'T VLIEGEND BLAADJE. KLEINTE COURANT VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TESSEL. No. 1116. Vrijdag 26 October 1883. Elfde Jaargang Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Kalender der Week AlDorLiiomeiit per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent. >3 franco per post75 Afzonderlijke nnmmers2 Uitgevers: BERKHOUT <fc Co. te Helder. BireamSPOORSTRAAT ca ZUID8TRAAT. Advertentlön van 1 tot 5 regels25 Cent. Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. OCTOBER, Wijnmaand, ,31 dagen. Opkomst der Zon 6 n. 52 m. Onderg. 4 u. 34 m. Zondas 28 Maandag 29 Dinsdag 30 Wobksdag 31 Nieuwe Maan. NOVEMBER, Slachtmaand, 30 dagen. Dondbbdag 1 Aller Heiligen. Vrijdag 2 Aller Zielen. Zatbhdag 3 Een zeebeving. Den 26sten Augustus 1883 vertrok de stoomar „Gouverneur-Generaal Londen, ge- zagvoeder Lindemann, des morgens van de reede van Batavia, met bestemming naar j Kroë, Benkoelen, Padang en Atjeh. Onder de passagiers waren alle categorieën verte- genwoordigd. De meerderheid echter vorm den 300 bannelingen. Voor den niet-inge wijde zij opgemerkt, dat onder deze benaming worden verstaan personen, die veroordeeld i zijn tot dwangarbeid in of buiten den ket ting. In de wandeling heeten zij „ketting jongens," en vooral in de buitenbezittingen bewijzen zij onbetaalbare diensten bij de uitvoering van openbare werken, militaire expeditiën, enz. Des namiddags ten 3 ure ankerde de „Loudon" op de reede van Anjer. Daar kwamen 100 Bantammers aan boord, die als koelies waren aangeworven voor den bouw van een vuurtoren op het eiland Bodjo. Het was toen prachtig weder. De witgepleisterde huizen van Anjer schitterde in den zonneschijn, vlak aan zeeop den achtergrond het gebergte en daarvoor de diep blauwe zee. Helder stak de vuurtoren van Java's vierde punt tegen de lucht af. Vroolijk wapperde de Nederlandsche vlag op het erf van den adsistent-residentmen onderscheidde elke woning, en onwillekeu rig dwalen de gedachten terug naar de eerste aankomst uit Europa in Indië. Anjer is dan de eerste plaats, die u van verre een welkomstgroet brengt Hij, die aan boord van de „Loudon" op de reede van Anjer zou hebben beweerd, dat de laatste dag van Anjers bestaan reeds was aangebroken, zou zeker als krankzin nig beschouwd zijn. Toen onze koelies aan boord waren, zette de „Loudon" koers langs Dwars in den Weg en Varkenshoek de Lampongbaai in naar Telokbetoeng. Aan bakboord zagen wij in de verte het eiland Krakatau, bekend door zijne eerste vnlcanische uitbarsting, eenige maanden geleden. Krakatau is een oude bekende van de „Loudon." Toen er na die eerste uitbarsting een pleiziertochtje werd gemaakt, ten einde den vulkaan te gaan bezien, bracht de „Loudon" de pas sagiers ad f25 naar het eiland. Velen zijn toen geland en hebben den krater beklom men, en allen hebben een feestelijke* en prettigen dag gehad. De vulkaan op Krakatau schonk ons gratis een voorstelling. Hoewel wij ver van het eiland af waren, zagen wij eene zwarte, hooge rookkolom boven het eiland uitsteken, die zich naar boven verbreedde tot een wolk. Ook viel er aanhoudend asch. Des avonde ten 7 ure waren wij in de Lampongbaai op de reede van Telok betoeng, waar geankerd werd en de nacht al spoedig inviel. De aschregen nam steeds toe, terwijl de zee onstuimig was. De „Loudon" seinde naar den wal om een sloep, ten einde de passagiers te landen, maar er kwam noch sloep, noch laadprauw. De „Loudon" streek zelf een sloep, om zich met den wal in verbinding te stellen. Het was echter niet mogelijk om te landen, daar er een hooge branding op de kust stond, zoodat de sloep weder onverrichterzake terugkwam. Het havenlicht op den lichtopstand bleef echter branden, doch er scheen wel iets bijzonders te zijn, daar nn en dan alarm seinen werden vernomen van de op de reede liggende prauwen. In plaats van asch kregen wij intnsschen een puimsteenregen. Gelukkig was de nacht voorbij, en werd het licht, zoodat wij Telokbetoeng zagen liggen. Terwijl geheel Anjer vlak aan zee ligt, zijn te Telokbetoeng 't militaire kam pement en de residentswoning verder van de kust en op een heuvel gebouwd. Het grootste gedeelte van Telokbetoeng ligt echter vlak aan zee. Men onderscheidde de Europeesche huizen, waarvan sommige met pannen, andere met stap gedekt zijn, en de inlandsche huizen, die op Sumatra in bouw geheel afwijken van de Javaansehe huizen, die men te Anjer ziet. Telokbetoeng is de hoofdplaats van de residentie LampongBche districten, en het lag van boord af gezien zeer schilderachtig tegen den sterk begroeiden achtergrond van het Lampongsche gebergte. Doch het laatste uur van Telokbetoeng had reeds geslagen. De gouvernement»- stoomer „Barouw" en de kruisboot waren reeds in den nacht door de zee op het strand gezet en steeds brandde het haven licht, hoewel de zon reeds boven de huizen was. Plotseling kwam er tegen 7 uur des morgens een reusachtige golf uit zee op zetten, waar men letterlijk tegenaan zag, en die zich met groote snelheid voortbe woog. De „Loudon" stoomde op, zoodanig dat zij de golf langscheeps kreeg. Eén oogenblik.en daar had de golf ons be reikt. Het schip maakte een ontzettende duikeling, doch de golf was voorbij en de „Loudon" gered. De golf bereikte nu Te lokbetoeng en liep landwaarts in. Achter eenvolgens kwamen er nog drie dergelijke kolossale golven, die, door niets gestuit, voor onze oogen Telokbetoeng verwoestten. Men zag den lichtopstand omvallen, de huizen verdwijnen, de stoomer „Barouw" werd opgenomen en bleef zitten, schijnbaar ter hoogte van de klapperboomen en alles was voor onze oogen zee geworden, op de plaats waar nog eenige minuten ge leden Telokbetoeng aan het strand had ge legen. Het indrukwekkende van dit schouw spel is moeilijk te beschrijven. Het on verwachte van hetgeen men ziet, en de reusachtige afmetingen van de verwoesting, die men voor zijn oogen ziet aanriehten, maakt dat men zich moeilijk rekenschap geven kan, van hetgeen men aanschouwt. De beste vergelijking is met een plotselinge verandering van decoratief, die in feeërien geschiedt door den tooverstaf eener fee maar op een kolossale schaal en met het bewustzijndat het werkelijkheid is wat men ziet, dat er duizenden menschen zijn omgekomen in een ondeelbaar oogenblik, dat er een verwoesting zonder wederga is aangericht en dat de waarnemer zich in dreigend levensgevaar bevindt. Als men ol deze dingen samenvat, kan men wel licht den indruk weergeven, dien zulk een natunrtooneel maakt, maar men blijft nog beneden de werkelijkheid. Zoo had dan de „Loudon" een zeebeving doorstaan, die Telokbetoeng verwoest had. Daar het telegraafkantoor aldaar eveneens verdwenen was, zou het wellicht laag duren voordat men op Java tijding had van de ramp, die Telokbetoeng getroffen had, te meer daar ondersteld kon worden dat de telegraafkabel, die van Anjer naar Telok betoeng loopt, gebroken was. De gezag voerder besloot dus naar Anjer terug te varen, ten einde aldaar te rapporteeren. Waren alle aanwezigen op de „Loudon" aan levensgevaar blootgesteld geweest, zeker in de eerste plaats de passagiers, die voor Telokbetoeng bestemd waren, doch die doordat er geen verkeer met den wal te verkrijgen was, niet geland waren. Ge woonlijk wordt Anjer niet aangedaan, doch wijl aldaar de koelies aan boord zouden komen, was via Anjer gestoomd. Aan dit toeval hebben de passagiers voor Telok betoeng hun behoud te danken. De „Loudon" was anders eenige uren vroeger op de reede van Telokbetoeng aangekomen, er zou dan zeker nog verkeer met den wal geweest zijn, de passagiers zonden geland zijn en een zekeren dood hebben gevonden. Wij stoomden intnsschen op, hadden weldra de reede van Telokbetoeng uit het oog verloren en hoopten spoedig uit de Lampongbaai te zijn. Maar zdo gemakkelijk zouden wij er niet afkomen. Het werd hoe langer hoe duisterder, zoodat reeds om 10 ure des morgens de meest Egyp tische duisternis heerschte. Deze duister nis was volslagen. Meestal toch, zelfs in een donkeren nacht, kan men nog eenige omtrekken, b. v. van witte voorwerpen, onderscheiden. Doch hier heerschte een volkomen afwezigheid van licht. De zon klom hooger en hooger, doch geen harer stralen bereikte ons. Zelfs aan de kim zag men niet het minste licht, terwijl geen ster aan den hemel verscheen. Deze duisternis heeft 18 uren aange houden. Het spreekt van zelf dat de „Loudon" gedurende dezen poolnaoht in de baai moest blijven „overwinteren". In- tusschen viel er een dichte regen van modder, die het dek meer dan een halven meter diep bedekte en overal indrong en vooral hinderlijk was voor de bemanning, wier oogen, ooren en nens letterlijk gevuld werden met een jinateriaal, dat de adem haling bemoeilijkte. Nu en dan viel er weer asch cn puimsteen. Het kompas vertoonde de vreemdste afwijkingen. Felle zeestroomingen werden waargenomen in uit- eeuloopende richtingen. De barometerstand was intnsschen buitengewoon hoog, wat zeker moeilijk te verklaren is. De adem haling werd echter niet alleen bemoeilijkt door de asch-, modder- en puimsteendeelen, maar de dampkringslucht zelve had een wijziging ondergaan. Een helsche luobt van zwavelig zuur verspreidde zich. Som migen gevoelde suizingen in de ooren, an deren een gevoel van drukking op de borst en slaperigheid. Kortom de toestand liet iets te wen- schen over, daar het vrij natuurlijk zou geweest zijn als wij allen waren gestikt. „Doch aan geheel andere gevaren was de „Loudon" blootgesteld. Toen de duis ternis eenigen tijd was ingevallen, werd de zee onstuimig. De wind stak hevig op en groeide aan tot een vliegende orkaan. Daarop volgde een reeks van zeebevingen. Deze openbaarden zich door zeer hooge zeëen, die plotseling opkwamen. Eenige daarvan kreeg de „Loudon" dwarsscheeps, zoodat zij werd opgenomen en zoodanig opzij helde, dat het gevaar dreigde dat zij zou omslaan. Het schip maakte dan bewegingen, dat alles door elkaar rolde en men zich ver beeldde in de Golf van Biscaye te zijn. Verder sloeg tijdens die bevingen de bliksem tot zeven malen toe in den mast en bewoog zich eerst langs den afleider, om daarna nog boven het schip met een demonisch knetterend geluid in het water over te slaan. Op zulk een oogenblik was alles plotseling helder verlicht en men zag dat alles aschgrouw van tint was geworden door den modderregen zoodat men on willekeurig aan een spookschip dacht. De brandspuiten stonden op het dek ge reed, daar ei alle kans was dat het schip in brand vloog. Het is bepaald te ver wonderen, dat dit niet gebeurd is, evenzeer als het mij verbaast, dat de „Loudon" deze zeeën heeft kunnen doorstaan. Steeds was er stoom op en stoomde zij langzaam achter de beide ankers aan. Behalve bliksem en donder kon er nog een eleetrisch verschijnsel worden opgemerkt. Op de uitstekende punten van mast en stengen gingen vlammetjes heen en weder. De inlanders hebben het bijgeloof, dat dit St. Elmusvuur de voorbode is van het ver- n van het schip. Vandaar dat, zoo spoedig zich een vlammetje vertoonde, al was het ook hoog in het tuig, de inland sche matrozen in het want klauterden om het uit te dooven en zoo deze ongeluks boden te verdrijven. Hoewel de modder regen het touwwerk glibberig had gemaakt, en ondanks het gevaar bij de ontzettende slingeringen, die het schip maakte, vlogen zij naar boven en sloegen op de vlammen, die echter tot hunne wanhoop niet uit doofden, doch zich verplaatsten. Dit waren uren, die men niet licht ver geet. Na elke zeebeving heerschte er eene verbazende stilte en kalmte in de zee, ook de modderregen hield dan tijdelijk op. Deze kalmte was nog onrustbarender dan de orkaan. Men hoorde dan aanhoudend het hulpgeschrei van de kettingjongens en koe lies in het voorschip, hnn „La Illah ill' Allah", het gebed tot den God van den Islam. Hulde aan den kok, die ondanks alle zeebevingen er toch in geslaagd is om eten te koken. Natuurlijk had alles de „couleur locale", dat wil zeggen, dat de spijzen niet geheel vrij waren van asch, modder en puimsteen, maar toch: een diner was er. Zelden is de morgenstond met meer vreugde begroet dan aan boord van de „Loudon" op den 28n Augustus. Des nachts tegen vier uren, toen wij volle 18 uren in de duisternis hadden doorgebracht, werd er aan de kim eenig flauw licht waarge nomen, een schijntje van de maan brak door, en de lucht was minder drukkend. Het werd lichter en de zon was weder te zien; er was dus kans om uit de baai te komen. Er viel nog wel wat puimsteen en asch, maar er was ten minste licht. De Sumatra-wal was dichtbij. De kust zag er hier allertreurigst uit; alles kaal, de hoo rnen door het gewicht van asch en modder omgevallen, of door de golven der zeebe ving medegenomen. De zee was overal be dekt met puimsteen en drijfhout, en verder in de richting van Poeloe Tiga was de in gang van de baai afgesloten door gansche eilanden van puimsteen, die als klippen in zee uitstaken en een verbinding vormden tnsschen Poeloe Tiga, Seboekoe en den vasten wal. Daar het vaarwater in Straat Lagoendie betrekkelijk open was, werd er koers gezet in die richting. Weldra zag men ook daar een puimsteeneiland verrijzen, dat ongeveer drie meter dik was en den weg versperde. Doch de „Loudon" moest tot eiken prijs uit de Lampongbaai, en zij stoomde dus dapper op het puimsteeneiland in. En het eiland opende zich en liet de „Loudon" door, terwijl de puimsteen zich achter hot schip weder sloot zoo voeren wij dwars door het eiland henen. Wel geraakte de vangpijp der machine verstopt, maar ge lukkig waren wij reeds door het eiland ge varen, in open zee en gered! Wat ziet de „Loudon" er uit! Geen baggermolen kan zoo vuil en smerig zijn. Alles zit vol vieze, stinkende modder. Zola zou zijn hart kunnen ophalen. Als de boot een jaar of tien geleden was gezonken en nu gelicht, zou zij er wellicht zdo hebben uitgezien. Alle tenten en losse voorwerpen op het dek zijn verloren. De gezagvoerder besloot naar Anjer te rug te keeren, ten einde te rapporteeren. De koers die genomen werd was door Straat Soenda, beoosten en later bezuiden Kra katau. Toen wij dit eiland aan bakboord zagen, bleek het duidelijk, dat er verband bestond tusschen de verschijnselen, waarvan wij bijna het slachtoffer waren geworden en den vulkaan op Krakatau, dien men tot nu toe als een aardigheid beschouwde, ge schikt als doel voor een pic-nic. Het eiland nl. had zichzelf uitgespogen (men vergeve mij de onkiesche uitdrukking, doch ik weet er geen betere te vinden) en was grootendeels verdwenen. Een steile kraterwand was nog te zien, terwijl de an dere helft van den berg geheel verdwenen was en in zee veranderd. In dien vertica len kraterwand zag men groote spleten en barsten, die met damp gevuld waren. In zee zelve tusschen Krakatau en Sebesie, waar eergisteren een doortocht was, zag men allerlei vulcanische riffen uit zee ver rijzen. De werking was hier in vollen gang. Op acht plaatsen zag men kolommen ont staan, die in den oorsprong uit een zwarte stip ontstonden. Die zwarte stip werd grooter en verkreeg een witte randde kolom ver hief zich dan tot groote hoogte en ver dween, om weldra plaats te maken voor een hernieuwd verschijnsel. Waren dithoo- zen of vulcanische eruptiën Het is moeie- lijk te beslissen. Intusschen naderden wij den Java-wal en wel de kust van Bantam. De invloed van Krakatau heeft zieh niet alleen tot de Lampongbaai uitgestrekt. Eeu vreeselijk schouwspel levert de kust van Bantam op. Van Tjeringin tot het oude Bantam toe is alles een woestijn gelijk. Wij liggen weder op de reede van Anjer geankerd, nog geen twee etmalen na ons vertrek op 26 Aug. Maar er is geen Anjer meer het is weggevaagd geen spoor, geen steen is meer te zien. Alleen een stomp, zijnde de steenen voet van den vroegeren vuurtoren op Java's vierde punt, is overgebleven en is het eenige grafmo nument, dat de grauwe kleur afbreekt van het reusaehtige kerkhof, dat zich aan onze blikken vertoont van het dek der „Loudon." De plaats waar vroeger bloeiende kampongs en een Europeesche vestiging te zien waren, is een effen grijze vlakte geworden. De rivier van Anjer is geheel gevuld met specie, zelfs geeu ruïne is blijven staan, alles is weggevaagd en met den grond ge lijk gemaakt. Een meer volkomen ver woesting is niet denkbaar. Een paar bla- derlooze boomen, ook aschgrauw van klenr, steken boven de vlakte uit. De eilanden in straat Soenda hebben eveneens in de verwoesting gedeeld. Zij zijn kaal en alle plantengroei is verdwenen. De golf moet hier meerdere tientallen van meters hoog opgeloopen zijn, te oordeelen naar de uitgestrektheid, die blijkbaar direct door het water verwoest is. Dwars in den Weg is in stukken gespleten, vele andere eilandjes hebben een aandeel moeten af staan aan het vernielende element. De zee is overal met drijfhout «n puimsteen bedekt. Het was voor de vele Anjereezen, die den 26sten Augustus aan boord waren ge komen (koelies), ook een treffend gezicht, toen zij hunne woonplaats vernietigd zagen het phlegma, den inlander eigen, ver loochende zich ook hier evenmin als het gebrek aan gevoel en hart, dat zich open baarde in allerlei uitingen van hen, die meer blijdschap uitdrukten over het feit, dat zij zeiven den dans ontsprongen waren, dan wel medegevoel voor hunne achterge laten en vermoedelijk omgekomen betrek kingen. Van het dek der „Loudon" nam men waar dat er zieh eenige Europeanen op de puinhoopen van Anjer bewogen. De gezagvoerder ging daarop met een sloep aan den wal en ontmoette daar, waar eens Anjer stond, (den resident van Bantam, Spaan, die, vergezeld door den eerstaan- wezenden ingenieur van den waterstaat Van der Ploeg en den controleur Ten Cate met buitengewone krachtsinspanning van Serang was gekomen, ten einde per soonlijk den toestand van de verwoeste streken op te nemen en dadelijk hulp te kunnen bieden. Deze heeren kwamen aan boord en werden door de „Loudon" naar de reede van Bantam gebracht. De tijdingen, welke wij van hen vernamen, zijn vreeselijk. Tal van landgenooten hebben den dood gevonden en dit treft te meer, als men velen van hen gekend heeft. Was de resident Spaan er in geslaagd om Ban tam op te beuren uit de ellende, waaraan het door veepest, hongersnood, en koorts epidemieën in 1880 en 1881 ter prooi was gevallen, thans is een groot gedeelte, nl. kuststreek Tjeringen, Anjer en Merak ge troffen door een ramp zonder weerga, zoo plotseling, dat niet voor velen redding mo gelijk is geweest. Doch de „Loudon" heeft bestemming naar de Westkust van Sumatra. Nadat de resident Spaan dus te Bantam is af gezet, zet de gezagvoerder wederom koers naar het Westen. Dus nu ten derde male langs Krakatau, door straat Soenda, en wee ons, als er weder een uitbarsting komt want driemaal is seheepsrecht en wij zouden er dan zeker niet levend afgekomen zijn. Maar de vulkanen rusten op hunne lauweren. Het is wèl geweest. Ponr la bonne bouche in den nacht van 28 tot 29 Augustus nog wat aschregen en wij zijn eindelijk in den Indischen Oceaan. Successievelijk werden Kroë en Benkoelen aangedaan. Hoe verder noordelijk, des te minder schade heeft het natuur verschijnsel aangericht en is het in meer gewijzigden vorm waargenomen. Allen echter, die wij spraken, waren het er over eens, dat ge durende een etmaal telkens een geluid was gehoord als van geweldige kanonschoten. Zeer vreemd is het zeker, dat aan boord van de „Loudon" van dit geluid niets ge hoord is, terwijl zij toch tijdens de uit barsting in het centrum van werking was. Ik zal niet uitweiden over de ramp zelve; de bijzonderheden zijn Tan de l&nd-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1883 | | pagina 1