'T VLIEGEND BLAADJE.
KLEINTE COURANT
VOOR HELDER. NIEDWEDIEP EN TEXEL
No. 1307
Woensdag 26 Augustus 1885.
Dertiende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Atoonnement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
>3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureau: SPOORSTRAAT el ZUIDSTRAAT.
Advertentiën
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 25 Aug. 1885.
Zelden keek men met meer belangstel
ling naar barometer en thermometer dan jl.
Zaterdag. Bij menigen knaap rees de vraag
op: „Zou de Vliegerwedstrijd doorgaan of
nietP" Zoovelen hadden zich ingespannen om
met hun vlieger kranig voor den dag te
komen en hoopten een der prijzen te zullen
behalen. Al stond de lucht wat buiig, de com
missie voor den Vliegerwedstrijd besloot 't
toch maar te wagen. Omstreeks half twee
dei middags waren honderden belangstellen
den getuigen van den optocht der knapen, de
meesten met hun vlieger in de hand. Onder
geleide der commissie en voorafgegaan door
een paar tamboers en een vaandeldrager, trok
de troep naar de plek, tot 't houden van den
wedstrijd bestemd, 't Terrein was afgeba
kend en de orde werd door eenige militairen
en politieagenten gehandhaafd. Met last
gingen de knapen aan 't werk en weldrA ste
gen de vliegers omhoog. Er was wel werk aan
besteed. Men zag er die uitmuntten door
grootte, door sierlijkheid en door fantatischen
vorm. Zonder wind kan een vlieger niet op
stijgen; maar er kan ook te veel wind zijn, en
dit was bier 't geval. Had Aeolns wat
minder sterk geblazen, dan zou 't leest prach
tig gelnkt zijn. Nn echter dook menige vlie
ger omlaag, terwijl anderen, die reeds flink
in de lacht zweefden, er van door gingen, om
dat 't touw brak. 4 of 5 zag men soms tegelijk
schoot gaan, tot groote teleurstelling der
respectieve eigenaarsdie al vroeg tot de erva
ring kwamen, dat alle vliegers niet opgaan.
Toch bleven verscheidene vliegers omhoog tot
'teinde vandenwedstrijd. Elk derknapen kreeg
eenglas melk, die door de melkinrichting werd
geleverd. Na afloop keerden de overwinnaars,
gevolgd door ds menigte, terug en hielden
stand voor de sociëteit „De Eensgezindheid,
waar hun de behaalde prijzen werden ter
hand gesteld.
Ie prijs A. J. Klein. 2e N. Simon. 3e
L. Polstra. 4e D. Vroom. 5e K. Wiegel. 6e
P. de Kok. 7e G. van Dok. 8e J. Kolster. 9e
H. van Willigen. 10e C. 't Hart. He C.
8mit. 12e H. D. Keijner. 13e J. van Man
gum. 14e E. Roeffel. 15e J. Visser. 16 P.
van der Plaat. 17e J. Dobbelsteen. 18e A.
van Straten. 19s H. van Twisk. 20e A.
Schaap. 21e S. van Riel. 22e M. Hin. 23e
Bethlehem. 24e J. Snooij. 25e W. J. C. ten
Harmsen. 26e N. Cornielje. 27e W. Birn-
baum.
De prijzen bestonden in verschillende voor
werpen, voor jongens zeer bruikbaar: een
vélocipède, een passerdoos, een tooverlun-
taarn, een gereedschapsdoos, damborden,
boekwerkjes, enz.
De heer F. T. de Mazure, pre
dikant te Waal en Koog, op Texel,
is als zoodanig beroepen te Eierland,
aldaar.
De opbrengst van den hooioogst
is op Texel niet zoo groot geweest
als verwacht werd. Wat de qualiteit
van het hooi betreft, zijn de land
bouwers zeer tevreden. De oogst van
kool-en karweizaad heeft het gemid
delde van andere jaren bedragen.
Gerst, haver, rogge en erwten leveren
bijzonder weinig op. Met het oogsten
van de tarwe is een begin gemaakt.
De opbrengst is matig. Over de
hoedanigheid der vroege aardappe
len valt niet te roemende opbrengst
is ook gering en de knol zeer klein.
Het rooien van winteraardappelen
geschied eerst in September.
Ds. P. K. Bijl heeft voor het op
hem uitgebracht beroep naar de
Doopsgezinde gemeente te Wieringen
bedankt.
Tot le luitenant bjj het O. I.
leger is o. a. bevorderd de 2e luit. A.
de Leur, thans met verlof in Nederland
Tot meerderen waarborg tegen
insluiping der cholera uit Marseille
en -de Spaansehe havens, zullen voor
taan de te IJmuiden binnenloopende,
door cholera besmette schepen, en die
komende uit besmette havens, behalve
door den quarantainedokter, ook door
dengeneesk. inspect.worden geïnspec
teerd, terwijl de barak tot ontvangst
van choleralijders te IJmuiden in ge
reedheid is gebracht.
Vrijdagmiddag ging de heer K.
D. Az. te Westzaan, met een zijner
zoons en een dochter naar den on
langs door hem aangekochten olie
molen »De Dujnmeyer". om dien te
bezichtigen. Bij een oliebak geko
men, is de zoon daarin afgedaald,
naar men zegt om het deksel dat in
den bak was gevallen, naar boven te
halen. Daar hjj niet terugkwam,
klom ook de vader af, doch keerde
evenmin weder. Beiden zijn, daar
de bak lang gesloten was gewest,
bedwelmd geraakt, en, hoewel op het
geroep der dochter spoedig hulp werd
geboden, zijn beiden levenloos naar
boven gehaald.
Aangaande het getuigenverhoor in de
zaak Timmermans, v. Oppen: schrijft de
heer G. v. d. Wald in de Prov. 's Hert. Ct. i
De zatl was reeds lang gevnld. Men
drong en duwde om den beschuldigde te
kunnen zien. Eindelijk mocht ik een goed
plaatsje veroveren, waar ik mijn oogen kon
laten gaan langs de ernstige hoofden der
raadsheeren, de effen gezichten der deur
waarders en de barsche tronies der poli
tiemannen. Boven alles staken de breede
schouders van Timmermans en de kale krnin
van zijn reeds grijzenden schedel uit, zich af-
te ekenend tegen de plooien van het groene
gordijn, dat den achtergrond bedekte. Bij
het geschuifel en geraas daar de stroom
volks nog steeds gevoed werd door de dub
bele deur der gerechtszaal las de griflier
de lange, zeer lange akte van beschuldiging
voor. Daarna verschenen de getuigen. Ik
hoorde bijna niets dan wat gemompel.
Nadat een paar getuigen waren geboord,
zag ik sommige heeren in de advocaten-
bank de hoofden bij elkander steken. Ter
wijl achter in de zaHl de opeengepakte
menigte nog gonsde, zag ik vóór nieuws
gierige oogen zich naar de geopende deur
wenden. Lang bleef toch de geroepen ge
tuige weg. In mijne nabijheid was het
woeligmen drong en duwde met geraas
om naar voren te komen. Plotseling werd
het stilIn de denr verscheen, geleund op
een forschen mannenarm, een zwart geslui
erde dame, die zich gebukt zonder gedruisob,
voortbewoog. Ik zag haar neervallen op
een stoel, haar hoofd leggen in denzelfden
arm, die haar niet verliet, hoorde tusschen
de vragen van den voorzitter eenige onsa
menhangende klanken, pijnlijke snikken
Eindelijk rees de dame langzaam op en
verliet even stil, even somber, even droe
vig de zaal, als zij er gekomen was. De
denr bleef geopend en over den drempel
sohreed, na eenige oogenblikken, een jeug
dig, in diep rouwgewaad gehuld meisje de
gerechtszual binnen, eveneens geleund op
den beschermenden arm van zooeren. En
toen ook deze treurende tusschen snikken
door, naar haar best vermogen, de vragen
der gerechtigheid had beantwoord, strompel
de zij weg, van het hoofd tot de voeten
bevende van de overweldigendste aandoe
ning. Ten derde male deed het zwarte
rouwkleed zijn verschijning aan de deur, na
van oen aanminnig schreiend knaapje, dat
het beeld zijns vermoorden vaders meer dan
ooit voor oogen zal hebben gestaan
Sprakeloos bad de menigte toegekeken, met
hijgenden boezem hadden de aanwezige da
mes de treurende familie der slachtoffers
van Timmermans aangestaard, zenuwachtige
snikjes waren hier en daar te hooren en de
wimpers van geen enkele bleven droog.
Vóór mij zag ik de gebruinde tronie van
een politieman met een zwaren dragonder
knevel onder den barigen kolbak uitkijken
en mijn beneveld oog zag op den koevel
een traan rollen, die een weg zocht langs
de diepe en ernstige plooi der wang....
Een vraag welt me op nit het hart: In
de bank der beschnldigden - zat toch een
mensoh P Terwijl de echtgenoote, de doch
ter en het zoontje zijn slachtoffers geknakt
langs hem heuentogen, was het oogenblik
waarop aan Timmermans een kreet van
spijt^ van deernis, van berouw zou ontsnap
pen doch alles bleef stilKoud als
marmer zat de beschuldigde op deu arm
behagelijk rustende, in zijn bank. Bij de
vragen des Yoorzstters, in het bijzijn dier
treurende getuigen, was de mond geenszins
van aandoening toegeklemd, maar onver
schillig, als gold het de eenvoudigste zaak
der wereld werden de antwoorden gegeven.
Zelfs de zwarte sluier der zoo diep gewonde
echtgenoote en moeder, welke rakelings langs
zijn bank streek, vermocht niet den schul
dige een rilling door de leden te voeren.
De warmte om hem heen ik zag in zijn
nabijheid advocaten den zakdoek naar de
oogen brengen bleek eveneens op de
kille onverschilligheid des moordenaars af
te stuitenzelfs eens keerde hij zich loom
om en overzag met een brutalen blik de
toehoorders. Een gemompel van afgrijzen
steeg uit den volkshoop op
Indien in de bank der beschuldigden Don
derdag een mensch heeft gezeten met al
aandoeningen des harten dan ware deze
door den ijskonden adeta van den haat ver
steend.
INGEZONDEN.
Zeegras of Oesters?
DOOR
JAN KRITIEK.
(Slot.)
De Zuiderzee leverde vroeger uit de natuur
veel oesters op, welke door opkoopers van
Texel en Nieuwediep werden verhandeld, of
als plantoesters bij de maat verkocht en naar
Zeeland versonden. De laatste jaren was de
Zuiderzee van oesters doodgevischt, maar
was er nog overvloed van mosselen bij Ter
schelling, Harlingen, het Zwin, het Amstel-
diep, de Gommels en de Wildebank. Het
meerendeel werd jong opgevischt, tot bemes
ting van het land gebezigd en als plantmos-
seis naar Zeeland verscheept, bet grootere
soort in het binnenland verhandeld of met
aliekrniken en kokkels, aan makelaars te
Londen, Huil, Liverpool, Antwerpen, Brus
sel en Parijs verzonden.
Bij de op den 16 en 17 Juli 1884 te Helder
gehouden eerste verpachting van vischpkat-
sen in de Zuiderzee, werden 61 perceelen aan
17 verschillende personen verpacht voor de
som van f 61.711 per jaar. De prijzen liepen
zeer uiteen en variëerde van f 28 tot f 3450,
In de voorwaarden der oesterverpachting
is o. a. bepaald: „Het is verboden de pach
ters der Wierwaarden te belemmeren in het
genot van het door hen verpachtte." „Wat is
door hen gepacht" P „Het genot der Wier
pachters bepaalt zich tot het maaien 7an het
zeegras en het inoogsten van het gemaai
de''; alzoo moet hij de aliekruiken la
ten leggen die onder het maaien altijd mee
aan boord gaan en het eigendom zijn van den
oesterpachter. „En waar ligt het terrein van
den Wierpachter"P Daar de Wierwaarden,
wier grootte wel is waar bij de verpachting in
hectaren zijn opgegeven, nergens zooals de
oesterperceelen door vaste merken zijn aan
geduid, maar op de bestaande kaarten als
zeer bochtige onregelmatige veelhoeken zijn
aPgebeeld, wier vorm en grootte door afne
ming en bijvoeging gedurig wordt gewijzigd,
zoodat van den oorspronkelijken vorm niets
mser over is, zou het moeielijk met juistheid
kunnen worden geconstateerd, welk zeegras
wel en welk niet is verpacht en zou men
na een lastige opmeting, met een groote me
nigte bakens eenigszins de juiste grens kun
nen bepalen. Toch ia dit voor de oestercul
tuur belangrijk genoeg, immers een perceel
kan geheel met wier begroeien en zon de
wierpachter dit ook als zijn eigendom kunnen
beschouwen en alzoo den oesterpuchter, die
wellicht het tienvoud der wierpaebt betaalt,
belemmeren. Het is wel verboden broed ver
zamelaars in de wier te leggen, maar niet om
daar oesters tusschen te zaaien, waartoe som
mige plaatsen bijzonder geschikt zijn, maar
dat is te gewaagd, zoolang de grens niet be
hoorlijk is afgebakend; de wierpachter stuurt
er de maaiers in, deze vertrappen ze in den
modder, waardoor ze stikken of heeft een
schoone kans om zioh een deel toe te eigenen
zelfs te goeder trouw. Nog onlangs vroeg mij
iemand inlichting omtrent een perceel waar
een massa oesters waren uitgezaaid. Is dat
hier ook verpacht? En bovendien, waar een
mensch bij een goede gelegenheid wordt ge
zet, bestaat kans voor diefstal. De oester-
pachter is wel verplicht zijn perceelen af te
bakenen maar niet de daarin liggende wier-
velden, dit blijft voor rekening van den wier
pachter, die volgens de voorwaarden „gehou
den worden het verpachtte volkomen te ken
nen.
Hoewel de naïve vraag, mij onlangs ge
daan, „groeien de oesters niet aan het zeegras
vast" P tot de uitzonderingen behoort, valt het
niet te ontkennen, dat de toestand in de Zui
derzee gausch anders is dau iu Zeeland en er
das ook voor den vakman, die zich daar met
succes op de oestercultuur wil toeleggen, nog
veel valt op te merken en te bestudeeren. De
eene plaats is het best voor de ontwikkeling
van het broed, de andere met het oog op
de wierpollen, wierveldeu en stroomgaten,
voor de plaatsing der broedverzamelaars,
weer andere voor den groei van het broed of
om ze groot en vet te maken. De soort van
grond, de mindere rijzing en daling van het
water, zwakke stroom, waardoor bij warm
weer 't zeemos, een donkergroen plantje, zich
snel ontwikkelt en den grond met schulpen en
pannen incluis met een gladde korst overdekt,
zoodat het broed zich daaraan niet kan hech
ten, meerdere aanwezigheid van vuil dan vroe
ger, toen bij de vrije visscherij op oesters,
mossels, krukels en zeesterren de grond ge
durig werd opgekord en schoongemaakt,
waarbij slik, zeer infloog, kattenstaarten en
zinkwier hetwelk na op de perceelen, die
aan de vrije visscherij zijn onttrokken, blijft
leggen werd losgewoeld en door den stroom
weggevoerd, zijn toestanden waarmee men
moet rekenen, doch die onder bekwame lei
ding en doelmatige bewerking wel zullen zijn
te overwinnen.
Het oesterbroed, een melkachtige afschei
ding, ontwikkelt zich in Juli en Augustus en
drijft zoolang op het water totdat zijn soort
gelijk gewicht dat van zeewater overtreft,
waarna het zinkt en zich op den bodem hecht
aan allerlei voorwerpen alszinkhout, steen,
schulpen, aliekrniken en daarvoor expres ge
plaatste broedverzamelaars, meestal zwaar
gekalkte pannen. Wanneer men nn rekent,
dat door een op elke viekante palm één
scbulpje of aliekruik aanwezig is, geeft dit
op elke heotarc reeds een millioen natuurlijke
broedverzamelaars.
Dezen zomer zijn voor de cultuur te Wie-
ringen reeds nieuwe huizen en schepen ge
bouwd en hebben reeds eenige schippers daar
bij een vaste betrekking bekomen. Er zijn
veel schulpen uitgestrooid, hier en daar pan
nen gelegd en een flinke partij Zeeuwsche eu
Fransche oesters gezaaid. De groei der
oesters gaat uitmuntend, de aanslag van het
broed zul men eerst primo September kun
nen beoordeelen; tot heden zijn, voor zoover
mij bekend is, 3 broedjes op één schulp en 38
op één pan gesteld. Doch al blijkt aanslag en
groei het eerste jaar beneden verwachting,
zal men eerst later als het terrein behoorlijk
verkend en bemerkt is, zijn oordeel kunnen
uitspreken en gevon de millioanen oesters,
welke voorheen door de Zuiderzee zijn opge
leverd, gegronde hoop, dat met voldoend
kapitaal en energie groote uitkomsten zijn te
wachten.
In Amerika, waar alles op groote schaal
gaat, heeft de oestercultuur langs de kasten
der Zuiderzee en Noorder-Atlantisohe Oceaan
kolossale uitkomsten opgeleverd, hetwelk den
ondernemer» groote winsten afwerpt en waar
door zoowel de geringste werkman als de ge
goede burger, dit voedzaam en smakelijk pro
duct, tegen matige prijs kan genieten. Alleen
de Chesepeake baai een inham bezuiden New-
York als de Zuiderzee, vanwaar ze per boot en
spoor naar de kuststeden New-York, Bos
ton, Philadelpbia of naar de groote steden
van het binnenland Chicago, Cincinnati enz.
worden verzonden, wordt geschat op een
opbrengst van 1000 millioen oesters per jaar.
De oesterschelpen worden verzameld en ver
kocht om op de banken als broedverzame
laars te dienen. De vruchtbaarheid van den A-
merikaanschen oester is groot, daar niet zelden
30 40 broedjes op één achulp worden geteld.
Al beeft men in Nederland, Frankrijk en
Engeland nog niet die hoogte bereikt als in
Amerika, toch is de cultuur in Zeeland van
geen geringe beteekenis. De pacht is voor de
steeds ledige schatkist niet te versmaden en
indien men nagaat, dat dezen zomer op de
Ierseke bank twee en twintig millioen (zegge
twee honderd en twintig maal honderd dui
zend pannen zijn uitgelegd die moeten ge
kalkt, in zee gelegd, afgestoken, schoonge
maakt, de oesters in de putten gebracht of
ingepakt en verzonden, dan geeft dat een stuk
arbeid van belang en kan men aannemen, dat
de snelle uitbreiding, toenemende bevolking
en tegenwoordige welvaart van Ierseke, be
nevens de drukte op beurs, post- en telegraaf
kantoor hoofdzakelijk in den oesterhandel is
te zoeken.
De Zeeuwsche en Noord-Brabantsche oes
ters gaan grootendeels naar Engeland, België
en Duitschland, maar indien de oestercultuur
langs de westkust van Europa die vlucht nam
als in Amerika, waar is dan de markt P In
Amerika eet zoowel de sjouwerman op de
kaden van Boston al» de spoorwegkoning in
de Tift Avenue van New-York, zijn oester»
zoowel rauw als gekookt, gestoofd, gebakken
en met allerlei sausen en gerechten klaar ge
maakt; maar wie eet er bij ons oesters P
Nauwelijks één van de duizendZe zijn te
duur voor den minderen man,omdat zete duur
zijn zijn ze hem onbekend, en daardoor onbe
mind. Hij lust ze niet eens. Geen wonder, om
voor de eerste keer zoon' weekdier in te slik
ken, willen wij eerst wel eens van een ander
zien. Maar voor de liefhebbers is alles lek
ker, de paddenstoelen voor den Franschman,
vogelnestjes voor den Maleier en vliegen-
broodjes voor de Japannees. Als de cultuur
toeneemt, moet de prijs dalen; zoodoende de
klanten gemaakt, tot ze onder het bereik val
len van den minsten burger en hij ze al» een
gezond en smakelijk voedsel leert kennen en
waardeeren.
Wij schreven hier boveD „oesters of zee
gras P" en antwoorden beiden; maar elk op
zijn plaats. Zullen de ondernemers niet in
hun werk worden belemmerd, de belangen
niet in botsing komen, verschil van meening
omtrent de voorwaarden en daardoor pro
cessen ontstaan tusschen de pachters onder
ling of tusschen den pachter» en den staat,
zal een goede surveilance mogelijk zijn, dan
is het zaak ten minste, dat gedeelte zeegras
hetwelk in de oesterperceelen ligt en nog geen
derde der oesterpacht opbrengtniet meer te
verpachten. Yooreerst is dat gansch overbo
dig, immers zoolang de groote waarden nau
welijks en het zeegras in het afloopen der
waarden hetwelk met een soort maaima-
chine door schuit of stoomboot getrokken wel
was te oogsten in het geheel niet worden
geëxploiteerd, maar het den pachter meer te
doen is om de beste kwaliteit en het monopo
lie van den handel, dan om den grooten oogst
waarvoor hij toch geen afnemers vindt, be
staat daaraan geen behoefte, en ten andere,
waar de staat aan de eene zijde wetten maakt
ter bevoordeeling van 't algemeen belang, en
tot beveiliging van personen en eigendommen,
mag hij aan de andere zijde geen aanleiding
en gelegenheid geven tot belemmering der
vrije ontwikkeling en tot het plegen van
kwade praktijken. Wij nemen aan, dat alle
menschen eerlijk zijn zoolang het tegendeel
niet blijkt, maar de omstandigheden vo rmen
den mensch en de occasie maakt den dief.
Wanneer iemand van jongs af gewoon is
zijn bedrijf vrij uit te oefenen, en daarin plot
seling wordt verhinderd, is dit een leelijkc
teleurstelling. Het valt niet te ontkennen,
dat de staat door bij Wieringen driemaal het
zelfde terrein voor vogelurij, wiermaaierij
en oestercultuur te verpachten, en alzoo
drie ruggen uit een varken snijdt, diep in«
grijpt in de vrijheid der Wieringer visachers,
terwijl er nog zooveel staatseigendom onver-
pacht is, en de kamer onder den indruk der
schoone theoriën en schoone woorden van den
heer Schaepman, aan het lijdelijk verzet der
Yollendammer visschers consessie doet. Het
is daarom voor Wieringen wensohelijk, dat
of de oestercultuur flink marcheert en voor
werkman en pachter beiden productief wordt,
en *de staat dat eiland, zoo stiefmoederlijk
bedeeld, voor zijn belangrijke vloot voorziet
van een flinke aaven en telegraaf, opdat de
cultuur geheel mislukt en het verpachtte aan
de vrije visscherij wordt teruggeven, daar een