'T VLIEGEND BLAADJE. KLEINE COURANT VOOR HELDER. NIEUWEDIEP EN TEXEL DE TRIOMF DER No. 1326 Zaterdag 31 Oetober 1885. Dertiende Jaargang. Verschijnt Dinsdag- en Vrijdagmiddag. Abonnement per 3 maanden binnen de gemeente 50 Cent. 3 franco per post75 Afzonderlijke nummers2 Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder. Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT. Aavertentlön van 1 tot 5 regels25 Cent. Elke regel meer5 Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn. Kalender der Week. NOVEMBER, Opkomst i Ondarg. Zondag Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Slachtmaand), 30 dagen. ,er Zon 6 u. 58 m. 4 n. 28 m. Allerheiligen. Allerzielen. Nienwe Maan. H. Willebrordus. NIEUWSTIJDINGEN. HELDER, 30 Oct. 1885. De uitslag der verkiezing van een Lid voor den Gemeenteraad al hier, op Dinsdag 27 Oetober jl.is als volgt Uitgebrachte stemmen 165, van onwaarde 2, volstrekte meerderheid 82. Uitgebracht op de beeren L. W. F. Oudenhoven 130, W. Bakker Hz. 18, J. Verfaille 8. A. G. J. De Vries 3, J. C. J. Graat 2, D. Hoogenboscb 1 en J. Bethlehem 1 stem. Alzoo gekozen de heer: L. W. F. OUDENHOVEN. Helder's Mannenkoor liet zich, Woensdagavond, voor het eerst in dit winter-seizoen op een uitvoering hooren, onder leiding van den di recteur H. A. Egbers. De zaal van Tivoli was goed bezet. Als mede werkster trad op mej. J. G. Heijer, concertzangeres te 's Gravenhage. De aangename herinnering, bij vroe gere gelegenheid door deze ver dienstelijke zangeres achter gelaten, bereidde haar bij haar optreden een hartelijke ontvangst. In een 3-tal liederen, >Arie aus der Schöpfung," van Haydn, de Romance de Mig non," van Thomas, en »Ich moss hinaus, ich mus zu Dir," van Nico- lai, hoorden we, dat haar geluid in kracht had gewonnen, zonder aan liefelijkheid te verliezen. Met veel gevoel werden door den heer Egbers op de viool voorgedragen een noc turne van Chopin-Hermann en een romance van Vieuxtemps. Zijn fijn en goed genuanceerd vioolspel werd door de bezoekers zeer gewaardeerd. Ook de koren klonken goed, enkelen zelfs uitmuntend, en daaronder re kenen we in de eerste plaats het slotnummer: »Nog is 't heerlijke bloeiende tijd." Helder's Mannen koor heeft de reeks zijner welge slaagde uitvoeringen met een ver meerderd. Benoemd tot ontvanger der dir. belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen te Eisden (station), G. van de Ven, thans commies-verifica teur alhier. Toegekend is de zilveren me daille aan H. Kroon stuiver, W. J. Aggenbach, commandeurs 1ste kl. J. Van der Hulst, W. Rietveld, M. Proost, scheepstimmerlieden H. Van Leeuwen, huistimmerman J. Noot, commandeur en P. W. Mulder, take laar en de bronzen medaille aan P. De Bell, werktuigmaker J. Mo lenaar en J, Vader, werfsjouwers J. Wigman, takelaar en J. C. Schier, schippersknechtallen dienende bij 's Rijkswerf alhier. Te Texel verkeert men in groote ongerustheid over zekeren visscher B., die met zijn knecht de vorige week naar zee ging. Sedert dien tijd is van de opvarenden niets vernomen. De schuit, aan den vader van B. toebehoorende, is nog nieuw. Toen Maandagmiddag, omstreeks vijf are, drie jongelingen van on geveer zestienjarigen leeftijd zich op het zuidelijk hoofd te IJmuiden, ter hoogte van den getij-meter, bevon den, sloeg eensklaps een golf over de pier heen en sleepte een hnnner weg in de diepte. Zijn lijk is nog niet gevonden. Sinds eenige dagen is men te IJmuiden begonnen met den houw van drie vischsteigers aan de beide zijden van het gebouw van de amb tenaren der rechten. Dinsdagmorgen zoo schrijft men ging 6e jager d. B. te Steen- wijk, met zijn zoon van 16 jaar op de jacht. Nog pas te Eesveen op het jachtveld zijnde, schoot de on gelukkige vader, door een noodlottig schot, zijn zoon dood. De toestand der ouders laat zich niet beschrijven. Ook Kloppers, de man, die bij de poging tot ontvoering der kin deren van den heer Hoek een hoofd rol speelde, is, naar men van goed ingelichte zijde verneemt, uit de ge vangenis te Zutfen ontslagen. Een vreesdijk onheil. Dinsdagnacht tegen halfeen hoor den de bewoners van de Warmoesstr., tegenover de Oudebrugsteeg te Am sterdam hulpgeroep van eene dienst bode, die in nachtgewaad op de stoep van het hoekhuis nummer 62, waarin een manufactuurwinkel is als een waanzinnige riep, dat het huis in brand stond. Inderdaad, het vertrek naast de winkelkast, uitko mende in de Oudebrugsteeg stond in volle vlam. Personen, die het huis wilden binnensnellen, om hulp te verleenen, werden door anderen, die het hopelooze daarvan inzagen, teruggehouden toch drong een per soon door, maar nauw was hij in het huis verdwenen, of de winkel werd door de vlammen aangetast, de bo venvertrekken geraakten in brand, en toen de brandweer, dadelijk ge waarschuwd dat de brand hevig was, na weinige minuten met veel ma terieel en personeel verscheen, stond zij voor een vuurzee. De heer des huizes was bij het uitbreken van den brand niet in de woning. Op een kamer achter het vertrek, waar men in 't eerst de vlammen zag, sliepen de vrouw met drie kinderen. Niemand had ze zien vluchten. Bij de dienstbode die hulp had geroepen, kon men niet vernemen of ze redding hadden gevonden, want zij liet zich niet meer zien. De man, die in het huis was gedrongen, keerde niet terug. En terwijl de brandweer het vuur bluschte, dat reeds de omliggende perceelen bij den Langen Niezel deerlijk had geblakerd, werden de omstanders meer en meer versterkt in het vermoeden, dat een vreeselijk ongeluk was geschiedt. Nog tijdens het woeden der vlam men werd gepoogd in het huis bin nen te dringen. Moedige brand- wachts zochten overal waar ze konden komen,toen 't bovenhuis nog brandde en dikke rook de vertrekken vulde. Niets werd gevonden. De door smart verteerde man en vader liep onder hegeleiding overal heen, waar hij kon denken dat zijn gezin een onderko men had gevonden. Helaaszij die redding als on mogelijk beschouwden van den aan vang af, hadden gelijk. Toen het vuur door stoom- en handspuiten was gebluseht en de brand tot het nagenoeg geheel uit gebrande huis was beperkt, toen leverde een onderzoek het treurigste resultaat. Op een voorkamer Vond men het onherkenbaar lijk van een man, ze ker dat van den hulpvaardige, die zelfopofferend zijn leven waagde. Op de trap naar den zolder vond men de verkoolde lijken van de vrouw en twee kinderen, die in hunne po ging om naar boven te vluchten een verschrikkelijken dood vonden. Om trent het lot van het kleinste kind, een zuigeling, bestaat daardoor geen onzekerheid. Allen die in het huis waren, op het oogenblik dat brand ontstond, behalve de dienstbode, zijn hij de ramp omgekomen. Verschrikkelijke gebeurtenis! De Amsterdammer" verneemt om trent dit onzettend onheil nader, dat geen man is omgekomen die hulp tot redding van de ongelukkige vrouw en de drie kinderen zou hebben verleend. Zoodra de chef der firma D. C. van Nulck, sigarenfabrikant, over de Oude brugsteeg door de winkelruiten de vlam in het achtergedeelte van per ceel 62 zag, was hij naar het politie bureau aan de Oudebrug gegaan om te waarschuwen. Toen hij terugkwam, dus vóórdat het telegram den brandweerpost kon bereikt hebben, trachtte hg nog in het brandende huis door te dringen om te redden wat te redden viel doch toen was redding reeds onmo gelijk geworden. De dienstbode, die door de vrouw des huizes gewekt werd, was gevlucht naar eene woning in de huurt, zoo dat de moeder alleen de zorg voor de drie kinderen had. Tegen de helsche macht van vuur en rook was zij niet bestand. De verbrande lijken zijn Woens dagmorgen naar de Oosterbegraaf plaats overgebracht. Onder hen die zich dezer da gen bij de politie hebben aangemeld, om naar een der bedelaars gestich ten to worden opgezonden, bevindt zich een gewezen leeraar bij het M. U. L. O. Aan den drank geheel verslaafd, had de ongelukkige zich na herhaalde veroordeelingen wegens openbare dronkenschap bij rechter lijk vonnis naar een rijks-werkin richting verwezen gezien. Door den hevigen storm van Maandag is voor den mond van de haven van Enkhuizen een met rogge geladen tjalk gezonken. De opvarenden, nl. de schipper met vrouw en knecht, werden ge red. Voor en paar dagen is, naar de P. D. Ort. meldt, te Erica een negenjarige jongen overleden, die volgens gerucht moet gestorven zijn tengevolge van vergiftiging. Een getrouwde vrouw wordt verdacht het vergif toegediend te hebbtn. Volgens zeggen heeft haar zoontje, mede 9 jaar oud, de misdaad aan het licht ge bracht. Wraakzucht tegen de ou ders van den vergiftigden jongen wordt als oorzaak van de misdaad beschouwd. Dinsdag is bij vonnis der recht bank te Amsterdam A. J. Belderok wegens gewelddadig verzet tegen de politie tot 3 maanden celstraf ver oordeeld. Van de aanklacht dat het verzet zon hebben plaats gehad in- vereeniging van minstens drie perso nen, werd B vrijgesbroken. Het von nis overwoog overigens, dat de verkla ringen der politie-agenten niet wa ren ontzenuwd door de verklaringen der getuigen a décharge. Naar wij vernemen, is het ver zoek om gratie van Jeanne Lorette afgewezen. FEUILLETON. Roman van 48. B. M. KAP RI. „Delphiue snikt en schreit, ik echter snel de deur uit.... daar valt mij in, dat ik uw adreB niet weet.... ik ijl daarom naar dokter Dubois en breng hem naar mijne meesteres. Zij had haar bewustzijn nog, maar bare pijnen waren vreeseiijk. De dokter gaat naar haar bed en doet eenige vragen.... mijne arme meesteres krimpt van pijn en smart en roept onophoudelijk uw naam. Eindelijk verloor zij haar bewijstzijn weer. „Dokter Dubois zag rond.... op het nacht tafeltje ontdekte hij een glas. Hij onderzocht den inhoud, die nog overgebleven was, en zag toen mij aan. „Pierre," zegt hij, „gij zijt een verstandig measch, ik hoop dus, dat gij geeu opschud ding zult makea.... Zij heeft vergif ingeno men...." „O, dokter," roep ik, „kan zij nog gered worden F" „De dokter schudde het hoofd. „Moeielijk," zeide hij. „Plotseling klinkt de stem mijner meeste res mij weer in het oor. „Pierre, komt de markies F" stamelde zij. „O God!" roep ik, „ik weet niet waar hij woont." „Wacht maar, Pierre," zeide dokter Dubois, ,dat weet ik toevallig. Zend iemand naar den apotheker en neem gij een rijtuig eu breng dit kaartje naar den markies. Ik laat hem verzoeken zonder oponthoud te komen." „Mijn God, dat is ontzettendriep de markies nit, „als Dubois het mij niet schreef, bij God! dan zou ik weer aan eene komedie van deze volleerde huichelaarster denken." „O, mijnheer de markies," riep de oude be diende met tranen in het oog, „hoe kunt gij... hoe kunt gij zoo onverzoenlijk zijn F" Gij ziet het immers, ik ben reeds aange kleed.... Hoe het ook zijn mag, ik ga mede, Pierre.... maar.... loop zacht. Het rijtuig vloog door d9 straten, en de markies, wiens stemming van minuut tot minuut somberder werd, ijlde, aan het hotel van Cecilia gekomen, de trappen op. Reeds in de bibliotheek trad Dubois hem te gemoet. „WelnuP" vroeg de markies ademloos. „Reddeloos, Alferro." „Mijn God!" riep deze ontzet, „wie had dat kunnen denken!" „Ja, ziet ge, mijn vriend, ook hier hebben we weer te doen met een dier raadselachtige vrouwenzielen, die een man nooit begrijpen zal. De slag, dien zij ontving, was te ver schrikkelijk, het verschil tuBschen haar blijde verwachting en de werkelijkheid was te groot." „Dus ben ik haar moordenaar, ben...." „Neen.... daarvan kan geen sprake zijn. Gij bebt alleen nooit recht begrepen, dat die vrouw mot haar vurige ziel, die ijzeren wils kracht en dat koude uiterlijk op aarde, slechts e n wezen heeft liefgehad en dat waart gij, Alferro. En al hadt gij het begrepen, dan nog was zij geen vrouw voor u. Gij beiden zoudt een ongelukkig paar geworden zijn.... Slechts een ding weet ik.... als gij begrepen hadt hoe lief zij u had, dan zoudt gij verschooneuder voor haar zijn geweest." „Kom, Dubois En die nieuwe bruidegom danP" zeide de onverbiddelijke Italiaan spot tend lachende. De dokter zag hem een poos ernstig aan, toen zeide hij „Ik heb mij de geheele geschiedenis laten verhalen. Gij werpt haar ter neer, met een enkelen, slag al haar trots, haar liefde, hare plannen, alles was verloren. Daar reikt een edele man.... of wilt gij liever, een verliefde dwaas.... haar de hand, om haar op te beuren. Vindt gij, dat zij die hand had moeten afwij zen P Uit de diepte van haar smaad greep zij haar met geestdrift aan, want in dat oogen blik was haar besluit reeds genomen; zij wilde het ongeluk niet overleven, en u tevenstoo- nen, dat zij niet stierf uit wanhoop over de verloren millioenen, maar over de verloren liefde; de arme vrouw! Wat moet zij geleden hebben! Gij weet, hoe lief ik Marion heb en hoe ik dese Cecilia, haar gruwzame vijandin, baatte eu verachtte; maar.... nu is bet ge daan. Haar dood verzoent mij met haar. Ja, Alferro er waB toch nog een lichtpunt in haar karakterhaar liefde. Kom thans mede; zij verlangt smachtend naar u en de gedachte, dat zij misschien sterven zou, zonder u ge zien te hebben, brandt haar meer in het hart, dan het vergif in hare ingewanden. „En lijdt zij veel P" „Thans minder; trouwens, die vrouw met haar ijzeren wil sal ongetwijfeld wel alles doen, om haar lichamelijke smart te overwin nen zoolang gij bij haar zijt. Welk een verschil tnsschen deze twee zusters en toch.... kan men ook dit geen daad van waanzin noemen P Welk een verborgen draad loopt zoowel hier als gindsch door het gevoel." Alferro trad binnen. Hier lag Cecilia, de voor weinige uren nog zoo schitterend schoone Cecilia, met bleeke, verwrongen trekken, waarop het lijden zijn stempel had gedrukt. Toen zij echter Alferro zag, spreidde zich een schemering van gelukzaligheid over haar gelaat. Zij ontving hem met een kreet van vreugde. Diep bewogen knielde Alferro voor haar bed neer. „O, Malvine! Wat... Wat hebt gij gedaan!" „Recht zoo, mijn Carlo; vergeef mij, dat ik u nog zoo noem.... geef mij den naam, on der welke ik zoo gelukkig was.... onder wel ken gij mij hebt lief gehadDus zijt gij nog gekomen en wildet mij niet laten sterven, zonder mij vergeven te hebben P O, Carlo Hebt gij dan werkelijk gemeend, dat ik leven kon zonder nP Neen mijn geliefde.... een maal kende ik mijzelve nog zoo weinig, dat ik het voor mogelijk hield; maar thans, nu ik zag dat ik u verloren, door mijn schuld verloren had, toen ik u als den gelukkigen echtgenoot van eene andere zag, toen voelde ik aan het diepe leed, dat zich meester maakte van mijn hart, dat het mij onmogelijk zou zijn.... dat een leven zonder u en uwe liefde bitterder oest zijn dan de dood...." „Ik smeek n om vergeving, Malvine! Ik was wreed.... meedoogenloos.... Ik kende uw hart niet, Malvine ,Ik heb alle smart verdiend, mijn vriend.... ten volle verdiend," antwoordde de stervende zacht. „Nooit zal ik het mijzelve kunnen verge ven!" riep Alferro smartelijk uit. „Ik zal mij steeds als uw moordenaar moeten beschou wen, Malvine...." „Hoe knnt ge zoo spreken, Alferro P Ik kende immers zelf de kracht der liefde niet, hoe zoudt gij haar dan kennen P! Herinnert gij uw wel, toen gij mij voor eenige maanden op de proef steldet,.... toen gij mij zeidet dat gij uw vermogen verloren hadthoe slecht ik toen die proef doorstond P Ik ongelukkige, vroeg om een tijd van beraad.... ik dacht dus toen nog, dat ik zonder u zou kunnen leven, CarloEn van nacht.... wat waren mij toen nog alle schatten der aarde waard F Hoe slecht kent toch de mensch zijn eigen hart! Hadt gij mij toen vol wrevel verlaten, ik zou ongelukkig geweest zijn, als thans.... zou misschien ook gestorven zijn als thans...." Zij verstomde. Een nieuwe aanval van pijn benam haar de mogelijkheid om verder te spreken. Maar zij bedekte hare oogen met haar bevende hand, opdat hij hare verwron gen trekken niet zou zien. „O, God Duboiskunt gij haar niet hel pen P" zuchtte Alferro. (Slot volgt).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Vliegend blaadje : nieuws- en advertentiebode voor Den Helder | 1885 | | pagina 1