't Vliegend Blaadje.
KLEINE COURANT
VOOR HELDER, NIEUWEDIEP EN TEXEL.
No. 1354.
Zaterdag 6 Februari 1886.
Veertiende Jaargang.
NIEUWSTIJDINGEN.
Abori n em ent
per 3 maanden binnen de gemeente50 Cent.
>8 franco per post75
Afzonderlijke nummers2
VERSCHIJNT DINSDAG- EN VRIJDAGMIDDAG.
Uitgevers: BERKHOUT Co., te Helder.
Bureaux: SPOORSTRAAT en ZUIDSTRAAT.
AUver tentlën
yan 1 tot 5 regels25 Cent.
Elke regel meer5
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Advertentiën moeten uiterlijk des DINSDAGS- en VRIJDAGSMORGENS vóór 10 uur aan de Bureaux bezorgd zijn.
KALENDER DER WEEK.
FEBRUARI, (Sprokkelmaand) 28 dagen.
Opkomst der Zon 7 u. 29 m.
Onderg.
Zondag 7
Maandag 8
Dinsdag 9
Woensdag 10
Donderdag 11
Vrijdag 12
Zaterdag 13
5 u. 2 m.
Eerste Kwartier.
HELDER, 5 Februari 1886.
Naar men verneemt, zullen de tor
pedobooten XI en XYII eerstdaags van
de directie der marine te Willemsoord
worden overgevoerd naar de directie der
marine te Amsterdam, om aldaar in con
servatie te worden opgenomen.
Naar men verneemt is er bij de
marine een pensionneering en bevorde-
dering, ook in den rang van de vlagoffi
cieren, ophanden. (Hbld.)
Men schrijft uit 's-Gravenhage:
Nog nimmer had men in deze streken
zooveel overlast van wilddieven als in
1885.
Alleen in de niet breede duinstreek van
's-Gravenhage, Loosduinen en Monster
werden over de 400 bekeurigen gedaan,
waarvan 180 met wildstrikken.
Troepen van 6 tot 20 man liepen de
duinstreek plat, waartegen een paar veld
wachters weinig vermochten. Hier wa
ren het geen landbouwers, dia van te
veal wild schada hadden, en h&r of daar een
haas bemachtigden, maar georganiseerde
benden, met vooruitgeschoven postan om
tegen een naderenden velwachter te waar
schuwen, stedelingen van het minste al
looi die van stroopen leven, dit werk hat
geheele jaar volhouden en het jachtveld
geheel dreigen te ontvolken.
Het Geïll. Politienieuws bevat de
volgende
Waarschuwing
Op het gebied van bedrog, om geen
ander woord te bezigen, is door eenige
personen bier ter stede weder iets nieuws
bedacht, een speculatie op het gevoel
van dierenvrienden en liefhebbers van
kanarievogels. Slechts een advertentie
in het Nieuws van den Dag is genoeg
om een aardig voordeel te behalen. Zoo
geschiedde ook dezer dagen. In ge
noemd blad werd ten geschenke
aangeboden een Saksische kanarievogel,
door een naar Indië vertrekkende familie.
De kosten der advertentie moesten na
tuurlijk door den ontvanger van den ge
vederden zanger betaald worcien, echter
geheel ten voordeele van de linnenmeid,
die het vogeltje altijd had opgepast.
Iemand schreef op de advertentie, vroeg
de voorkeur, en jawel, reeds den volgen
den dag kwamen er aan zijne woning
twee mannen (honden- en vogelkoopers)
met een mooi geel vogeltje. Het kooitje
werd terug verzocht, tevens een quitantie
vertoond van de advertentiekosten ten
bedrage van f2.80, zoodat met inbegrip
van de nog geschonken fooi voor de lin
nenmeid, het kanarietje zoo wat betaald
was. Later bleek echter dat het vogeltje
een pop was, hoogstens 25 a 50 cent
waard.
Intusschen is gebleken dat een der man
nen een kistje bij zich droeg, waarin een
groot aantal vogels was (waarschijnlijk
alle van naar Indië vertrekkende familiën)
terwijl de tweede een aardig pakje brie
ven in de hand had, allen van liefhebbers,
die op zijne advertentie hadden gereflec
teerd en nog bezocht moesten worden.
Op dezelfde wijze handelen sommigen
met honden. Uitsluitend aan dieren
vrienden wordt dan voor f 17.50 of f 12.50
een rashond te koop aangeboden, met in
begrip van halsband en ketting, gewoon
lijk een fraai exemplaar, ziekte gehad,
mak bij kinderen, trouw, niet zelden van
op deze of gene tentoonstelling bekroonde
ouders. En wat leveren zij dan Of een
gewoon exemplaar zonder eenige handels
waarde, of een hond waarvan zy het
eigendomsrecht zeer moeilijk zouden kun
nen bewijzen.
Wij hebben gemeend wel te doen, door
de vermelding van deze nieuwe praktijken
't publiek te waarschuwen, en zoo mogelijk
voor teleurstellingen en onaangenaamhe
den te vrij waren.
Mevr. Bulkley en Kloppers hebben
appèl aangeteekend tegen het vonnis, door
de rechtbank te Arnhem over hen uitge
sproken.
Uit Yaassen wordt aan Z. C. van
1 Feb. gemeld: Als een treurig bewijs
van bet nog beerschende bijgeloof, dat
geen drenkeling mag worden geholpen,
alvorens de politie aanwezig is, maar te
vens van groote onverschilligheid, kan
gemeld worden, dat heden een land
bouwer, wonende onder Apeldoorn, die
alhier een vrouw of een meisje voorover
in een slootje vond liggen, zonder haar
te redden of althans uit het water te
halen, met zijn wagen verder reed. Wel
schijnt hij tot het werkvolk van een boer
in de buurt geaegd te hebben,» dat daar
ginds een mensch in de sloot lag." In
groote haast werd door dezen de veld
wachter uit het dorp ontboden. Toen
deze eindelijk verse heen, was de vader
van de verdronkene reeds bezig zijn doch
ter zij lijdt aan toevallen uit het
water te halen.
De eenig opgekomen buur was zeker
nog angstvallig om de handen uit de
mouw te stekenhg liet althans toe, dat
de vader, die zelf ongesteld was, zijne
dochter, zijne eenige en de eenige be
trekking, die hij nog op de wereld bezat,
per kruiwagen huiswaarts voerde!
De pater Gardiaan, van 't Kapucyner
klooster, op de Dreef onder Ginneken, is
ongelukkigerwijze in de rivier de Mark
verdronken. Het plantsoen, dat bij het
vallende water van het ijs veel te lijden
had, voor de schollen ijs willende vrij-
waren door die weg te steken, moet hg
gegleden zijn en te water geraakt. Op
zijn geroep kwam wel hulp opdagen, doch
door den snellen stroom medegesleept,
zonk hij, en mocht men er niet in slagen
hem te redden. Toen hij opgeviseht werd,
was hg reeds een lijk.
Zekere Lecouty, een knap werkman,
die veel geld verdiende en sedert 3 jaren
met een vrouwtje getrouwd was dat hij
aanbad, had de gewoonte om Maandags
uit visschen te gaan. Hij deed dit ouder
anderen ook te Alfortville, waar hij met
de aanminnige zestienjarige Blanche Le-
vanneur kennis maakte, op wie hg smoor
lijk verliefde.
De man vertelde het aanzijne
vrouw, die het heel slecht vond en er
voor zorgde, dat haar man des Maandags
in andere streken ging visschen. Jammer
genoeg ging hij echter op de overige
weekdagen, als men dacht dat hij aan
het werk was, naar Alfortville.
Op zekeren avond, bij het naar bed
gaan, zeide Lecouty losweg tot zgn vrouw
»leg morgen mijn rok, zwart vest, witte
das en gelakte laarzen uit, ik moet naar
een bruiloft."
Den volgenden morgen ging hg wer
kelijk in groot pontificaal uit, en na zgn
vertrek bedacht mevrouw Lecouty dat
haar echtgenoot wel eens in gezelschap
van Blanche kon zgn. Door jaloezie ge
kweld ging zij naar Alfortville en begaf
zich daar naar de mairie.
Heeft heden een huwelijk plaats ge
vonden vroeg zy.
Zeker: waeht eens even o ja, zekere
mijnheer Lecouty is getrouwd."
Hemel, dat is mijn man!,'
De arme vrouw viel in zwijm en een
ambtenaar holde wat hij hollen kon naar
het lokaal, waar hij wist dat de bruiloft
werd gevierd.
De gasten waren aan tafel en men was
juist aan de doperwtjes! mgnheer Le-
vanneur," riep de ambtenaar, uw schoon
zoon heeft zich aan dubbel huwelijk schul
dig gemaakt."
Er volgde een schrikkelijk tooneel
Levanneur pakte zgn schoonzoon bij de
keel en de gasten ranselden hem bont en
blauwmen wilde dat hij zich zou ver
drinken; maar hij vond het weder te
slecht en zeide ook te kunnen zwemmen
daarop bood men hem een keukenmes
aan om zich te doorsteken, maar hg
beweerde dat dit te veel pijn deed.
Toen mevrouw Lecouty in het lokaal
kwam, waar de gasten het gestoorde maal
hadden hervat, was de vogel gevlogen
men dronk juist koffie en onder het ge
bruik van een »demi-ta»se," vertelde de
arme haar treurig lot.
Lecouty bleef eenigen tijd zoeklater
kreeg zgn schoonbroeder hem te pakken
en bracht hem naar een politie-bureau,
maar liet hem uit medelijden weer
loopen.
Toen ging hg naar zgne vrouwer
vond een verzoening plaats en beiden
besloteu, daar Lecouty onteerd was en
door de politie gezocht werd, te sterven.
Het paar ging in een logement te Cha-
ville bij een kolenvuur zitten, maar de
verwachte uitwerking er van kwam niet,
waarop mevrouw Lecouty verklaarde dat
zij maar liever niet dood ging, maar dat zij,
als haar man er op stond om te sterven,
hem authoriseerde om dat in zijn eentje
te doen.
Daarop omhelsde zij haar man en vertrok;
Lecouty nam laudanum ia, braakte het
weder uit, dronk twee kan melk als te
gengift en had toen ook genoeg van het
doodgaan. Hij ging naar huis terug en
werd eenige dagen later gearresteerd toen
hij, met zgne vrouw eu zgu hondje, een
wandeling maakte.
Is er tot zoover iets romantisch in de
zaak, leelgker is nog dat Lecouty zich
ook aan diefstal van kostbare gouden
voorwerpen en edelgesteenten heeft schul
dig gemaakt om die aan Blanche en hare
familieleden ten geschenke te geven. Hij
had een opeenstapeling van leugens be
dacht om de hand van het meisje te
verwerven en verklaart gek te zijn ge
weest en gedwongen om zijn rol af te
spelen. »Ik was te ver gegaan," zegt
hij, om terug te trekken en ik was bang
voor den heer Levanneur, wien ik de waar
heid niet durfde vertellen. Uit vrees voor
zijn woede beging ik bigamie
Het is te voorzien dat Lecouty er niet
al te gemakkelijk af zal komen.
Al te goed vermomd waren onlangs
drie heeren te Parijs, die als havelooze
bedelaars gekleed, een gemaskerd bal
wilden bezoeken. Zij hadden verzuimd
vooraf een rijtuig te bestellen, en zij kon
den er geen krijgen. Geen koetsier wil
de de onooglijke bedelaars rijden. Zij
gingen nu te voet, maar nauwelijks wa
ren zij een straat ver, of zij werden door
een gerechtsdienaar opgepakt en naar het
politiebureau gebracht. Wat zij ook zei
den, men wilde niets anders dan bede
laars in ben zien. Hun aanbod, om te
bewijzen dat zij fatsoenlijke burgers wa
ren, werd geweigerd, met het barsch ant
woord: We zullen om uwentwil niet in
de kou gaan loopen, om het te onder
zoeken." En toen de arme balbezoekers
geld voor den dag haalden, om een be
teren ia druk te maken, werd dat, als ver
moedelijk gestolen, in beslag genomen.
Zoo brachten de dillettant-vagebonden
een geheelen nacht in het politiebureau
door. Den volgenden morgen werden zij
door tusschenkomst van bekenden bevrijd.
Zondag is te Parijs op de derde
verdieping eener woning brand uitgebro
ken. Terwijl men bezig was met de eer
ste hulp te verleenen, hoorde men op de
vierde verdieping hulpkreten. Daar aan
gekomen, vonden de brandweerlieden twee
lijken, het eene van een oude vrouw, de
schoonmoeder van den conciërge, het an
der van een jonge moeder. Beiden waren
door den rook gestikt.
INC^ESZONDBINr.
Mijnheer de Redacteur!
Naar aanleiding van een ingezonden stuk, betreffende het daarstellen van een pensioen
fonds voor werklieden van 's Rijkswerf, voorkomende in het no. van 16 Jan. jl., verzoek ik
u beleefd de volgende berekening, gebaseerd op de getalsterkte en den ouderdom van het
werklieden-personeel bij 's Rijks werf alhier in 1884, in uw veelgelezen blad te willen op
nemen. Bij voorbaat dankzeggende voor de verleende plaatsruimte.
TABEL.
Dat liet dragen van elkanders lasten tot de
onmogelijkheden behoort, op den grondslag
van kolom 5, zal wel geen betoog behoeven.
Wil men procentsgewijze, naar verhouding
van het daggeld, contribuëerendan zal men
om pl. m. f13000 jaarlijks bijeen te brengen,
3l/2 pCt. van zijn loon moeten storten, want
het gezamenlijk daggeld bedraagt volgens ko
lom 3 f 1183.60, eu dat over 313 werkdagen
per jaar, geeft f 371.656.20. Natuurlijk zal dit
voor een pensioen van f 200 2^3 pCt. en
voor f100 D/ö pCt. zijn.
Men zal in 't midden brengen, dat gedu
rende de eerste jai'en ouder de oude lieden,
velen van vóór 1854 in dienst zijn en dus op
een Rijkspensioen aanspraak hebben, daaren
tegen gelieve men eveneens niet uit het oog
te verliezen, dat het fonds op hechte grond
slagen behoort te berusten en niet moet wor
den daargesteld voor ouden van dagen van
dezen tijd, maar ook voor de toekomst. De
dienenden van vóór 1854- zullen weldra tot
het verledene gaan behooren en het getal 39
van boven de 65 jaren, zal in de praktijk wel
blijken veeleer te laag dan te hoog gesteld te
zijn, vooral als men in aanmerking neemt dat
in de Eerste Kamer der Staten-Generaal den
Minister van Marine gezegd is: «dat de wer
ven geen hospitalen worden voor invalide
werklieden." Ook kan men op 60-jarigen
leeftijd bedankt worden en zoo men dien
leeftijd tot maatstaf neemt, zou men volgens
kolom 2 81 menschen te onderhouden hebben
van 60 jaren en daarbovenin dat geval
moeten alle cijfers in deze tabel verdubbeld
worden, zoodat voor een jaarlijks pensioen van
f 300 7 pCt. van het daggeld zoude moeten
worden gestort, enz. Het dragen van elkan
ders lasten is ook in dit geval zeer moeielijk
tot stand te brengen.
Wil men zijn lasten niet op de schouders
van anderen schuiven, welnu de kolommen
11, 12 en 13 wijzen daartoe de contributie
aan, wel te verstaan op 65-jarigen leeftijd.
Voor 60 jaren zou dit eveneens moeten ver
dubbeld worden. Zoo zal b. v. iemand op
43-jarigen leeftijd voor f'300 pensioen,
met 65-jarigen ouderdom jaarlijks
f 24.65 moeten contribuëeren. Yoor
meer gevorderden op leeftijd wordt het ook
al spoedig onmogelijk zich te verzekeren.
De ondergeteekende hoopt dat het boven
staande de aandacht mag waardig gekeurd
worden van alle belangstellenden, en in het
bijzonder van daartoe bevoegde mannen der
wetenschap, alsmede onze volksvertegenwoor
digers, teneinde gesteund .te worden in het
gemeenschappelijk pogen naar eene meer ge
ruststellende toekomst.
J. H. KALKWARF,
Bewaarder bij de Marine.
de
Mijnheer de Redacteur!
Met de plaatsing dezer regelen, zult
ondergeteekende zeer verplichten.
Onder de rubriek der nieuwstijdingen «Vlie
gend blad", 30 Jan. 1.1., komen eenige mede-
deelingen voor, met betrekking tot de verga
dering, gehouden door de werklieden van
's Rijks Marinewerf in het lokaal «Tivoli",
welke wel eenige toelichting behoefden.
Uw verslaggever schijnt zich beleedigd te
gevoelen over het verzoek van den lieer Veg-
tel, aan de vertegenwoordigers der pers, om de
vergadering te verlaten.
Gaarne erken ik, dat dit in beleefder ter
men had kunnen geschieden, doch de verslag
gever weet evenzeer als ik, dat niet ieder de
gave bezit om zijne gedachten onder de juist-
passende bewoordingen te brengen. Het spreek
woord «Een ieder vogeltje zingt enz."
geldt ook hier.
Uw verslaggever geeft mij daarvoor zelve
het bewijs, ZEd. schijnt toch ook niet te
schroomvallig in de keus zijner woorden, als
hij schrijft: «dat zij verzocht werden te ma
ken dat wij weg kwamen", en dat de heer
Yegtel «wellicht in de kring der zijnen terug
gekeerd, zich er op beroemt, dat zijn macht
woord de pers had uitgedreven."
Men zou by het lezen daarvan, haast gaan
denken, dat er heel wat onordelijks had plaat»
gehad.
Uw verslaggever had zelve, dit voor hem
onaangenamen conflict kunnen voorkomen, als
genoemde heer dezelfde eisch, dien hij de
heer Vegtel gesteld heeft, gevolgd had, name
lijk die van beleefdheid. De advertentie van
den heer P. II. Bos hield in, eene uitnoodi-
ging aan de «werklieden op 's Rijks Marine
werf".
Uw verslaggever behoort niet tot dat per
soneel, was dus niet uitgenoodigd, had daar
om even aan den heer Bos kunnen vragen:
of de toegang als vertegenwoordiger der pers
voor hem open stond, en alle onaangenaam
heid waren wellicht voorkomen.