'T VLIEGEND BLAADJE. Jg|
KLEINE COURANT
VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL
No. 1308
Zaterdag 29 Augustus 1885.
Dertiende Jaargang.
Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag.
Kalender der Week.
Abonnement
per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent.
3 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bareani: SPOORSTRAAT ZUIDSTRAAT.
Aavortentlën
van 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
AUGUSTUS, (Oogstmaand,) 31 dagen.
Opkomst der Zon 5 u. 12 m.
Onderg. 6 n. 50 m.
Zondag 30
Maandag 31 Verjaardag van Prinses
Wilhelmina, geb. 1880.
SEPTEMBER, (Herfstmaand), 30 dagen.
Dinsdag 1
Woensdag 2 Laatste kwartier.
Donderdag 3
Vrijdag 4
Zaterdag 5
NIEUWSTIJDINGEN.
HELDER, 28 Aug. 1885.
Door den Eerstaanwezend In
genieur te Helder zal, op Vrijdag 4
September a. s. in bet hotel De Doelen
te Hoorn, worden aanbesteed
Het maken van een geweermakers
werkplaats, een keukeu, een badlo
kaal, een regenbak en een' privaat
gebouw te Hoorn, onder 't beheer der
Genie te den Helder. Raming f 8200.
In betrekking met de in ons
blad voorkomende annonce omtrent
den stoombootdienst der Gebr. Zur-
muhlen, vestigen we de aandacht
onzer lezers op deze goedkoope reis
gelegenheid. Retourbiljetten, 7 dagen
geldig, worden voor de le kajuit a
f 1.50 en voor de 2e a fl geduren
de September uitgegeven. En Am
sterdam bmdt heel wat aan, dat een
bezoek ruimschoots waardigis. Onder
anderen noemen we slechts Artis,
twee Panorama's, 't Aquarium, 't
Paleis voor Volksvlijt, 't Panopticum,
't Vondelspark en 't Rijks-Museum
met zijne onwaardeerbare kunstschat
ten. Daarbij is de stad, die steeds
wordt verfraaid en bij elk bezoek
wat nieuws te zien geeft, op zich
zelf een bezoek waard.
Naar men verneemt zullen de
schietproeven op bet fort de Hars-
sens" op den lsten en 2den Sep
tember a. s. worden voortgezet.
De instructiebrik Castor zal in
den aanstaanden winter worden toe
gevoegd aan de Marnix, om dienst
te doen als logementschip voor de
bootsmansleerlingen.
Op 7 Sept. a. 8. zal te Amsterdam
een boekverkooping plaats hebben, welke op
het gebied der zeevaart en aanverwante
vakken eenig mag genoemd worden. Er
komen ter veiling de Bibliotheek van wijlen
H. A. van der Speek--Ohreen, oud hoofd
ingenieur der Ned. Marine; Jacob Swart,
welks naam zoo talrijke jaren met al wat
zeevaartkunde heet vereenzelvigd was, en
het vermaarde magazijn van boeken, kaar
ten en instrumenten der aloude firma wed.
G. Hulst van Keulen. In een catalogus
van ruim 1300 nommers worden werken
genoemd over reizen, kolonisatie, geschie
denis der O.- en W.-I. Compagnie, pool
reizen en visscherij, zeevaart- en sterrekunde,
metereologie en zeereoht, scheepsbouw, tui
gage, krijgswetenschap ter zee en ter land,
de geschiedenis van het Nederl. zeewezen
en dat van andere volken, enz. enz.
Yoor liefhebbers, antiquaren en belang
stellenden in den roem onzer vaderen ter
zee, is hier veel te vinden. Voor nadere
aanduidingverwijzen wij naar voornoemden
catalogus, die in den boekhandel, Znidstraat
72, ter inzage verkrijgbaar is.
We vestigen de aandacht on
zer lezers op de advertentie, waarbij
bet echt Dantziger Jopenbier door
de firma H. van der Velden, te
Amsterdam, wordt verkrijgbaar ge
steld. Afgaande op een ons toege
zonden bericht, bljjkt dit bier ook
goed te zijn voor onderscheidene
kwalen.
Timmermans is wegens moord
op mr. Van Oppen en moedwilligen
manslag op diens zoon en dochter ver
oordeeld tot levenslange tucht
huisstraf. De veroordeelde bleet
onder de lezing van het vonnis en
bij de uitspraak zeer kalm en zal
cassatie aanteekenen.
Sedert Zaterdagmiddag is de
brievengaarder Miechiel Kuipers met
aangeteekende brieven uit zijne stand
plaats Oeffeit verdwenen. De waarde
dier brieven was f1320.
De heeren A. Buma en mr.
P. J. G. Van Diggelen hebben in
overleg met eenige leden der Staten-
Generaal en der Prov. Staten enz.
een voorloopige bespreking gehouden
om allengs te komen tot uitvoering
van het plan om de Zuiderzee in te
dijken en droog te leggen. Een
wetsontwerp daarover- van de heer
Buma is door hem ingetrokken.
Daaroui wenschen die heeren een
ZuiderzeerComité op te richten, dat
zal trachten het grootsche werk tot
een volkszaak te maken en aldus tot
de volvoering van het plan te ge
raken.
De telegraaf- en postdirecteur
S. te Joure was dezer dagen met
zijn vrouw 's avonds uitgeweest en
had zich reeds te bed begeven, toen
de laatste eenig geritsel in huis boor
de en zelfs pogingen meende te ver
nemen om de ramen op te schuiven.
S. springt uit bed, opent zachtjes de
deur, maar niet zacht genoeg want
hij ziet twee mannen zich ijlings
verwijderen. Het vermoeden bestaat
dat het op de kas van het kantoor
gemunt was.
Het Engelsche stoomschip Ban-
galore heeft in de Golf van Aden
schipbreuk geleden. Honderd men-
schen verloren daarbjj het leven.
Dr. Brouardel geeft in zijn
cholera-rapport bijzonderheden om
trent den hygiënischen toestand in
Marseille, die aan het ongeloofelijke
grenzen. Weder heerscht de chole
ra in de vier vuilste wijken der stad,
Hótel-Dieu, Beurs, Stadhuis en West
kade. »Alle vuil", schrijft Brouar
del, wordt daar op de straat ge
worpen. Zinkputten zijn er in die
huizen nietin eenige straten staat
in een hoek of in de gangeu der
buizen een ton, en altoos vloeit die
over. In de oude haven komen al
le riolen der stad bijeenhet water
is zwart en stinkend en op de op
pervlakte vol blazen van vuil. Yele
riolen zijn geheel onbedekt.
Aan den oostelijken oever toonde
de maire ons een huis, dat 700 in
woners bergt en slechts twee trap
pen heeft. De bewoners werpen bun
vuil van de 5e verdieping in 't bene-
denportaal. De mesthoopen worden
eerst weggeruimd, als zij eenige ku
bieke meters groot zijn. De kin
derschool, in een nauw, donker ver
trek, was geheel verpest door de
lucht van privaten."
Geen wonder, dat de Académie de
Médicine hierop den wensch uitte,
dat de wet van 1850 op de onge
zonde woningen gestreng in toe
passing mocht worden gebracht.
INGEZONDEN.
Mijnbeer de Redacteur!
Naar aanleiding van het schrijven van den
sedert vermaarden konstabel-majoor M. J. E.
Kriens, gevoel ik mij gedrongen, om de waar
heid te huldigen in dergelijke artikelen, ten
minste daar waar, zonder aanzien des per-
soons, de waarheid wordt geopenbaard en
aan het oordeel van het publiek wordt prijs
gegeven. Hetgeen nu door den heer Kriens
wordt gepubliceerd, is voor allen welke in
dienst zijn en welke in dienst geweest zijn bij
de Marine geen geheim, dus bijgevolg iets
„wat zij allen weten" zoo goed als de heer
Kriens het weten kanwij zouden dus moe
ten overgaan tot de veronderstelling, dat het
meer bepaald tot de burgerij gericht is. Om
nu te voorkomen zooveel als mogelijk is, dat
die burgerij zich geheel en al overgeeft
aan „valsche" voorstellingen, ga ik ertoe over
uiteen te zetten, en zekerlijk volgens den geest
van alle weldenkende onderofficieren (wier
streven het „niet" is zichzelven een naam te
maken), dat er op het schrijven van den heer
Kriens veel, zeer veel is aan te merken, ja er
zelfs opmerkingen zijn gedaan, dat hij in het
voorkomend artikel van datum 1 Augustus
1885 opgenomen in „de Echo". „Hoe het op
onze vloot met de krijgstocht is geschapen",
zijn naam wil doen noemen, ten koste van de
minderen, hetgeen alsdan een hoogst af keu-
renswaardige zaak is. Dat er heel veel aan
gelegen is om te vermelden dat de heer
Kriens eere-voorzitter is van de hier ter stede
bestaande en door hem in het leven geroe
pen „Onderofficiers-Vereeniging Van Speijk",
geloof ik wel te mogen betwijfelen, daar bij
weder actief optreden in genoemde vereeni-
ging mogelijk en welzeker meer dan één lid,
voor hun lidmaatschap zouden bedanken.
Dit echter is*meer een zaak van onderge
schikt belang; trachten wij zooveel mogelijk
de woorden van den heer Kriens nategaan in
hoeverre ze waarheid bevatten. Beginnen we
met zijn betoog omtrent het voor spektakel
liggen van een schip in zee of op reede. Aan
gezien de bemanning aan boord Zr. Ms. oor
logsbodems over het algemeen te goed ge
disciplineerd is, behoefi er geen vrees te be
staan voor dergelijke feiten tengevolge van
dienstweigering van één persoon. „Wat hij
zegt omtrent de nieuwe strafwet met hare
gevolgen en het overgroote aantal jongens
van de opleidingsschepen, is misschien vol
komen waar, doch daarvoor zijn genoeg en
„meerbevoegde" autoriteiten aanwezig om
zulks te beoordeelen. Laten wij verder zijne
meening nagaan omtrent de jeugdige hoeven.
Welk rechtgeaard ouder hoort niet met leed
wezen en billijke verontwaardiging die kin
deren, waaronder ook zijn kind is of geweest
is, aldus betitelen P
Den leeftijd in acht nemende, zijn ze werke
lijk nog te jong om nu al uit hun tronie een
oordeel te kunnen vellen, wat er in zit, en
kunnen hnn kwajongensstreken en wat nog
meer zij, veeleer nog aan jeugdige onbezon
nenheid worden toegeschreven. Weliswaar
zijn er exemplaren van bengels en verwaar
loosde kinderen onder, dat kan niet ontkend
worden, doch de ondervinding heeft menig
maal bewezen dat jongens, welke 't ondeu
gendst waren, later soms op rijperen en dus
meer verstandigen leeftijd gekomen, de beste
en degelijkste onderofficieren en matrozen zijn
geworden. Wat toch is er aan een jongen, die
altijd in zich zelf gekeerd in een hoek zit te
pruilen, de lip laat hangen bij de minste
aanraking en nooit meedoet met zijne mak
kers; hij is of een groote suffert of een huiche
laar, die naar de oogen van zijn superieuren
opziet als een slaaf naar zijn meester en op
lateren leeftijd als een schildpad kruipt en
zoodoende in een goed blaadje tracht te blij
ven. Een militair, hetzij hij is man of jongen,
met een conduïteboekje vol van opgelegde
straffen, wanneer het tenminste degelijke
straffen zijn voor feiten berustende op goeden
grond, wordt een „slecht sujet" genoemd;
doch een militair die in het geheel „geen straf"
heeft, zou daar niet een luchtje aan zijnP
Volgen wij eens in Camera Obscura van
„Hildebrand" de besohrijving, welke eigen
schappen een „echte Hollandsche jongen"
moet bezitten, dan komen we tot de conclusie
dat de zoogenaamde „jeugdige boeven" alleen
een volle dozis dezer eigenschappen in zich
hebben. Wat de heer Kriens verder zegt
over de afschaffing der premie van f 30,bij
indiensttreding van een jongen, daarin kan
hij volkomen gelijk hebben, doch zeer betreu
renswaardig en onedel is het om zoo te schim
pen op jongens, welke met den schoenenbak
op den Dam hebben gestaan, en daar laag op
neer te zien.
Alle menschen toch hebben het groote
voorrecht niet om uit een welgestelde fami
lie ontsproten te zijn, en wat zou het lot van
dezulken wezen, iudien zij door de meer ge
goeden altijd en overal als een schandvlek der
natie zouden worden gebrandmerkt en ge
minacht; of is het een schande als zoo een
schoenpoetser soms Jater een man in de
maatschappij is geworden en in plaats van
aan den schoenborstel zijne krachten be
steedt aan Vaderland en VolkP De heer
Kriens is éék als jongen in dienst gekomen;
wat was h ij toen P de zoon van een burge
meester of van een rentenier of iets derge
lijks?
De verzekering dat de jongens des Zon
dagsavonds met vrouwen aan hun arm en
dronken aan boord komen is ten eenemale
een grove leugen; ik heb tenminsten nog
nimmer dergelijke individuen ontmoet, al
thans niet aan boord van het opleidingsschip
„Admiraal van Wassenaarte Amsterdam.
Wel dat ze met krentebroodjes, koekkruimels
en tabak of sigaren aan boord komen.
Dat de liederlijkheid groot is en tusschen-
beide onrustwekkend aan boord van actieve
epen, moge in vele gevallen waarheid be
vatten, doch aan wie de schuld P Voorzeker
niet altijd aan de minderen, zeer dikwijls
licht het aan de onderofficieren self bijv.
„Een onderofficier zal iets commandeeren
en kunnen volstaan met de woorden„hier
matroos of jongen, doe dit of doe dat", het
welk een redelijk commando is; in plaats
daarvan echter hoort men dikwerf: „hier
moordenaar", of kom hier „gauwdief", als de
verdvoortgemaakt.
Al heeft zoo een matroos of jongen nu ook
al met tramkaartjes geloopen of met den
schoenenbak op den Dam gestaan, is het dan
altijd zoo zeker dat zij geheel en al gemis heb
ben van eergevoel en karakter?
Het zijn de roemvolle Jantjes uit den 16e
en 17e eeuw niet meer zegt de heer Kriens,
over de raatrozen sprekende; wie van ons
leefde er in die eeuwen om zulks naar waar
heid te kannen constateeren P Doch aangeno
men zelfs dat ze het niet meer zijn, is het dan
te verwonderen, daar volgens aloude over
leveringen het geheele orgaan van destijds
zoo schrikkelijk veel is verunderdP Kan het
dan wel anders of de roemvolle Jantjes zijn,
in de, alles met zich voerenden stroom van ver
anderingen meegesleept geworden. Dat er
sujetten bestaan, lijdt geen twijfel, doch waar
vindt men die niet in de wereld, immers over
al en in allen rang en stand in de maatschap
pij, en het zal wel ten alle tijde tot de vrome
wenschen blijven behooren om ze geheel en
al te kunnen wegcijferen.
Waarom moet een matroos, die toch al
genoeg moet verduren op sommige schepen
en van sommige onderofficieren, zonder dat
ze iets terug mogen of kunnen doen, waarom
moeten die matrozen nog meer geschandvlekt
worden? Wordt er al niet laag genoeg op een
„matroos" neergezien aan boord en ook aan
den wal P Ik heb zelf nog wel degelijke matro
zen leeren kennen, dat werkelijk nog „brave
horsten" waren, al was het omhnldsel dan
soms nog wel wat ruwook een „matroos"
heeft warm bloed in zijn aderen vloeien, het
welk in opstand kan komen tegen de wille
keurige en vernederende behandelingen van
sommige superieuren, en als het eenmaal
zoover is, dan treedt, méér nog dan bij
eenig ander sterreling dat ruwe omhnldsel
op den voorgrond en verstikt op zoo een
oogenhlik alle hetere gevoelens in hem en
doen zij dingen, waar ze, later tot kalmte ge
komen, dikwijls berouw over hebben, als ze
de vreeaelijke gevolgen van hunne daad kun
nen berekenen; doch dan komt naberouw
steeds te laat.
Wat het geval bij de jongste stranding van
de „Leeuwarden" te Atjeh betreft, ik meen
te moge aannemen, omdat ik znlks uit goede
bron vernomen heb, dat het ook ver bezijden
de waarheid is.
Wat de heer Kriens schrijft over de lijf
straffen, kan hij weder volkomen gelijk heb
ben met het betoog, dat op bepaalde, door de
wet aangeduide misdrijven, dezelve moesten
worden toegepast, na vooraf weder ingevoerd
te zijn geworden.
Een jongen moet, wanneer hij 2ulks ver
dient, gekastijd worden, een goed ouder zelfs
kastijdt zijn kinderen, en het is ook volkomen
waar dat, als een jongen soms den een of
anderen superieur zijn bloed tot gal heeft ge
maakt en hij in een oogenhlik van opgewon
denheid zoo een jongen een welverdienden klap
geeft, de superieur soms zwaar gestraft wordt,
ja de jongen het er expres op aanlegt, door lan
gen tijd te gaan staan huilen soms geheel
zonder tranen, in de hoop, dat een of ander
officier vraugt wat hem scheelt en den supe
rieur op het rapport brengt. Alsdan heeft de
jongen zijn doel bereikt, en ze hebben er onder
elkander pret over, zooals ik zelf wel gehoord
heb, dat ze er maanden na datum nog op
roemden toch eens lekker gemaakt te hebben,
dat deze of gene kwartiermeester, konstabels-
maat of dergelijken voor hen gedegradeerd
was geworden. Op die manier is het voor
eiken superieur een hoogst moeielijke taak zijn
prestige te blijven bewaren en te handhaven.
In tegenoverstelling en wel in lijnrechte
tegenoverstelling is de manier waarop de
jeugdige sohepelingen een jaar of tien gele
den werden behandeld of liever „mishan
deld". Ik bedoel de esoaderreizen van 1874
1876, aan boord Zr. Mb. stoomschip lekl.
„Leeuwarden", alwaar de tegenwoordige
konstabel majoor Kriens destijds als konsta-
belsmaat fungeerde. Baksmeester zijnde van
de zoogenoemde „Busschietersbak", had hij
een jongen onder zich, die wel is waar erg
onoppassend, doch ook nog onbedreven en
zeer onervaren was, bij een nog zeer jeugdigen
leeftijd. Grootendeels door zijn toedoen
ging er geen dag om of die jongen had een
zoogenoemde „reuteling" op de knuttelbank
gehad, (d. i. een gewone houten bank waarop
kooien gebonden en déarop stevig met een
touw vastgemaakt de jongen, welke de straf
moest ondergaan, welke straf veel overeen
komst had met een „geeseling",) hetwelk zoo
erg liep, dat hij geheel en al versufte van het
slaan en eenB op een morgen, toen als naar
gewoonte de knuttelbank weer opgetuigd
stond en de le officier op het halfdek ver
scheen om de strafoefeningen zelf bij te
wonen, beving hem (den jongen namelijk) de
vrees zéé, dat hij bij een 7 h 8 mijls vaart van
het schip in zee wilde springen, door een ge
schutspoort, en de matrozen nog maar even
de gelegenheid hadden, om hem bij zijn schoe
nen binnen boord te trekken, waarna hij toch
de opgelegde straf moest ondergaan.
Nog een voorbeeld: Wanneer de
jongens (er waren er plus minus 30 aan boord)
den eenen nacht van 124 uur mochten sla
pen om den overigen tijd de wacht aan dek te
doen, en dan het vooruitzicht hadden om den
volgenden nacht 2i uur langer nachtrust te
genieten, hetwelk toch ook niet te veel was,
werd hnn dit nog niet gegund en moesten
zij allen, nacht of geen naoht, des morgens
ten 4 n. 30 m. zichzelven aan dek naakt uit-
kleeden en bij groepjes van 5 a 6 in een groote
dekwaschbalie springen. Dan stond de brand
spuit opgetuigd en zonder een greintje mede-
doogen werden de jongens, door de zware,
sterke straal water, welke als een brieschende
leeuw op hen aanviel, onophoudelijk in oogen,
ooren neus en mond gespoten, dat ze bijna
geen adem konden halen, en het nitgilden van
pijn en benauwdheid; was het daar dan
nog maar bij gebleven, maar neen: hij die
dan het hardst had geschreeuwd, kreeg een
afdrogertje, hetwelk daarin bestond,
dat ze tegen een kanon gebonden, 6 of 12
met een eind touw, zoo los uit het handje op
hun achterste kregen, nog even vóór gort-
schaften, hetwelk zeker diende tot bevorde
ring der spijsverteering, doch het was en
bleef niettemin „onmenschelijk".
Er was nog een konstabelsmaat aan boord,
met name „Visser". Hij was een kalm, fatsoen
lijk en goedhartig mensch, welke toch bij dat
alles zijn rang tegenover de jongens niet uit
het oog verloor; de jongens hadden respect
voor hem, veel meer nog dan voor „Kriens",
en niet zooals bij dezen nit angstige vrees,
maar nit achting; wanneer deze iets tegeneen
jongen zeide, ze vlogen als 't ware voor hem,
en als de konstabelsmaat Kriens iets gelastte,
ja ze deden het, omdat ze het moesten
doen, doch het ging schoorvoetend en ze had
den het eigenlijk liever nietgedaan. Zijn naam