BREIKATOEN,
-"«i.»,:?! tUOC£EST," I u
^óptï" «WSSSfeËh-. ««watTS
.«■3K3: .'Swctó
PAUL LÜRZ.
Magazijn fan Genatte Klending te Scbagen.
J. VAN DHR VLIET.
ONTVANGEN:
in ROERENDE ONROERENDE
GOEDEREN.
L
«rlE3T7WExiJr R E N.
SPÉCIALITEIT in
van
a'w^ï^a?»
Te Huur
een ruim Bovenhuis,
aan de Binnenhaven, voorzien van
vele gemakken. Huurprijs f 300.
per jaar. Adres Berkhout Co.
Makelaar
Keizerstraat 448/48, Helder.
KOTA'S.
I
KW1TANTIEH, j
HEKNEP-ENVELOPPEN,
I
ADRES- EK VISITEKAARTEN.
I
HUWELIJKS-BRIEVEN EN KAARTEN.
I
Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij
VAN
Spoorstr. C. DE BOER Jr. Helder.
een groote keuze in gekleurde
echt van kleur en prima kwa
liteit, in alle mogelijke
kleuren.
KANAALWEG 118.
De oudergeteekende, T3 TTT T .Ti TFt Ci, maakt zijnen
geachten plaatsgenooten bekend, dat de zaak
BINNENHAVEN No, 3, vroeger VAN DER
POLL LüRZ, bestaande in Handel in Horloges,
'Pendules, Klokken, Regulateurs en Wekkers,
Sm lm zal win voorttezet.
Tevens houdt hij zich gerecommandeerd
voor het repareeren van alle soorten UUR- en-SPEEL-
WERKEN, graveeren en repareeren van G0UDEN-
en ZILVEREN VOORWERPEN, en voor de levering
van alles wat tot het vak behoort.
Solide bediening, met guarantie en tegen Goncurreerende prijzen.
Zich hg het publiek minzaam aanbevelende,
De gezamenlijke STALHOUDERS en
VOERLIEDEN hier ter plaatse (geen
ledexx der nieuw opge-
rionte Maatsonappij) heb
ben de eer kennis te geven, dat zij hunne tarieven belang
rijk lager zullen stellen, dan die welke ingevoerd zijn, of
zullen wordendoor de nieuw opgerichte Rijtuigmaatschappij
wat aangaat de levering van Trouwrijtuigen van af heden,
en omtrent de levering van Rouw- en Volgrijtuigen met de
maand Juni aanstaande.
Helder, 10 Mei 1883.
HET BESTUUR,
P. A. E. THIJSSEN.
D. CONIJJV.
Groote voorraad van ZomerlilCOding
BW DEMI-SAISONS. m~ Prachtige KINDER-PAKJES.
Heeft ontvangen de nieuwste en fraaiste STOFFEN voor HEEREN-
en KINDERKLEEDING, DAMES-ZOMERMANTELTJES en AANGE
SLOTEN JACQUETS, in verschillende maten en modellen.
Fijne Fransche en Engelsche HEEREN- en JONGENS-H O E D E N,
PETTEN, enz.
S. üïüïiiT HZ
FEUILLETON.
Hoogmoed komt voor de val.
Roman naar 't Duitsch,
50. VAN
FRIEDRICH FRIEDRICH.
Kurt nam naaat haar plaats. Beiden wa
ren niet vrij; de oen zoowel als de ander
vreesde te zullen verraden wat er in hen
omging.
„Wij waren zeer verschrikt, toen wij
vernamen, welk ongeluk uWen vader ge
troffen heeft," zeide Marie eindelijk. „Hoe
is 't met uwe moeder P"
Kurt liet langzaam de hand over het
voorhoofd gaan. Hoeveel droeve herinne
ringen, welke hij voor een oogeablik ver
geten had, wekte die vraag weder bij hem op.
„Ik weet het niet," antwoordde hij.
„Gij weet dat niet P" herhaalde Marie
verwonderd. „En toch heeft vader gezegd,
dat gij bij haar zijt geweest."
„Ja ik heb haar opgezocht," zeide Kurt,
bniten staat zijnde zijne opgewondenheid
te verbergen. „Ik voelde mij gedrongen
naar haar toe te gaan en haar mijne hulp
aan te bieden ik was bevreesd dat zij dien
zwaren slag niet zou kannen doorstaan; ik
vergat, dat ik door haar en mijn vader uit
het ouderlijk huis werd verjaagd; het on
geluk had mij alles alles doen vergeten
en ik was vast besloten al mijne krachten
in te spannen om haar bij te staan en
voor haar te zorgen
Hij voleindde niet hetgeen hij wilde zeg
gen in gedachte verzonken, hield hij de
oogen op den grond gericht.
„Was zij over het door u genomen be
sluit niet zeer tevreden P" vroeg Marie
zachtjes.
„Tevreden," riep Kurt, en een smartelijk
lachje gloed over zijn gelaat. Opgewonden
verliet hij zijn stoel en ging de kamer op
en neer. „Zij heeft de hand, die ik haar
ter verzoening wilde reiken, teruggewezen;
zij wil niets van verzoening weten, ofschoon
ik haar niet beleedigd heb. Heden heb ik
ondervonden, dat zij mij nooit bemind heeft.
Toen ik het huis mijns vaders verliet, stond
de zekerheid, dat ik geen ouderlijk huis
meer bezat, met ontzettende helderheid voor
mij.
Marie zweegangstig volgde zij met den
blik den opgewonden heen en weer loopenden
jongeling.
„Ik heb mij zoo dikwijls te vergeefs af
gevraagd, waar ik schuld aan heb, dat de
mijnen mij als oen ontaarden zoon aanzien,"
vervolgde Kurt. „Wanneer het hunne be-
leedigde trots is, dat ik aan bet.geld wei
nig waarde hechtte, maar het mijn streven
was door studie mij een zelfstandige positie
te verworven, dan zou het hun thans toch
ten minste genoegen moeten doen, dat ik
de eenigste ben, die de toekomst zonder
vrees te geraoet ga. Zij zijn thans veel
armer als ik. Hoe vriendelijk hebben uwe
ouders mij daarentegen ontvangen."
Zij beminnen u zooals zij slechts hun
eenigen zoon zonden kunnen beminnen
„En gij vroeg Kurt.
Marie scheen de vraag niet te hooren
zij boog zich dieper over het werk waar
mede zij bezig was.
„En gij P" herhaalde Kurt.
„Beschouw ik u ook niet als mijnen
broeder," antwoordde Marie.
„Slechts als een broeder en niets meer,"
riep Kurt, die niet langer in staat was zijn
overvol hart meester te blijven. „Marie,
hetgeen ik gevoel, wilde ik u eerst later
bekend makenik wilde, wanneer ik een
positie verworven had, tot u komen en n
zeggen dat ik u bemin sedert de eerste
maal dat ik u zag: ik had u dan willen
zeggen, dat ik geen geluk van de toekomst
verwacht, wanneer ik dat niet met u kan
deelen. Tot dien tijd dus wenschte ik te
zwijgen en mijn hart te dwingen kalm te blij
ven, hoe zwaar mij dat ook zou vallen,
dooh heden word ik met geweld gedwon
gen mijn besluit op te geven. Ik ben niet
in een stemming om u hartelijke woorden
toe te voegen, doch zoo ik mij vergist heb,
wanneer mijn hoop mij bedrogen heeft, dan
ben ik heden het best in staat, dat te ver
dragen. Ik heb heden mijne ouders en het
ouderlijk huis verloren en nu kan het door
mij 't best in een slag' gedragen worden,
wanneer ik de zekerheid erlang, dat ook
de hoop mijns harten vernietigd is. Hoe ik
dat zou verdragen weet ik niet, want op
't oogenblik speelt mij zooveel door 't hoofd,
dat ik nauwelijks in staat ben te denken.
Marie had, terwijl Kurt deze woorden
sprak, licht gebeefd, 't rood en wit wisselden
zich op hare wangen af en zij waagde het
niet op te zien.
„Spreek niet aldus," bracht zij. in 't
midden.
„Doch laat mij u alles zeggen," ver
volgde Kurt. „Heden ben ik wel het minst
in staat om u een onwaarheid te zeggen
of beloften te doen, die ik niet in staat zou
zijn te vervullen. Ikhebden eerlijken en vasten
wil mij door het leven te helpen en een
positie in de maatschappij te verwerven, doch
kan ik weten of ik die zal kunnen ver
krijgen, of mijne krachten daartoe voldoende
zullen zijn P Ook mijn vader bouwde met
volle zekerheid op zijne rijkdommen cn hoe
is deze in zijne verwachtingen bedrogen
Wellicht is ook mijne toekomst een droeve
en mag ik het dan wagen een hart aan 't
mijne te knoopen, dat mij in het ongeluk
zal moeten troosten. Marie, zoudt gij kun
nen besluiten een man tc volgen, die zelfs
den weg, waarlangs hij u leiden zal, nog
niet kent
Marie zweeg.
„Gij zwijgt ik heb ook niets anders
verwacht. Ik ben een dwBas, dat ik mijn
hart heb toegestaan hoop te koesteren
Ben ik er thans wellicht beter aan toe als
mijn vader P Het schijnt mijn lot te zijn
overal te worden ternggestooten nu, er
zijn ook voorwerpen, die de zee niet in zijn
schoot kan verbergen, welke zij immer weder
op het strand werpt, hoe dikwijls zij ook
in hare golven geslingerd worden Groet,
groet uwe ouders."
Opgewonden, nauwelijks wetende wat hij
deed, begaf Kurt zich naar de deur.
„Kurtriep Marie.
Hij bleef op den drempel staan.
„Gij roept mij P Waarom Uw zwijgen
was mij een voldoend antwoord uiaar wel
licht is het toch beter dat gij mij open
en duidelijk zegt, dat uw hart niet voor
mij klopt. Moet een boom geveld worden,
dan is het beter dat een storm hem in eens
omslaat als dat hem stuk voor stnk de wor
tels worden afgekapt, tot hij eindelijk ver
dord en vermolmd in elkander zakt. Zeg
het mij open; zelfs den misdadiger wordt
zijn vonnis medegedeeld."
„Moet ik u dan een antwoord geven,"
zeide Marie, blozend en schuchter naar
hem opziende. Zij stak hem haar hand toe.
„Marie Marie," riep Kurt, haar om den
hals vallende.
„Die hand zal de mijne zijn P"
Het meisje knikte toestemmend.
„En uw hart," vroeg Kurt opgewonden
verder.
„Dat behoort u reeds lang."
Kurt jubelde als 't ware en sloot de
geliefde nog vaster in zijne armen. Nog
herhaalde malen moest Marie hem zeggen,
dat zij hem beminde.
„Ik kan dat woord niet genoeg uit uwen
mond hooren, want ik had reeds opgegeven
aan het geluk te gelooven," riep hij. „Ik
heb onophoudelijk aan n gedacht, van u
gedroomd, en dan kwamen er oogenblikken
waarin ik het voor onmogelijk hield dat
zulk een geluk mijn deel zou kunnen zijn,
want ik heb tot dusverre zoo weinig liefde
ondervonden. Hebt gij niet reeds sedert
lang bemerkt dat u iedere polsslag van
mijn hart gold."
„Ik durfde dat niet hopen," antwoordde
Marie, tot haren beminde opziende met oogen,
waaruit gelukzaligheid sprak.
Polier kwam met zijne vrouw op dit
oogeublik de kamer binnen.
Marie stond op en wierp zich weenende
aan de borst harer moeder.
Kurt stond verlegen.
„Oom, mag ik hopen?" vroeg hij eindelijk.
Polier reikte hem de hand.
„Gij moogt het," sprak hij. „Wat gij,
jongemenscben, tot elkander gezegd hebt
heb ik reeds lang gewetenik heb tijd ge
had alles eens rustig te overdenken en
dientengevolge heeft zich bij mij steeds
vaster de overtuiging gevestigd, dat ik
Marie aan geen betere handen dan aan de
uwen kan toevertrouwen.
„Mijn geheele leven zal haar behooren,"
verzekerde Kurt. „Ik hield den dag van
heden voor den ongelnkkigsten mijns levens
en niettemin heeft hij mij het grootste ge
luk gebracht't zal mij een leer voor dc
toekomst zijn. Ik zal nooit den moed
verliezen, al mocht ik mij in nog zoo droe
vige omstandigheden bevinden, want ein
delijk breekt er toch een zonnetje door.
„Houd maar vast aan deze grondstelling",
viel Polier hem in de rede. „Zie, ik zelf
heb lange jaren in droeve omstandigheden
verkeerd, maar ik heb nooit den moed ver
loren. Onverdroten heb ik gewerkt en ik
had reeds geen hoop meer dat het ooit
anders zou worden, toen met het geluk
in mijn huis kwam, en nu zullen wij het
vasthouden. En er is een middel waar
door wij dat doen kunnen; het lot uws
vaders heeft mij dat aangewezen wij wil
len den hoogmoed verre van ons houden,
zelfs wanneer het geluk ons met zijne
gaven mocht overatelpen.
Het was een stille en toch gelukkige
avond, die in het kleine huis werd door
gebracht. Do gebeurtenissen der laatste
dagen lagen nog zwaar en drukkend op
allen, er klonk geen vroolijke lach, doch
allen hadden het bewustzijn na stormachtige
dagen eindelijk in een stille en veilige haven
te zijn aangeland.
Zooals zij zit de visscher in zijn hut, na
met groote moeite aan den storm, die hem
in zijn zwak vaartuig gezeten op de open
zee overvallen is, te zijn ontkomennog
beven zijne handen van de inspanning, nog
druipt zijn haar van het water der golven,
die hem meer dan eenmaal over het hoofd
sloegen, hij hoort den storm nog loeien,
de branding noch ruischen, hij weet echter,
dat hij in zijne hnt in zekérheid is en met
een onuitsprekelijk gelukkig gevoel blikt
hij op de zijnen, aan wien hij is weergegeven
hij is gelukkig en toch waagt hij geen
uitdrukking te geven aan zijn gevoel, wijl
het nauwelijks overwonnen gevaar hem nog
geheel en al bezig houdt.
Heino werd den volgenden morgen dood
in een naburig meer gevonden. Hij had
den avond te voren een boot gehuurd en
waB alleen op het meer gaan varende
begeleiding van den schipper had hij met
de bemerking, dat hij met het roeien zeer
goed vertrouwd was, afgeslagen. De boot
was omgeslagen en aan den oever gedreven.
Had hier een ongeluk plaats gehad of
had de ongelukkige zich zeiven het leven
benomen. Wie kon het weten P De meesten
geloofden het laatste, want wat was
den verwenden zoon des rijken mans, die
niets anders geleerd had als geldverkwiaten,
anders overgebleven. Slechts zijne vijanden
twijfelden er aan, omdat zij hem den moed
voor zulk een daad ontzegden. Zij hadden
hem inderdaad in de laatste dagen, toen
het ongeluk de tot dusver verwende in
een koortsachtige opgewondenheid en diepe
vertwijfeling gebracht had, niet gesproken.
Kurt alleen wist, dat Heino niet door
een ongeluk het leven had verloren. De
dood zijns broeders schokte hem diep, of
schoon hij zich zelf bekennen moest, dat
den ongelukkige nauwelijks een anderen
weg was overgebleven. Welke waarde kon
het leven voor Heino bezitten, voor hem
wien de lust en, de kracht ontbrak zich
daarin een bestaan te verschaffen.
Heino was de trots zijner ouders geweest,
zijn verkwistend leven, zijn verkeer met
voorname personen, had hen vreugde bereid
en dat was thans zijn ongeluk geworden,
want de vrienden hadden hem nu te spoedig
in den steek gelaten. Heino zelf trof
minder de schuld als wel zijne ouders,
want tot het leedon van een verkwistend
leven was hij door hen maar al te vaak
aangevuurd.
Moest de moeder zich thans zelve niet
zeggen, dat zij de schuld was van den dood
haara zoons P
Slag op slag trof thans de vrouw, die
zoo hoogmoedig geweeest was. Terwijl zij
gelukkig was had zij zoo menigeen koud
en trotsch van zich gestooten, nu moest zij'
ook tot de ervraing komen dat zij geen
vriend bezat.
Wordt vervolgd.
Snelpersdruk van C. de Boer Jr.