"T VLIESEND BLAADJE.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEOIEP EN TEXEL.
No. 799.
Dinsdag 12 October 1880.
Achtste Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Atoounement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers 2
UitgeversBERKHOUT Co. te Helder.
Bnreanx: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Advertontlën
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Crootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
Naar aanleiding van den moord in
den Haag zijn in de laatste dagen
weder stemmen opgegaan tot weder
invoering der doodstraf. Zelfs ligt
te Leiden reeds een adres aan Z. M.
den Koning ter teekening om de
doodstraf weder intevoeren. We ne
men daarom het onderstaande artikel
nit de »Friesche Courant" van 5 Oc
tober over, geschreven vóór de ont
dekking van den moordenaar.
Doodstraf of niet?
Hoe gaarne zou men hem
zien hangenNeen men zou een mu
seum van folterwerktuigen, getuigen van
de barbaarschheid van vroegere eeuwen,
willen plunderen, om al die ijselijke machi-
neriën op zijn lichaam te beproeven en hem
onder ondragelijke pijnen lid voor lid te
zien sterven. Men zou althans voor dit
speciale geval de doodstraf weer toegepast
misschien wel het geheele artikel, dat de
doodstraf verbiedt, uit het wetboek gelicht
willen hebben, om bij voorkomende gelegen
heden den beul weer werk te kunnen geven.
Deze wensch is alleszins begrijpelijk. Hij
wordt ingegeven door de schreeuwende ver
ontwaardiging over de onmenschelijke daad,
die baars gelijke, Goddank! maar zeer, zeer
zelden heeft. En indien op dit oogenblik,
nu die daad nog zoo versch ia het geheu
gen ligt, liet bewuste wetsartikel aan een
volksstemming werd onderworpen, vrij zeker
zon hetzelfde geschieden, als in het Zwii-
sersche kanton Schwijz, dat de doodstraf
eenigen tijd geleden bij meerderheid van
stemmen weer invoerde.
Er is iets te zeggen voor de doodstraf.
Men heeft haar vervangen door cel- en
tuchthuisstraf, gedreven door eerbied voor
het leven des menschen en in de hoop, dat
de moordenaars en booswichten nog een
maal met berouw zouden terugkeeren van
de dwaling huns wegs in de hoop, dat
nog eenmaal hun duivel zou worden over
wonnen door een goeden geest in hun bin
nenste. Maar zoo wordt gevraagd
kan msn eerbied hebben voor het leven
van een man als die Haagsche moordenaar?
Bestaat er ten aanzien van zoo iemand
kans voor de verwezenlijking van die hoopP
Ie zoo iemand niet onverbeterlijk P Blijkt
nit zijn daad niet, dat de duivel der wraak
zucht hem zoodanig onder den daim heeft,
dat het niet te denken valt, dat het goede
in hem zich aan den druk en de overheer-
sching des kwaads ooit zal ontworstelen P
En waartoe hem dan het leven gespaard?
waartoe hem dan niet eenvoudig het leven
ontnomen, dat hij zoo gruwzaam misbruikte?
Wat hierop te antwoorden P Er is mis
schien niet veel in te brengen tegen de
hooge waarschijnlijkheid dier veronderstelling.
De zonde is in zulk een individu vieesch
geworden en inderdaad is het de groote
vraag, of het verblijf in de cel hem tot
inkeer brengen zal. Das dan maar: „kruis
hem?" Weg met hem?"
Wat zou men wel zeggen van den Staat,
die de spoorwegen afschafte, omdat er dik
wijls een spoorwegongeluk voorkomt? Zou
men hierin een bedenkelijk teeken van ach
teruitgang zien? Maar wat dan te zeggen
van een Staat, die de doodstraf weer in
voert, omdat sommige misdadigers haar dub
bel en dwars verdiend hebben en er weinig
kans is, dat, wanneer men hun het leven
laat, zij nog tot berouw, boete en bekee
ring komen? Ook dat zou achteruitgang
zijn.
„Sta voor nw beginsel!" Dat werd reeds
voor eeuwen gezegd. En do Christelijke
staten bobben als beginsel aangenomen het
gebod: „Gij zult niet doodslaan!" Daaraan
moet dan ook de' hand worden gehouden.
Men heeft eenmaal de hooge waarde van
menschenlevcns erkend. Dan moet men deze
ook blijven erkennen, zelfs tegenover een
mensch, die zelf den draad van een men-
schenleven met voorbedachten rade en in
koelen bloede afsnijdt en daardoor toont,
zijn eigen leven niet waard te zijn. Ont
steekt men in zeer begrijpelijke verontwaar
diging over de helsche misdaad van een
moordenaar, dan moet men zelf, door op
hem de lynchwet toe te passen, niet een
moordenaar willen zijn. „Oordeelt niet, op
dat gij niet geoordeeld wordt!"
Doch er is meer. De mensch is geen
duivel. Hij is niet, waarvoor men hem uit
maakt, „ongeschikt voor eenig goed en ge
neigd tot alle kwaad." Er sluimert in elk
menschenhart een goede kiem. Absoluut
onverbeterlijk kan noch mag men den groot-
aten booswicht noemen. Blijft hij leven,
dan blijft de kan» hoe zwak ook
bestaan, dat hij nog eenmaal tot zich zelf
inkeert en het kwaad in hem door de goede
zijde van zijn karakter wordt overwonnen.
Is het dan verdedigbaar om de tarwe met hot
onkruid uit te trekken en beiden in de bran
denden oven te werpen? Is het geen Chris
tenplicht te wachten, of zich niet misschien
het goede nog ter elfder ure wil ontwik
kelen P
Nog iets. De statistiek leert, dat de
halsmisdaden door de afschaffing der dood
straf niet vermeerderd zijn in aantal. Het
kan niemand, die nadenkt, verwonderen.
Indien vrees voor straf van misdaad moet
terughouden, dan zal dit eerder geschieden
door de gedachte aan levenslange opslui
ting, gedurende welke de misdadiger ge
kweld en gefolterd wordt door het schrik
kelijk spook zijner overtreding, dan door
een straf die hem in een paar seconden
voor de huiveringwekkende eenzaamheid der
gevangenis vrijwaart.
Daarom men geve aaa zijn verontwaar
diging vrij lucht, wanneer het bericht van
den grnweldaad het oor bereikt. Wee den-
gene die niet meer toornen kan tegen het
kwaad. Hij heeft ook het goede niet lief.
Maar zelfs met het oog op den laaghartig-
sten moordenaar blijve het oude woord van
kracht: Gij zult niet doodslaan!"
M. O.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 12 Oot. 18S0.
Zondagmiddag gaf 't Artillerie-Vrijkorps,
in 't fort „Dirks Admiraal," een concours,
waarop de vereenigingen „Vaderland en
Oranje," „Willem Teil" en „Mars", waren
uitgenoodigd.
Er werd bevredigend geschoten. De korps-
prijs, een krisstallen Porte-öeurs, werd met
204 punten behaald door 't Art.-Vrijkorps,
Vaderland en Oranje behaalde 197, Willem
Teil 187 en Mars 181 punten.
Van de personeele prijzen werden behaald,
naar keuze
le prijs. Twee vazen, door den heer G.
Overman2e prijs. Een Sigaren-standaard
met zilver, door den heer J. J. Bekkers;
3e prijs. Een Schilderij, door den heer F.
Sant. 4e prijs. Een Sigarenkofferdoor
den heer E. H. Ensinck; 5e prijs. Een
Por te-man teau, door den heer J. H. Helb.
6e prijs. Een poroelein dejeuner, door den heer
F. J. Bussing; 7e prijs. Een tabakspot,
door den heer A. Thomasz; 8e prijs. Een
sigarenkoker, door den heer J. Verfaille.
De prijzen werden des avonds in Musis
Sacrum uitgereikt. De heer Aberson, pre
sident van 't A. V., hield een toespraak
over 't doel der bijeenkomst, en de heer
T. Mooy reikte met passende en goed ge
kozen woorden de prijzen aan de respectieve
overwinnaars uit. Na eenige verdienstelijke
muzikale voordrachten door de heeren Polak,
begon een zeer geanimeerd bal.
De verceniging „Ontwaakt bij Tijds,"
van vroeger reeds bekend door hare philan-
trophische werkzaamheden, gaf Zondagavond
in Tivoli een tooneelvoorstelling, ten voor-
deele van een hulpbehoevende weduwe met
vijf jeugdige kinderen. Opgevoerd werden:
„Onder de Bandieten, of Liefde zoekt List,"
en „Onze Jongen." In beide tooneelstukken
toonde de spelers, dat ze, door 't flink be-
studeeren hunner rollen't publiek een
aan gen amen avond wilden verschaffen. De
dames komt in de eerste plaats een woord
van hulde toe. De meeste voldoening znllen
de leden wel gevonden hebben, toen ze de
propvolle zaal aanschouwden, 't Opgekomen
publiek gaf hun het bewijs, dat hunne onder
neming was geslaagd en dat de weduwe
een aanmerkelijke ondersteuning in den
naderenden winter kon verkrijgen. De be
haalde applaus mochten hun de voldoening
schenken, dat hnn spel werd gewaardeerd.
De jongeling B., die voor eenige
dagen heimelijk de vaderlijke woning
had verlaten, is Zaterdagavond bij
zijne ouders alhier teruggekeerd.
Een jeugdige deugniet had
Zaterdagmorgen de brfttaliteit een
gouden belletje uit het <oor van een
klein meisje te rukken èn daarmede
het hazenpad te kiezen. Bpoedig had
de moeder van het meisje den dader
echter achterhaald en in handen der
politie gesteld. Ook voor eenige dagen
had alhier een dergelijk geval plaats,
waarvan de daderes door de politie
mede is opgespoord.
Blijkens een bij het Departement
van Marine ontvangen bericht, is de
oefeningsdivisie, onder bevel van den
kapitein ter zee J. W. Binkes, in den
namiddag van 7 dezer van Portland
vertrokken, ter voortzetting der reis.
Ingevolge machtiging des Ko-
ning8 bij besluit van 8 dezer n°. 15,
worden1°. buiten dienst gesteld
a. met den laatsten dezer; Zr. Ms.
ramschip „Guinea," onder bevel van
den kapitein luitenant ter zee H.P.
Koning; Zr. Ms. rammonitors „Adder
en Haai," respectieveljjk onder bevel
van de luitenants ter zee 1ste klasse
J. C. Joekes en C. A. Le Bron de
Vexela; b. met 15 November a. s.
Zr. Ms. fregat „Eversen," onder bevel
van den kapt.-luit. ter zeejhr. C. C.
Six; 2°. de kommandanten van die
bodems met bovengenoemde datums
eervol van het door hen gevoerde
bevel ontheven en op non-activiteit
gesteld.
De moord te 's Hage.
Ofschoon de treurige gebeurtenis in den
Haag zoo meent men althans nu ge
heel tot klaarheid is gebracht, komen er
nog dag aan dag allerlei berichten en bij
zonderheden, die betrekking hebben op het
feit en de belangstelling ten volle verdie
nen. Wij gaan voort met hen mede te
deelen, zooals zij door de dagbladen worden
vermeld.
Het meisje dat bij den onderwijzer Ubbens
informeerde naar den kleinen Marius en
ondanks alle nasporingen en het beloven
eener belooning van 500 gulden nog niet
uitgevonden werd, is thans, naar men ver
moedt, ontdekt. Men heeft althans ver
moeden op een jonge vrouw, die in de Piet
Heinstraat diende bij eenige vrouwen van
verdachte zeden. Deze laatsten zijn bij het
bokend worden der verdenking spoorloos
verdwenen. Over het geheel ligt echter nog
een geheimzinnig waas, waarachter, naar
men gist, nog veel verborgen is.
De onderstelling dat De J. medeplichtigen
moet gehad hebben, wint meer en meer
veld.
Hetgeen hij bekend heeft, behoeft immers
de volle waarheid niet te zijn. Iemand
als hij, die getoond heeft in de velkomenste
mate te knnnen veinzenkan toch ook
wel een verhaal verdichten. Vanwaar an
ders die naamlooze brieven, ook na De J's
arrestatie P
In zekeren zin zou het in zijn voordeel
knnnen pleiten, dat hij zijn handlangers
niet bekend wil maken. Te bejammeren
zou het echter zijn, indien de waarheid
niet in haar geheel licht kwam in het
belang der veiligheid van velen in 't alge
meen en van enkelen in 't bijzonderr
Ook kan mogelijk zijn verzwijgen of
verminken der waarheid een gevolg zijn
van verstoktheid die groote boosdoeners er
dikwijls toe aanzet om het de justitie lastig
te maken en om haar al hebben ze er
hoegenaamd geen woordcel bij uit een
gevoel van wraak en verbittering zooveel
mogelijk te misleiden.
Vrijdag is ter kennis van de politie in
Den Haag gebracht de ontvangst vau een
brief, tengevolge van onvolledige adres
seering bezorgd aan een verkeerd adres,
doch blijkbaar bestemd voor de moeder
van De Jongh en waarin deelneming werd
betuigd over de ramp, die haar had getroffen,
maar tevens werd beweerd dat De Jongh
noch de dader van het gruwelijk feit, noch
zelfs de steller van den brief is geweest.
Do Jongh zou slechts zoo wordt in
den brief verder gezegd bekend hebben,
om een einde aan de zaak te maken. De
moord zou door een vrouwelijke hand ge
dreven zijn.
De briefschrijfster want de brief is
blijkbaar met een slechte vrouwenhand ge
schreven verklaart verder gaarne de
moeder zelve over de zaak te willen spre
ken, doch door ziekte verhinderd te zijn
dit te doen.
Daar elke onderteekening ontbreekt, zou
het zelfs indien de moeder of de justitie
eenige waarde aan dit schrijven wilde
hechten uiterst moeielijk zijn de ver-
eischte inlichtingen in te winnen.
Vrijdagmorgen is mej. Muns, handelaar
ster in gareu en band, op den Dennenweg
in verhoor geweest.
De Jongh zat stil voor zich op den
grond te staren.
Vr. Hebt ge dat koord bij deze juffrouw
gekocht?
Antw. Ja. (Zwak).
Vr. Hoeveel heb je voor dat koord
betaald
Antw. 18 centen.
(Tegen de juffr.) Is dat waar?
Ja. Hij betaalde mij een kwartje en kreeg
7 centen terug.
Hoeveel cl heb je gekocht?
Eerst vroeg ik vier en toen vroeg ik
zes el.
(Dit is historisch. Uit den mond der
juffr. zelve).
De Jongh is, na de bekentenis, een weinig
beginnen te eten. Hij ziet er echter ellendig
uit.
De dooter moet hebben verklaard dat
De J. als zijn toestand niet „spoedig" betert,
het onmogelijk lang kan uithouden. Men
spreekt ook van een hartkwaal. Dat hij er zeer
akelig uitziet, getuigt ook juffrouw Muns.
Men verhaalt als zeker, dat 't De Jongh
niet onbekend ,,kan" zijn, dat mevrouw B.
gewezen schoolvriendin zijner moeder
van deze menigmaal blijken van toegenegen
heid ontving.
De Jongh's gehuwde zuster is nog niet
overleden, zooals reeds algemeen werd
verteld; toch is haar toestand zeer beden
kelijk; de dokter vreest dat zij krankzinnig
zal worden.
Vau het misdrijf, dat haar zwak zenuw
gestel nog meer van streek heeft gebracht,
weet ze het „ergste" niet, nl. dat haar
broeder de dader is. Haar zuster, gezelschaps
juffrouw bij mevr. v. W. v. K., is, in
gezelschap der moeder, bij de treurige ont
moeting in de gevangenis tegenwoordig
geweest.
Aan ds. G. v. W., die haar kwam troos
ten moet mevr. Bogaardt verklaard hebben
diep medelijden te gevoelen met de moeder
van den misdadiger, wier leed zij nog
smartelijker vond dan hetgeen haarzelve
heeft getroffen.
Een onder zulke omstandigheden gekoesterd
medegevoel getuigt voorwaar van een edel
hart.
De toestand der zieke moeder van De J.,
blijft zorgelijk. Soms is zij vrij kalm,
maar meestal is zij aan wanhoop en rade-
looze droefheid ten prooi. Haar ten huize
der famlie v. W. v. K. zijnde dochter moet,
naar men zegt, tengevolge van den schrik,
ook ziek zijn geworden. Die familie doet
al het mogelijke om de smart der onge
lukkige huisgenoote te verzachten.
Van den sergeant Musquetier wordt het
volgend schrijven medegedeeld:
„Op dit oogenblik zijn verscheidene ge
ruchten in omloop omtrent de beslissing,
die ik nemen zal over het al of "niet aan
nemen der uitgeloofde premie. Ten einde
nu alle verkeerde beoordeeling daaromtrent
te voorkomen, heb ik de eer UEd. te be
richten, dat ik voor mij zeiven er niets
van verlang te behouden, doch daarover
op een wijze zal beschikken, dat verschil
lende liefdadige inrichtingen daardoor ge
baat kunnen worden.
De sergeant Musquetier bracht Vrijdag,
op uitnoodigiug van den heer Boogaardt, te
diens huize een bezoek. Hem werd in-
tegenwoordigheid van de geheele familie
innige dank door den diepbedroefden vader
gebracht voor zijn handeling, waardoor de
justitie gebaat, en de geheele familie uit
de pijnlijkste onzekerheid was verlost.
Door een vriend is een levensgroot por
tret van Musquetier aan den heer Boo
gaardt aangeboden.
Ofschoon de sergeant Musquetier aan
vankelijk bepaald verboden had portretten
van hem in den handel te brengen, heeft
hij, daartoe genoopt door de veelvuldige blij
ken van belangstelling van VGravenhage
en van elders, thans aan de firma wed. E.
Spanier en Zoon, Koninklijke lithografen,
toestemming verleend zijn lithographisch
portret te laten vervaardigen. Het portret
is zeer gelijkend en zeer net van uitvoering.
Men deelt aan het Vaderland mede, dat
men in de woning van De Jongh ook nog
eeu tweesnijdenden, zeer scherpen Indischen
dolk heeft gevonden.
De Jongh blijft kalm. Hij zit steeds
voorovergebogen, stil voor zich heen te sta
ren en zucht diep. Hij antwoordt op alle
vragen, die men hem stelt, kort en zake-
lijk.
Aangaande het drama zelf, deelt iemand
die op 10 min. afstand woont van de plaats
waar men het knaapje vermoord vond, het
volgende mede.
Dit strekke tevens tot rectificatie of
aanvulling van vroegere berichten,
De heer Bogaardt liet zich ten half
twee ure in den nacht van Donderdag op
Vrijdag per rijtuig tot aan de woning van
den heer Bonestapel brengen. Daar stapte
hij uit gelijk den vorigen avond zijn
kind met De Jongh op dezelfde plek had
gedaan.
Van half twee tot vijf ure heeft dien
nacht de vader duin op duin afgeloopen,
in vertwijfeling zijn zoontje roepende.
Ingevolge eener onjuiste aanwijzing, met
betrekking tot het vernomen schreeuwen,
liep de heer B. steeds in verkeerde richting.
's Morgens 6 ure begonnen de aldaar
wonende jachtopzieners van den Hertog
van Saksen-Weimar, op wiens grondgebied
de misdaad is gepleegd, hnn verkennings
tocht.
Zij werden daarbij vergezeld van den
Scheveningschen veldwachter Van Delft en
zochten gezamelijk tot half negen.
De jachtopzieners gingen toen heen om
to ontbijten terwijl v. D. verder zou
rondkijken. Hij sprak met hen af dat ze
onverwijld moesten terugkomen, als zo twee
onmiddellijk op elkaar volgende schoten
hoorden en dan 't noodige moesten brengen
tot hulp.
Nauwelijks dertig pas van hem verwijderd
zijnde, hoorden ze reeds twee schoten,
snelden naar v. D. toe, dien zij vonden,
staande bij het lijk, dat in den kuil tusschen
den hoogopgaanden helm verborgen lag.
Daardoor is het lijk zoo laat ontdekt.
Een hunner waarschuwde onmiddellijk
de politie die ongeveer 11 ure daar ver
scheen.
Het koord waarmede het knaapje was
gebonden, was zoo stevig en net om handen
en voeten bevestigd, dat dit „bij dag"
moet geschied zijn. De opzichters verklaren
tevens dat de knoopen door een „deskundi
ge" moeten zijn gelegd.
Zoo [knellend was dit koord aangehaald,
dat het vieesch er een eind boven uitstak.
Op 't hoofd was 't zichtbaar, dat het
slachtoffer bewusteloos was geslagen.
De dolksteken zijn zoo regelmatig toe
gebracht, dat een ooggetuige aan een schijf
dacht, waarop geschoten was. Zeven steken
waren zichtbaar, waarvan de mee sten op de
ribben zijn afgestuit, doch één is onder 't
hart doorgegaan tot aan de ruggegraat.