'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEÜWEDIEP EN TEXEL
No. 1031.
Dinsdag 2 Januari 1883.
Elfde Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
Uitgevers: BERKHOUT Co. te Helder.
BureauSPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
Advertentiën,,
van 1 tot 5 regels<s5 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlyk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
Ouzen geabonneerden buiten de
gemeente Helder, wordt verzocht,
't bedrag van de abonnementsgelden
4e kwartaal 1882, te willen over
maken in postzegels of per postwissel
vóór JANUARI 1883, zullende
anders na dien tijd daarover be
schikt worden met 10 Cents ver
hooging per post.
DE UITGEVERS.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 2 Jan. 1883.
Niet de heer F. J. Kloprogge
van hier, maar de heer J. F. Klop
rogge, klerk bij de directie der Ma
rine te Hellevoetsluis, is als zoodanig
overgeplaatst naar Amsterdam.
Meer en meer blijkt het, dat men
aan het Departement van Financiën
niet volkomen op de hoogte is van
de eischen van het handelsverkeer in
de groote steden in verband met de
nieuw in te voeren zegelwet. Terwijl
het publiek vau alle kanten de bewij
zen geeft vau het met de toepassing
daarvau ernstig te meenen, wordt dit
"oor de Regeering feitelijk bemoeie-
lijkt. Vooreerst worden de nieuwe
pii«kzegels op het allerlaatste oogen-
blik verkrijgbaar gesteld. Deze uieuwe
5-cents-zegels zijn van hetzelfde on-
practisch langwerpige formaat als de
tot dusver gebruikte wisselzegels, en
evenals deze ongeperforeerd, zoodat
men eerst het'geheele blad moet gaan
verknippenom niet eens te spreken
van het kleverige papier, dat het schrij
ven zeer i^oeielgk maakt.
Ook omtrent het aantal zegels, dat
te Amsterdam gebruikt zal worden,
schijnt men zich in Den Haag geen
voorstelling te kunnen vormen. Een
der eerste kassiers-inrichtingen daar
ter stede bood aan het zegelkantoor
eenige duizenden cheque-formulieren
ter zegeling aan, en moest met ver
bazing vernemen, dat men daarmede
waarschijnlijk eerst over 14dagen
gereed kon zijn, omdataan elk
kantoor slechts een stempel aanwe
zig is!
Het kan niet genoeg herhaald wor
den, dat de Regeeriug, indien zij wil
dat de nieuwe wet getrouw wordt toe
gepast, zelve het publiek moet tege
moetkomen om die toepassing uitvoer
baar te maken. Waarom heeft men
zich niet eerst wat beter op de hoog
te gesteld, alvorens de invoering te de-
creteeren.
Een löjarig jongeling, sedert
anderhalve maand bij de heeren G. d.
V. Zn. te Amsterdam werkzaam
werd Woensdagmorgen te 11 uren door
de firma met een kassiersbriefje van
f1200 naar het kantoor der Twent-
sche Bankvereeniging aldaar gezonden
om dit bedrag te ontvangen. Toen
tot 3 uren op zijne terugkomst ge
wacht werd en bet geld aan de Twent-
sche Bank geïnd bleek te zijn, werd
bij de politie aangifte gedaan.
De verdwenene is voor zijn leeftijd
lang van gestaltezijn naam is J.
P. Fr.
Voor de vleeschhouwerij van
den heer v. d. H. aan de School
steeg te Leiden is Woensdagavond
ten gevolge van het schrikken door
het opsteken van een gas
lantaarn, een koe op hol gegaan en
aan de Ruïne te water geraakt, waar
uit het dier zich echter weer heeft
bevrijd het liep vervolgens de voor
malige Koepoort uit en kwam te
recht op het land van den heer S.
Bij deze gelegenheid heeft een sla
gersknecht, die het dier grijpen wilde,
doch daardoor op den grond viel,
zijn arm gekneusd. Aanvankelijk
werd ook nog een jacht met pistool
en hakbijl op het beest georganiseerd,
hetgeen echter ten gevolge der duis
ternis tot niets leidde. Eerst heden
tegen den middag slaagde men er
in het dier door een zestal geweer
schoten onschadelijk te maken, waarna
het in eigendom aan een slager van
minderen rang overging. Tijdens het
dier op hol was, heeft het hier en
daar heel wat ongerustheid veroor
zaakt. Sommige personen vluchtten
in huis of achter heggen een en
kele sprong zelfs in een sloot. In
een bloemisterij moet het op de
broeiramen en het bollenland nog
al schade hebben aangericht.
Tegen Antoon Vredegoor, die voor
het Gerechtshof te Arnhem terecht
staat wegens moedwilligen doodslag,
gepleegd aan den veldwachter te Steen
deren, is door den Procureur-Gene
raal een gevangenisstraf van 20 jaren
geëischt.
Uit Den Haag meldt men
De vaste knecht V. L. H. Van
der Velden, redde Donderdagavond
het Ministerie van financiën van een
groot gevaar. Op de avondroute ten
11 uur de verschillende kamers be
zoekende, bespeurde hij eene zware
brandlucht, en weldra bleek het dat
in een der kamers een groote mand
met turven in lichtelaaie vlam stond.
Door het overige personeel bijgestaan,
mocht het gelukken de vlammen te
blusschen, die ook reeds den schoor
steenmantel hadden aangetast.
Men schrijft aan het Handels
blad uit Brussel, :n zake Peltzer-
Bernays
Niet gaarne zou ik willen, dat
sommige der opmerkingen van mijn
laatste schrijven hier 1 bij u te lande
verkeerd werdes- begrepen. Verre
vau mij de gedachte het werk der
twaalf gezworenen te veroordeelen, die
de beide Peltzers schuldig verklaard
hebben aan moord met voorbedachten
rade. Integendeel ik ben vast over
tuigd, dat deze eenvoudige, eerlijke
mannen, naar eer, geweten en over
tuiging uitspraak gedaan hebben. Zelfs
na den onbetwistbaren ommekeer,
welke zich allengskens van de publieke
opinie meester maakt, "blijf ik, ook Ar-
mand voor schuldig houden.
De houding van het algemeen bui
ten de rechtszaal, zelfs van hen die
geacht worden tot den beschaafden
stand te behooren, kan echter niet ge
noeg worden gebrandmerkt.
Ik zeg het der Indépendance na,
welke ook de opinie zij die men om
trent het gevallen verdict heeft opge
vat, het is niet zonder verbazing, dat
men als het ware een dierlijk vreug-
degebrul en luide bravo's door de zaal
heeft hooren weergalmen na de uit
spraak van het vonnis. De algemeene
walging der eerlijke en onpartijdige
toeschouwers vermeerderde nog toen
daarbinnen, als dronken van vreugde,
de menigte eindelooze jubelkreten aan
hief en het rijtuig, waarin de twee
rampzaligen opgesloten waren, met
hare verwenschingen vervolgde, met
slijk wierp en als het ware met ge
weld wilde openbreken.
Wij weten niet wie het eerste dit
ware woord gesproken heeft:
De menigte is lafhartig!
Maar zeker had hij, die aldus sprak,
een tooneel bijgewoond, als datgene
waarvan wij jl. Vrijdag getuigen
waren.
Toen het ernstigst en achtenswaar
digst persorgaan op den Belgischen
bodem zich aldus uitliet, kende het
nog niet de nachtelijke braspartijen,
die zoowel hier als te Antwerpen de
uitspraak gevolgd zijn. »Dengehee-
len nacht," schreef de Etoile Beige
bleven de koffiehuizen geopend, er
heerschte een feestelijke stemming als
met de vastenavonddagen, de cham
pagne vloeide bij stroomen, aan het
gejubel kwam geen einde. En dat alles
om een dubbel doodvonnis.
- Door de uitgavers yan »Het
Vliegend Blad van Amsterdam," het
meest verspreide Volksblad in Neder
land, dat een oplaag bezit van 20,000
exempl., wordt eene eigenaardige
premie voor den jaargang 1883 aan
geboden.
Deze zal bestaan in eene flinke,
nette Werkmanswoning, voor
dat doel te bouwen in een van de
nieuwe wijken der hoofdstad.
Dit pand, ter waarde van omstreeks
f 10,000, zal in het laatste kwartaal
van 1883, bij loting, in eigendom
aan een der lezers van dat blad
toegewezen worden.
Den 2den Kerstdag brak te
Londen voor de 2de maal in 6 weken
tijd een hevige brand uit in 't wereld
bekende magazijn Whiteley in Bays-
water. Ditmaal was de brand in de
afdeeling meubelen en piano's ont
staan, waar zooveel brandbare stoffen
voorhanden waren, dat spoedig voor
een waarde van ongeveer f240,000
vernield was. Bij den eersten brand
werd de schade op ongeveer 1200000
gulden berekend.
Bij den aanvang van 1883.
Achttienhonderd-drie-en-tachtig,
Zoo ge ons heil hrengt, dan gegroet
Maak, wat 't vorig jaar verzuimd heeft,
Toch in dubble mate goed.
Zonder ijs was toen de winter,
Lente zonder groene blaan,
Zonder zonneschijn de zomer
En geen herfst bracht vrachten aan.
Laat gij 't zonlicht vriend'lijk stralen,
Minstens zesmaal in de week
't Bruine ons vel, want ons gezicht is
Van den velen regen bleek.
Geef meer zonneschijn dan regen,
Geef meer helder weer dan mist,
En zorg, dat geen der getijen
Zich in zijn bezoek vergist.
Wel geeft ge ons 't kwitantiezegel,
Door een oud jaar uitgebroed;
't Oude jaar gnf erger dingen
Vogels op een dameshoed
Spaar, o spaar ons voor de rampen
Vogelhoed en crinolien
Doe althans die dwaze mode
In ons vaderland niet zien.
Spaar ons toch voor hooger lasten,
Zegen landbouw, visschersvloot,
Handel, nijverheid en scheepvaart,"
Werp ze uw schatten in den schoot.
Spaar op Atjeh onze krijgers,
Maak 't met onze zeelien goed
Onzeewaardige mirakelen,
Duld ze nimmer op den vloed
Weer de tweedracht uit ons landje,
Drijf de laster elders heen,
Help, wie van den koers soms raakte,
Toch voor goed weer op den been.
Spaar ons, zoo ge er iets aan doen kunt,
Watersnood en waternood,
En schenk ieder ruim contanten
Zonder geld is levend dood.
Geef elk huwbaar meisje een vrijer,
Geef, aan wie er trouwen gaan,
Niet slechts bergen goede wenschen,
Maar vooral een flink bestaan.
Kweek den lust tot duivenschieten
Bij 't jong Nederland niet aan;
Voer al wat barbaarsch mag heeten
Voor mijn part maar naar de maan.
Achttienhonderd-drie-en-tachtig,
In de hoop, dat ge alles doet,
Wat tot ons geluk kan strekken,
Roepen wij u toegegroet
FEUILLETON.
Hoogmoed komt voor de val.
Roman naar 't Duitsch,
15. van
FR1EPBICH FH1EDRICH.
„Mijne familie zal niet ondergaan, want
mijn vader is rijk," merkte Kurt aan.
De oude schudde langzaam het hoofd
heen en weder.
„Ja, hij is rijk," sprak zij toen. „Ik kan
niet begrijpen dat een man, die onder zoo
gewone omstandigheden is opgewassen, in
zoo weinige jareu zooveel geld heeft kun
nen verdienen, doch ik zeg maar, wat snel
en gemakkelijk gewonnen is, kan ook spoe
dig en gemakkelijk verloren gaan. Die in
tien jaren duizend thalers verkrijgt, houdt
ze beter bij elkander, dan die er in een
jaar tienduizend verdient, en bier wordt
niets bij elkander gebonden. Ik zal u
wellicht niet wederzien en toch ben ik,
wat u betreft, gerust, want gij zult u er
door heenslaan; 't moet u ook goed gaan,
omdat uw hart goed is. Blijf steeds zooals
gij thans zijt."
Het viel Kurt zwaar van de oude vrouw
te scheiden, want hij was de eenige ge
weest, welke baar nu en dan bezocht had.
Zij bemerkte zijn aarzelen.
„Ga nu, ga nu, mijn kind en maak u
mijnentwege niet ongerust," sprak zij, „lang
kan het met mij niet doren, want ik ver
lang naar den dood, die voor mij een ver
lossing zal zijn. Groet uwen oom. Ik heb
bem in langen, zeer langen tijd niet ge
zien, doch ge weet dat ge in hem, hoe
arm hij ook is, een steun zult vinden. Wui-
neer een mensch verdient, dat het hem goed
gaat, dan is hij het, want hij was steeds
braaf en vlijtig. Ik zou u gaarne een aan
denken medegeven, doch ik heb nietB....
niets
„Grootmoeder, uwe liefde is mij het za
ligste aandenken," riep Kurt.
„Die hebt ge verworven, die hebt ge,"
zeide de oude met bevende stem. „Ik heb
buiten u, op aarde niemand meer, welke
ik kan liefhebben, mijn gaasche hart be
hoort u. Met den vloek van uwe ouders
verlaat ge dit huis, maar mijn zegen zal
u vergezellen; ik wil voor je bidden, dat
bet u goed gaat en de hemel zal mijn ge
bed verhooren."
Kurt rukte zich met geweld van zijne
grootmoeder los; hij mocht niet doen zien
hoe diep geschokt hij was. Zonder om te
zien verliet hij het hois.
Toen hij op de straat gekomen was, bleef
hij staan. Het was hem of hij een pak van
't hart geworpen had. Hij was vrij; voor
hem lag het leven en met den moed der
jeugd eigen, blikte hij in de toekomst.
Thans had hij alleen zich zelvca rekenschap
te geven. Hij geleek op een nit de maat
schappij gestooten lid, doch hij voelde zich
krachtig en in zijn binnenste klonk het
luide: „Glük auf."
VIII.
Den volgenden morgen bracht Kurt een
bezoek aan zijn oom, dien hij aantrof in zijn
bed overeind zittende. Na een rustigen
nacht te hebben doorgebracht, gevoelde de
verwonde zich veel beter en zelfs het over-
eindzitten viel hem gemakkelijker.
Terwijl de vreugde als 't ware uit zijne
oogen sprak, reikte hij Kurt de hand.
„Gij bewijst mij zeer veel deelneming,"
zeide hij. „Gij weet hoezeer uw bezoek mij
verheugt en toch vrees ik, dat gij u on
aangenaamheden op den hals zult halen,
waaneer uwe ouders van die bezoeken
hooren."
Een pijnlijke glimlach speelde om Kurts
lippen.
„Gij weet het reeds P" vroeg hij.
„En wat zegt gij P" vroeg Polier, ter
wijl hij met zijne oogen het antwoord op
Knrts gezicht trachtte te lezen.
Kurt aarzelde te antwoorden.
„Ik heb het huis mijnB vaders verlaten,"
zeide hij eindelijk.
„Waarom P" riep de zieke. „Is dat om
mij P Ik ik ben de oorzaak."
„Niet gij, maar mijne ouders zei ven,
mijn broeder ja al de mijnen. Vroeger
of later zou het daartoe toch gekomen zijn,
en het is mij aangenaam, dat 't thans ge
schied is. Ik voel mij thans verlicht, vrij
en ik weet, dat ik verbitterd zou geworden
zijn, indien ik mij langer in het vaderlijk
huis had opgehouden."
Kurt verhaalde uu hoe alles zich had
toegedragen.
Zwijgend doch zichtbaar opgewonden
hoorde de zieke hem aan; hij vatte Kurt's
hand en hield die stijf vast.
„Hij heeft u geslagen, terwijl gij in uw
ieeht waart," zeide hij. „Een zoon mag
tegenover zijn vader niet haatdragend zijn
en wie zoo warm bloed heeft als uw vader,
laat zich gemakkelijk tot een onoverlegde
en onrechtvaardige handeling verleiden."
„Ik weet, dat ik in het vaderlijke liu's
geen overeenstemming en geen liefde vind,"
zeide Kurt. „Ik beb ze daar nooit gevon
den. Wijl mijn streven een ander is bIb
met nietB doen mijn geld te verspillen, ga
ik door vqor een zonderling en dat dat
had ik toch nooit langer kunnen verdragen."
„Ik begrijp 11," zeide Polier. „Ik wil n
geen verwijt doen, want op uwen leeftijd
handelt men suel, men handelt onder den
indruk van hot oogenblik, zonder aan de
toekomst te denken."
„Ik heb daaraan gedacht," antwoordde
Kurt."
„Ook daaraan, waarvan gij leven zultP
Zal uw vader niet geheel en al zijn baud
van u aftrekken, omdat gij het ouderlijk
huis verlaten hebtP"
„Ik verlang niets van hem; voor mijne
toekomst in de cerBte jaren is gezorgd en
dan hoop ik mij een zelfstandige positie te
hebben verworven. Ik ben niet arm. Daar
daar, dat heb ik voor u bestemd, opdat gij
zelf patroon zult kunnen werden."
„Hoe komt gij aan dat geld?" vroeg de
verwonde.
„Het behoort mij en gij kunt het gerust
nemen."
„Hoe komt gij aan zulk eene som," her
haalde de zieke.
„Ik heb die op eerlijke wijze verkregen,"
gaf Kurt ten antwoord. „Óp een goeden
dag zat ik met een mijner vrienden in een
wijnhuis, toen ean loterijman zich bij ons
vervoegde en een kwart lot aanbood. Ik
had nog nooit gespeeld, doch daar ik ruim
van zakgeld voorzien wsb, waarover ik de
vrije beschikking bad en het lot slechts
weinige thalers koBtte, kocht ik dat als 't
ware voor de grap. Weken verliepen en ik
dacht inderdaad volstrekt niet meer aan het
lot, dat ik in mijne brieventasch had, toen
ik op zekeren dag in de courant las, dat
een der grootsfè prijzen was gevallen op
een lot, dat door eenige arme menschen
gespeeld werd. De nummers werden ver
meld; deze trokken mijn aandacht, omdat
ik vermeende een daarvan te hebben. Ik
bracht mijn kwartlot te voorschijn en zie
't was het nummer, waarop een der prijzen