"T VLIEGEND BLAADJE KLEINE COURANT VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL. No. 1274 Zaterdag 2 Mei 1885 Dertiende Jaargang. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Kalender der Week. Abonnement per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent. 3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 Uitgevers: BERKHOUT <fc Co., te Helder. BarrouxSPOORSTRAAT eu ZUIDSTRAAT. Advertentiën ran 1 tot 5 regels25 Cent. Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn MEI, (Bloeimaand), SI dagen. Opkom»t dor Zon 4 u. 25 m. Onderg. 7 u. 80 m. Zondag Maandag Dinsdag Woonadag Donderdag Vrijdag Zaterdag 8 4 5 6 7 Laatste Kwartier. NIEUWSTIJDINGEN. HELDER, 1 Mei 1885. Dinsdagavond werd door Hel ders Mannenkoor" in Tivoli, onder leiding van den beer Egbers, de laatste uitvoering in dit seizoen ge geven. Als solist trad op de beer P. P. ran Erven Dorens, uit Amsterdam. In een drietal liederen, »Esist genug" »Der Pruhling" en >Ausfabrt" had den we gelegenheid te oordeelen, zoowel over zijnebekwaamheid, merk baar is 't eerstgenoemde stuk, als over zijne werkelijk fraaie stem en aan gename voordracht, die in de laatste nummers meer uitblonken. Daveren de applaus gaven blijk van de inge nomenheid der toehoorders. Ook maken we gaarne melding van de Quatremairis,ran Godefroi, met bege leiding van viool en violoncel, uit geroerd door den beer L. A. Schou ten, den jongeheer Janzen en de beeren H. A. Egberts en G. Reijers. De koren, meestal oude bekenden, werden flink voorgedragen. We kun nen niet nalaten met een enkel woord melding te maken van »De kabels los!" van R. Hol, dat uitmuntend werd gezongen. Blijkens een bij bet Departe ment van marine ontvangen telegram, zijn Zr. Ms. instructiescbepen Marnix, en Castor, in den namiddag van 27 dezer te Antwerpen aangekomen. Men verneemt dat bet voor nemen bestaat om Zr. Ms. schroef- stoomscbepen de Ruyter en bet Zil veren Kruis, beide liggende aan 's rijks werf te Willemsoord, in bet najaar in dienst te stellen. Heden werd bij de reeders van Engers, Roelofs Co. te Schiedam bet telegraphiscb bericht ontvangen, dat de kotter Nieuwe Onderneming, kapt. D. van der Pijl, op zee is ge zonken. De bemanning is gered en te Harlingen aangebracht. Volgens opgave van bet Bu reau Veritas zijn in Maart 1885 ver ongelukt 73 schepen, waaronder 8 vermiste. De verongelukten zijn van de volgen de natiën. Duitscbland 9, Amerika 4, Engeland 27, België 2, Chili 1, Denemarken 1, Spanje 1, Frankrijk 10, Nederland 3, Italië 6, Noorwegen 5, Portugal 2, Rusland 1, Zweden 1. In de zelfde maand verongelukten 20 stoomschepen, waaronder 9 ver miste, van de volgende natiën van Duitscbland 2, Amerika 1, Engeland 13, Spanje 1, Frankrijk 3. Aan den Scharsterrijn (in Friesland) beeft Maandag een treu rig voorval plaats gehad. Drie pol derwerkers, aldaar werkzaam, die in beschonken toestand verkeerden, wil den de vaart overgaan en gebruikten daartoe een oud klein schuitje. Nabij de Scbarsterbrug kantelde plotseling bet ranke vaartuigje, waardoor de drie opvarenden te water vielen en spoedig in de diepte verdwenen. Een werd gered, doch de beide ande ren, waavan eeu gehuwd was, konden slechts levenloos worden opgehaald. Het vermoeden dat de brand, die in den nacht van 24 op 25 dezer de gebeele boerderij van K. Zwijnen- burg te Wijngaarden in de ascb legde en al diens vee een prooi der vlam men maakte, aan moedwil zou zijn toe te schrijven, schijnt juist te zijn geweest. Dinsdag is door de justitie onder verdenking van dien brand te hebben aangestoken, voorloopig aan gehouden de opperman T. N. te Oud- Alblas, en hebben dienzelfden dag, naar aanleiding dier aanhouding, de beeren rechter-commissaris, waarne mend griffier en substituut-officier van justitie bij de arr.-recbtbank te Dord recht, zich naar Oud-Alblas en Wijn gaarden begeven, ten einde een plaat selijk onderzoek in te stellen, tenge volge waarvan N. naar dc cellulaire gevangenis te Dordrecht is overge bracht. Omtrent den moord, onlangs te Wageningen gepleegd op B.Jan sen, meldt men, dat de verdachte WRegeling thans beeft bekend, dat i de knoop, onder bet lijk van den vermoorde gevonden, aan hem toebé- boorttevens beeft bij bekend, bet horloge bij Jansen te hebben gestolen en later verkocht. Hij beweert ech ter, dat bij, toen hij den diefstal pleegde, Jansen vermoord beeft ge vonden." Men leest in de Amsterdammer Een vreeselijk voorval op zee. Het te Halifai, N. S., thuisbehoorende schip „Bedford," gevoerd door J. Congdon, dat te Amsterdam voorde Petroleumhaven de van New-York aangeroerde lading ligt te los sen, stond gedurende de reis herwaarts aan zoodanige rreeselijke gevaren bloot, dat het schier als een wonder is te beschouwen, dat dit vaartuig behonden de bestemmings plaats bereikte. Don 14 Maart van New-York vertrokken, werd het schip aldra in een serie van ach tereenvolgende meest Westelijke stormen gewikkeld, die het bijna gedurende de ge- heele reis bijbleven. Vrijdag 20 Maart, 's morgens 5 UTe, op 39 min. NBr. en 6 gr. 50 min. WL. werd het schip zoodanig door NW. storm en hooge zee geteisterd, dat do kapitein besloot, het schip onder den wind te brengen. I)e lucht stond dreigend en nu en dan werd donder en weerlicht waargenomen. Toen de equipage in den voortop op was gegaan, om het voortopzeil vast te maken, sloeg de bliksem in de voorboven- bramsteug, slingerde door het tuig ook naar den grooten en bezaanatop over en nam vóórts langs het tuig van alle toppen zijn weg benedenwaarts. Gelijktijdig werd een zware slag als van een-, ontploffing ge hoord, terwijl intussehen de bemanning, door den schrik overmeesterd, zich in alle haast aan dek liet zakken. De grootste schrik en ontsteltenis wachtte echter den opvarenden nog. Weldra toch werd men gewaar, dat er, eerst uit het voorluik en vervolgens ook uit het groot luik rook opsteeg, dat wil zeggen, dat er brand was; brand in oen groot schip, vol geladen met petroleum Met de grootste behoedzaamheid werd er in het voorluik, waar rook en hitte het sterkst waren, water op de lading geworpen en vervolgens de luiken van sterke preBen- nings voorzien en goed diohtgeschalmd. Men begreep echter, doordat nog steeds rook uit het schip opsteeg, dat de brand niet gebluscht was, dat men zich als het ware op een drij venden vulkaan bevond, dat ieder ocgenblik het dek open kon bersten en vuur- of waterdood het lot van allen zon zijn. Men besloot derhalve het verraderlijke schip te ontvluchten en trachtte niettegenstaande het stormweder en de hooge zee, de booten uit te zetten. Dit ging dan ook met veel moeite gepaard. Een dier vaartuigen werd terstond door de zee tegen het schip tot splinters ge slagen doch het gelukte toch twee andere booten over boord te krijgen en aan lange lijnen achter het schip aan te vieren. Toen men echter des Zaterdags op het punt stond, van het schip te verlaten, werd opgemerk, dat de rook verminderde en hoopte men daaruit te mogen besluiten, dat de brand, zoo al niet geheel gebluscht toch aan het dooven was, zoodat besloteu werd aan boord te blijven en aangezien het weder wat bedaard was, voor den wind te houden, waartoe men dan ook na het weder binnen boord nemen der booten, die daarbij belangrijke scbade bekwamen, over ging. Nog echter was het einde der rampen niet daar. Weldra moest men de onder vinding opdoen, dut (waarschijnlijk tijdens het schip onder den wind had gelegen) de kop van het roer was gebroken. Niet dan met veel moeite slaagde men er in, om aan weerszijden buitenboord uit stekende stukken van spieren op de pollen op het achterdek te sjorren, op de uiteinden dezer spieren takels te bevestigen en met behulp van de laatste het schip door middel van de zorglijnen te sturen. Van den brand in het schip werd men al minder en minder gewaar. Bij het aanzetten der lenspompen werd tamelijk veel petroleum gepompt. Het tuig wees door versplintering van blokken, de afge slagen schavielingmatten en het geschroeide touwwerk de richting aan die de bliksem door het tuig had genomen en die, hoe zonderling ook, zich na het eerste treffen in drie deelen vertakte. Het kompas moest medo de gevolgen der electrische werking ondervinden en had voor het overige der reis bij een Oostelijkcn koers eeu locale afwijking van 2j streken. De luiken durfde men, ten einde den toegang van lucht te verhinderen, gedurende de verdere reis niet openen. Men had dus geen bepaalde zekerheid, dat het vuur geheel gedoofd was en moest bij het veelal slecht weder en gedurig gebrek aan obser- vatiën de reis met een gebrekkig nood- stuurtoestel en een onvertrouwbaar kom pas voortzetten, en slaagde er nochtans in de plaats der bestemming behouden te bereiken. De geheele schade aan het schip en aan dc lading zal eerst na geheele out- lossing bepaald kunnen worden. Wij hadden het genoegen, met kapt. Congdon kennis te maken eo door hem in de gelegenheid te worden gesteld, een kijkje in het ruim te nemen. Een paar lagen petroleum vaten tusschen voor- en groot luik, alwaar de brand had gewoed, waren reeds gelost. Enkele vaten waren gesprongen en ledig, een veertigtal was geheel verbrand, andere weder zoo gebrand dat men er slechts met den vinger had door te drukken, om ze te doen lekken. Voorts waren verscheidene vaten geblakerd. De bliksem scheen aan stuurboordszijde in het ruim te zijn geslagen. Eenige ijzeren kniën waren, door het afspringen van de kliuksels der bouten, afgeweken; de balkwegering was hier en daar aan merkelijk ontzet en de onderkant van het dek, eenige dekbalken, wegering en stutten waren verkoold of zwaar gablakerd. De aanblik van het geheel maakte bij de gedachte, wat er al verder had kunnen gebeuren, een pijnlijken indruk. Bij het verhaal, dat kapt. Congdon ons deed, was het den Hinken, bedaagden zee man dan ook wel aan te zien, dat hij diep doordrongen waa van het besef in wat gevaar hij had verkeerd en van warm dankgevoel voor zijne redding. Moge zijn verdere zeemansloopbaan vrij zijn van meer dergelijke bittere zeemans- ervaringen. INGEZONDEN. Helder, 27 April 1885. Mijnheer de Redacteur! Ruim 2 jaar geleden (in Maart 1883) las ik in een onzer plaatselijke bladen het volgende ,,'k Wil mijnen lezers mededeelen, dat het talmen en nog eens talmen met de beslissing over een te stichten afslag lokaal, een mijner vrienden een in mijn oog aardige opmerking heeft doen maken. Mijn vriend heeft ook wat aan 't Latijn gedaan en daardoor was hij in staat den naam te vertalen aan een der hier nu en dan binnenvallende vischsloepen gegeven „Festine Lente", 't welk in de Nederlandsche taal getrouwelijk overgezet, zooveel beteekent als „Haast n langzaam," de aloude levens spreuk van keizer Augustus, zaliger nage dachtenis. Nu is 't opmerkelijk, hoe onze Gemeenteraad die spreuk behartigd heeft, bij zijne behandeling van 't voorstel om een lokaal voor den afslag van zeevisch te stichten. Ruim 12 maanden zijn voorbij gegaan sedert de Commissie voor de reor ganisatie van den af slag werd benoemd en nog geen beslissing haast u langzaam Ruim 12 maanden heeft men gezocht naar een plek, waar dat lokaal zou moeten ver rijzen; men is nog steeds zoekendehaast u langzaam! Men wil de verordening op den afslag herzien en bepalingen in 't leven roepen, die de zaak op afdoende wijze regelen, maar de aloude voorschriften blijven nog steeds van kracht haast u langzaam Moge spoedig deze aangelegenheid in 't reine worden gebracht Zoo sohreef men nn twee jaar geleden. Maar nu, nu men meende, dat de bewnate zaak volkomen in 't reine zou komen, nn alles was voorbereid om de gewenschte re organisatie tot stand te brengen n n ver klaart de meerderheid van onzen Raad, dat onbepaald uitstel wenschelijk is. En midderwijl nadert de tijd, dat IJmuiden zich als marktplaats voor zeevisch gaat inrichten, om als zeer gevaarlijke concur rent voor 't Nieuwcdiep op te treden. Wat zal het gevolg zijn P Och, wij blijven hier het „haast n langzaam" maar huldigen, totdat men elders met de voordeelen gaat strijken, die de vischhandel thans hier ter plaatse oplevert. Als die handel zich grootendeels heeft verplaatst, dan zal men zich wellicht er toe zetten om de bakens te verzetten, maar dan is 't getij ver- loopen HoogachtendUw dw. dienaar, 8. B. Stoom vaartberichten. Het stoomschip Voorwaarts vertrok 29 April van Marseille naar Amsterdam. FEUILLETON. Een onverbiddelijke Vijand. 57.) Vertaling van GERRIT J. „Die twee Zigeuners moeten rijk beloond worden. Ik wil hen spreken." „Van avond komen ze, mijnheer." „Bezorg me een telegram in de stad," verzooht Kart. „Ik ben bezorgd voormqn oude grootmoeder. De schrik kon haar op haar leeftijd hinderen. Ik zou wel dadelijk met mevrouw Klöber en Marie willen ver trekken, maar baron Hellwig heeft me zoo dringend verzocht te blijven. Ik zal hem zeggen, dat zijn voormalige dienaar de vlucht genomen heeft. Dat zal hem geruststellen, want hij vreest de wraak van den ellende ling. Ik begrijp niet waarom, went hij is niet weggejaagd, maar gevlucht." „Denkt u dat de baron herstellen tal vraagde Weber. „Neen, hoewel de koorts geweken is, is zijn hartkwaal zoo verergerd, dat elk nur zijn laatste kan zijn, zegt de dokter. Ik durf hem daarom niets weigeren en blijf hier. Maar ik ben ongerust over mevrouw ven Holtzeadorff," „Moet ik 't telegram dadelijk bezorgen?" vraagde Weber. „Dat kan wel wachten tot na het diner. Wees zoo goed en wacht op antwoord. Mevrouw Klöber zal verrukt zijn, omdat Filip teruggekeerd is; ik zal't haar dadelijk vertellen." Mevrouw Klöber juichte van vreugde eu riep met betraande oogen van vreugde uit „Mijn dierbare Filip, ik dacht niet, dat ik je zou terugzien Hij is de beste mensch op de wereld „U zult hem waarschijnlijk morgen zien," verzekerde Kurt. „Ik zal hem telegrafeer en, dat bij dadelijk hierheen moet komen. Hij weet nu reeds wat n heeft uitgestaan, want ik heb dat aan mijn grootmoeder geschreven." „Filip heeft veel te vergeven," zeide me vrouw Klöber ernstig, want zulk een hardnek kige vijandschap is vreeselijk." Na 't middagmaal begaf Weber zich met 't telegram op weg, hetgeen door Nuszler, die in een afgelegen kamer zich verscholen hield, werd bespied. Hij werd onrustig. Wat moest Weber in de stad doenP Waarom stnurde men den rij knecht niet, af Frans, wanneer 't een eenvou dige boodschap betrofP Wilde Weber hem uitleveren en daardoor bewijzen, dat hij zyn vak als rechercheur verstond P 't Koude zweet parelde Nuszler op 't voorhoofd bij dit denk beeld. „Ik moet vnn hier en wel zoo snel moge lijk, nog voor Weber terugkomt, dacht hij. Maar hoe kom ik aan geld P Zou mijn ouwe wat hebben? Misschien wel. Na eenige minuten verliet hij, stout gewor den door Webers vertrek, zijne schuilplaats en sloop voorzichtig naar de kamer van vrouw Jordnn, die zat te breien. Ze keerde zich om, stond op en zeide, toen ze hem herkende „Jij hier, KarlP Waarom heb je je schuil hoek verlaten P Frans of juffrouw Neumann kunnen elk oogenblik hier binnenkomen. Hoe durf je 't wagenP Men vertelt vree&elijke dingen van je, Karl De booswicht vloekte; zijn angst bevestig de woorden zijner moeder. „Luister naar die praatjes niet," zeide hij. „Heb je geld, moeder P" „Niet veel," zeide de oude vronw bevend," niet veel, want mijn geld staat op de spaar bank." De zoon vervloekte die instelling en vraagde verder „Hoeveel heb je P" „Slechts twintig mark." „Geef maar op en ook al 't zilverwerk, dat niet dadelijk vermist zal worden." „Dat heeft Frans achter slot." Toornig zeide Nuszler, dat hij meer dan twintig mark noodig had, maar zweeg, toen hij voetstappen hoorde. „Ik kan 't niet gevenzeide de oude vrouw driftig, „ik kan niet. Ik zou me niet bedenken, daar je in zulk een gevaar verkeert, maar Frans heeft alle dingen van waarde in de kamer van den baron weggesloten. Weber raadde 't hem aan, toen hij van de inbraak op Eichenborst gehoord had." „Dus hij weet dat ook albromde Nus zler. ,,'t Wordt tijd voor me. Geef me dat geld, moeder. HaltWaarom is Weber naar stad P" „Hij bezorgt een telegram „Kom, dat is maar een voorwendsel." „Neen, Karl, ik heb 't zelfgezien." „Denk je, dat hij vermoedt dat ik hier ben?" „Hij zeide, te vermoeden dat je hier in den omtrek rondzwerft, na op Eichenborst inge broken te hebben." „Vervloekt! Alles is tegen me!" riep Karl wild. „Juffrouw Neumann, dat domme schepsel, rergiftigt den baron, alvorens hij zijn testament gemaakt heeft en men beschul digt mij als zijn moordenaar, ofschoon ik den drank bestemd had veor 't meisje, dat hij be mint. Dat vergeeft hij me nietDan dat ge val op Eichenhorst. Vervloekt, ik weet niet wat ik beginnen moet! Ik heb geld, maar niet hier, en zonder contanten kan ik niet weg „Je bent veilig, als je in je kamer blijft, Karl „Op welk uur eten de dames f" vraagde hij. „Om zes nar, in de kamer van mevrouw KlöberP" „Bedien jij daarP" „Neen, Frans." „En wie is dan bij den zieke P" „Juffrouw Neumann. Waarom vraag je dat, Karl P" „Ik dacht, dat zon de beste tijd zijn om te ontsnappen." „Als je vluchten wilt, heb je gelijk," stemde de oude vrouw toe;" maar 't zou beter voor je zijn hier te blijven." „Hier in huis, met een rechercheur, die me zoekt? Neen, ik dank je! Ik vertrek om zes nur, dan is 't donker en we hebben geen mane schijn. Geef me 't geld." De oude vrouw reikte hem hare beurs toe, met de woorden „Er is iets meer dan twintig mark in, ge loof ik. Karl, bericht me waar je bent, dan zal ik mijn geld nit de spaarbank lichten en 't je toezenden,"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1885 | | pagina 1