig geluk
u de innigste liefde, die haar Gemaal
bij een dankbaar volk achterlaat,
eenigszins tot troost zijn in haar
smart-(N. Rott. Crt.)
FEUILLETON.
Oorspronkelijke Novelle door
17.) D. DEKKER.
o-
Wie schetst de vreugde der echtgenooten
na eene zoo lange scheidingZij in al
haar leed voor hem gespaard, hij, voor
haar als uit den dood verrezen
Toen de eerste vervoering van blijdschap
een weinig getemperd was, moest Jasper
in 't bijzijn van kapitein van Oord en
andere belangstellenden zijne lotgevallen
verhalen.
Hij begon meê te deelen, wat wij reeds
weten omtrent de handelingeu vau deu
valschen vriend, en die wij dus hier
onvermeld laten, en vervolgde toen „In
den toestand, waarin Drossens mij verliet,
werd ik, zeker kort daarna, zooals mij
later verteld werd, door de Atjehneezen ge
vonden.
Eerst meenden zij, dat ik dood was,
maar ontdekkende, dat ik ademde en warm
was, dachten ze, dat ik sliep en roldeu
mij heen en weder, waardoor ik begon te
braken en zeker een groot deel van den
gedronken wijn ben kwijt geraakt. Ik
bleef echter in een staat van verdooving,
doch daar men de zekerheid bekomen had,
dat ik leefde, droegen de Atjehneezen mij
N i E U WSTLIDINGEN.
HELDER, 14 Januari 1879.
Uit Luxemburg ontving men
gisteren de smartelijke tijding, (reeds
bij bulletin door ons in de gemeente
verspreid) dat Zijne Koninklijke
Hoogheid Prins Hendrik der Neder
landen gisteren morgen omstreeks
vijf ure op zijn kasteel te Walferdange
is overleden.
Willem Frederik Hendrik, derde
zoon van Koning Willem II, is ge
boren 13 Juni 1820 op het lusthof
te Soestdijk. Op 19 Mei 1853 huwde
hij met H. D. H. Prinses Amalia
Maria da Gloria Augusta, Hertogin
van Saksen, dochter vau Hertog
Bernard van Saksen-Weimar-Eise-
nach. Sedert Mei 1872 weduwnaar,
hertrouwde hij op 24 Augustus 1878
te Potsdam met H. K. H. Prinses
Maria Elisabeth Louise Frederika
van Pruisen.
De Prius was luitenant-admiraal
der Nederlandsche vloot, stedehouder
des Konings in het groothertogdom
Luxemburg, enz.
Z. M. de Koning heeft bepaald
(en daarvan aan den opper-ceremo-
niemeester per telegraaf kennis ge
geven,) dat de plechtige intocht van
HH. MM. den Koning en de Koningin
te Amsterdam en 's Gravenhage we-
geES het overlijden vau Hd. broeder,
Z. K. H. Prins Hendrik der Neder
landen, op de bepaalde dagen niet i
zal plaats hebben en derhalve de
feestelijkheden te dezer gelegenheid
onbepaald ziju uitgesteld.
Zondagavond jl. gaf de zang-
vereeniging Zingt den Heer", in
de Westerkerk, haar aangekondigde
5e uitvoering, ten voordeeie vau de
diaconiearmen van de Hervormde
gemeente. De opkomst van belang-
naar hun kampong. Hoe lang ik in de
verdooving bleef, weet ik niet, maar toen
ik ciudclijk bijkwam, vond ik bij mijne
redders een Europeaan, eeu Engelschman,
die bij eeu schipbreuk iu bewusteloozen
toestand aan het strand was geworpen.
Hij was door de kustbewoners verpleegd
en spoedig hersteld van de uitgestane ver
moeienis en daar hij een bekwaam scheeps
timmerman was, wat men spoedig ontdekte,
werd hij door de Atjehneezen van het
noodige voorzien, terwijl hij werkzaam was
met het maken van vaartuigjes van beteren
vorm eu bouw, dan zij ze voorheen ver
vaardigd hadden. Door zijne bekwaamheid,
ook in het tuigen en het makeu van zeilen,
rees hij weldra in hunne achtinghij ge
noot voor zijn arbeid alles wat hij noodig
had en leefde met hen op vriendschappelijken
voet.
Hij verstond reeds hunne taal en toen
ik hem in 't Engelsch mijne lotgevallen
verhaalde, vertolkte hij die aan mijne red
ders, er bijvoegende, dat ik, geheel hersteld
zijnde, hem in zijn werk zou kunnen helpen.
Het verhaal maakte indruk op deze onbe
schaafde en woeste menschen en zij ver
heugden zich in het vooruitzicht nog een
werkman voor den scheepsbouw gevonden
te hebbeu. Ik ondervond van toen af vele
blijken van toegenegenheid en ofschoon ik
geen timmerman was, hielp ik John White,
zoo heette de Engelschman, zoodra ik ge
heel hersteld Was, zooveel ik kon. Vooral
stellenden was zeer groot; 't kerk
gebouw was geheel gevuld. Een 12tal
godsdienstige liederen werden op zeer
verdienstelijke wijze uitgevoerd en
zouden zeker met begeleiding vau
orgel of piano, nog meer tot hun
recht gekomen zijn, daar het zonder
dit voor de zangers zeker vermoeiend is.
De netto opbrengst der entree, die
slechts 10 ets. bedroeg, is f 114.32.
De alhier reeds lang bestaande
IJsclub West-Frisia" vertoonde
hoewel laat, eenige teekenen van werk
zaamheid. Zondag jl. vergadei'de twee
malen de leden en vele belangstel
lenden, ter bespreking van een te
houden wedstrijd op schaatsen, die
bij gunstig weder zal plaats hebben
Donderdag a. s. Het laat zich nu
echter aanzien dat van de hardrij
derij wel niets komen zal. 't Is wel
jammer, bij het bestaan van een ijs-
vereeniging, dat niet eenige dagen
vroeger voorbereidende plannen zijn
gemaakt. Gedurende de vergadering,
die ten 8 uur bij deu heer Holmer
plaats had, hebben zich ongeveer 14
hardrijders aangemeld, om aan de
wedstrijd deel te nemen en alle aan
wezige met-leden traden tot het lid
maatschap der IJsclub West-Frisia"
toe.
Zondagavond gaf de vereeniging
Vrede en Vriendschap" in de net
gedecoreerde zaal van het lokaal
Koningskroon, hare geanonceerde
liefdadigheidsvoorstelling. De beide
stukken werden flink afgespeeld en
de zinspreuk «Vooruitgang zij ons
doel" ten volle bewaarheid. Den 19
dezer zullen, voor hetzelfde doel,
beide stukken nog eens worden op
gevoerd, Mog en zij zich weder in een
volle zaal mogen verheugen, ten einde
de weduwe met haar talrijk kroost
verzachting aan te brengen, is onze
wensch.
het tuigen ging mij beter af dan mijn
makkör en het duurde niet lang of ik
deelde in de achting en vriendschap van al
de bewoners van den kampong.
Ik leefde er dus tamelijk gelukkig, zoo
gelukkig ten minste als ik onder mijne
omstandigheden leven kon. De onzekerheid,
of wij ooit weer ons vaderland zouden weer
zien, of wij ooit onze betrekkingen zouden
aanschouwende onmogelijkheid om eenig
bericht van onze verwanten te vernemen of
naar hen af te zenden, kwelden ons dik
wijls. Meermalen vormden wij plannen, om
met een der scheepjes, door ons gemaakt,
in zee te steken, op hoop een bodem te
ontmoeten, die ons zou opnemen, maar men
hield steeds het oog op ons en wij begrepen
dat, als we eene poging tot de vlucht waag
den en die ontdekt werd, dan ons laatste
uur spoedig zou geslagen zijn.
Wij moesten ons dus in ons lot schikken
en deden dit zoo goed wij konden, het
verlangen naar vaderland en betrekkingen,
hoeveel verzuchtingen wij ook slaakten
zooveel iu ons was, onderdrukkende.
Toen ik drie jaar onder do Atjehneezen
geleefd had, brak de oorlog der Nederlan
ders met hun Rijk uit.
Gelukkig was ik al dien tijd doorgegaan
voor eeu Engelschman. Had men geweten,
dat ik Nederlander was, men had mij zeker
gedood, want de haat der Atjehneezen tegen
onze natie is ontzettend groot.
Ofschoon de kampong, waarin wij ons
Door heerlijk winterweder be
gunstigd, vermaakten zich de laatste
dagen duizenden op onze waterrijke
vlakten met schaatsenrijden. Tot
heden liep alles zonder ongelukken
af, enkele kleiue ongevallen van een
»nat pak" uitgezonderd.
Op verschillende plaatsen van ons
land echter zij n onderscheidene men-
schenlevens te betreuren, o. a. te Haar
lem twee jongens van 10 en 11 jaar;
te Huizum bij Leeuwarden een man
te Grouw twee mannen en twee vrou
wen,welke laatste intusschen met moei
te zijngered,terwijl hunne echtgenooten
verdronken; Te Dirkshorn een jongen
van 15 jaar; te Rottevalletwee jong-
mans en een jongedochterte Arnhem
zakten drie jongens door het ijs, waar
van er slechts een werd geredte
Tzum verdronk een 15-jarige kuaap
te Velp verdronken twee broeders,
en te Nederhemert twee jongelingen,
ook te Hillegersberg, Middelburg
Veendam en Zutphen verdronken per
sonen, door zich te vroeg op het ijs
te wagen.
Het st. Madura, van hier naar
Batavia, is 11 Januari te Napels
aangekomen en zette gister de reis
voort. Alles wel.
De inschrijvingen voor het na
tionaal huldeblijk aan H. M. de
Koningin hebben ongeveer f 32000
bedragen. Daar uit eukele groote
bro men nog bijdragen moeten toe
vloeien, heeft het hoofdcommité, om
geen tijd te verliezen, besloten de
leveriug'van het hoofdsieraad (parure)
voor den prijs van 45 mille aan twee
leden van den Amsterdamschen ge
meenteraad, Jitta en Mendes, chefs
van twee voorname handelsfirma's in
edele steenen, op te dragen.
Volgens het Weekblad van het
Recht bedraagt het getal militairen,
die geheel en gedeeltelijk gratie heb
ben gekregen vau Z M. den Koning,
ongeveer 300 en dat der burgerlijke
gevangenen ongeveer 100.
bevonden, tamelijk ver van het oorlogs
tooncel verwijderd was, moesteu wij er been
en ons verbinden om tegen den vijand te
strijden. Wij konden wel niet anders, dan
er in toestemmen en trokken tegen het
leger achtereenvolgens onder bevel van
Kohier, Verspijck en van Swieten ten strijde,
ons voornemende ons bij de eerste gelegen
heid gevangen te geven.
Die oorlog was voor ons bepaald een
lichtstraal in de duisternis, dewijl de kans
er door vermeerderde ons vaderland en onze
betrekkingen weder te zien.
Het ging echter niet zoo gemakkelijk als
wij ons voorgesteld hadden, om gevangen
genomen te worden, want onze lieden weken
geen pas van onze zijde. Nu eerst eenige
maanden geleden gelukte het ons in handen
der onzen te vallen. Wat waren wij ver
heugd, dat ons het vooruitzicht was ge
opend naar ons vaderland terug te kecren
Er werden ons schitterende aanbiedingen
gedaan, als wij onze diensten aan 't Neder
landsche leger wilden leenen als gidsen,
doch wij bedankten. We zagen reeds in het
ontvluchten onzer weldoeners eene moeielijk
te vergoelijken ondankbaarheid. Het leger
tot gidsen te verstrekken, achtten we ver
raad aan wie ons weldeden.
Slot volgt.